Filosofische honden, 1 clown en wat nazistruikjes
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
02 Oktober 2015 | Ecuador, Machala
De receptionist van het hotel in Huaraz beloofde me toen ik vertrok een lang traject zonder dorpen. Ik kon het nauwelijks geloven met al die overbevolking van de voorbije dagen; het klonk me als Depeche Mode in de oren. Maar ook zei hij dat ik als het donker werd moest zorgen dat ik van de weg af was, en hij zette een denkbeeldig pistool op zijn hoofd.
Ik reed 75 km noordwaarts en zag Peru zoals ik dat gewend was. Links en rechts bewoning, akkers en overal vee. Daarna nam ik een bocht en was alleen. Een stuk gebergte, een beek, groen om me heen. 'Snel, genieten!', dacht ik nog, want ik was gewend dat de momenten zonder mensen om me heen maar kort duurden. Maar nu was het anders. De omgeving werd steeds interessanter; de begroeiing verdween en ik kwam in een kloof terecht. Een kolkende rivier, kale bergwanden en een gravelweg langs die wanden. En er volgde een reeks van 35 onverlichte, nauwe tunneltjes die veel op grotten leken. Er kwam een beetje spanning in Peru. Er lag aan het eind van de middag één dorp op de route en ik moest een afweging maken: veilig binnen een nacht wakker liggen of gokken op een goede kampeerplek en verwijderd van hond en mens een gat in de volgende dag slapen. Ik nam de gok en reed door. Ik kwam uiteindelijk terecht in een verwaarloosde boomgaard en omdat ik vele honderden meters gedaald was was het warm, en in de tent zelfs wat benauwend en ik zweette licht. Het voelde fantastisch na de vele momenten van kou van de laatste maanden. Ik sliep inderdaad lang en daarna wachtte het gravel weer op me, maar als dat de prijs was die ik moest betalen om van die sneue akkers verlost te raken dan deed ik dat graag. Het was aangenaam fietsen hier in deze wereld vol kale bergen, puin, steen, gruis, zand en stof, met een incidentele cactus. Wel werd mijn achterband steeds slechter. Die was zo onderhand uitgegroeid tot de Lex Immers van mijn uitrusting: degelijk gepresteerd maar hoognodig aan vervanging toe. Ik daalde naar 500 meter en dat is onvoorstelbaar diep als je maanden tussen 2000 en 5000 meter hebt gezweefd. Ik voelde me lichamelijk ook plots weer erg goed en achteraf ben ik gaan begrijpen waarom. Je hoort vaak de standaardwaarschuwingen met betrekking tot hoogteziekte, over hoofdpijn en misselijkheid. Ik heb daar nauwelijks last van. Maar ooit las ik een reisverhaal van twee reizigers die enorme last kregen van broekhoest op grote hoogte. En dat herken ik nu heel goed, de uitstoot nam schrikbarende proporties aan. En het maagzuur blijft niet meer netjes in de maag, dat klotst om de haverklap tegen de slokdarmwand op, en dat bijt. En die slapeloosheid waar ik veel last van had is achteraf bezien puur een gevolg van het lage zuurstofgehalte in de lucht. Ik ging eens na wanneer de havervlokken zó veel problemen begonnen op te leveren dat ik genoodzaakt was ze van het menu te schrappen. Het was precies op mijn tocht van de Chileense kust naar de Boliviaanse hoogvlakte. En met die kennis was ik blij; in de toekomst kan ik weer havervlokken eten in laaggelegen, lege gebieden waar geen brood voorhanden is.
Maar nu moest ik weer omhoog. Dit was een lege omgeving maar ik werd er wel steeds aan herinnerd dat Peru een vol land is: zodra er 6 vierkante meters vlakke grond waren stond er een huisje en op iedere bebouwbaar reepje grond stond een gewas. Het was opletten geblazen hier want uit de bochten van de nauwe gravelwegen kon zo een bus opdoemen. Was er geen verkeer en geen wind dan was deze wereld doodstil, er waren zelfs geen vogels. Links een afgrond en rechts een bergwand en geen kampeermogelijkheden. Dat laatste is heel vaak zo in dit land maar ik heb een reddende engel bij me, want altijd is er op de valreep een hoekje waar ik me kan verschuilen als de zon ondergaat.
En passant had ik zowaar de 50000e km weggetrapt in dit gebied.
Via zware gravelpistes kwam ik weer op 2000 meter hoogte en was ik na drie dagen terug in Lapjesland. Ik lag weer wakker in mijn tent en mijn alternatieve, benedenwindse ademhaling kwam weer op gang. En het was hier dat het parcours dat ik overdag af moest leggen bijzondere vormen aannam. Op de kaart waren het afstanden van niets maar in werkelijkheid werd ik gedwongen tot forse krachttoeren, zoals bergje verwisselen: je ziet plots dat je geacht wordt 500 hoogtemeters af te dalen naar de rivier en daarna op de tegenoverliggende berg weer omhoog te klimmen, en dat blijkt dan achteraf een klim van 1100 meter te zijn. Hemelsbreed ben je twee km verder, maar het grootste deel van je dag is om.
Die dag kocht ik brood in een dorpje dat niet op mijn kaart stond. Volgens de winkelier en een klant zat ik helemaal verkeerd, ik kon het beste door de akkers rijden en dan moest ik het daar nog maar eens vragen. Het leek mij verstandiger gewoon de weg en mijn GPS-signaal te blijven volgen. Oh, en wist ik niet dat deze regio gevaarlijk was? En daar was dat nare gebaar weer, die wijsvinger die langs de hals gaat. Enerzijds moet je dat nuchter ondergaan want overal ontmoet ik dezelfde vriendelijkheid, maar het had toch als gevolg dat ik 's avonds zo onzichtbaar mogelijk kampeerde en het gebruik van licht tot een minimum beperkte.
De aard van de dorpen veranderde. Het leek afgelopen met de nederzettingen bestaande uit zelfgebakken huisjes, waar mensen met hun vee bij hun huis rondhangen en honden je achterna rennen. Hier waren echte dorpen, met echte huizen en dorpspleinen. Honden trokken zich minder van me aan. Soms werd ik zelfs straal genegeerd, dan bleef de hond welhaast filosofisch in een compleet andere richting staren.
Ik reed nooit meer rechtuit. Altijd zigzagde de weg, en ook op grotere schaal zigzagde ik: ik moest naar Noord-Peru maar zigzagde van oost naar west en terug. Ik maakte nauwelijks meer vorderingen. Ik wilde feitelijk zo snel mogelijk Peru uit maar op iedere twee dagen bleek er een dag bij te moeten. En bij die nieuwe dag kwam ook weer een halve dag, enzovoort. Wiskundig onderlegde lezers zullen begrijpen dat ik op die manier de grens met Ecuador nooit ging overschrijden. Ik stelde me voor hoe de weg steeds steiler zou worden en dan vlak voor de grens met Ecuador loodrecht omhoog zou gaan. Peru als gevangenis en Ecuador als onbereikbaar paradijs.
Ik kwam niet meer boven de 4000 meter en dat betekende dat ik niet meer uit de bewoning kwam. Geen koude hoogvlaktes meer waar ik even alleen was. Steeds rolde ik na een klim in een bewoond gebied een nieuwe vallei in met weer honderden zorgvuldig verdeelde lapjes grond. Het werd allemaal zo deprimerend. Nooit ontsnapte ik even aan deze benauwende, overgecultiveerde wereld. Maar goed, ik kan dan wel schelden op Peru omdat ze het hele land volgeplempt hebben met akkers en erfjes, maar dit land is niet ingericht voor Richard van Dijke. Het sterft hier van de Peruanen en die moeten eten. En ik kan wel vinden dat dit land tot de saaiste landen ter wereld behoort, maar dat is in wezen niet fair. Ik ben namelijk geëvolueerd als fietser. Ik heb andere uitdagingen nodig dan voorheen. Drie jaar geleden vond ik fietsen door Frankrijk nog spannend. Nu ben ik me gaan realiseren dat ik niet meer in Europa ten zuiden van Scandinavië zou kunnen fietsen, ik zou niet meer onder dezelfde voorwaarden willen fietsen. Ook Europa zit tjokvol landbouwgrond en wildkamperen is doorgaans verboden. Ik zou niet meer de hele dag langs akkers kunnen rijden, om me vervolgens de blubber te moeten zoeken naar een plek om mijn tent te verstoppen en bij het eerste licht weer te moeten vertrekken om een boze boer of bekeurende boswachter te ontlopen. Nee, ik had me vooraf beter moeten informeren over Peru. Dan had ik geweten dat het niets voor mij was. Maar anderzijds: hád ik me goed kunnen laten informeren? Foto's van Peruaanse landschappen zijn zonder uitzondering mooi want de saaie halen het internet niet en ik ben door geen énkele reiziger gewaarschuwd dat dit land even avontuurlijk is als Ikea op zaterdagmiddag.
Ik werd misselijk. En de misselijkheid werd buikpijn. Darmkrampen. Vermoeidheid. Ik zocht vervroegd een kampeerplaats maar Peru was vol. En dat was maar goed ook want daardoor nam ik de juiste beslissing: vijf km terugrijden naar het plaatsje Cachicadán en een hostel zoeken om me over te kunnen geven aan het naderende onheil. Ik was er veel erger aan toe dan ik dacht want toen ik eenmaal een kamer had stortte ik direct in.
Drieënhalve dag had ik nodig om te herstellen. Dit herstel werd vertraagd doordat ik op grote hoogte zat. Ik lag wakker terwijl ik moest slapen. Ingewanden maakten overuren terwijl ze tot rust moesten komen. Aansterken in deze regio was een opgave want veel meer dan kippensoep en cavia was er niet te eten. Maar het was niet alleen kommer en kwel want ik had een mooie deken op mijn bed. Hij was roze en er stonden twee hondjes op afgebeeld. Eronder stond de tekst 'Romantic lovers dog'.
Op de derde volledige dag in Cachicadán keek ik hoe mijn fiets er voor stond. Ik was in een fase beland met één lekke band per dag, maar nu, na drie dagen stilstand, had ik slechts twee lekke banden. In één band zaten dan wel drie gaten maar twee ervan kon ik plakken met één plakker, dus werd het toch een mooie dag.
Ik ging gesterkt weer op pad. Ik was weer fris. Dat duurde twee uur, daarna was ik weer gedeprimeerd. Wat was dit land om te janken, zeg. Er waren wat stukjes bos maar die werden gekapt, ongetwijfeld om akkers aan te kunnen leggen. Eerder had een fietser mij verteld dat Noord-Peru bijzonder mooi is en ik vroeg me af welke akker hem in het bijzonder geraakt had. Ik fietste nog steeds over gravel, zigzaggend tegen heuvels op, dat wil zeggen fietsend op het rechte eind en lopend en duwend in de steile bochten. Steeds reed ik banden lek. En het begon te regenen. En te hagelen. Ik ben benieuwd hoe hier het nátte seizoen eruit ziet, al wil ik het nooit meemaken. Maar doornat regenen heeft zowaar voordelen: op een zeker moment moest ik een rivier doorwaden en de vraag 'Hoe blijf ik droog?' kon ik skippen.
De eerste de beste nacht na mijn herstel lag ik weer wakker. Op naar de volgende uitputting. Fietsen in Peru werd een kwelling van 24 uur per dag. Ik was al mijn positiviteit kwijt en verlangde er naar dat het weer terug kwam. In mijn gedachten was ik de hele dag aan het vloeken. De omgeving werkte niet bepaald mee: veelvuldig kreeg ik 'Gringa' naar mijn hoofd gesmeten, de vrouwelijke variant van 'Gringo', want lang haar dus meisje. Hahaha! Vaak wisten ze niet beter, mijn baard zat achter een buff. Met vlechten reed ik hier al lang niet meer, dat zou net zoiets zijn als dat je in Nederland rondloopt met een enorme kunstvagina op de rits van je broek geplakt. Ik val al voldoende op hier. Dat hoef ik niet verder te stimuleren.
Na 112 km gruis had ik weer asfalt onder de wielen. Ik kwam weer vooruit en bereikte aan het eind van de middag Cajabamba. Dat kwam mooi uit want nu kon ik een kamer met wi-fi nemen voor twee belangrijke zaken: het uitwerken van een snood plan en het volgen van de wedstrijd Roda JC - Feyenoord. De KNVB had deze wedstrijd om 5.30 in de ochtend gepland, maar aan slapen deed ik toch niet meer. Slapen is zó 2014. Het snode plan was poging 217 om te ontsnappen aan mijn lot en vanuit de stad Cajamarca te vluchten naar de criminele kust en verdomd, ik was inmiddels voorbij het epicentrum van geweld en met wat voorzorgsmaatregelen kon ik straks toch echt die vervloekte Andes verlaten.
Het traject Cajabamba - Cajamarca was voorlopig het laatste stuk van de kwelling. Ik kon geen mens meer zien en met luide muziek op mijn oren negeerde ik de buitenwereld. En toen was daar Cajamarca. Cajamarca is speciaal want het heeft joekels van supermarkten en winkelcentra. Voor het eerst in drie maanden liep ik de supermarkt in om een zak te vullen met knetterverse broodjes, en ook kocht ik hotdogs, mayonaise en mosterd en dat leidde tot een on-tieg-lijk genot toen ik eenmaal op mijn hotelkamer zat. Daarna schrapte ik tijdelijk al het normale voedsel: mijn lunch bestond de volgende dag uit gebak en mijn avondeten uit ijs. Ik kon het hebben, ik was vel over spier.
Ik had 6 dagen willen doen over het traject Huaraz - Cajamarca, het waren er 13 geworden. Hemelsbreed was het 300 km, dat is een vooruitgang van 23 km per dag. Het werd tijd om de vaart erin te gooien. Weg uit Lapjesland. Naar de kust! Misschien zou ik beroofd worden. Misschien zouden ze me alles afnemen. Maar dat leek me minder onaangenaam dan tot in lengte van dagen te moeten blijven worstelen in de Andes, met een slecht aan de hoogte aangepast lichaam waarmee je van half herstel naar uitputting beweegt en weer terug. De Andes werkt op die manier dubbel vertragend. Ik nam afscheid van overbodig geworden of half kapotte kleding. De warme laarzen bijvoorbeeld die ik nooit gedragen had. Het werd tijd om het tropische weer te gaan consumeren.
Nog één heuvel moest ik over en toen begon het rollen naar de kust. Dat ging niet zo snel als het klinkt want ik had tegenwind en er waren veel tussentijdse stijgingen. De weg voerde langs de rivier Jequetepeque (spreek uit 'Gekketepekke'), vernoemd naar de Vlaamse clown Gustaaf te Pekke die begin vorige eeuw met zijn circus in deze regio neerstreek voor enkele voorstellingen en die als gevolg van zijn doldwaze capriolen door zijn collega's 'gekke te Pekke' werd genoemd. De uitspraak 'gekke te Pekke' bleek voor locals lekker te bekken en dus namen zij deze over en vernoemden later in een nostalgische bui de rivier alhier naar deze spraakmakende entertainer. De naam van deze rivier zou uiteindelijk het hoogtepunt blijken van de afdaling; die was verder ronduit saai in een volledig bewoonde wereld waarin nota bene volop akkers waren aangelegd in de rivierbedding. Peru is vol.
Ik sliep op 700 meter weer een gat in de dag en bereidde me voor op de kust. Ik had mijn baard al laten staan, trok een extra gat in mijn versleten shirt en verstopte alle waardevolle spullen. Zwerver zonder blingbling. Ik at voor de laatste keer in een Peruaans restaurant voordat ik de woestijnen aan de kust zou betreden en maakte hier kennis met de mooiste hond van Peru: een kaal, zwart beestje met oranjegeel schaamhaar op zijn kop en een tongetje dat uit zijn gesloten bek hing.
Ik was de Andes uit en in een polderlandschap beland. Ik legde de laatste kilometers af naar de kustweg en ontdekte dat mijn fietscomputer niet meer in zijn houder zat. Ik reed vijf km terug en weer heen, maar vond hem niet meer terug.
De kustroute, die hier nergens direct langs de zee lag, voerde eerst door enkele naargeestige stadjes waar groepjes mannen joelden en floten alsof ik door een gevangenis reed: 'Guapo!' (Lekker ding!). Daarna volgde sneller dan verwacht de woestijn. Het was een verademing om hier te rijden maar ik wist dat het niet lang zou duren. De echte 'Desierto de Sechura', een woestijn van 200 km lang, zou volgen na de plaatsen Chiclayo en Lambayeque. In Chiclayo bevoorraadde ik me en ik overbrugde de 12 km naar Lambayeque. En toen volgde de teleurstelling: ik moest nog 40 km langs akkers en huizen rijden voordat ik echt in de woestijn zat. Zo bleef er niet veel van over. De huizen verdwenen nooit echt uit beeld en er lag ontstellend veel huisvuil langs de kanten. Uiteindelijk reed ik 100 km door een woestijn en toen was het uit met de pret. De politie hield me tegen. Dit was te gevaarlijk wat ik deed, er reden hier gewapende bendes rond. Ze escorteerden me 50 km lang tot aan de stad Piura, daar was het volgens hen weer veilig. Voor de woestijnbeleving maakte het niet uit; ook de laatste 40 km waren een aaneenschakeling van dorpjes. Deze woestijn was een domper. Net buiten Piura was een rivier met stukken wilde natuur eromheen. Ik vond er een prima plek om te kamperen al moest ik me langs vele struiken wurmen. Het waren struiken met forse naalden van soms wel 4 cm lang, struiken die in WOII als martelwerktuig door de nazi's gebruikt werden tijdens ondervragingen van krijgsgevangenen, vandaar de bijnaam 'nazistruikjes'.
Ik bereidde me voor op enkele laatste saaie dagen in Peru langs lange ketens van dorpjes maar kwam van een warme kermis thuis. Heel vaak reed ik namelijk door pampa's, savannes, duinlandschappen en opnieuw stukken woestijn. Ik kampeerde op de mooiste stekken die je je maar voor kunt stellen. Op de trajecten waar landbouw bedreven werd gebeurde dit grootschalig, het claustrofobische Andes-gevoel was helemaal weg hier. Nog eenmaal kreeg ik een politie-escorte en toen was ik toe aan het laatste stukje kustroute in Peru. Dit stukje voerde wél langs het water, deels althans, want de badplaatsjes en vissersdorpjes bleven afgewisseld worden door boeiende stukken natuur door het binnenland. Het fietsen was ineens heel aangenaam, ik vond alles mooi. Wat was het doodzonde dat ik niet direct langs de kust ben gaan rijden na Bolivia en zoveel tijd verprutst heb in de bergen. Voor de gevaarlijkste stukken had ik wel een oplossing gevonden.
Ik wisselde in Tumbes mijn soles om voor Amerikaanse dollars, het betaalmiddel van Ecuador. Nog een laatste hete nacht lag ik in de bush. Over een lege weg reed ik de grens over en liep het immigratiekantoor binnen waar het Peruaanse en Ecuadoraanse loket gebroederlijk naast elkaar lagen. Nul wachtenden voor me, exitstempel, formuliertje invullen, entreestempel, welkom, u mag 90 dagen blijven. Over een prachtige weg met een ruime, schone vluchtstrook, dus zonder een schijnbaar eindeloos spoor van glas, vloog ik een nieuwe wereld binnen die steeds groener werd. Palmplantages. En de stad Machala, met een opvallend bonte variatie aan mensen: Indiaans bruin, Europees wit, Afrikaans zwart. En het is een feit. Het is echt waar. Het valt niet te ontkennen. Het is een gegeven. Het staat als een paal boven water. Het is een waarheid als een koe. En een mirakel. Ik ben Peru uit.
-
02 Oktober 2015 - 15:55
Marco:
"dat zou net zoiets zijn als dat je in Nederland rondloopt met een enorme kunstvagina op de rits van je broek geplakt" :)
En zo doe ik weer een idee op om op een beetje originele manier op mijn volgende sollicitatiegesprek te verschijnen. -
03 Oktober 2015 - 14:10
Monica:
Zo klinkt Peru niet echt als een aanrader ... -
13 Oktober 2015 - 19:30
Lies Firing:
Wat een prachtig verhaal,ik zie het voor me hoe jij het gevecht aan gaat met bijna alles wat je tegen komt.
Durf haast niet te vragen waar je de energie vandaan haalt om zo door te kunnen gaan,jij kan het en dat is onvoorstelbaar.
Ben je alweer wat aangekomen,had gelezen dat je zoveel was afgevallen,lijkt me ook niet goed als je zoveel ,zolang en zo intens bezig bent met fietsen.
Die taartjes en ijs zullen wel hebben gezorgd voor een paar kilo.s er bij :)
Zorg goed voor jezelf Richard,dat zeg ik wel vaker,sorry.
Wel belangrijk,en zet hem op met je volgende avontuur na een heerlijke rustpauze aan het strand. -
16 Oktober 2015 - 03:37
Richard Van Dijke:
Energie en motivatie zijn complexe zaken waar ik nog steeds dagelijks mee bezig ben, Lies. Ik zou er inmiddels vele bladzijden over vol kunnen schrijven, laat ik dat maar niet hier doen. Ik kan wel zeggen dat de voldoening achteraf erg belangrijk is. Zo denk ik nu bijvoorbeeld met veel tevredenheid terug aan mijn Australische avontuur.
Ik ben inmiddels weer wat aangesterkt, maar daar gaan heel wat dagen en calorieën overheen. Ik neem nog een chocoladecakeje.... -
15 November 2015 - 21:38
Rob:
Ik vond de uitzichten mooi, maar hoefde niet te fietsen en ook niet wild te kamperen. Heb leuke mensen ontmoet, maar was natuurlijk wel een echte toerist en kwam op plaatsen waar er op me gerekend werd. Heel interessant om te zien hoe anders jij Peru ervaart :)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley