Nordkappje en het x-aantal rendieren
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
13 Augustus 2017 | Noorwegen, Skarsvåg
Er was een bus gearriveerd op de camping in Hirtshals met 50 Duitse pubers. Ze ontdekten de recreatiezaal waarin ik zat en overmeesterden het. Toen er ook slaapzakken tevoorschijn kwamen gaf ik me gewonnen en keerde terug naar mijn tent. In de ochtend was de situatie in de zaal ongewijzigd en ontbeet ik in de doucheruimte bij een wasbak, terwijl ik internette en stroom laadde. Mogelijk werd ik als zonderling type beschouwd, maar misschien ben ik dat onderhand ook. Het had geregend, mijn was was niet droog en in natte kleding vertrok ik, dat was beter dan natte was in de fietstassen stoppen. Ik moest een dagje stukslaan in de bossen en langs de stranden in de omgeving want mijn boot naar Kristiansand in Noorwegen zou om 23.30 uur vertrekken. Ik kwam de dag prima door, maar kon dit niet zeggen van de avond. Er stond een forse wind en dit zou een flinke vertraging tot gevolg hebben omdat de boot op heen- en terugreis een andere route moest nemen. Ik denk dat we uiteindelijk om 2.30 uur vertrokken. Er gold een rookverbod maar toch hing er een verschaalde rooklucht in de hoek waar ik zat en ik ging eens kijken of er elders een zitplek in wat schonere lucht was. Lopen was een stevige uitdaging op dit deinende schip en waar ik ook keek zaten mensen, op trappen, op de grond, en verscheidene van hen hadden een braakzakje voor hun gezicht. Met een fraai staaltje acrobatiek keerde ik onverrichterzake terug naar mijn zitplaats en hoopte er het beste van. Het was ijdele hoop, ik zou ruim een week last houden van mijn longen.
Tegen zessen fietste ik de plank af en ik zou wel zien hoe ver ik vandaag kwam. Dat was niet ver. Na een ontbijt in een bushokje leek het me raadzaam eerst wat bij te slapen voor ik met die zware bepakking verder fietste. Ik had namelijk fors gehamsterd voor ik Noorwegen, berucht om zijn hoge prijzen, inreed; ik had voor minstens een week voedsel en limonade bij me (achteraf bleek dat de Deense Lidl, die twee keer zo duur is als de Nederlandse, niet of nauwelijks goedkoper is dan de Noorse Kiwi). Links en rechts van me was een bergwand, er was een rivier, en tussen weg en rivier was wat groen waar de tent kon staan; met moeite want de grond was nogal oneffen. Ik was in ieder geval blij dat ik dan eindelijk legaal kon wildkamperen. En ook was ik blij dat ik een aantal uur later kon fietsen zonder nog last te hebben van die verschrikkelijke wind in de kop van Denemarken. Ik ging route 9 volgen door het Setesdal, maar ontdekte snel de fietsvariant, de 3, die zonder veel extra kilometers rond de 9 slingerde en vaak een mooi uitzicht bood op bos en meren. Na anderhalve dag fietsen viel het me op dat er best veel huizen in de natuur staan. Je mag als toerist vrij kamperen in de natuur, maar blijkbaar mag je als Noor ook overal wonen in de natuur. En dat doen ze nogal gretig. Volkomen begrijpelijk, ik zou ook liever in het bos wonen dan in een flat in Oslo, maar het gevolg is wel dat de natuur nogal gerept is in Noorwegen. Wel vond ik wat ongerepte natuur tussen mijn tenen, daar zat zowaar een teek. Hoe die daar was beland was me een raadsel. Dit was al teek 3 dit jaar, maar al gingen ze door tot teek 99, ik zou iedere (bloed)opname vergallen. Met een pincet. Ik had een lek in mijn slaapmat en poogde in een rivier het lek te vinden, maar blijkbaar was het lek zo klein dat het meer dan 15 minuten kostte om een luchtbel te fabriceren. Ik moest het er mee doen, maar was vorig jaar in Thailand al gehard toen ik zonder mat op betonnen vloeren sliep. De bergwanden met dennen en de meren van het Setesdal kwamen langzaam ten einde en via een reeks haarspeldbochten daalde ik af naar Haugeli waar ik me oriënteerde op het vervolg van mijn route. Ik voelde al aan dat ik na zo'n lange afdaling weer mocht gaan klimmen en dat was correct. Aan het eind van de dag bevond ik mij in de situatie dat ik op het moment dat ik wilde stoppen juist gedwongen was alsmaar te blijven klimmen door bewoond gebied. Je mag hier dan wel overal kamperen, maar niet binnen een straal van 150 meter van een huis. Maar ik kreeg het idee dat in de meeste gebieden in Noorwegen niet meer dan 60 meter ruimte tussen twee huizen ligt. Ik kreeg last van het dodemusgevoel. Het was al de tweede avond op rij dat mijn tent uiteindelijk weggemoffeld stond in een dubieus hoekje, en de droom van kamperen op de meest schitterende locaties vervaagde in snel tempo. Dit moest niet te lang doorgaan.
Ik pauzeerde in het plaatsje Ruykan. Terwijl ik calorieën tankte op een bankje zag ik een Bulgaarse Freddie Mercury met zijn vriend door de straat lopen. Zijn verschijning stak schril af tegen dat van de Tunesiërs, Oegandezen, Zimbabwanen, Kameroeners, Nigerianen en Egyptenaren. Noorwegen doet niet flauw als het gaat om de verwelkoming van migranten. Ik nam een korte route naar een weg die me verder noordwaarts zou leiden en een verkorte route betekende hard werken, hitte, zweten en vliegen, maar ik reed tot boven de boomgrens naar een mooie hoogvlakte met struikjes, mos en gras en hier wilde ik de nacht doorbrengen voor ik weer af zou dalen naar Bungalowpark Noorwegen. Ik kwam bedrogen uit. Hijgend bereikte ik de pas en bevond mij daar tussen pakweg 40 woningen. 'Opbokken met die huizen', zei ik. 'Bokk selv opp', zei een huis op raak te verstane wijze (al mijn schrijfselen zijn fictie). Ik moest nog lang doorfietsen voor ik een gebied bereikte waar geen bewoning was, al was dat wel met zicht op een meer. Toch kwam 's avonds de twijfel. Ik dacht na over een vluchtpoging naar Zweden. Eigenlijk wist ik het al vantevoren. Ik had jaren geleden op Google Maps al eens op pakweg 20 locaties in Noorwegen ingezoomd, en 19 keer was het eerste dat ik zag een huis. 'Niet mijn ding', dacht ik toen. Maar door het enthousiasme van velen in de loop der jaren was ik gaan denken: 'Misschien valt het mee'. Maar statistieken liegen niet, 19 gedeeld door 20 betekent 95% kans op bewoning op een willekeurige plek. En dat is niet wat ik zoek in het buitenland, tenzij er veel gunstige voorzieningen tegenover staan, zoals de parken, stroom en wifi in Japan.
Het mooie weer, dat lange tijd zo vanzelfsprekend was geweest, hield op. Vanaf nu werd regen weer heel gewoon. Van regen wordt je niet alleen nat, zeker als je de gebrekkige kwaliteit van de meeste outdoor regenkleding in ogenschouw neemt, maar je kunt er ook ziek van worden als je er te lang in doorrijd, en je gaat er van stinken: frisheid wordt vervangen door mufheid en de normaal gesproken regiogebonden geuren, zoals die in de onderbroek, verspreiden zich door de overige kleding.
Ik rolde naar de hoofdweg en moest over drie flinke heuvels klimmen naar Geilo. Voordeel van de ingetreden kou was dat mijn cola beter smaakte, dat ik er meer van dronk en aldus een groter shot cafeïne binnen kreeg en meer energie had. Eigenlijk was het geen cola. Het was brus med colasmak. Na 23 km op een net even te drukke route bereikte ik de afslag naar de Rallarvegen, één van de bekendste en meest bejubelde fietsroutes van Noorwegen. In de namiddag en vroege avond reed ik de eerste 20 van de ca. 80 km door een redelijk mooi gebied met grasland dat me deed denken aan de hoogvlakten van Kirgizië. Wel was er weer volop bewoning, en met wat moeite vond ik twee huizen die ver genoeg uiteen stonden om er legaal tussen te kunnen staan. Ik had een fietsroute door een geïsoleerd gebied verwacht, maar alle idyllische locaties waren bezet gebied.
Mijn enkels waren gezwollen. Vanaf dag één in Noorwegen waren er muggen, en nu begonnen ze een serieus plaagje te worden. Ik haalde de muggenmelk, ooit aangeschaft in Thailand, maar eens uit mijn bagage.
Toen ik de volgende ochtend weer op de fiets zat beviel het me al vrij snel helemaal niet meer hier. Ik keek op de kaart wat de ontsnappingsmogelijkheden waren, maar ik kon alleen voor- of achteruit. In vijf minuten oriënteren werd ik gepasseerd door drie duo's en één gezin, allen op de fiets. In wat voor kermis was ik verzeild geraakt? Ik wilde ter plekke omkeren. Maar toen zag ik dat ik al bijna halverwege was en leek het me beter de rit uit te zitten. Gelukkig werd de omgeving ruiger, nam de bewoning af, was er sneeuw, ook over de weg, en eenmaal moest ik de fiets afladen en bagage en fiets naar het punt tillen waar het pad verder ging. Dat leek er al meer op. Na bergvlakten en sneeuwvelden bereikte ik Myrdal waar een zeer steile afdaling begon. Er was een wandelwedstrijd gaande; er kwamen me allemaal genummerde wandelaars tegemoet lopen, en toen ik na een indrukwekkende reeks haarspeldbochten beneden was bleek de wandelwedstrijd een hardloopwedstrijd te zijn. Ik gleed nog verder door tot het einde van de Rallarvegen en bereikte Flåm, gelegen aan een meer. Er was een tunnel van 24 km maar daar mocht ik niet in en dus moest ik een stukje klimmen. Het was 17.40 uur, ik had nog wat tijd dus ik ging alvast een stukje van de klim doen. Dat stukje werd alsmaar groter. Na 500m klimmen pauzeerde ik even en stoomde door, langs een Indiaas stel dat met een huwelijksfotosessie bezig was, uit het dal, via haarspeldbochten tot boven de boomgrens, tot boven de huizengrens, onder aanmoediging van passanten en kampeerders, tot de eerste sneeuw in zicht kwam. Ik was gebrand de top te halen, de hoogtes waren op de weg gekalkt:1200m, 1300m en jawel... 'Well done' stond er op de weg. Ik was er. Het was 21.40 uur en ik had het grootste deel van de Rallarvegen gereden én er nog 'even' een klim van ruim 1300m achteraan geplakt. Tussen de smeltende sneeuw zette ik de tent op en voelde me heel wat beter dan in de ochtend. De prestatie had de teleurstelling verdreven.
Ik daalde af langs blauwe meren en sneeuw en summier begroeide weiden. Ik groette een meisje dat langs de weg liep met een enorme rugzak. Ze had een hond bij zich die zijn eigen zijtassen droeg, als een ezeltje. Het zijn van die alleraardigste details die je tegenkomt als fietser. Minder vrolijk werd ik van de naderende zwarte bewolking en terwijl het al regende zocht ik tijdens een nieuwe klim volop naar een geschikte plek om mijn tent op te zetten om te kunnen schuilen maar overal was klotsgrond met drassig gras en ik was genoodzaakt verder te rijden in inmiddels natte kleding. Er naderde een afdaling en hier hield het op. Afdalen in kou in natte kleding is vragen om een longontsteking. Maar toen hield de regen op, verruilde ik het natte shirt voor een droge sweater en reed verder. Er volgde na de afdaling weer een lange klim die me naar een prachtige hoogvlakte voerde en ik kampeerde die avond bij een meer. Zo zag ik het graag. Ik verzon een nieuwe strategie tegen de muggen, want bij nader inzien leek het dagelijks aanbrengen van muggenmelk me geen gezond idee als je nagaat dat ik me hier maar eens in de tien dagen was. Iedere aanraking van mijn huid betekende een dosis gif aan mijn vingers, als ik het spul überhaupt al van mijn vingers kreeg na het aanbrengen op de huid. Nee, mijn nieuwe motto werd: 'Stilstaan? Regenpak aan.' Een regenpak is namelijk een adequaat middel tegen insecten. Tegen regen helpt een regenpak zoals ik eerder vermeldde nauwelijks. Je vraagt je af waarom het eigenlijk regenpak heet en geen insectenpak.
Ik bereikte de E6, de weg die me bijna tot aan de Noordkaap moest gaan leiden. Het was een aangenaam rustige weg, maar men had er iets rampzaligs mee uitgevoerd. Er was een geul in getrokken en in die geul was een ribbelmarkering gelegd. Behalve een acht cm ribbelige streep waar niet prettig over te fietsen viel was er dus links en rechts acht cm geul. Da's 24 cm nauwelijks bruikbare weg. Rechts van de geul was geen ruimte, dus moest ik óf in de geul rijden óf een eind links ervan. En Noorse wegen zijn al zo krap; het beeld van fietsen in Noorwegen dat mij bij zal blijven is de auto die me voorbijkruipt nadat er tegenliggers zijn gepasseerd. Als de Noorse verkeersstatistieken voor 2017 bekend worden gemaakt staat er onder de kop 'Oorzaken verkeersopstoppingen': 3. Ongevallen 2. Schapen 1. Richard.
Ja, schapen lopen hier ook geregeld op de weg. Zoals u misschien weet begroet ik ze geregeld. Je ziet zo'n schaap dan soms denken: 'Hij spreekt onze taal maar heeft nochtans een menselijke gedaante. Wat frappant.' Edoch, om terug te keren naar de E6, of eigenlijk juist niet: er kwam bij dat ik van de E6 werd geweerd zodra er een alternatief was, en de alternatieve route betekende meestal dat ik ter plekke een paar honderd meter omhoog moest, door boerenland. Toen ik weer eens op een schaars stukje vlakke grond stond, vlak buiten de bewoning, vroeg ik me af hoe lang ik hier nog mee door ging. Wat zou ik graag weer eens pakweg 50 km door de natuur rijden. Of 2000, mag ook. En in normaal weer, want inmiddels werd grijs de basiskleur. Ik nam een dag rust op een camping. En ik nam een besluit. Ik ging naar Zweden.
En zo zette ik koers naar het oosten. Ik klom 700m, naar waar de wereld mooi was. Ik kwam iets heel bijzonders tegen: een gravelweg waar tol geheven werd, en niet zo zuinig ook: 10 euro voor een paar km. Gelukkig hoeven fietsers nooit tol te betalen. Twee dagen later was ik in Zweden. Als ik Noorwegen in twee woorden zou moeten beschrijven, zou ik kiezen voor ontegenzeglijk en onmiskenbaar. Want Noorwegen is ontegenzeglijk mooi en onmiskenbaar rustig en veilig. Maar toch gewoon niet mijn ding. Ik lunchte bij een meertje en kreeg te maken met een enorme hoeveelheid muggen; insectenpak en vliegennet werden nu echt mijn standaarduitrusting als ik niet fietste en niet in mijn tent was. Ik kreeg veel bos om me heen, de bewoning verdween uit beeld, soms werd het bos afgewisseld met een meer of vijver, of een weide. In Noorwegen zag ik veel waarschuwingsborden voor herten, in Zweden zijn écht herten. En een vos schrok van mijn aanwezigheid en rende met een prooi in zijn bek weg. Hier was de natuur weer echt natuur. De somberheid en de twijfel verdampten en ik leefde helemaal op. Ik genoot weer van wat ik deed. De grijsheid liet ik achter me en ik kreeg er schitterend weer voor terug. Ik reed naar de E45, de Zweedse tegenhanger van de E6. Nu ging déze weg me naar het noorden brengen. De eerste kennismaking was niet goed, want de E45 ging hier niet door natuur. Ik nam een alternatief maar reed 100 km langs landbouwgrond en door dorpen. Had ik de juiste beslissing genomen door van land te wisselen? Op een nieuwe zonnige dag bereikte ik de stad Östersund. Kebabzaken, een moskee, gehoofddoekte Somalische vrouwen. Zweden doet niet flauw als het gaat om de verwelkoming van migranten. En er was een Lidl. De eerste sinds Denemarken en meteen de laatste voorlopig, want er lag er geeneen meer op mijn route in Zweden. Daarom heb ik me schandalig uitgeleefd (appelkruimeltaart, slagroom, etc.). Met een halve kar aan boodschappen verliet ik de winkel en moest al mijn fantasie aanwenden om alle producten te herbergen in mijn bagage. Daarna mocht ik opnieuw leren fietsen. Topzwaar balanceerde ik in de richting van de E45, maar werd tot mijn schrik geweerd door een verkeersbord. Gelukkig mocht ik er een aantal kilometer verder wel op, en de verkeersdrukte nam snel af naarmate ik noordelijker kwam. Er kwam meer rust, meer ruimte en ik reed weer door de bossen. Ik had nu een heel gunstig vooruitzicht: één lange weg die alleen maar rustiger werd, dagen achtereen op plezierige wijze in de goede richting. Het was wel wennen aan het weer. Op de prachtigste momenten kun je plots vanuit een willekeurige windrichting de meest dramatische zwarte bewolking aan zien komen drijven en dan is het volstrekt onduidelijk wat er gaat gebeuren. Soms regende het inderdaad, soms waaide de bewolking de andere kant op, soms zat er geen regen in de zwarte bewolking maar wel in de grijze nasleep. Ik heb geregeld mijn tent opgezet om voorbereid te zijn op het ergste, meestal voor niets. Soms regende ik alsnog doornat na de tent ingepakt te hebben. Maar vrijwel altijd scheen na een uur of wat de zon weer.
Al heel snel was ik in Lapland, veel eerder dan ik verwachtte. En ik kwam vlot noordelijker. Toen ik eens om vier uur 's nachts wakker werd en niet meer kon slapen ben ik maar gewoon gaan fietsen en reed die dag 191 km; voor het eerst sinds 2014 in Australië reed ik weer eens een lange afstand. Een dag later zag ik een eland op de weg. Iets verderop kwam een man het bos uit met een kan met een bodempje verzamelde vruchten, het waren een soort perzikkleurige bramen. Hij liet me er een paar proeven. Ze smaakten naar bosvruchten. Goed, laat ik iets specifieker zijn, het waren bramen met een volle smaak. De man sprak over de rendieren die ik zou gaan zien, en toen ik weer fietste realiseerde ik me dat ik geen eland had gezien maar een rendier. Vanaf dat moment zou ik ze inderdaad geregeld zien, op en langs de weg, alleen of in kuddes. De vorige dagen had ik 's avonds de weg bijna voor mezelf gehad, nu overdag ook. Ik genoot volop van de omgeving. Er was weinig variatie, maar dat maakte me niet uit. Wel maakte de klotsgrond van de vorige dagen langzaamaan plaats voor vlakkere grond, dus het vinden van een kampeerplek werd eenvoudiger. Ik zag op de kaart dat ik inmiddels noordelijker zat dan IJsland, maar de weersomstandigheden waren beduidend beter. Zelfs zo goed dat ik de volgende ochtend voor het eerst sinds lange tijd de buitentent moest openritsen omdat het te heet werd in de tent. En dat terwijl ik die ochtend na acht km fietsen de poolcirkel bereikte. Ik hing er even rond, praatte wat met een Engelse motorrijder en reed zeven km door naar Jokkmokk voor een dagje camping. Toen ik na een dag fietsen weer een nacht in de natuur had geslapen had ik een record aantal muggen in mijn tent, ik schatte dat het er 800 waren. U mag ze tellen als u wilt, ik zal een foto bijvoegen. Ik was blij dat ze zich tussen de binnen- en buitentent bevonden en niet in de binnentent.
Hierna volgde al weer mijn laatste dag in Zweden. Rond zes uur in de avond reed ik na 116 km een brug over en trad daarmee Finland binnen. Het was maar een klein reepje Finland, een reepje van 100 km, daarna volgde een gedwongen terugkeer naar het bungalowpark. Bijna het hele Finse traject lag in een nationaal park. Het leek wel wat op een duingebied, maar bij nadere inspectie was het zand lichtkleurige begroeiing. Ik reed lang door op deze dag en wist eigenlijk niet wat ik moest verwachten van de nacht. Werd het kortstondig donker of bleef het licht? Normaal sliep ik namelijk rond dit tijdstip. Ik zocht naar aanwijzingen. Was die bal de maan of de zon? Dat licht aan de horizon, was dat het laatste of het eerste licht? Uiteindelijk ging het toch schemeren en de bal was de maan. Ik deed een lampje op de fiets en reed door, de nacht in. Ik had een missie. Nu ik er bijna was wilde ik door, die recordafstand uit Australië moest eraan. En één km voor de Noorse grens was het zo ver. Er stonden 215 kms op de teller en ik kon mijn tent in. Missie geslaagd.
De zon scheen op mijn tent en goed ook. Dat was iets waar muggen blijkbaar niet tegen kunnen. Diverse exemplaren legden het loodje en van één ervan volgde ik het stervensproces. Ik vinkte 'Mug zien sterven' aan op mijn bucket list en zelf was ik ook niet helemaal onaangedaan door de hitte. Druipend van het zweet deed ik mijn kleren aan en zag er tegenop om ook mijn insectenkleding aan te moeten trekken tegen de nog levende muggen in de buitenwereld. Ingepakt smeerde ik een ketting en pompte en passant mijn achterband wat bij. Dat was dom. If it ain't broke, don't fix it. Een kilometer verder bij de grens was mijn band lek. Ik had mij juist ontdaan van mijn insectenpak en vliegennet en kon nu alles weer aantrekken want ik had een klusje te doen. Een lekke band komt bij mij nooit alleen. Er loopt een rem aan of ik stoot een remblokje los, en dit maal was mijn ketting van het kleinste kettingblad gevallen en zat direct muurvast. Deze hele, tamelijk nutteloze operatie van het verhelpen van een onvindbaar lek na het oppompen van een band (ik had toch echt het ventiel goed aangedraaid) kostte inclusief handen reinigen toch weer ruim een uur. Maar ik kon verder.
Ik reed Noorwegen in, en fietste langs een drassig landschap met struiken, boompjes, heide en mos. Later nam de natuur wat fraaiere vormen aan en trof ik ook weer overal houten bouwsels aan. De muggenpopulatie nam af. Een Oostenrijker te fiets reed plots naast me. Hij was in zijn thuisland gestart en dit was dag 13, hij reed gemiddeld 300 km/d. Het zette mijn 215 km in een ander perspectief, al reed hij op een racefiets, had hij drie boterhamzakjes met bagage bij zich en dus niet de neiging om zoals ik voor een week eten mee te zeulen. De volgende dag was ik nog maar 211 km van de Noordkaap verwijderd en toen ik om vijf uur wakker werd was mijn motivatie groter dan anders. Ik negeerde de miezerregen en vertrok, en binnen enkele kilometers had ik daar al spijt van. De regen werd erger en ik vreesde binnen het uur mijn tent weer op te moeten zetten. Waarom was ik niet blijven liggen? Met een nat shirt onder mijn insectenjas reed ik door, het was gelukkig niet al te koud. En later werd het droog, ik deed een sweater aan en vanaf dat moment dacht ik: 'Ik ga vandaag die kaap halen'. Ik reed en reed, door het binnenland en langs een lang stuk kust, en na lang fietsen zag ik water voor me en een stadje aan de overkant. Het was me duidelijk. Dat moest Honningsvåg zijn op het eiland waarop de Noordkaap ligt, en dus naderde ik de gevreesde Noordkaaptunnel. Die tunnel had mede door de verhalen van medefietsers de afgelopen dagen mythische proporties gekregen. Een tunnel van bijna 7 km lang, met een afdaling tot 200m diepte, gevolgd door een stijging van 3,5 km tegen een helling van maar liefst 9%, onder angstaanjagend lawaai en mogelijk in mist. Toen het onopvallende gat in de berg zich presenteerde prepareerde ik me zo goed mogelijk met verlichting en fluorescerende kleding, en ik dook er in. Het was al halverwege de avond en dat had gevolgen voor het verkeer; dat was er nauwelijks. Er was voldoende verlichting en gevaarlijk kon het niet echt worden met de aanwezigheid van een stoep. Het was een leuke ervaring om zo'n lang eind in een tunnel af te dalen en weer te klimmen, van een lichte helling tot het venijn in de staart. En toen reed ik het eiland op. Het begon te schemeren. Voor het eerst kon ik de bewoning waarderen want fietsen door die wereld van water en land om me heen met lichtjes en huisjes, terwijl ik langzaam naar grotere hoogten klom en weer rendieren passeerde, was heel bijzonder (ik weet niet hoeveel rendieren ik inmiddels gezien heb, ik heb ze niet geteld, maar ik ben er vrij zeker van dat het er een x-aantal waren). Ik was nu zover noordelijk geraakt dat het in het noorden niet meer donker werd, maar dat was slechts een reepje aan de horizon (voor de middernachtzon was ik blijkbaar te laat in het seizoen). Net als in de tunnel zat ook op het land het venijn in de staart. Op iedere klim volgde na een daling weer een nieuwe klim. Toen ik om 1.30 uur voor nog weer een nieuwe klim van drie km lang stond, zo'n tien km voor het einde, maakte ik even pas op de plaats. Dit ging nog ruim een uur duren, dan volgde er nog de bezichtiging van de kaap, dan zat ik op 211 km dus móest ik natuurlijk nog minstens vijf km terugrijden om mijn record weer even aan te scherpen, dan moest ik mijn tent opzetten en dan was het... zes uur? Ik stopte ter plekke, zette de tent neer en ging slapen, 201 km was mooi genoeg, die kaap dreef vast niet weg.
Het was een goede beslissing, want het bleef niet bij die klim; het was nog best een taai stukje in de ochtend. Er was niets meer dan gras en stenen. Maar toen kwam er een gebouw in zicht, een parkeerplaats, monumenten. Ik passeerde het bord Nordkapp en reed door tot waar het land ophield. Diep onder mij was zee, en die zee liep door tot de horizon. Ik liet me vereeuwigen bij 'de globe'. Voor mij was dit weer een nieuw einde van de wereld. En ik bereidde me voor op de terugtocht naar een oude start.
-
14 Augustus 2017 - 14:58
Erwin:
Top verhaal. Blijft leuk om je te volgen. En ben nu benieuwd naar je volgende stap.
Succes, erwin -
02 September 2017 - 18:01
Els:
Richard het was weer een spannend en mooi verhaal.
Groetjes,Els
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley