Verkwikt door vuile was naar 100.000 km
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
10 Mei 2018 | Mexico, Cuajinicuilapa
Mexico is best groot. Voeg Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Portugal en Italië samen en je hebt een lap grond die ongeveer even groot is als Mexico. En dus was het een goed idee om weer op pad te gaan toen ik weer een telefoon had waarmee te werken viel, anders kwam ik er nooit doorheen. Ik barstte van de energie en dat kwam goed uit want voor het eerst kreeg ik te maken met wat klimmetjes. Ondanks de extra inspanningen kwam ik veel verder dan ik vooraf gepland had en tegen de avond kwam ik aan in Nicolas Bravo. Ik kon er geen hotel vinden maar een man genaamd Carlos was bereid om samen met mij op zoek te gaan naar een slaapplaats. Op één adres was niemand thuis, een ander aanbod moest ik afslaan vanwege de rokerige omgeving maar de derde poging was raak: een vrouw die een restaurant uitbaatte zei enkele kamers te hebben en die waren acceptabel. Later bleek ik niet helemaal alleen te zijn in mijn kamer; er was een gekko, er liepen gevleugelde mieren rond en ik zette één kakkerlak buiten. Om te voorkomen dat hij onder de deur door weer naar binnen liep vulde ik die ruimte op met plastic zakken.
De weg ging structureel golven en dat maakte dat het fietsen meer inspanning kostte. Behalve bos waren er nu ook weiden te zien, maar wel tropische weiden, met struiken en palmbomen. Mijn tweede dag eindigde weer in een dorp. Eigenlijk mocht het geen naam hebben, het waren wat bouwsels langs de weg, maar uit praktische overwegingen had het dat toch: Kilometro Ciento Veinte (km 120). Opnieuw vroeg ik rond. De perspectieven leken deze dag slechter maar ik kwam uiteindelijk bij enkele vrouwen terecht die een kamer in een vrijstaand pand in de aanbieding hadden. Het was alleen een tijdje niet gebruikt. Het duurde een minuut of 20 voordat de sleutel van de kamer gevonden was, daarna moest er nog even geveegd en geboend worden en het bed werd voorzien van schone lakens. Pas toen ik de kamer voor mezelf had en beter om me heen keek realiseerde ik me dat er geen ventilator was, en slapen zonder ventilator is in het broeierige Mexico best een uitdaging. ‘Als het me te heet wordt ga ik wel een poosje onder de koude douche staan’, dacht ik nog, maar vrij spoedig ontdekte ik dat het water niet aangesloten was. Het was niet voor niets dat het water waarmee geboend was van elders kwam. Ik zette de ramen open maar werd al snel weer geconfronteerd met één van de grootste plagen in Mexico. Ik denk dat alleen in de steden sprake is van een vuilophaaldienst, op het platteland verbranden mensen aan het eind van de dag zelf hun vuil. Afgaande op de lucht denk ik dat meer dan de helft van hun vuil uit plastic bestaat. De rook van één zo’n vuur waaide precies mijn kamer in en ik sloot de ramen tijdelijk totdat de situatie iets verbeterd was. Maar toen ik ze opnieuw opende was het buiten donker en binnen licht, en dat trok insecten aan, in allerlei formaten, en ze vlogen tegen me aan en kropen over me heen. Ik moest weer iets scherper worden bij het accepteren van een kamer want hoe ging ik hier slapen? Ik liet alleen nog het licht branden in de badkamer, en hield de deur open zodat er iets van het schijnsel in mijn kamer viel. De meeste insecten lieten me nu alleen. Door me voor het slapen gaan in te smeren met een muggenwerend middel werd ik met rust gelaten en kwam ik de verwachte helse nacht toch nog op een acceptabele wijze door.
Escárcega lag op 110 km, zo schatte ik. Volgens een bord verderop zou mijn totale afstand 120 km zijn en het duurde nog best lang voor ik me realiseerde hoe Kilometro Ciento Veinte aan zijn naam was gekomen. Terwijl ik fietste zag ik veel verkeersslachtoffers op de vluchtstrook liggen. Het waren spartelende vlinders. Niet verwonderlijk met deze aantallen rondfladderende exemplaren. Wegarbeiders groetten door kort in één toon te fluiten. Wat dat betreft leken ze op Peruanen, die communiceren ook veel door middel van fluiten. Ik zag überhaupt weinig verschillen tussen Peruanen en Mexicanen. Zet een Peruaan en een Mexicaan naast elkaar en ik zou niet weten wie wie is, tenzij de één een hangsnor, sombrero en een Caraco-ijsje heeft en de ander opzichtig aan een cavia kluift. Escárcega haalde ik deze dag, maar zou daar de volgende dag voor boeten. Die dag wachtte me eerst nog een kwelling in de supermarkt. Het is, ik stipte het al eerder aan, een kwelling die reeds aanving in Argentinië en niet zal stoppen voor ik Latijns-Amerika verlaten heb: die hemeltergende muziek. Altijd datzelfde ritme, tám tadamtam, tám tadamtam, en altijd die semi-gemechaniseerde stem en altijd die spitsvondige teksten als ‘ga met me mee’ of, vrij vertaald, ‘oelie boelie knor’. Ik heb in Turkije, Azerbeidzjan en Oezbekistan gefietst en ter plaatse al dat kattengejank aangehoord, maar wat een streling van het oor was dat bij nader inzien vergeleken bij deze ultieme belediging van de menselijke geest. Een paar uur nadat ik deze vocale uitwerpselen over me heen had gekregen merkte ik hoe weinig energie ik eigenlijk had. Ja, ik had de vorige dag een grote afstand afgelegd, maar dat was toch nooit een probleem geweest? Had ik de levensfase bereikt waarin een bovengemiddelde inspanning onherroepelijk gevolgd wordt door een terugslag? Een maand eerder had een zware klim ook al flinke gevolgen gehad. Ik stopte vervroegd en vond een prima kamer met een oude airco én een ventilator, en die laatste kwam goed van pas gedurende de periode dat die oude ratelbak zijn best deed om de hoge temperatuur omlaag te krijgen. Die ventilator hing alleen wel wat laag. Ik weet dat je niet moet headbangen onder een laaghangende ventilator, maar ook het uittrekken van een shirt was riskant en leverde een bijna-gekneusde duim op. De kamer was dan in orde, de omgeving was dat niet want de receptie onder mijn kamer veranderde in de nacht in een luidruchtige bar. Tot 4 uur vond ik dat niet erg want ik zat toch in mijn Youtube-wereld maar daarna wilde ik eigenlijk wel slapen. Toen tegen zessen weer een luidruchtig lied werd ingezet werd ik een beetje boos. Ik ging eens beneden kijken. Vier Mexicanen aan een tafel keken me wat waterig aan. Bij de deuropening stond een auto met geopend portier en met de autoradio keihard aan. Ik was de fase van een vriendelijk verzoek voorbij. Ik gooide de autodeuren dicht en liep weer naar boven. Ik geloof dat het een klein beetje geholpen heeft. Ik sliep een kleine twee uur, ontbeet en vertrok weer.
Verstandig was het misschien niet maar plaatsen liggen soms ver uiteen en zo kwam het dat ik toch weer 111 km reed, naar Chablé. En daar waren maar twee hotels, die beiden boven mijn budget lagen. Wat ging ik doen, proberen ergens een gratis stek te vinden? Ik reed naar een tankstation en keek er rond. Het was groot en onoverzichtelijk. En het was heet ook. Ging ik om toestemming vragen om hier te liggen en daarna een nacht zweten in mijn tent, met mensen en lawaai om me heen? Dat idee stond me helemaal niet aan. Ik reed nogmaals naar het minst dure van de twee hotels, betaalde de prijs en lag na een douche onder de airco. Mexico gaat duurder worden dan verwacht, maar dat is dan maar zo, heel veel landen zijn goedkoper geweest dan verwacht. Toch moest ik alsnog mijn lot ondergaan want de volgende avond eindigde mijn rit in een naamloos dorp, en de schaarse accommodatie die aanwezig was, was bezet. Deze keer had ik geen andere keus dan bij een restaurant langs de weg te vragen of ik er in mijn tent kon slapen (wildkamperen doe ik in Mexico pas in uiterste nood). Een joviale vrouw kwam naar me toe en direct kreeg ik een plek toegewezen op een stuk beton naast het restaurant. Ik zette de tent op en at in het restaurant. Vlees in saus, bonenpuree met dorito’s, rijst en een mandje met warme taco’s. Er stonden zeven flesjes hete saus op tafel. Ik was erg blij met de terugkeer van pepers in het eten, want in Peru deed men nauwelijks aan fratsen als kruiden of zout. Het restaurant was aan alle kanten open maar toch was het halverwege de avond nog altijd 31°C, en ik wist dat het in mijn tent alleen maar warmer zou zijn. Later bleek dat dat niet mijn enige probleem zou zijn. Natuurlijk was er rumoer vanuit het restaurant dat de hele nacht open zou blijven, maar ook was er jeuk. Ik zette mijn hoofdlamp eens op en hield een inspectie. Ik vond één mug en een flink aantal minuscule mieren. Het was het type mier dat onmiddellijk een branderig gevoel en jeuk veroorzaakt zodra ze over je huid lopen. Ik roeide alles uit en bleef verder redelijk gevrijwaard van gedierte, al werd ik nog wel vrij vaak op het verkeerde been gezet als gekriebel op mijn huid een rollende zweetdruppel bleek te zijn. Er leek ook iets op mijn tent te vallen, zo klonk het. Iets als een vol bierblik, of een mango, maar niemand leek iets gegooid te hebben en er hingen ook geen boomtakken boven me. De hitte bleef, er was soms muziek of luid gepraat maar dit zwakte halverwege de nacht wat af en ik viel in slaap. Zweterig werd ik vier uur later wakker. Het was duidelijk, overnachten in de tent was gewoon geen optie zodra er alternatieven waren, behalve met een bries uit zee, zoals op mijn eerste nacht in Mexico. Tijdens het afbreken van de tent werd het mysterie van het geluid van het volle bierblik opgelost. Terwijl in Argentinië mijn tentstokken weigerden te breken in de krachtigste storm, was er nu één zomaar geknapt. Ik demonteerde de stokkenset (waarvan de stokken met een elastiek en koppelingen verbonden zijn), schoof er een hulsje tussen en zette de boel weer in elkaar. Ik ontbeet in het restaurant en vertrok voor een nieuwe dag door het groen, maar nu met meer bewoning, en meer begroetingen. Ik sprak eerder over parallellen met Peru, en de aard van verkeersborden is er ook één. Ook in Mexico zijn veel opvoedkundige borden als ‘Gooi geen stenen op de weg’ (blijkbaar nodig) en metaborden, of borden over borden, zoals ‘Gehoorzaam de borden’ en ‘Verniel geen borden’.
In Cárdenas was ik na eerdere ervaringen kritisch. Ik liet een hotel naast een afvalverbranding links liggen en meed een hotel met een bar op de begane grond. En toch was ik niet kritisch genoeg na het horen van een gunstige prijs in combinatie met wifi en een eigen badkamer. Ik had al ja gezegd toen ik doorkreeg hoe ranzig de kamer eigenlijk was en het was een kwestie van tijd voordat de eerste kakkerlak zich openbaarde. Ik probeerde hem te vangen maar staakte mijn poging toen ik een hele kolonie achter de wc-pot ontwaarde. Omdat badkamer en slaapkamer slechts gescheiden werden door een schotje leek het me beter mijn tent op te zetten. Maar toen die eenmaal stond, op het bed, en ik er in lag, werd duidelijk dat de wind van de ventilator me niet meer bereikte, en ik begon te lekken. Dit was het ook niet. En toen kreeg ik een heldere ingeving. Uit mijn Vietnamtijd (dat klinkt gewichtiger dan het was) wist ik dat kakkerlakken rond gaan kruipen zodra je het licht uit doet. En dus pakte ik de tent weer in en deed ik het licht simpelweg niet meer uit. Ik ben naar de Noordkaap geweest dus slapen in het licht is voor mij geen probleem meer (zeker niet met een oogmasker voor). Ik was blij met mijn oplossing maar wel kwaad op mezelf dat ik als ervaren reiziger deze kamer had kunnen accepteren. Achteraf viel het allemaal enorm mee. Alleen hadden de mieren de aangebroken verpakkingen in mijn voedseltas gevonden. Zonder problemen gooide ik ze weg; de pinda’s had ik sinds Peru niet meer aangeraakt en de aanschaf van chocoladekoekjes was toch al een slecht plan geweest met de huidige temperaturen.
Ik was blij dat ik met voldoende voedsel en een koude cola in de tas op pad ging want de voorzieningen vielen weg. Een dagje geen gehuchten, bushokjes en tankstations, alleen asfalt en landbouw. Pauzeren deed ik onder viaducten en ik bewonderde de koeien in de weiden. Ze zagen er best eigenaardig uit, met die grote flaporen, die smalle koppen en lijven, soms een bult op de rug en altijd met grote lappen huid tussen kop en knieën. Op de vluchtstrook slalomde ik erop los, want overal lagen stukjes vrachtwagenband met draadjes. Wie, of welk proces, verdeelt die kapotte banden toch in duizend stukjes? En waarom zie je eigenlijk alleen maar het eindresultaat liggen? Bij dode dieren zie je tenminste nog momentopnamen uit het hele proces, van net aangereden tot droog tapijtje. Ik zag een schuddend dood varken in het groen, het schudden werd veroorzaakt door gieren die vlees uit een gat in de huid trokken. Later zag ik weer een doodgereden gier. Wie zou de dode aasgier opeten? Andere aasgieren? Of toch alleen vliegen en bacteriën? Ik verliet de hoofdweg voor een overnachting in La Venta en fietste nu stijf tussen het prikkeldraad en het verkeer in; des te meer waardeerde ik de tolwegen waarop ik normaal reed, met die ruime vluchtstroken. Ik vond een eenvoudige kamer en genoot van mijn vrije tijd omdat ik wat vroeger dan normaal klaar was maar… oh nee, niet weer! Ik opende mijn deur en jawel, daar stond op zeven meter een ton met afval te roken, en de rook kwam bijna recht op me af. Ik ging even een uurtje het dorp in, dat leek me ook wel eens aardig, en ik verwachtte dat na dat uurtje de ergste rook wel voorbijgetrokken zou zijn maar ik was wat optimistisch. Er zat blijkbaar nogal veel afval in de ton en ik trof een enorme rookpot aan. Dit werd te gek. Ik vroeg aan de mevrouw van het hotel of het haar vuur was. Ja, ze was afval aan het verbranden, zei ze. Ik vroeg hoe lang dat ging duren. ‘Oh, dat is morgen wel over’, zei ze. ‘MORGEN?!’, riep ik verbouwereerd. Ik zei dat ik zo onmogelijk kon slapen. Gelukkig kwam er een oplossing. Eerst werd de ton een aantal meters verplaatst en toen ik non-verbaal aangaf dat ik hier weinig heil in zag werden er blusactiviteiten opgestart. Ondertussen zette ik de mobiele ventilator die ik eerder had gekregen achter in mijn kamer en blies de aanwezige lucht in de richting van de deur, en dat werkte verrassend goed.
‘Tak!Tak!’, zei mijn fiets de volgende middag. ‘Ich bin der Lüll’, zei ik. Ik hoopte nog dat het alleen maar twee gebroken spaken waren. Maar nee, er was weer een stuk uit mijn achternaaf gesprongen, net als eerder in Peru, en twee spaken hingen los. Ik draaide de spaken eruit, lijnde het wiel uit en verplaatste de achtertassen en de ton water naar voren en de lichte voortassen naar achteren. Ik overwoog te gaan fietsen maar vond het toch te link met inmiddels vier ontbrekende spaken. Straks lag ik met een gevouwen wiel op straat. En dus ging ik lopen. Gelukkig had ik nog vijfenhalf uur licht en lag de stad Coatzacoalcos op 27 km. Eerst voelde het alsof me opnieuw een klein drama overkomen was maar later relativeerde ik het en zong ik een frase uit ‘The Wall’ van Pink Floyd: ‘All in all it’s just another stuk uit m’n naaf’. Vijfenhalf uur poogde ik de naam Coatzacoalcos uit mijn hoofd te leren maar slaagde er niet in. Met veel moeite vond ik in het donker een kamer die te duur voor me was, maar ik zei tegen mezelf: ‘Hier is je airco, je douche, je wifi. Vergeet de prijs en geniet’.
Volgens Google Maps was de fietsenzaak om 10 uur open maar volgens de buren pas om 11 uur en dus ging ik nog even terug naar mijn kamer en plakte een band en dronk koffie. Maar om 11.15 was er nog geen teken van leven. Er was nog één andere fietsenzaak, aan de rand van de stad op 5 km. Zonder bagage durfde ik het aan om te fietsen en ik verliet het centrum, op zoek naar die andere zaak. Die was teleurstellend klein. ‘Nee, dat heb ik niet’, zei de man toen ik op mijn naaf wees, ‘ik zou eens in het centrum gaan kijken als ik jou was’. Ik voelde mijn kansen slinken. Het laatste wat ik wilde was een bus nemen naar Mexico-Stad met mijn achterwiel om een degelijke naaf te laten monteren. Maar het lot was me gunstig gezind. De eerste zaak was nu open, er was een Shimano-naaf in voorraad en vakkundig ontspaakte de doofstomme monteur mijn wiel, en spaakte het opnieuw met de nieuwe naaf. Er was me veel aan gelegen mijn oude tandwielcassette er weer op te kunnen plaatsen want ik had een half jaar lang een reservecassette en twee kettingen meegesleept in mijn tassen; het zou zonde zijn als de huidige set verder onbruikbaar zou zijn en de nieuwe set ongebruikt weer mee naar huis zou moeten. Maar naaf en cassette waren compatibel en ik was blij. Alles was weer heel en bruikbaar. En toen was het nog steeds vroeg maar te laat om nog uit te checken en dus had ik een dag vrij. Mooie gelegenheid voor een unieke gebeurtenis. Nog nooit was ik onderweg naar de kapper geweest, ik had dat in geval van nood altijd zelf gedaan met een nagelschaartje, maar nu ik in een land was waar een knipbeurt betaalbaar was én ik bijna dagelijks 30 minuten mijn haar aan het ontklitten was werd één en één twee en liet ik er 15 cm afknippen. Meteen kon ik dezelfde dag een half uur langer muziekclips kijken. Ook had ik een geanimeerd gesprek met de mevrouw van het hotel. Dat Spaans van mij gaat dan uiteindelijk toch nog goed vooruit door de dagelijkse zoektocht naar accommodatie en de gesprekken met geïnteresseerden her en der.
Ik ging de oostkust van Mexico verruilen voor de westkust en op het smalste stuk van Mexico plande ik mijn doorsteek. Behalve het smalste stuk was dit ook nog het vlakste stuk, en daarmee was het feit dat ik een slordige 300 km in de verkeerde richting ging fietsen (zuidwaarts) wat mij betreft gerechtvaardigd. Dat ik op deze manier de drukte van Mexico-Stad ging mijden hielp ook mee.
In Acayucan wilde ik mijn lekke banden plakken en bij gebrek aan een geschikte stop voor de wasbak, of een emmer, vond ik een andere oplossing. Mijn douche had een rubberen plak om de doucheput af te dekken, waarschijnlijk tegen omhoogkruipend gedierte, en omdat er ook een opstaande rand was om het water tegen te houden legde ik de plak op de put en liet het water stromen om zo de ‘douchekuip’ te vullen. Maar terwijl ik de eerste te plakken band goed oppompte zag ik hoe er plots water de kamer in stroomde, en niet zo zuinig ook. Snel sloot ik de kraan en trok bij nader inzien ook de rubberen plak maar weg want wat bleek? Er zat een gleuf halverwege de opstaande rand. Vanwege het zoeken naar een stop lagen er overal spullen op de grond, elektronica en verbandmiddelen, maar wonder boven wonder was er door snel handelen uiteindelijk geen waterschade. Ik dweilde drie kwartier en stelde mijn plakwerkzaamheden uit.
In Jesús Carranza was er een dubieus meisje. Ik moest bij haar zijn, in een aangrenzende winkel, als ik een kamer wilde in een vervallen ogend hotel. Jesús Carranza lag een eind van de hoofdweg en vermoedelijk kwamen er nooit toeristen, des te opmerkelijker was het dat ze een absurd hoge prijs vroeg. Ze was enorm enthousiast en wilde Engels spreken, maar dat was slechter dan mijn Spaans. Ze pakte er een calculator bij en legde uit hoeveel de prijs in dollars bedroeg, alsof dit mijn eerste dag in Mexico was. Daarna ging ze achter een pc zitten en dreigde hele lappen tekst in te gaan voeren in Google Translate. Wat was dit allemaal? Ik kapte haar activiteiten af en zei in redelijk vloeiend Spaans dat de nacht er aankwam, dat ik rap een kamer nodig had en dat als ze niets goedkopers had dan dit, ik een ander hotel ging zoeken. Ze verstomde, zei ‘okay’ en 30m verder nam ik voor de helft van de prijs een kamer bij de buren. Daar was ik blij mee want het enige alternatief was 10 km terugrijden naar een kamer die hooguit iets minder duur was dan absurd duur. De kamer die ik nu had, met gedeeld sanitair op het dakterras, was een heuse uitdaging. Het was er 35,7°C en de ventilator was niet krachtig. Onder mijn raam was een barbecue gaande dus die kon nog even niet open. Pas laat op de avond kon ik raam en deur tegen elkaar openzetten en kreeg ik er een paar graden af, maar nu kwam wel aan de kant van de deur de geur van het openbaar toilet naar binnen waaien.
In de ochtend speurde ik met behulp van een emmer zes lekken op in drie banden en had eigenlijk de band die om mijn achtervelg zat ook wel mogen inspecteren, want die was bij vertrek ook verdacht zacht. Ik klom 100m terug naar de hoofdweg en ook later op de dag was er nog een klim van 100m. Normaal stelt dat weinig voor, maar ik had er duidelijk moeite mee, zeker bij een temperatuur boven de 40°C.
Nog een overeenkomst met Peru: de omroeper. Ook in Mexico is geen dorp veilig voor de rondrijdende auto die om pakweg tien uur ’s avonds of om zeven uur ’s ochtends de dorpsbewoners attendeert op lekkere sinaasappels of waterijsjes. Vaak werd ik gewekt door de vogeltjes en de omroeper, maar op 1 mei was het anders. Toen weerklonken er vuurwerk en aangehouden claxons. Ik vreesde een compleet ontregeld land op deze dag van de arbeid maar merkte er al snel niet veel meer van. Ik liet tijdelijk het groen achter me en reed door een droge wereld, vergeeld en met cactussen, een voorproefje van noordelijk Mexico. Paradoxaal genoeg werd de omgeving heter en draaglijker. De temperatuur was niet eerder op deze reis zó hoog, 43,8°C, maar omdat het zo droog was stopte ik met zweten en dat voelde weldadig aan. Deze omgeving beviel me stukken beter, het sprak veel meer tot mijn verbeelding. In Tehuantepec, terug in de bewoning en in het groen, sliep ik weer eens in mijn tent, in een hotel. De kamer bleek vol kleine mugjes te zitten die zich niets aantrokken van de penetrante citroengeur en de ventilator was nogal zwak. Omdat er ook een antieke airco aanwezig was die de temperatuur wat omlaag kreeg kon ik me in de tent beschermen tegen de muggen zonder gaar te stoven.
In Salina Cruz wilde ik me bevoorraden. Dat was nodig want mijn tassen waren zo goed als leeg, en het leek ook te kunnen want er lag een Walmart op de route. Het zou mijn eerste Walmart worden, maar dit eerste bezoek werd uitgesteld want er was iets raars aan de hand deze ochtend. Walmart had zijn luiken dicht, om 11 uur ’s ochtends, er was beveiliging en er waren wachtende mensen. Ik reed naar de Bodega Aurrera, een andere supermarkt, en ook daar wachtten mensen buiten. Mensen die naar binnen wilden werden geweerd, er mochten alleen mensen naar buiten. Later werden de luiken gesloten. Ik keek verder en alle levensmiddelenwinkels waren dicht. Behalve ‘convenience store’ Oxxo. Ik had twee mogelijkheden: of ik wachtte hier tot de supermarktgrillen voorbij waren om me degelijk te kunnen bevoorraden, of ik probeerde het te redden met tankstationvoer tot aan de volgende supermarkt op twee dagafstanden. Dat laatste leek me een beter plan. Gelukkig trof ik een Oxxo met een wat ruimer assortiment. Ik kocht een witbrood, een pot chilimayonaise als beleg en twee grote flessen limonade. Gecombineerd met wat ik nog had moest dat gaan lukken. De journalist in mij had gefaald want ik had nog steeds geen idee wat hier aan de hand was, maar de logistieke planner had gezegevierd en over een flinke heuvel reed ik naar de kust. Mijn doorsteek was voltooid.
Die heuvel was een voorbode van wat komen ging. De aanvang van mijn route langs de westkust werd gekenmerkt door confrontaties met steeds nieuwe heuvels, waar de weg nooit omheen krulde maar altijd recht op af liep. Op die manier bleef de zee ook vaak uit zicht, met al die heuvels om me heen. In Santiago Astata was één hotel en een manke, kauwgomklappende transgender in een zomerjurkje leidde me naar mijn kamer. Als je van buiten komt kun je vaak geen goede inschatting maken van de hitte binnen, het lijkt vaak wel mee te vallen. Twee uur later kun je daar heel anders over denken. Hier was het 36,2°C binnen en de ventilator was net krachtig genoeg om de ergste hitte weg te houden. Ik zette het raam open en nam de rook deze keer voor lief. Ik had een shirt willen wassen, ik had een tafel waaraan ik kon zitten, maar ik was bang dat ik zou bezwijken als ik onder de ventilator vandaan kwam. Ik werd de volgende ochtend wakker en dacht: ‘Gadver wat is het smerig warm, gadver wat een smerige lucht, en omroeper: sodemieter op’.
Het terrein werd zwaarder, de vlakke stukken tussen de heuvels verdwenen en dus reed ik alleen nog maar door de heuvels. Het werd me eigenlijk té zwaar; ik was al weer een tijd op pad sinds mijn pauze in Chetumal, door de hoge temperaturen doe je dagelijks een grotere greep uit de energievoorraad en daar kwam deze dag bij dat als je in de nacht niet afkoelt de dag een zwaardere opgave is. Ik wilde niet meer maar ik moest, er was maar één optie en dat was doortrappen. Op karakter haalde ik toeristenplaats Crucecita en dook direct de hipermarkt in om nu dan echt boodschappen te kunnen doen. Alle accommodatie lag buiten mijn financiële bereik maar een aardige hoteleigenaar met een sympathie voor fietsers sprak me aan en voor een vriendenprijs kreeg ik een kamer met uitzicht op het levendige centrale park. In geval van nood had ik bij de brandweer aan kunnen kloppen omdat die de naam hebben welwillend te staan tegenover fietsers die een slaapplaats zoeken, maar bij nachttemperaturen boven de 30 graden wil ik de zekerheid hebben van een geventileerde ruimte. Bij de ene brandweerpost krijg je die misschien, bij de andere krijg je wellicht een stukje ruimte voor de tent. En slapen in een hete tent is niet alleen onprettig, ik moet ook op kunnen drogen ’s nachts omdat mijn huid door het permanente zweten en het rondlopen in natte kleding anders steeds vlekkeriger wordt en gaat jeuken en pijn gaat doen.
De volgende dagen kon ik de dagafstanden wat beperken doordat de plaatsen met accommodatie dichter bijeen lagen. Ik reed nog steeds door een diversiteit aan groen, door gehuchten, langs eettentjes, langs gedumpt huisvuil met rondspeurende gieren en natuurlijk hét ultieme kenmerk van de derde wereld. Armoede is een goede indicatie, afval eveneens, de hier afwezige geitenhoeders zijn dat normaal gesproken ook, maar hét bewijs dat je je in een ontwikkelingsland bevindt is natuurlijk dat je om de haverklap twee mannen op één brommer ziet rijden. In San Pedro Pochutla liet ik aanvankelijk de drukke hoofdstraat liggen en reed ik naar een hotel aan de rand van het plaatsje maar werd onmiddellijk weer verjaagd door de rookwalmen en keerde snel terug naar het centrum. Ik realiseerde me nu ten volle dat je voor frisse lucht in Mexico aangewezen bent op hoofdstraten, op dorpscentra, op steden. Levend op het platteland haal je hier de 45 jaar niet, denk ik, met de permanente rook die er hangt van afvalverbrandingen, van verbranding van verdorde landbouwgrond en van natuurbranden. In het centrum had ik een kamer vrij van rook maar niet vrij van geluid: in de ochtend waren er metselwerkzaamheden vlak voor mijn deur en stond er luide muziek van Bob Marley op, en dat vond ik best een verrassende muziekkeus. Op deze nieuwe dag had ik gedurende 45 km de weg voor mezelf omdat de rijbaan was afgezet voor onderhoud zonder dat er daadwerkelijk sprake was van onderhoud. Ik kon langs de afzetting rijden en had vervolgens al die kilometers het rijk alleen, al het overige verkeer reed samengevoegd op de baan voor de tegengestelde richting. Het was in de vroege middag weer boven de 40 graden, soms was er een klim en bij windstilheid heb je dan te maken met een alleraardigste gevoelstemperatuur. In Nederland komt de gevoelstemperatuur vooral in de winter om de hoek kijken, bij strenge vorst en stevige wind, maar in warme landen krijg je te maken met het andere uiterste, dan zorgen windstilheid en grote inspanning juist voor een extreem hoge gevoelstemperatuur. Fiets je met bepakking tegen een berg op dan lijkt de temperatuur een graad of tien hoger dan hij in werkelijkheid is. Dat is prettig bij 3°C, dan krijg je toch nog warme handen met een gevoelstemperatuur van 13°C, maar 43°C wordt dus 53°C en hoezeer ik warmte in de buitenlucht ook waardeer, bij 50°C houdt het wel zo’n beetje op. Maar aan het eind van de dag was daar het badplaatsje Puerto Escondido en ik vond daar een erg leuk hotelcomplex dat om een sfeervolle tuin met verschillende niveau’s, als een rijstplantage, tegen een heuvel was gebouwd. Ik nam er een dag rust om de batterij op te laden. En om mijn haar te wassen. Wist u dat shampoo bij 43°C bijna even vloeibaar is als drinkyoghurt?
Mijn route ging kortstondig verder langs de kust en dat betekende dat ik even langs mangroves reed, en bootjes in het water zag, en borden die aangaven dat je een strandhut kon huren, en ik zag restaurants met rieten daken. Dat beviel me wel, deze tropische vakantiesfeer, net als eerder die droge wereld met cactussen. Ik hoopte dat ik vaker op dit soort trajecten terecht kwam. Voorlopig keerde ik weer terug naar de landbouwgebieden en de stukken bos. De tolwegen lagen nu achter me en dus was ik mijn vluchtstrook kwijt en reed ik op wegen die eigenlijk te krap waren, maar gelukkig viel het mee met de drukte. Wat ik veel zag waren tuktuks, de brommertaxi’s die vooral populair zijn in Azië, en die op mijn huidige route in Peru hun intrede deden. Er kwam nu nog een vorm van openbaar vervoer bij, want naast bus en minibus waren er nu ook pickups met in de overkapte laadbak twee banken tegenover elkaar.
In de avond had ik een creatieve inval. Het raam in mijn badkamer kon niet dicht en er kwam rook van buiten onder de badkamerdeur door mijn kamer in. Ik wilde de toevoer van rook stoppen én ik had iets nodig met een krachtige geur om de rooklucht te overstemmen. En toen bedacht ik dat ik dat in huis had: vuile was! Ik propte sokken en ondergoed in de open ruimte onder de deur en binnen een kwartier verbeterde de leefbaarheid in mijn kamer drastisch. ‘Nare geurtjes’ is een heel relatief begrip.
‘Kan ik dat wel maken?’, dacht ik. Maarja, er lag nou eenmaal een aanlokkelijk stuk taart in de supermarkt en ik had een lunch nodig. En dus zat ik even later decadent taart te eten met koude cola in een park in Santiago Pinotepa Nacional. Aan normale plaatsnamen doen ze niet in Mexico. Ik reed door naar Cuajinicuilapa. Eerder, in de hangende tuinen van Babylon, herstel: Puerto Escondido, had ik wel langer dan een dag willen pauzeren, maar de internetverbinding was zo slecht dat ik liever even verder keek. Acapulco was net even te ver rijden en daarom was ik blij dat ik hier in Cuajinicuilapa een mooie kamer vond met alles wat ik nodig had. Alles wat ik nodig had om me mentaal en fysiek voor te kunnen bereiden op die laatste 40 km. Die laatste 40 km om de 100.000 vol te maken. En daarna gaan we uiteraard gewoon verder. Het bevalt me uitstekend in Mexico en ik ben in een binaire bui. Dóór naar de 100001 km.
-
15 Mei 2018 - 19:55
Els Vlielander:
Hallo Richard vandaag 15 Mei je verjaardag. Van harte gefeliciteerd en nog heel veel fietsplezier.
Je hebt weer veel gezien en meegemaakt je bent een kanjer hoor dat je het nog steeds volgehouden hebt zonder op te geven. Veel succes verder
Groetjes
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley