De propere vuilnisbelt
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
13 Maart 2020 | Portugal, Figueiró dos Vinhos
In natte kleding verliet ik de camping in Castro Verde. Met een luchtvochtigheid van honderd procent was het niet gelukt mijn kleding te drogen. Ik reed naar het barre landschap van de Cabo de São Vicente, de uiterste punt van Europa in het zuidwesten van Portugal. Google Maps toont hier het restaurant 'Letzte Bratwurst vor Amerika', en toen ik er aankwam bleek het een snackkraam te zijn, gesloten, maar ik was er dan ook erg vroeg in de ochtend. Achter een hek dat juist openging was een vuurtoren, een museum en een eetcafé. Ik keek er kort rond en reed terug naar Vila do Bispo waar ik lunchte in een park in de nabijheid van een groep tieners. Dat zou ik normaal niet doen maar deze tieners waren in uniform en deden aan samenzang, dus erg bedreigend waren ze niet. Deze regio trok méér bijzondere mensen aan en vooral bijzondere voertuigen want ik zag een jongen die in een busje reisde, een oud hippiestel dat rondreed in een prachtig beschilderde kleine camper met de naam 'Taxi Bamako', een zwarte bus met doodskoppen en een oude Duitse brandweerwagen. Ik bezocht de kustplaatsen Porto Covo, Vilanova de Milfontes en Sines, de plaatsen waar ik als jonge backpacker met mijn vriend Remko op de stranden had overnacht, tijdelijk in gezelschap van de Duitse reizigsters Caro en Miriam. Wein, Weib und Gesang, het waren avontuurlijke tijden. Net als nu. Same same, but different. Ik zag veel campers staan en bedacht dat Portugal in de praktijk zo ongeveer het meest kampeervriendelijke land van Europa moet zijn, zelf had ik ook meestal weinig moeite om in dit land een plek voor mijn tent te vinden.
Ik had nog steeds een probleem met mijn achternaaf, er kwamen weer steeds luidere geluiden uit en er ontstond opnieuw speling in het wiel. Ik wist nu zeker dat het niet aan de smering van de lagers lag, dat was in Castro Verde gebeurd, en dus moest er een inwendige beschadiging zijn. Het probleem verergerde dermate dat ik op afdalingen moest gaan lopen uit vrees dat er iets af zou breken waardoor ik volledig immobiel zou worden. Ik had op Google Maps fietszaken gevonden maar steeds als ik bij de betreffende adressen aankwam bleek er een garage te zijn, een motorfietsdealer, zelfs een bank of toch inderdaad een fietsenwinkel, leeg, met een bord 'Te koop'.
Er lagen een binnenzee en een brede rivier op mijn route. Eerst nam ik de veerpont naar Setúbal. Ik wilde deze dag op een camping staan om de dag erna, op maandag, naar Bikezone in Setúbal te kunnen, een fietsenwinkel die vermoedelijk wel bestond omdat ik de vorige maandag in Castro Verde ook te maken had met een vestiging van Bikezone. De camping lag echter wel een eind buiten de stad. Na een taaie klim langs de kust kwam ik er aan. De receptie was open maar de camping gesloten wegens onderhoud. Er volgden nieuwe, taaie klimmen naar een volgende camping, en die was open maar erg aftands. Ik bekeek het stinkende sanitaire blok en de kleine veldjes zonder stroom of wifi. Ik stelde me voor dat mijn tent hier stond en dan? Wat kon ik er doen, anders dan huilen? Ik zocht geen volgende camping meer, durfde het niet aan met mijn fiets. Ik fietste en liep naar Setúbal, controleerde of Bikezone inderdaad bestond en toen dat het geval bleek te zijn vond ik op een kilometer van de fietszaak zomaar een stuk natuur waar ik kon kamperen. Er was geen mens maar toen ik wilde gaan slapen hoorde ik dat er iets verderop toch jeugd zat. Ik deed mijn oordoppen in en sliep door de geluiden heen.
In de ochtend legde ik mijn probleem uit. Als smeren niet de oplossing was dan moest er maar een nieuwe naaf in om het probleem te elimineren, zo oordeelde men, en dat leek me een verstandige oplossing. Er was alleen geen naaf op voorraad voor een 26 inch wiel. Op twee adressen was die mogelijk verkrijgbaar, hadden ze daar ook niet de goede naaf dan moest-ie besteld worden en dat ging dan minimaal een dag extra kosten. Dat zou me slecht uitkomen, dan moest ik weer terug naar mijn kampeerplek om de tijd te doden. Er werd naar het eerste adres gebeld en na een half uur werd er teruggebeld. De naaf was niet op voorraad. Er werd naar het tweede adres gebeld en na een half uur werd er teruggebeld. Deze keer was er goed nieuws. De naaf werd met de auto gehaald en terwijl het wiel omgespaakt werd deed ik boodschappen en lunchte ik. Er werd ook nog een onwillige pedaal voorzien van vet, de versnellingen werden correct afgesteld en er werd een kleine vouw uit mijn grootste kettingblad gehaald. Een nieuwe naaf en twee uur werk, ik keek verbaasd toen ik slechts 40 euro hoefde af te rekenen. Ik was blij, ik kon weer fietsen zonder vrees, ik kon weer lange dagen maken zonder geratel en getik.
Ik nam een veerpont naar Lissabon en reed langs de kade meteen weg van Lissabon, langs monumenten, wandelaars, mountainbikers en steppers. Er is nogal veel tegen Lissabon aangebouwd en lange tijd bleef de route vervelend druk, industrieterrein na dorp na industrieterrein met veel verkeer, maar de bergroute naar de Cabo da Roca was beduidend rustiger. Cabo da Roca is de westelijkste punt van het Europese vasteland en na een afdaling door een wederom schaars begroeid bar land, zoals dat hoort bij een kaap vind ik, kwam ik aan op de punt. De krachtige wind was hier alleen maar sterker en mijn fiets waaide om toen ik foto's nam van Japanners die trachtten hun kimono's en hoofddeksels op hun plaats te houden. Na Tarifa in Spanje, de zuidelijkste punt van het Europese vasteland, en de Noordkaap had ik nu dus ook de westelijkste punt te pakken. De oostelijkste punt ligt op een naamloze bergpiek in Rusland (blijkbaar is de Europese oostgrens geen rechte lijn). De noordelijkste punt is wat discutabel omdat de Noordkaap op een eiland ligt (dat ook nog eens een iets noordelijker gelegen punt kent) en het oostelijker gelegen Kinnarodden zich daarom meer kwalificeert voor deze eretitel, maar toch ben ik over 'land' noordelijker gekomen dan Kinnarodden, via een tunnel. De meest westelijke punt van Europa ínclusief eilanden ligt overigens net als het punt waar ik me nu bevond op Portugees grondgebied, bij Fajã Grande op de Azoren.
Er waren wandelroutes maar ik was eigenlijk wel klaar met vertragingen en 'verplichte' agendapunten, ik wilde crossen, vlammen, lange stukken rijden. Ik keerde om en reed oostwaarts, en in Vila Franca bereikte ik de brug die me verloste van het drukste deel van Portugal. Tussen vervallen huizen die in een rechthoek geplaatst waren kampeerde ik, en ik merkte dat het duidelijk kouder werd; in de ochtend zag ik aan het gras dat het gevroren had. Voor het eerst kon ik mijn nieuwe wanten aantrekken. Onderweg had mijn fiets een nieuwe uitdaging voor me: tot mijn schrik schoof de rechterpedaal van zijn pin. Ik draaide hem met mijn vingers provisorisch weer vast en zocht een garage op, maar daar was niet de benodigde moersleutel aanwezig. Later bedacht ik dat ik een tang had met een smalle bek en het lukte me wonderwel om daarmee de moer in zijn behuizing redelijk vast te draaien, al bleek snel dat ik deze handeling dagelijks moet herhalen.
Ik was terug in Spanje. Volop tuinbouw om me heen en iets dat ik liever niet meer gezien had maar dat me blijft achtervolgen: rookpluimen vanuit de boomgaarden. Dit is de periode van het jaar dat de bomen worden gesnoeid en Spanjaarden hebben geen GFT-bak, hooguit een GF-bak. Al het tuinafval gaat in de fik. Het resultaat van dit alles was een somber toekomstbeeld, ik reed naar een horizon waar een dikke laag bruine smog hing. Ik kwam deze dag niet meer uit het tuinbouwgebied, alle bossen op mijn kaart waren olijfgaarden, en verder waren er drassige akkers en dorpen vol honden. De hele avond zocht ik naar een kampeerplek en pas tegen enen vond ik een reepje bos tussen een pad en een straat. Het leek er rustig maar toen ik in mijn tent lag hoorde ik een disco, stemmen en voor en achter me honden. Ik noteerde mijn gegevens en zag dat ik 11 uur en 35 minuten onderweg was geweest en 145 km had afgelegd deze dag.
Door de neerslag van het verbrande tuinafval reed ik de volgende ochtend naar een bergachtig gebied met dennenbossen waar ik weer prettig ademen kon. En 's avonds merkte ik dat het nog weer kouder werd. Mijn slaapzak heeft zijn beste tijd gehad maar ik koop geen nieuwe meer, in plaats daarvan sliep ik nu in mijn kleren en ook nog in mijn regenpak. Toen ik wakker werd was het vocht op de tent bevroren en bij 0°C vertrok ik weer. In het dorp Luciana vond ik een zitbank met tafel en dat was een geschikte gelegenheid om mijn tassen uit te stallen en eens wat zaken op te graven. Ik vond een laken, een trainingsbroek en een shirt met lange mouwen. Die gingen van pas komen. Na een middag fietsen had ik wederom moeite een slaapplaats te vinden. Anderhalf jaar geleden, fietsend langs de Spaanse oostkust, had ik me afgevraagd of het nu werkelijk zo moeilijk was om in het Spaanse binnenland een kampeerstek te vinden, zoals ik in 2012 ervaren had, of dat ik vooral onervaren was. Inmiddels wist ik dat het inderdaad knap lastig kan zijn, want bijna alle grond is in gebruik. Veel grond is tuinbouwgebied en veel natuur is privéjachtterrein; overal zie je bordjes 'Coto privado de caza'. Privéterrein bestaat niet in Spanje, het is altijd privéjachtterrein en Spanjaarden knallen er lustig op los. Ik had het idee dat je de genoemde bordjes goedkoop groot in kan kopen bij de bouwmarkt want ze staan overal, tot in het kleinste tuintje aan toe. In Spanje zie je ook vaak dat stukken grond bij verkeersknooppunten in gebruik zijn voor landbouw, en ook rivierbeddingen. Het lijkt wel of Spanje een ruimteprobleem heeft, terwijl Portugal toch zo ruim in zijn vel lijkt te zitten, buiten de regio Lissabon. Ik moest zoeken naar buitenkansen om mijn tent op te zetten en vond een voormalig bedrijventerrein en in vervuilde lucht sliep ik voor het eerst sinds lange tijd weer met een masker voor. De volgende nacht lag ik achter een ruïne langs een akker. Om niet verrast te worden door een boer met een ploeg in de ochtend zette ik de wekker om bij het eerste licht te kunnen vertrekken en dit beviel zo goed dat dat een nieuwe gewoonte werd. Afgelopen met de lange nachten waarin ik steeds vaker wakker lag. Daarmee werd mijn tocht een fysiekere onderneming, met langere dagen. Het betekende wel dat ik langer in de kou reed in de vroege ochtend, maar met de westenwind in mijn rug reed ik in versneld tempo op de Middellandse Zee af en ik kon zowaar op een middag weer in een shirt rijden. En zo stond ik negen dagen na mijn bezoek aan Cabo da Roca aan de andere kant van het Iberisch schiereiland, op het strand van Gandia, nabij Valencia, met mijn voeten in de branding.
Zigzaggen over de kaart, dat was mijn mijn fietsplan tot aan de lente, waarna ik noordelijker in Europa zou gaan rijden. Voor nu betekende dat een terugkeer naar Portugal. Het was duidelijk dat het geen zin had eerder noordwaarts te gaan want de lente liet duidelijk op zich wachten. De stevige westenwind had ik nu tegen en maakte het rijden een stuk kouder. Rijden met een sweater en regenjas werd nu weer noodzakelijk, bij gebrek aan een echte jas. De kou sloeg op mijn blaas en ik kreeg hoge nood maar ik bereikte Siete Aguas, Zeven Wateren, dus ging ik 's even wateren. Het risico op het bekeurd worden wegens wildplassen is misschien groter dan ik vooraf verwacht zou hebben want de Guardia Civil reed hier veel rond. Ze hielden me later op de dag aan toen ik een podcast beluisterde. Dat laatste mocht niet in het verkeer. En ik moest een reflecterend hesje dragen. En waar was mijn achterlicht? Ik moest altijd met een brandend achterlicht rijden. Ik wachtte nog even tot ook het verzoek tot het dragen van een harnas, gordel en kooiconstructie voorbijkwamen maar ze waren klaar met hun wensen. Ik bereikte een gebied dat me weer deed beseffen waarom ik in Spanje fiets, afgezien van de verwachte hogere temperaturen: ik reed door een gebergte, langs meren, door tunnels en bossen en ik zag snelwegen en spoorlijnen op enorme pijlers van berg naar berg lopen. In de avond was ik in een toeristisch gebied en pas om tien uur, na een dag van elf uur fietsen, vond ik een geschikte kampeerplaats in een recreatiegebied aan een kleine rivier. Eerst verzekerde ik me ervan dat hier een kampeerverbod was. Ik hou van het opbouwen van allerlei lange reeksen tijdens fietstochten, of het nu kilometers zijn of hoogtemeters, uren, dagen of nachten, en ik was bezig met een imponerende reeks wildkampeernachten en die wilde ik niet onderbreken. Twee van mijn apps toonden hier een kampeerlogo, en als dit aangewezen plekken zijn om te kamperen is er wat mij betreft geen sprake van wildkamperen, maar ik kwam expliciete kampeerverbodsborden tegen dus blij concludeerde ik: 'Het mag niet, dus het kan'. (Volgens deze redenering kun je ook in iemands olijfgaard kamperen, maar dat durf ik toch niet aan.)
In de ochtend verliet ik mijn stek bij de rivier en reed door een mooie kloof in de richting van Cuenca. Ik was nu drie weken onderweg sinds ik de camping in Castro Verde verliet en wilde een pauze inlassen, en hier was een camping. Maar deze camping was pas vanaf de lente de hele week open en nu slechts in het weekend, en het was maandag. In de regen reed ik door, het was gedaan met het mooie weer en het werd stormachtig. Ik zag struikjes de weg oversteken en in een pauze waaide mijn fiets om. Ik werd gedwongen om stukken te lopen omdat ik teveel ging slingeren in de wind. De dag erna was er een volgende camping op mijn route maar het regende opnieuw en ik had geen trek in kamperen in de regen en kleren wassen zou zinloos zijn, en er speelde nog iets. Ik ging een oude vriend bezoeken in Portugal en zijn stek kon ik mogelijk in een week aanfietsen. Het werd steeds minder zinvol om vooraf nog mijn tocht te onderbreken, en het werd een uitdaging om er in één keer naartoe te rijden.
Valdelosllanos was een soort losstaande woonwijk waar alle huizen te koop stonden en ook veelal niet meer bewoond waren. In een deel dat nog wel bewoond was woonden per huis vijf honden die een langlopende discussie hielden die doorliep tot in de nacht. Ik kampeerde in de heuvels achter het dorp en keek naar de kaart. Ik was bezig met een kleine omweg; ik was de tuinbouwgebieden een beetje zat geworden en had ten noordwesten van Madrid een gebergte gezien en daarom ging ik op de kaart boven Madrid langs. Nu bleek dat ik met een aanvullende omweg meer bergen en meer stukken nationaal park zou doorkruisen en omdat ik hier was voor bergen en natuur leek me dat een goed plan. Het werd een mooie klim de volgende dag, het was zo'n klim met zicht op de weg waar je later, veel hoger, zult rijden. Het leverde ook mooie uitzichten op over het gebied dat ik onder me liet en na de pas kreeg ik zicht op een nieuw dal. Na de afdaling volgde een nieuwe klim van negen kilometer. Ik kreeg te maken met tegensputterende beenspieren, soms produceerden ze venijnige steekjes. Op de volgende pas op ruim 1800m stond ik in een bezweet shirt bij 4°C en ik pakte me helemaal in voor een nieuwe afdaling. Ruim 1000m lager vond ik zomaar een klein natuurgebied dat geen privéjachtterrein was en ik zette er de tent op. En in de tent registreerde ik de getallen. Ik had 110 km gefietst en... er stonden 2076 hoogtemeters op de teller. Voor het eerst in twee jaar had ik weer een notering in het persoonlijke klimklassement bereikt.
In mijn natte shirt ging ik slapen, het was de enige manier om het droog te krijgen, en in de ochtend was het vocht verplaatst naar mijn slaapzak. Maar na een uur rijden was mijn shirt weer nat door het klimmen, terwijl er toch een koude westenwind stond. Het ging regenen en de bewolking hing over de weg. Dit waren de momenten waarop mijn tocht een wel heel miserabel karakter kreeg. Gelukkig zijn er toch altijd fases met opklaringen tussendoor en ik kon lunchen in de zon en mijn slaapzak drogen. De dag eindigde met een lange klim door een schaars begroeid landschap en ik eindigde de dag op een bergpas in het donker. Ik vond een zijpad met een ruïne en kon beschut tegen de krachtiger wordende wind tussen de muren gaan staan maar durfde dat niet aan. Op momenten als deze komt er vaak een herinnering uit mijn kindertijd omhoog, een herinnering aan een jongen die drie klassen hoger zat. Jeroen de Vlieger was zijn naam, en op een kwade middag speelde hij bij een instabiele muur. De muur stortte in en Jeroen werd bedolven onder het steen. Misschien zou zijn dood mij nu, of op een ander moment, behoeden voor hetzelfde lot en daarmee iets beter verteerbaar worden. En dus kampeerde ik in de wind achter de ruïne, op een punt waar de muur ongevaarlijk laag was, met strak aangespannen scheerlijnen. Die avond werd de tent gegeseld door een zware storm met regen, maar dit was de tent die bij de Noordkaap een absurd zware storm had overleefd dus ik vertrouwde op mijn onderkomen. Ik noteerde weer een klassementsklim, 1874m, en had moeite om in slaap te komen, niet alleen door de storm maar ook door het pakket kleren dat ik aan had, dat slaapt niet fijn.
Toen ik ontwaakte stormde het nog steeds en slagregens raakten mijn tent. Ik keek naar de temperatuur. Hoe kon het regenen terwijl het binnen 1°C was? Want dan moest het buiten vriezen. Ik zag het daglicht naar binnen schijnen onder het doek van de buitentent. Hoe kon het daglicht naar binnen schijnen als het nog nacht was? Ik keek beter en zag toen dat het licht afkomstig was van sneeuw, en de slagregens waren slagsneeuw. Ik somde de feiten op. Het vroor, het sneeuwde, er stond een krachtige koude wind (wat invloed heeft op de gevoelstemperatuur) en er wachtte me een afdaling. Mijn shirt was nog nat van gisteren, het was te koud geweest om hem in de nacht te dragen. Ik kon, nee móest mijn sweaters dragen en als deze ook nat zouden worden had ik een probleem, dan had ik geen kleren meer over. Ik dacht na. Ik kon eventueel nog mijn vuile was gaan dragen, dat was nog droog. En ik dacht verder na. Moest ik mijn tent af gaan breken in deze storm en op pad gaan? Er was geen weg terug, als ik de beslissing nam te vertrekken dan moest ik door, ik kon niet mijn tent opnieuw opzetten in de storm. Ik dacht en wachtte, twee uur lang. En toen besloot ik te vertrekken. Het lukte me de tent af te breken zonder dat de wind schade veroorzaakte. Volledig ingepakt daalde ik af en realiseerde me toen dat ik eerder had kunnen vertrekken. Het weer op de pas had de realiteit vertekend, in het dal waren de weersomstandigheden aanzienlijk beter. De lange bergroute die ik van plan was te gaan rijden had ik geschrapt maar nu de zon scheen kwam ik daarop terug en ging 'm alsnog rijden. Maar na drie kilometer schoof er bewolking over de weg en ging het weer sneeuwen. Het was genoeg, hiervoor had ik niet de juiste kleding bij me. Ik keerde om en nam alsnog de kortste route het gebergte uit. Daartoe moest ik nog wel één gebergte over. Mijn verkleedpartij duurde voort, in een klim gingen er steeds meer kledingstukken uit, bij regen en wind kwamen er weer kledingstukken bij en op een afdaling droeg ik alles. Ik kwam 1200m lager terecht in een zonnig landbouwgebied, sloeg af naar het westen en keek omhoog naar dat gebergte dat nu naast me lag, bedekt met een grijze wolkendeken. Dit zou voor mij voorlopig het einde zijn van het miserabele weer. Ander weer, en het leek ook wel een ander Spanje. Er was veel natuur, de hinderlijke verbodsbordjes ontbraken grotendeels, maar er stonden hier wel veel huizen in de natuur.
De dag erop zag de wereld er weer gewoner uit. Dit was weer een heuvelachtig tuinbouwgebied met boerderijtjes. Bovendien was het weer snoei- en verbranddag want ik zag deze dag zo'n 50 tot 100 rookpluimen opstijgen uit de valleien. Ik denk dat ik eerder een wat te positief beeld had gecreëerd van Spanje, feitelijk was ook dit land net als Italië en Griekenland een tuinbouwgebied met honden, en zijn bergen, meren en bossen uitzonderingen. Ik kon echter wel weer in een shirt rijden, dat was ook wat waard. En ik kon nu geregeld over nationale wegen rijden die parallel lagen aan de snelweg. Dat zijn mijn favoriete wegen geworden. Die wegen zijn ruim en er is weinig verkeer omdat bijna iedereen op de snelweg rijdt. En langs de weg is natuur en dus zijn er meer kampeermogelijkheden. Hoe kleiner de weg, des te meer bewoning, hekken, honden en branden. Het is één van de paradoxen van het fietsen: voor meer rust en natuur aangewezen zijn op de omgeving van snelwegen. Het is net zoiets als voor frisse lucht aangewezen zijn op steden, om verlost te raken van alle vervuiling door branden op het platteland. Schoon en vuil zijn in Spanje vaker vermengde begrippen want die avond sliep ik in de buurt van een 'punto limpio' (schoon punt), oftewel een vuilstortplaats. Ondanks dat vuil verderop was het een mooie plek bij een ruïne naast een grote boom, in het maanlicht. Na deze nacht stak ik een rivier over en was ik terug in Portugal. En na nog ruim een dag fietsen bereikte ik Vale Das Cúpulas, de vallei der koepels.
Marcel was ooit horecamanager op een vakantiepark en had daar de verantwoordelijkheid over een bar, een snackbar en een disco. Ik was ooit een student die geld nodig had en werk vond op dat vakantiepark als barkeeper in de bar, en Marcel werd mijn baas. Acht zomers was ik het vaste gezicht achter de bar en acht zomers lang werden na de avonddiensten, na sluitingstijd, de nachten gevuld met bier en lange verhalen. Marcel had nu, ruim twintig jaar later, zijn eigen kleine vakantiepark, zijn eigen vallei met een eigenzinnig, tamelijk uniek concept: 'domes', koepelvormige woningen. Ik had Marcel voor het laatst gezien in augustus 2014, we woonden in dezelfde wijk; ik verliet destijds mijn flat om na een jaar fietsen zonder vaste lasten mijn fietsend bestaan te continueren, in Australië, en hij zou vlak na mij Nederland verlaten voor zijn avontuur in Portugal. En nu was er het weerzien. En hij vertelde me zijn indrukwekkende verhaal. Toen hij hier aankwam was er niet eens een mogelijkheid om de kleine vallei die hij gekocht had met zijn caravan te bereiken, hij heeft eerst enkele weken op een camping gestaan om een weg aan te leggen. Daarna heeft hij tweeënhalf jaar in zijn caravan gewoond en eigenhandig een prachtige dome gebouwd als luxueus gastenverblijf. Toen dat er stond kwam zijn vrouw Jenny over uit Nederland en woonden ze in de dome als er geen gasten waren, en anders in de caravan. In nog eens twee jaar bouwde hij een tweede dome, iets groter, met een verdieping, en dat is nu het woonhuis. Als je het resultaat ziet is het eigenlijk onvoorstelbaar dat dit door één man is gebouwd, slechts incidenteel geassisteerd door vrienden op bezoek. Jenny, die een stevige vinger in de pap heeft gehad bij de inrichting van de domes, was momenteel op bezoek in Nederland, en zodoende was Marcel hier slechts in gezelschap van zijn hond, en hij was blij met mijn komst. We gingen verder waar waar we ruim twintig jaar geleden gebleven waren, zonder enige vervreemding, met een goed glas en goede verhalen.
Ik waardeerde het enorm dat het gastenverblijf was gereserveerd voor mij en het verblijf hier gaf me de mogelijkheid nieuwe krachten op te doen voor het vervolg van mijn reis, maar ik vroeg me ook af of dat laatste nodig was want mijn energievoorraad had onuitputtelijk geleken. Ik was verbaasd over wat ik gedaan had. Ik had sinds mijn start in Málaga 30 hele en 5 halve dagen achtereen gefietst; mijn pauze in Castro Verde was slechts een halve dag geweest. Ik had 27 nachten op rij gewildkampeerd. Ik had tweemaal elf uur of langer gefietst. Ik had twee dagen absurd veel geklommen. Waar kwam al deze energie vandaan? Waarom was ik niet uitgeput? Ik denk dat het ligt aan de omstandigheden in Europa. Ik was in de gelegenheid veel en gezond te eten en veel factoren die me op andere continenten uitputten ontbraken hier of ik kon ze vermijden: hitte, grote hoogtes, slechte wegen. Het wat tammere karakter van dit continent kon ik deels compenseren met meer fysieke uitdagingen.
De lente nadert, mijn overwintering beschouw ik als beëindigd. Ik kan stoppen met zigzaggen over de kaart en het vizier richten op Centraal-Europa. Op naar land 68.
-
21 Maart 2020 - 07:14
Audrey:
Hallo Richard,
Weer een mooi verhaal. Leuk dat je door Europa gaat fietsen. Je belevingen zijn daardoor heel herkenbaar. Ben benieuwd of je je reis nu nog kan doorzetten met die griep crisis. Succes
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley