Annabella en de rebelse bomen
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
31 Juli 2019 | Zimbabwe, Harare
Mijn chalet in Nkhata Bay had ik maar voor twee dagen, daarna was-ie gereserveerd. Dat was geen probleem want er was een bungalow vrij voor twee dagen en daar kon ik naartoe verhuizen. Opnieuw had ik een sfeervol onderkomen en ook nog eens fors meer ruimte. Het ontbrak echter aan sfeer in de lodge als geheel, het bleef wat tam, te rustig en met de mensen die er waren kreeg ik niet echt aansluiting. Dat was anders in het centrum van Nkhata Bay, daar ontmoette ik op een zekere dag rond lunchtijd een groep van 13 Australiërs die net arriveerden en een restaurant zochten. Ik lokte ze mee naar mijn favoriete restaurant. We overvielen dit etablissement nogal met ons aantal, het werd een lunch van twee uur, maar dat gaf ruimte tot een gesprek. Het waren vrijwilligers, ze waren een kilometer of vijftig verderop gestationeerd; ze hadden een dag vrij en brachten een bezoek mijn vakantiedorp, al konden er direct wat programmapunten geschrapt worden door de uitgelopen lunch. Hun werkplek lag op mijn route, dus nam ik afscheid met het voornemen om ze te bezoeken. Ik relaxte nog wat op deze zaterdagmiddag en was benieuwd naar de avond. Ik had me ingeschreven voor de barbecue in de lodge, ik wilde alles er uit halen wat er in zat hier. Het werd een barbecue waarbij al het voedsel al bereid was bij aanvang, we hadden ook vooraf al een menu moeten kiezen. Bij het terras aan het water was het eten uitgestald. Ik nam plaats aan een lange tafel, een gezin schoof aan en een Brits/Japans koppel, allen nieuwe gezichten. Wat er daarna nog binnendruppelde verspreidde zich over de beschikbare ruimte, aan de bar, een tafel in de hoek etc. Het eten smaakte goed maar het werd niet het geanimeerde evenement dat ik voor ogen had. Na een paar bier hield ik het voor gezien, ging voor mijn bungalow zitten, brak een flesje brandy aan en zette muziek op. Ik accepteerde dat het er niet in zat hier en sloot af met mijn eigen feestje. Ik had een enorme behoefte aan een party, ik had lang genoeg in een isolement gezeten, ik wilde gewoon weer eens ouderwets vlammen maar mijn verwachtingen over deze locatie waren te hooggespannen geweest. De realiteit was anders en ik bereidde me langzaam weer voor op een vertrek. Of...? Het doorgaande pad van dit terrein lag twintig meter voor mijn bungalow, ik kon al het voetverkeer volgen, en ik zag een grote groep, komend van elders, naar de bar lopen. Zou het dan toch nog gaan leven hier? Ik aarzelde niet, zette de brandy weg en volgde. Niet alleen in de bar zat meer leven, in mij inmiddels ook. Ik maakte nieuwe vrienden en toen al het bier op was en het ons geen goed idee leek om wodka-shots te blijven weggieten besloten we naar het centrum te gaan, naar bar/disco/sportbar The Bay View. Ik wilde een party, en ik kreeg mijn party. Ik wilde vlammen en slaagde daar volledig in. Ik werd wakker in mijn bungalow met een gescheurde wenkbrauw en naast me een ranke, naakte jongedame. Kijk, dat noem ik vlammen.
En later lagen we samen, zoals dat heet. Een beetje moe maar voldaan. Er kwam al licht door de ramen, ze zei: 'Ik heb geen tijd voor ontbijt, ik moet gaan'. Ik zei alleen nog: 'Tot ziens'. Annabella, de (originele) zangeres van Bow Wow Wow, daar moest ik aan denken, die had ook de zijkanten van haar hoofd kaalgeschoren. Eigenlijk waren niet wij degenen die de conversatie bepaalden, dat was de manager die op de deur klopte met de vraag of ik binnen een half uur de bungalow kon verlaten, de nieuwe gasten zouden snel arriveren. Er was nog een plek vrij op de slaapzaal. 'Daar ga je toch niet heen, hè?, protesteerde de dame naast me en ze somde enkele activiteiten op die je niet op een slaapzaal kunt uitvoeren, althans niet met goed fatsoen. Ik merkte dat we op één lijn zaten. Ze stelde voor dat ik verhuisde naar haar kamer, maar om nu al te gaan samenwonen... ik wist haar naam nog niet eens. En dus verliet ik de lodge op de heuvelwand aan het water en nam een kamer in een motel in het centrum. Nadat ik mijn spullen gedumpt had ging ik toch maar even naar een dokter met die gescheurde wenkbrauw. In de nacht, alleen op de weg terug naar de lodge, was ik op een duister deel van het traject door drie man opgewacht, neergeslagen en beroofd. Ze hebben een zakdoek en een oude hoofdlamp buitgemaakt. Later trof ik een engel op mijn route die me had gezien in de disco, die me bijstond op de weg naar mijn bungalow, mijn zwaar bebloede gezicht waste en een restje brandy in de wond goot. En ze bleef.
Mijn wenkbrauw hoefde niet gehecht te worden en heelde mooi. Ik bracht nog wat dagen en nachten door met mijn kersverse, maar ook tijdelijke wederhelft en na acht dagen vakantie was het tijd om weer te gaan fietsen. Er was meer geld uit mijn portemonnee verdampt dan vooraf begroot dus moest deze aangevuld worden. Je kon hier alleen met Visa pinnen en dus was dit de ideale gelegenheid om mijn Visa debet card eens te testen, dan had ik die misschien niet voor niets aangeschaft. Ik toetste de gewenste gegevens in bij de automaat en riep: 'Give me money!'. En verdomd, het werkte. Kijk Malawische kinderen, zo doe je dat. Op een groot scherm in de bank zag ik ineens Feyenoordspelers, en ook nog wat andere spelers in roodwitte shirts van niet nader te noemen clubs. Er verscheen een tekst in beeld: 'Dutch eredivisie. On Fox Africa'. Voetbal is groot hier, er ontgaat ze weinig.
Ik voelde me herboren na mijn ingelaste vakantie maar dat duurde twee uur. Kinderen bedelen niet zozeer in dit land; dan denk ik meer aan een opgehouden handje en een zielig gezicht. Nee, ze eisen op agressieve toon geld, en dat maakte het fietsen al vlot weer vervelend. Gelukkig was deze fietsdag niet lang. Ik bereikte Kande en reed naar het meer, naar de Kande Beach Lodge. Ik verwachtte er niet veel van maar werd verrast door het prachtige kamp met de uiterst stijlvolle bar en ik hoorde zowaar The Police en Led Zeppelin uit de speakers komen. Het was weer een kamp waar zeer veel tijd gestoken is in de bouw en aankleding, met overal zithoeken, houtsnijwerk en bamboe. Ik besloot een dagje te blijven, dan had ik ruim de tijd om de Australiërs te bezoeken en hier te relaxen. Het liep iets anders. Na wat omzwervingen in de bush vond ik de plek waar de betreffende stichting zich ongeveer zou moeten bevinden, maar ik kreeg te horen dat mijn nieuwe vrienden gisteren vertrokken waren en dat ze nu in het vliegtuig terug naar Australië zouden moeten zitten. Foutje in de regie. Ik heb daarom maar een strandwandeling gemaakt. En 's avonds bestelde ik een bier en nam plaats op een barkruk in een zithoek dicht bij het strand. Het viel me op dat er deze dag geen muziek was. Na tien minuten ging het licht uit. De bar sloot. Het was 19.20 uur. En dan te bedenken dat er de volgende dag een overland truck zou aankomen, op zaterdag. Goede timing. Ik keerde terug naar mijn tent en luisterde naar podcasts, onder andere een fascinerend verhaal over de elfstedentocht van '63. Een tocht in barre omstandigheden, door sneeuw, duisternis en klunend door weilanden. Mannen die languit in de sneeuw vielen en dachten: 'Laat mij maar liggen, het is goed zo', en een schop met de schaats kregen van een ander, en een aanvullende scheldkanonnade. Mannen die door artsen in de houdgreep genomen werden en uitgekleed werden om te controleren op bevriezing. Mannen die controleposten in het donker omzeilden vanwege geruchten dat de tocht gestaakt was. Sterven of finishen, een tussenweg leek er niet te zijn. Het zet je fietstocht in een ander perspectief, al was ik laatst ook ver heen toen ik me 70 km door het gebied met tseetseevliegen worstelde. En ik herinnerde me een tocht in Mexico vorig jaar, toen ik uitgeput aan een klim begon; toen had ik ook 'out' kunnen gaan.
In Ngala was weer een mooie lodge. Het zou de laatste stijlvolle lodge zijn. Op mijn kampeerveld aan het strand waren volop apen. En in de avond bezocht ik de bar. Muziek uit vervlogen tijden, en deze keer sloot de bar pas nadat ik vrijwillig mijn tent opzocht.
Tussen de Malawische dorpen was altijd bewoning, en altijd liepen er mensen op de weg. Soms had ik het idee dat ik met de vierdaagse meefietste. Soms ertegenin. Nu ik me flink bevoorraad had in Mzuzu, vlak voor mijn verblijf in Nkhata Bay, verviel de noodzaak om rond lunchtijd het schuurtje te zoeken waar de rijst of nsima geserveerd werd; ik kon uit de tas eten. Dat is eenvoudiger opgeschreven dan gedaan, want het is de kunst om een plek te vinden zonder bezoek te krijgen van starende en geld eisende kinderen. En Malawische kinderen vinden je sneller dan honden. Ik reed zelden langs het meer, vaak lag het zelfs geheel uit zicht. Na een nieuwe, weinig inspirerende dag kwam ik aan in Nkhotakota en nam er een kamer in een guesthouse dat ook een restaurant had. Ik keek eens naar het menu en vroeg de receptionist die bij me stond wat 'chips mayai' was en hij verraste me met de mededeling dat hij geen Swahili sprak. Dat kan, ook niet iedere Nederlandse dertiger verstaat Engels, maar ik had het niet verwacht. Chips mayai was trouwens de 'patat in omelet' die ik al zo vaak gegeten had in Tanzania, maar die naam kende ik nog niet. In mijn kamer maakte ik een plan. Er was een wildpark en de weg die er doorheen liep leidde naar hoofdstad Lilongwe. Dat stond me wel aan; het was weliswaar een omweg maar een park zou de route interessanter maken en een grote stad kon ik wel gebruiken: echte restaurants, winkelcentra, supermarkten, wifi.. En dus nam ik de afslag het binnenland in, en al snel werd de route een stuk aangenamer. Mooier en rustiger. Lang mocht het niet duren. Er was een hek, en een ranger. En op het hek waren vele verbodsborden afgebeeld. Het fietsverbod had ik snel gevonden. Ik mocht 16 km terug en alsnog de oude, saaie route hervatten. Geen Lilongwe voor mij. Het voordeel was wel dat ik dan zo goed als linea recta het land uit kon en dat leek me ook een goed plan. Ik reed de dag vol en kwam uit in het gehucht Jinga, daar was de enige accommodatie op de route deze dag. Ik kreeg een hok met een golfplaatdak en een bed met een matras. Ik legde het bed op zijn kant, zette de tent op en was tevreden want ik had ook nog een stopcontact en kon thee zetten. Het was de goedkoopste kamer ooit: €1,75.
In Senga hoopte ik weer een mooie camping of lodge te vinden aan het meer, maar dat viel niet mee. De eerste camping verbood het meenemen van eigen voedsel en verplichtte je een keuzepakket af te nemen van een kampeervorm, maaltijden en ik meen ook nog activiteiten voor een niet misselijke totaalprijs. Ze mochten anderen gaan belazeren van mij. Van de volgende kampeervelden werd ik niet vrolijk. Wat de zoektocht bemoeilijkte was dat alle accommodatie tussen weg en strand lag en ik steeds mijn fiets door het zand van de ene plek naar de andere moest zeulen, en ook nog eens temidden van vervelende kinderen. Maar ergens in de zandbak was er een guesthouse met een magisch lokmiddel: free wifi. Dat was een unicum in Malawi. Het was een guesthouse geleid door een rastafari. Het was een eenvoudig guesthouse met restaurant, maar wel erg kleurrijk geschilderd en het kwam over als een sympathiek initiatief. Ik bleef er een extra dagje, ik waste kleren en gebruikte het internet zodra dat weer een paar uurtjes werkte. Ik deed nog een poging tot sight-seeing maar vluchtte snel weer naar mijn kamer. Senga heeft het niet. Ik denk dat Senga een keuze moet maken. Maak er een dorp van voor Malawiërs of voor toeristen. Niet allebei. Maak rommel, vuurtjes en een boel kinderen of maak een mooie boulevard langs een schoon strand met leuke restaurants en uitgaansgelegenheden.
Mijn ontdekkingstocht langs de lodges aan Lake Malawi zat er bijna op. In een halve dag reed ik naar mijn laatste locatie aan het meer, Chipoka. De Lake View Lodge deed me denken aan mijn eerste locatie aan het meer, in Karonga. Ook dit was een lodge bestaande uit een verzameling gebouwen uit koloniale tijden die wordt geëxploiteerd tot het moment dat het instort, maar deze lodge bevond zich in een betere staat. Het restaurant was nog in gebruik evenals de bar. Omdat er nog geen stroom was ging ik even Chipoka in. Ik ging de laatste tijd na aankomst zelden meer een dorp in omdat het altijd dezelfde treurige armoede en rommel is. De wanorde die er al is wordt nog vergroot doordat er hier in tegenstelling tot Tanzania, Rwanda en Kenia geen verbod is op plastic zakjes en dat zie je duidelijk terug in de omgeving. Maar Chipoka was een andersoortig dorp. Er was een haven die nog in gebruik was, en vervallen stationsgebouwen en roestende containers. Het was stil hier en ik probeerde een soort centrum te vinden door wat paden te bewandelen. Ik kwam uit op een zeer levendige markt. Dit alles was al anders dan anders, maar er was nog iets. Niemand riep naar me, niemand staarde naar me, geen kind bedelde. Geen 'Hey my friend', geen 'Give money!'. Ik kon ongestoord rondlopen en daar knapte mijn humeur nogal van op. Ik kreeg het idee dat passagiersschepen deze plaats niet meer aandoen en dat er om die reden helemaal geen toeristen meer komen, en dat mensen weer overgegaan zijn op normaal gedrag jegens vreemden. Ik kon om me heen kijken, me verwonderen, vragen stellen, bijvoorbeeld bij de bakkerij die obama's verkocht. Ik kreeg weer even het gevoel echt op reis te zijn, en dat het leuk is om op reis te zijn. In het restaurant van de lodge at ik rijst met vlees in zoetzure saus. Ik had mijn twijfels over de bar met luidruchtige muziek en het aardedonkere strand onder de bewolkte hemel, maar toen ik buiten kwam zag ik dat de maan opgekomen was. Ik greep mijn kans op een laatste avond aan het meer, bestelde een bier, pakte een comfortabele stoel en ging buiten zitten met mijn eigen muziek op, uitkijkend over het water.
In de ochtend belaadde ik mijn fiets en de barkeeper kwam voorbij en stelde wat vragen over mijn reis. Ik vertelde dat ik reisde door de zuidelijke helft van Afrika. 'Waarom niet door het zuidelijk geheel van Afrika?', vroeg hij. Daar had ik even geen antwoord op.
Ik nam afscheid van Lake Malawi. Op naar Mozambique. Ik zag dat de omgeving steeds droger werd en dat er steeds meer baobabs in het land stonden, die rebelse bomen die zich niet houden aan voorgeschreven vormen. Er was geen ruime keus aan accommodatie onderweg, dus stopte ik vroeg in de middag in Golomoti en nam een kamer in een nieuwe lodge, en dat het nieuw en modern was had voordelen. Mijn kamer had echte ramen, niet van die schrootjes glas die geluid en rook doorlaten, en niet-doorzichtige gordijnen, en licht waarbij je kon zien of je je sokken binnenstebuiten aan had of niet. Ik kon ook zien wat ik at. In mijn bord noodles dreven zeker honderd kleine dode mieren die blijkbaar een gaatje in de verpakking hadden gevonden. Mieren zijn eetbaar dus zag ik geen belemmering en at braaf mijn bordje leeg.
Een avond later keek ik rond in Chingeni. Er was geen verlichting buiten. Vrouwen zaten langs de weg met stapeltjes tomaten. Ik vond hooguit gesloten restaurants, misschien voorgoed gesloten. Misschien was het rendabeler om buiten stukken aardappel te frituren, dat was wat sommigen deden. Geen stoelen of tafels hier, geen zout of ketchup. Wel steevast een groep drukke mannen bij iedere frituur en dat nodigde ook niet bepaald uit tot het plaatsen van een bestelling. Verder plastic, vuurtjes, naargeestigheid. 'Zal hier ooit nog vooruitgang zijn?', dat had ik me al zo vaak afgevraagd, in Tanzania, maar ook hier in Malawi. Ik zag een verre toekomst voor me waarin de rest van de wereld elkaar en zichzelf uitgeroeid heeft. Dit deel van het opgegeven en vergeten continent Afrika is onaangetast gebleven. De waterpompen zijn echter verroest en mensen zijn weer bij rivieren gaan wonen. Auto's, mobiele telefoons, fietsen en elektriciteit zijn verdwenen. Vrouwen dragen vrachten op hun hoofd en baby's op hun rug, mannen verplaatsen zakken met houtskool. In het jaar 5000. In het jaar 10.000. In het jaar 20.000. Ik kocht een zak chips bij het tankstation, noemde dat avondeten en keerde terug naar mijn kamer.
Ik reed in één ruk ruim 100 km naar Mwanza bij de Mozambikaanse grens. De wereld was nog droger geworden en er lagen grote keien in het landschap. Er waren delen zonder mensen op de weg, en grote stukken land stonden niet in brand. Ik werd afgeremd door tegenwind en een stevige klim op het eind van het traject waar weer volop mensen liepen en het land weer brandde. Ik kreeg de indruk dat Malawi er naar streeft om vóór 2025 volledig in brand te staan. In het donker reed ik Mwanza in. Ik had gehoopt op een charmant bergdorpje, maar Mwanza verschilde niet van wat ik gewend was.
In de ochtend had ik een missie. Ik moest een groot deel van mijn 40 euro aan Malawische kwacha's uitgeven omdat ik weer aan voelde komen dat ik bij het wisselen een fors percentage in een putje ging gooien. Het aanbod aan voedsel was beperkt en dus kocht ik nog meer noodles dan ik al had, nog meer pinda's, koekjes en een 20-pack limonade. Ik wisselde de resterende 16 euro aan kwacha's om voor 13 euro aan Mozambikaanse meticais en liet me uitstempelen aan de grens. Ik reed door een hek, door een stuk land, opnieuw een hek en was in... Malawi. Dat was een tegenvaller. Mozambique lag 4,5 km verder en ook honderden meters hoger. Maar toen ik er was had ik redelijk vlot een visum en kon ik Mozambique in. Wat duidelijk opviel was de ruimte om me heen. Mozambique is groot genoeg om zijn bevolking te herbergen. Wel zag ik nog steeds zwartgeblakerde en ook brandende stukken grond, die gewoonte zou nog wel even voortduren, vreesde ik. Er waren delen op het traject waar het zowaar weer mogelijk leek om te wildkamperen, maar die delen moeten zich dan wel net aandienen als de dag ten einde komt. Maar toen het zover was had ik toch weer overal mensen om me heen en dus ging ik weer op de Zambiaanse toer en vroeg of ik mijn tent op kon zetten bij een verzameling hutten en huisjes. En dat was geen probleem.
Ik werd enthousiast over Mozambique. De wereld om me heen zag er uit als een soort Australië met zijn droge bushland, maar wel met Afrikaanse invloeden zoals bewoning in de natuur en mensen op de weg, lopend en fietsend. In de stad Tete wilde ik een meerdaagse pauze houden maar ik kon in het centrum geen geschikte accommodatie vinden en hield het bij een nacht in een guesthouse in een buitenwijk. Toch ontdekte ik in de ochtend nog een alleraardigste minicamping aan de Zambezi gerund door een Zuid-Afrikaan en even kon ik weer Nederlands spreken. Als er wifi was geweest had ik alsnog gepauzeerd, maar nu besloot ik verder te reizen. Ik stak de Zambezi over en zat nu weer ten zuiden van die rivier, die ik twee maanden en drie weken eerder overstak op mijn eerste dag in Zambia. Rijdend door Tete was er weer wat meer luxe om me heen, bakkerijen en wat betere restaurants dan ik gewend was. De officiële voertaal is Portugees hier, maar er werd aanzienlijk meer Engels gesproken dan in Brazilië. Een duidelijke verandering na Tanzania en Malawi was de enorme toename van het vrachtverkeer. Vluchtstroken ontbraken vaak of waren afgebrokkeld en dus vergde het fietsen een grotere waakzaamheid. Weer reed ik door een mooi gebied en ik moest een beslissing gaan nemen. Ging ik direct door naar Zimbabwe of was Mozambique de moeite waard om extra kilometers te maken? Ik kampeerde bij een groepje woningen in Cancune en reed in de vroege ochtend naar de splitsing bij Changara. Ik besloot zuidwaarts te gaan en meer van Mozambique te zien. Eerst dumpte ik een zak afval toen ik een soort van vuilnisbak zag. Dat was een zinloze actie, ik had 'm ook op straat kunnen gooien want de zak raakte nauwelijks de bodem of hij werd eruitgegrist door twee alerte jongetjes.
Ik ontbeet bij een baobab met zicht op een brug boven een rivier in het heuvellandschap. Er was minder verkeer dan op het voorgaande traject en ik was aanvankelijk enthousiast, maar er was toch wel erg veel land om me heen verkoold en dat was niet mooi om te zien. Best zonde want ik kreeg het idee dat dit in potentie één van de mooiste fietslanden ter wereld was, deze 'outback' zonder hordes vliegen en extreme hitte. Toen ik bijna alleen nog maar langs zwarte bermen reed twijfelde ik of ik niet gewoon direct moest omkeren, maar ik besloot om door te fietsen naar de plaats Guro om er tenminste een nacht over te slapen. Dat leek een verstandige keuze, maar dat was het niet. Voor me was iets vreemds aan de hand. Het was een soort naderend onweer, maar het was geen grijze, donkerblauwe of zwarte bewolking die ik zag. Het was bruine bewolking met een soort mist die eronder hing. Ik hoopte op slecht weer maar wist beter: dit was smog. En later zag ik de brandhaarden, ze lagen minstens vijf kilometer van me vandaan, maar 10 à 20 kilometer was waarschijnlijker. Ondanks die afstand moest ik mijn best doen om te voorkomen dat de asvlokken in mijn gezicht waaiden. Een gebied van tientallen vierkante kilometers lag in een bruine wolk smog. In Guro nam ik een kamer in een eenvoudig guesthouse en de asvlokken op mijn lakens en kussen tekenden de ernst van de luchtvervuiling hier. Voor zover ik nog twijfels had over mijn route was dit een duidelijke boodschap van het lot: 'Als je longen je lief zijn, SO-DE-MIE-TER dan op uit dit land'. De volgende dag was mijn roze 'wat lijkt dit op Australië'-bril verdwenen. Ik hoorde mensen fluiten, schreeuwen en bedelen terwijl ik om de gaten in de weg reed. Ik reed nu bergafwaarts en was rond het middaguur al weer terug bij de splitsing in Changara en besloot deze middag direct door te rijden naar de Zimbabwaanse grens, 46 km verderop. Daar aangekomen nam ik vlak voor de slagboom een kamer in een motel. Er waren kamers met badkamer en ook zonder. Met badkamer betekende dat je een extra ruimte had met een wc-pot en een emmer water. Daar ging ik geen dubbele prijs voor betalen, en dus hield ik het simpel. Bij het noteren van mijn ritgegevens zag ik dat ik met mijn aantal reisdagen mijn geboortejaar bereikt had. Eerder al had ik de 123456 km overschreden. Het zijn de onofficiële mijlpaaltjes.
In de ochtend kocht ik een paar flessen limonade en wisselde mijn laatste meticais om voor Amerikaanse dollars. Ik kocht het laatste visum op mijn route en was blij dat ik het gered had met mijn voorraad van 270 dollar. Zambia, Tanzania en Mozambique hadden $50 gevraagd, Malawi $75 en Zimbabwe $30. Ik reed Zimbabwe in en zag grotere panden dan ik gewend was. Eén was een buurtsuper, er was een kipnuggetrestaurant en alle andere gebouwen waren 'bottle stores', slijterijen. Het Australische karakter van het landschap verdween, de omgeving werd tammer, met landbouw en lieflijke weitjes met geitjes en grote keien. De lucht was nog wel smerig; als ik voor en naast me naar de horizon keek zag ik een bruin filter voor de blauwe lucht hangen. Ik kon de mensen nog niet helemaal peilen, het gros leek dronken en even leek het of ik weer in Georgië was. Het werd een zware eerste dag in dit land. Heel de dag klom ik, bijna 100 km lang, omhoog naar Mutoko, met uiteindelijk bijna 1300 verzamelde hoogtemeters. In het donker vond ik een kamer die na onderhandelen betaalbaar was en tot mijn vreugde had deze kamer... wifi! Viva Zimbabwe! Wel zat dit pand tussen de hotelbar en een nachtclub in maar vlak mijn oordoppen niet uit.
Grootgrondbezit en hekken, dat waren de thema's de volgende dag. In Murewa wilde ik overnachten maar het was hier te duur. Een meisje sprak me aan en ik vroeg haar of zij nog mogelijkheden wist omdat het guesthouse en het hotel niet in mijn budget pasten en zonder na te denken zei ze: 'Oh, dan slaap je toch in mijn huis?'. Ik bedankte voor het aanbod en later, toen haar aantrekkelijke half-Zimbabwaanse half-Indiase verschijning terugkeerde in mijn gedachten, vroeg ik me af of ik daar goed aan had gedaan, maar haar stortvloed aan tekst had er deels toe geleid dat ik graag weer het dorp uitvluchtte. Een andere reden was dat ik door nog wat extra kilometers te rijden de volgende dag niet in het donker in Harare aan zou komen, en dat was me ook wat waard. Na nog eens 30 kilometer was het tijd om te stoppen met fietsen. Een jongen langs de weg die naar het hek van zijn erf liep zei: 'Het wordt donker, je kan hier wel overnachten'. Dat sloeg ik niet af. Mensen zijn niet allemaal dronken hier, velen zijn gewoon uitbundig en hartelijk. Het deed me wat hoe ik vanmiddag twee keer zonder nadenken een slaapplaats aangeboden kreeg.
Het is winter hier en dat merk je, bij 4°C ging ik weer op pad. Ik kreeg het gevoel in Europa te rijden met al die landbouw om me heen. Er waren nauwelijks mensen meer op of langs de weg, er werd niet meer geroepen. Dit was mijn eerste aangename fietsdag sinds... ja, dat moet sinds mensenheugenis zijn geweest als ik het me goed herinner. Alleen de verbrande grond om me heden verraadde dat ik in Afrika was. Ik kon hier (desondanks) gewoon lunchen langs de weg en in de middag bereikte ik Harare, een echte stad met hoge gebouwen, een op het eerste oog ook aantrekkelijke stad, met karakter. Een stad met musea en parken en ruime wegen. Ik nam mijn intrek in een lodge buiten het centrum waar ik in de tuin kon kamperen, bij het terras en het zwembad. Hier ging ik een paar dagen rust nemen. Het werd geen onbezorgde tijd want Zimbabwe plaatste me voor een financiëel probleem. Door de torenhoge inflatie is enkele jaren geleden afstand gedaan van de Zimbabwaanse dollar en werd de Amerikaanse dollar het gangbare betaalmiddel, maar ook de euro, het pond, de roepia en de yen waren welkom. Met die kennis kwam ik het land in. Maar recentelijk is alles weer veranderd omdat er niet voldoende Amerikaanse dollars aanwezig waren om de economie draaiend te houden. Daarom is nu de Zimbabwaanse dollar geherintroduceerd, maar wel wordt er gestreefd naar een cashloze maatschappij. Dat lijkt aardig te werken, Zimbabwanen betalen bijna alles via hun telefoon met een app die gekoppeld is aan hun bankrekening. Voor toeristen is er nog niet echt een sluitende oplossing. Er is een beperkte hoeveelheid cash aanwezig, soms bij banken en hotels maar vooral bij geldwisselaars op straat, en tegen een zeer ongunstige koers kun je er aan komen. Geldautomaten zijn sowieso leeg. Met een lokale simcard (die ik niet heb) en/of een lokale bankrekening kun je een elektronisch account aanvragen en zijn de koersen gunstiger, maar dit zgn. EcoCash is, in ieder geval voor mij, nog teveel omgeven met onduidelijkheden. Met pin betalen gaat tegen dezelfde gunstigere koers maar dat kan lang niet overal. Daar komt bij dat zelfs bij de meest gunstige koers het prijspeil in supermarkten tamelijk hoog ligt. Ik moet even gaan cijferen. Hoeveel geld en gedoe is Zimbabwe me waard? Hoeveel luchtvervuiling verdragen mijn longen nog?
Maar in de avonden leg ik die vraagstukken naast me neer. En in mijn tent, onder mijn opengeritste slaapzak open ik Youtube en laat een bonte stoet passeren: Alice Cooper, Thin Lizzy, Depeche Mode, Immortal, Bush, Talking Heads, Gorgoroth. Wifi in je tent, het mooiste wat er is.
***
Laatste ontwikkeling: Supermarkt gevonden waar ik kon pinnen. In mijn lodge kon ik ook al met pin betalen. Het perspectief is gewijzigd. Hoera en joepie.
-
01 Augustus 2019 - 17:48
Els Vlielander:
Zo Richard het was weer een spannende reis en weer veel beleefd leuke dingen
en minder leuke dingen. We kijken weer uit naar je volgende reisverslag. Succes
Groetjes van ons.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley