Een honds verlangen naar kwark
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
08 Oktober 2020 | Nederland, Hellevoetsluis
Zodra je één keer de navigatiefunctie van een route-app gebruikt hebt is er geen weg meer terug. Bijna slaafs volg ik tegenwoordig de uitgetekende route op mijn telefoon. Sta ik op privéterrein dan beweer ik plechtig dat ik gezonden ben door de Heilige App, totdat ik ontdek dat ik een afslag gemist heb. Ik was in Friesland en wilde naar Limburg en ik werd weer naar Meppel gestuurd, en naar Zwolle, Hattem, Wapenveld, Heerde. Opnieuw de Veluwe. Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen. Na alle klimatologische misère van de voorgaande weken was het bijzonder om te zien dat er volstrekt geen regendreiging meer was, ik kon fietsen zonder sluimerend gevaar voor een naderende apocalyps. Na Malden bevond ik mij in het noordelijkste hoekje van Limburg. Limburg is buitenland voor mij. Ik was er wel een aantal keren geweest, maar dat was toch vooral in een ver verleden. Ik moest toch echt peilen in wat voor wereld ik terecht gekomen was, zoals ik dat ooit deed in Georgië, in Guyana, in Cambodja en in Zimbabwe. Dit was in ieder geval niet de zachtaardige, lieflijke provincie van weleer, voor zover het dat überhaupt ooit was. Dit was vaak net een stuk Randstad. Ik zou veel scooters gaan zien en ongure tronies, en afval in bermen en bossen. Ik voelde me niet op mijn gemak al had ik in het wat grimmig ogende centrum van Groesbeek niet in de gaten dat ik weer een stukje Gelderland meepikte. Voor het eerst in Europa activeerde ik uit veiligheidsoverweging het vergrendelscherm op mijn telefoon. Gennep zag er in ieder geval sfeervol uit met zijn gevulde terrassen. De weg naar het zuiden was eenvoudig, Limburg was hier maar een smal reepje. Als ik te veel naar links zou uitwijken zou ik door Duitse borden gecorrigeerd worden, zou ik te ver naar rechts gaan dan belandde ik in de Maas. In Venlo werd ik in meerdere opzichten verrast. Ik werd naar een kerk gelokt door een prachtig geluid. Er klonk een melodie van kerkklokken die begeleid werden door warme keyboardklanken met een betoverend geluid als resultaat; ik was bepaald niet de enige die verwonderd bleef luisteren. Mijn idee niet meer in Nederland te zijn was in deze stad het sterkst. Ik reed als ik het me correct herinner achtereenvolgens langs een kapper, een dönerzaak, een kapper, een hammam, een kapper, een kleermaker en een kapper. Toch was Venlo geen zuiver Turkse enclave want er liepen minstens zoveel Polen als Turken. Mogelijk dat ooit net als op Cyprus een strijd ontbrandt van wie Venlo nu echt is, in dit geval van Turkije of Polen. Ik liep door het drukke centrum en behalve Turken en Polen waren er nog wat Duitstalige toeristen, met hun typische gezichtsklederdracht. Als Nederlander leek ik hier een vreemdeling. 'Verwelkom deze bijzondere ervaring', probeerde ik te denken, maar ik had genoeg buitenland gezien en wilde weg uit dit Klein-Istanbul, of Klein-Warschau, of wat het ook was. Ik reed even de Maas over om eens te gaan kijken in Blerick (Blierik) waar ik bijna 32 jaar geleden gelegerd was, in de eerste maanden van mijn dienstplicht. Veel later had ik niet op mijn oude kazerne moeten komen. Het grote plein waar destijds dagelijks de hele compagnie opgesteld stond voor het ochtendappel was nu een winderige, weidse parkeerplaats waar je ´op eigen risico´ kon parkeren. Het plein was ooit omgeven door twee grote kazernegebouwen aan iedere zijde, de gebouwen waarin we gehuisvest waren. Aan één zijde waren ze neergehaald; één gebouw vrij recent (de fundering lag er nog) en daar waar het andere had gestaan waren moestuinen. In de nog bestaande gebouwen waren enkele bedrijven gevestigd, en er was een aanwijzing dat sommige, misschien wel alle gebouwen in gebruik waren om leegstand te voorkomen. Tussen plein en gebouwen was onkruid, en de ruimte achter de gebouwen werd langzaam volledig opgeslokt door de buitenwereld. Ik gok dat er over tien jaar niets meer over is.
Ik stak de Maas weer over en vervolgde mijn tocht. De dorpen waren best aardig en Roermond (Remunj) was een stuk aantrekkelijker dan Venlo; ik was vooral gecharmeerd van de duister ogende Munsterkerk. Eén dorp in deze regio had mijn speciale interesse. Vlak voor mijn diensttijd had ik een vriendin in Echt (Ech). Ik reed het plaatsje door maar herinnerde me weinig méér van de omgeving dan de straatnaam. Wel kwamen er diverse herinneringen boven aan gebeurtenissen van toen. Hoe we met een ploegje naar discotheek Majestic gingen. En dat ik op verzoek een kilo gerookte paling mee had genomen voor haar stiefvader en dat dat 50 gulden kostte. Gelukkig hoefde ik het alleen maar voor te schieten.
Ondertussen was ik begonnen met aftellen. Ooit telde ik af naar het moment dat mijn fietsreis ging beginnen, al dik honderd dagen vantevoren. En jarenlang fietsen, vier jaar, misschien wel zes tot acht jaar als ik de huur opzegde, leek een oneindig lange tijd. Maar ook dat wat oneindig lijkt houdt eens op en dat moment naderde. En mijn aftelling zou niet kloppen, het moment zou eerder daar zijn dan ik vermoedde.
Ik reed naar Sittard (Zitterd) en daar was het inderdaad 30 graden zoals dágen eerder was voorspeld tijdens mijn onderbreking in het Friese Boijl. Met de levendige terrassen wekte Sittard een zomerse indruk maar dat was anders in het aangrenzende Geleen (Gelaen). Ik passeerde een junk die begon te klagen tegen niemand in het bijzonder, daarna een groep Turken, toen een sexshop en daarna was er weer een junk. En dat was Geleen eigenlijk al, je rijdt er snel in een rechte lijn doorheen en staat weer buiten. En toen naderde ik Maastricht (Mestreech). En er sloeg een noodlotje toe. De problemen die ontstaan waren in Duitsland met mijn derailleur verergerden. Eigenlijk lag de oorzaak in een defect freewheelmechanisme. Dat zorgde niet alleen voor de schokkende bewegingen van de derailleur maar de tandwielcassette draaide nu ook onafhankelijk van het wiel voorwaarts, met als gevolg dat het fietste alsof de ketting van de tandwielen was gevallen terwijl-ie er gewoon op lag. Dat was geen fietsen zo. Zelf kon ik dit niet verhelpen, hier was een specialist voor nodig. Er waren vele fietsenmakers in de buurt maar een nadeel was dat het maandag was en overal waar ik kwam trof ik een dichte deur. Eén fietsenmaker had zelfs liever helemaal geen klanten meer: buiten dat hij gesloten was was er een roodwit lint om de winkel gespannen en een verzoek om buiten te wachten en te allen tijde drie meter afstand te houden. Misschien dat een faillissement deze ondernemer van zijn mensenvrees kon verlossen. Maar bij het station was er volop leven, en ook een geopende fietsenwinkel. Een donkere, bebrilde jongeman stond me te woord. Het leek hem het beste dat ik mijn fiets naar binnen zou rijden om het probleem te bekijken. Terwijl ik dat deed wees ik hem vast op een eerste aanwijzing dat er iets mis was: ‘Kijk, mijn pedalen draaien rond als ik met de fiets loop’. Hij zag niets bijzonders. Ik verloor alvast een klein beetje hoop. Ik wilde het voornaamste probleem demonstreren, de dolgedraaide tandwielcassette, maar dat mislukte want plots leek het probleem verholpen. Dat gebeurt vaker als je een mankement wilt tonen, en zodra je weer buiten staat is het probleem weer terug. Maar deze man ging me sowieso niet van nut zijn. Hij veegde wat smeer van de zijkant van een kettingblad en zei: ‘Sorry meneer, maar met zo’n vuile fiets kan ik niets’. Er zijn twee soorten fietsenmakers, zo had ik in al die jaren geleerd. De eerste gaat op zoek naar oplossingen, de tweede probeert je uit onkunde of tijdgebrek een schuldgevoel aan te praten. Ik zei dat hij zich niet hoefde te bekommeren om vuil op een kettingblad, het probleem lag bij het freewheel. Hij wist niet wat dat was. Ik zei dat ik misschien beter naar een fietsenmaker kon gaan met voldoende kennis. Hij zei dat het bestellen van nieuwe onderdelen sowieso één à twee dagen ging duren. De directe noodzaak om een reparatie uit te voeren was weg en dus was ik korte tijd later ook weer weg. Ik liet Maastricht liggen want ik wilde er niet stranden met een onbetrouwbare fiets en dus reed ik naar de dorpjes en bossen in de zuidelijkste uithoek van Limburg. En dat bleek een alleraardigste hoek te zijn, het was er zeer heuvelachtig en rustig en mooi. Het fietsen ging goed zolang ik druk op de ketting hield. Dat was met klimmen geen probleem en bij het dalen moest ik doortrappen en remmen tegelijk.
De problemen met mijn fiets verergerden. Iedere dag baande ik me twee keer een weg door een bos, naar een kampeerplaats en weer terug naar de weg, en nu was ik met mijn derailleur blijven haken achter een stam. Met moeite boog ik ‘m recht maar echt fris was-ie niet meer. Ik reed verder over een mooie route in dat golvende landschap, het was hier zo anders dan in de rest van Nederland. Het klimmen ging me goed af, de hellingen waren een welkome uitdaging. Ik kwam in Vaals terecht. Even overwoog ik naar het drielandenpunt te gaan maar ten eerste was ik geen toerist en ten tweede waren hier nogal veel mensen uit omringende landen die in de aandoenlijke illusie verkeerden dat ze het virus dat rondwaart tegen konden houden met een lapje van een euro in het gelaat, en ik had in Portugal en Spanje inmiddels genoeg gezichtsloze individuen gezien. Zelf reed ik buiten de bebouwde kom eerlijk gezegd ook nog steeds rond met een buff in het gelaat maar dat was zoals u weet om mijn lippen te beschermen tegen de wrijvingswind én… hij kon nu opgeborgen worden. Want nadat ik boodschappen gedaan had wilde ik verder maar mijn fiets niet meer. Het was nu echt afgelopen. En ik wist dat ik ook geen moeite meer ging doen voor een reparatie. Het freewheelmechanisme is een onderdeel van de achternaaf, en het was zeer aannemelijk dat ik een nieuwe naaf nodig had, en dat terwijl ik de huidige naaf pas gebruik sinds hij er in Portugal in februari is ingezet en de fiets ook nog drie maanden stilgestaan heeft. Nou ja, ik was tenminste in Vaals, dichter bij huis had ik niet kunnen stranden. Ik liet het uitrekenen door mijn route-app, en het bleek slechts 219 km lopen te zijn. Wie mij al langer volgt weet dat ik niet terugdeins voor een stukje lopen met de fiets. Ik wist dat er thuis een oud wiel op zolder lag en vroeg het thuisfront om een foto zodat ik op afstand kon beoordelen of dat wiel de moeite waard was om voor terug te komen en de fietstocht te hervatten. Een nadeel van een voettocht is dat je je het op hete dagen niet kunt veroorloven om op zoek te gaan naar een bankje in de schaduw om te lunchen zonder dat de kwark die je net kocht in snel tempo gaat koken (al geef ik toe dat ik het kookpunt van kwark niet ken). Bankjes staan in Nederland (of eigenlijk in alle landen waar bankjes staan) meestal pal in de zon. Of in de regen. En dus ging ik in een straat tegen een muur aanzitten, in de schaduw. Een vrouw passeerde met haar hond. Even later kwam ze weer terug met het oude beestje, dat nu bij me kwam liggen, ook al was ze aangelijnd. Haar bazin probeerde alles om haar weer mee te krijgen. Meetrekken ging niet. 'Emma komm doch mit, hier hast du Leberwurst', probeerde ze. Maar de hond keek slechts naar mij terwijl ik de literbak kwark leeglepelde. 'Emma du willst kein Joghurt', zei de vrouw, die steeds wanhopiger werd. Na tien minuten verzamelde ze al haar kracht, tilde het dier op en droeg haar naar een volgende afslag, waar ze weer wilde lopen.
Ik dacht profijt te hebben van een helling, ging op mijn zadel zitten en rolde twee kilometer naar beneden, en toen zag ik dat ik verkeerd zat en kostte het twee kilometer om weer terug op de route te komen. Maar het lopen beviel goed en omdat ik nu de navigatie voor wandelaars gebruikte kwam ik op een ander soort trajecten terecht, rustigere routes dan voorheen, vaker door bossen. Die rust ontbrak toen ik ‘s avonds in een bos kampeerde. Ik hoorde hoe jeugd zich verzamelde aan de bosrand en plots klonk er een harde knal. En nog twee. Wat waren dat? Schoten? Ik moest denken aan Turken met hun gebruik om wapens af te vuren bij bruiloftsstoeten. Was dit Turkse scooterjeugd met een wapen van thuis? Of gooiden ze strijkers in het bos? En waarom? Had één van hen me gespot toen ik de tent opzette? Ze vertrokken en ik bleef nog even liggen. Maar ik wist dat ik hier geen oog dicht zou doen, wat als ze ‘s nachts om één uur nog even de rust kwamen opschudden? Er zat niets anders op dan alles in het donker weer in te pakken en een andere plaats te zoeken. Ik liep een paar kilometer terug naar een bos dat ik eerder gepasseerd was en dat was een bos met een uitdaging, zoals ik er meerdere had gehad: in veel Limburgse bossen is de bodem nogal steil. De tent kwam weliswaar in het bos maar pal naast een akker te staan tegen het prikkeldraad, daar was de grond vlak.
Door een smal stuk Limburg liep ik terug zoals ik gekomen was, door Sittard, Susteren (Zöstere) en Echt. Bij Maasbracht (Brach) ging ik de Maas over en liep in de richting van Weert (Wieërt). Hier lag langs een kanaal een kilometerslange, rechte weg met nauwelijks verkeer, een zeldzaamheid in Nederland. De reep bos die aan de andere kant langs de weg lag was niet zo geschikt om te kamperen en in het schemerdonker liep ik door naar een ander bos. Ik volgde een pad dat doodliep bij de rand van het bos. Er was afval en er hing een bh in een boom maar verderop waren geen sporen van mensen meer en ik zette de tent op. ’s Avonds was er veel licht en lawaai van enorme machines die langs de A2, tientallen meters verderop, werkzaamheden uitvoerden. Kom niet naar Limburg voor je rust.
In een supermarkt met wifi ontving ik de foto van het wiel dat thuis lag. Het was een voorwiel. Voor een wiel hoefde ik nu niet naar huis. Ik had die ochtend net Limburg verlaten en kon nu net zo goed weer terug om er nog iets meer van te zien. En dat deed ik. En ik dacht verder na over mijn situatie. Ik was door mijn ouders uitgenodigd voor een verblijf in een chalet in Epe, zij zouden daar een week zijn. Ik wilde daar in ieder geval een verjaardag meemaken. Ik kon naar Epe lopen en na een paar dagen weer terug naar huis. Maar ik vernam dat het weer zou verslechteren en het traject Epe-Hellevoetsluis sprak me totaal niet aan, ik zag me al dagenlang door de Randstad lopen, door de regen, tot middernacht speurend naar een geschikte wildkampeerstek. Nee, mijn plan kreeg een andere vorm. Ik zou langzaam weer afbuigen naar het westen, ik zou thuis kijken of ik nog een naaf had liggen en een inschatting maken of ik zelf het wiel kon omspaken. Zou dat lukken dan kon ik mijn tocht fietsend beëindigen. Zo niet, dan moest het maar gewoon ophouden. Dan maar niet precies de 7,5 jaar volmaken. Dat idee had al zijn waarde verloren na de lockdown, want ik was immers al de helft van dat laatste half jaar opgesloten geweest. En toen ik begin augustus vertrok voor mijn tour door Nederland verwachtte ik half september wel klaar te zijn. Pas later, toen het reëler werd de 7,5 jaar te voltooien, ging ik er weer waarde aan hechten.
Ik maakte weer een lawaaiig avondje door, nu vanwege onopgevoede boerderijhonden die elkaar vanaf hun eigen stek nogal veel te melden hadden. Vrijwel overal in Nederland hadden honden zich voorbeeldig gedragen. Heel soms waren ze wat nieuwsgierig als ik zat te lunchen. ‘Hij doet niks hoor’, was dan het begeleidende commentaar. ‘Wat een saaie hond dan’, wilde ik in die situaties zeggen, maar ik hield me in. Maar hier, en ook in de aangrenzende regio in Noord-Brabant, was ik weer getuige van het hondse rumoer dat ik zo goed kende van de Portugese valleien.
Ik liep door bossen, over zandpaden, langs boerderijen, nu voor het laatst in Limburg en weer terug in Noord-Brabant. Ik dacht halverwege de avond een goede stek te hebben aan de rand van een bos, onder het gebladerte, met op een meter of dertig de snelweg. Aan de andere kant van de snelweg lag een hoge dijk, en daarachter een woonwijk. Ik dacht goed verborgen te liggen maar keek vreemd op toen er vanaf de dijk met een zaklantaarn in de richting van mijn tent geschenen werd. Er liep een voet- of fietspad over de dijk en mogelijk hadden wandelaars me gespot. Hier lag ik niet prettig meer. Niet voor het eerst in Nederland pakte ik heel de huishouding weer in, belaadde de fiets en ging op zoek naar een andere stek. Die vond ik in een maisveld, waar een deel van de grond onbeplant was, in een schier onbereikbare hoek van het veld. Ik denk dat het een uur of elf geweest moet zijn voor ik eindelijk op mijn slaapmat zat. Ik keek op de kaart om te kijken waar ik me bevond. Met een paarse lijn was de grens aangegeven tussen Son en Breugel en Eindhoven, waarbij Son en Breugel één plaats is. Het GPS-signaal sprong energiek heen en weer over de lijn, waardoor het een mysterie bleef in welke plaats ik mij bevond.
Er was een lang kanaal helemaal tot aan Tilburg. Dit ging een leuke ochtend worden. Gewoon het kanaal blijven volgen, en ongehinderd podcasts en muziek luisteren zonder op de kaart te hoeven kijken. Dat pakte anders uit dan ik dacht. Exact om twaalf uur eindigde er een podcast én stond er een bankje in de schaduw. Dit was een signaal dat ik moest lunchen. Had ik maar eerder een signaal opgevangen. Ik keek na de lunch op de kaart hoe ver ik gevorderd was en nu stond het GPS-signaal op een erg vreemde positie. Dat kon nooit kloppen. Of…? Ik ontdekte dat het kanaal waarlangs ik liep vertakt was. Ik liep links van het kanaal en had over moeten steken om rechts van het kanaal verder te gaan. In plaats daarvan was ik links langs de vertakking blijven lopen. Ik was bezig een rondje om Eindhoven te lopen. Ik had ruim een uur voor niets gelopen en moest bijna een uur extra lopen om weer op de route te raken. Twee uur verprutst. Tijd speelde nu een rol want ik wilde tijdig thuis zijn om nog de mogelijkheid te hebben om mijn fiets op te lappen voor ik aan zou schuiven aan het verjaarsbanket. Ik versnelde mijn tempo. In Tilburg vulde ik voor het laatst de voorraden aan in de supermarkt. Ik zag gesluierde moslima’s joelend en toeterend door de straat rijden, maar gelukkig hadden ze geen vuurwapens. In het donker liep ik door, door een nette buitenwijk waar me een blik gegund werd in de huiskamers. Het viel me op dat bijna alle huiskamers er hetzelfde uitzagen. Laminaat, designmeubels, witte muren en een minimalistische inrichting dus overal was een zee van ruimte. Ruim en zakelijk was het credo, alsof ik naar binnen keek in een rij adviesbureaus. Vergeefs zocht ik naar een hoogpolig tapijt, behang, kussens, een vogelkooi, boekenplanken en aquaria, maar dat waren slechts herinneringen uit een warm verleden. Rond tien uur lag ik in een bos net buiten Tilburg.
De dag erop kon zomaar mijn laatste volledige dag zijn van bijna 7,5 jaar reizen. Door bosrijk gebied liep ik verder. Een groep kinderen reed voorbij. Twee meisjes van 11 staken hun duim op en zeiden synchroon: 'Hallooooo! Goed bezig!'. Sommige kinderen zijn best leuk. Tussen bosrand en spoorweg lagen wat huizen en minimaal één bewoner had nogal moeite met voorbijrijdende treinen want overal zag ik bordjes met protesten (‘Aardbeving? Nee het is de trein’). Na Breda was er polderlandschap. Ik liep over de Moerdijkbrug en door de Kiltunnel. ‘s Gravendeel bleek een complex doolhof te zijn waar ik met de telefoon in de hand doorheen navigeerde. Ik kon de zonsondergang volledig volgen, ook deze kon wel eens de laatste zijn in een lange reeks, met zonsondergangen op de Kaspische Zee, in Patagonië, in het barre landschap van Namibië, maar naar die laatste kon je niet kijken want nergens was de zon feller. Ik stond deze dagen stil bij diverse gebeurtenissen die ik voor het laatst deed, want als ik mijn fiets niet meer kon herstellen was het ook echt einde verhaal. De bossen waren schaars langs de route in de Hoekse Waard en dus week ik twee kilometer uit naar de bossen bij de Heinenoordtunnel voor de nacht. Pal na het ontwaken was er een enorme herrie vanaf het fietspad naast het bos, men begon met zaagwerkzaamheden om de natuur in te tomen. Het verlaten van het bos ging nogal moeizaam. Aan alle zijden waren wegen of paden; waar ik vandaan kwam, de zuidkant, waren de werkzaamheden en ik koos ervoor om door het bos naar de hoofdweg aan de oostkant te lopen. Maar de natuur plaatste me voor steeds grotere barrières. Brandnetels waren hoger dan ikzelf en overal lagen stammen op de grond, soms zelfs boven de grond. De jungle werd steeds compacter en ik sleepte, tilde en trok mijn fiets er doorheen. Maar vlakbij de weg werd de natuur ondoordringbaar en er stond ook nog een houten hek. Ik was gedwongen alsnog af te buigen naar het noorden en nu ging het plots aanzienlijk beter, en toen ik op een pad aan de noordkant was beland en weer westwaarts begon te lopen zag ik dat er diverse paden vanuit het bos naar dit pad liepen. Het had veel eenvoudiger gekund. Ik vertel dit zo uitgebreid omdat ik een paar honderd onnodige meters had afgelegd en dat ging later van belang zijn. Ik liep langs Heinenoord en door Oud-Beijerland. Er was veel ruimte hier en vriendelijk volk; opvallend veel mensen groetten me of spraken me aan om hulp aan te bieden. Tegen het middaguur was ik bij de pont in Nieuw-Beijerland waar ik direct kon oversteken naar Hekelingen. Ik was weer op mijn eigen eiland en ging langs de rand van Voorne-Putten naar huis lopen. Ik lunchte langs het fietspad in de schaduw van een sluis. Er waren veel fietsers hier, vooral senioren. Bijna niemand groette, vaak was er niet eens oogcontact. Dat was zoals ik mijn omgeving kende. Toch was er nog een enkeling die hulp aanbood. Er speelde deze dag een leuke bijzonderheid. Ik had de mogelijkheid om op exact 146.000 km te finishen. Maar dan had ik vanaf de pont de kortste route naar huis moeten nemen, via Zuidland. Op een andere route zou ik waarschijnlijk te hoog uitkomen door mijn gedwaal in de ochtend. Maar één verlangen was sterker dan de wens om op 146.000 km te eindigen en dat was om opnieuw die ene historische plek aan te doen. Op 3 april 2013, de dag dat dit alles begon, reed ik in de ochtend de bebouwing van Hellevoetsluis uit. Ik liet de huizen langs het Haringvliet achter me en reed de natuur in. En op dat moment realiseerde ik me ten volle dat het grote avontuur echt begonnen was. Hier reed ik de wijde wereld in, misschien wel helemaal tot aan Nieuw-Zeeland. Het was een heftig moment want je kunt totaal niet overzien waar je aan begint, je begint gewoon en laat het gebeuren. En die plek waar ik de wereld inreed was nu de plek waar ik symbolisch de wijde wereld verliet, op 22 september 2020, lopend met een kapotte fiets. Het was ook de enige manier om enige grandeur aan het moment te geven. Ik was niet 7,5 jaar achtereen weg geweest. Ik was al meer dan tien keer thuisgekomen, in de laatste weken zelfs al twee keer. Geen grootse ontvangst, geen bloemen, geen grote verhalen. Gewoon koffie in de achtertuin en wat wetenswaardigheden over de laatste dagen uitwisselen.
Bijna alles aan mijn fiets was versleten. Veel onderdelen versleten veel sneller dan ik gewend ben. Het is goed dat ik niet weer een vol jaar op pad was gegaan op een ver continent. Zou de kwaliteit van fietsonderdelen met het jaar achteruitgaan? Je zou het bijna denken als je puur naar mijn banden kijkt. Ik ging in februari van start met nieuwe Schwalbe-banden maar na zo’n 4000 km was de achterband al bijna op. Enkele weken terug was ik naar huis gekomen om voor de zekerheid twee reservebanden te halen maar het had niet gehoeven; met als achterband een oude Schwalbe-band die op een vorige reis nog niet volledig versleten was reed ik nu probleemloos nog eens een kleine 4000 km.
Ik bekeek een video met een instructie voor het spaken van een wiel. Aan één video had ik voldoende om te weten dat ik er niet aan hoefde te dénken om ongeoefend en slechts gewapend met een plastic spaaknippelspanner en een schroevendraaier een kaarsrecht wiel te produceren. Mijn reis zat er definitief op, na 146.001,05 km.
Het zou overigens een wonder zijn als dat aantal kilometers volledig correct was. Soms liet mijn fietscomputer me in de steek en moest ik mijn dagafstand schatten of berekenen via een app. En een fietscomputer heeft altijd een afwijking, ook al heb ik met behulp van hectometerpaaltjes altijd gepoogd een zo zuiver mogelijke afstelling te hanteren. En bovendien: banden slijten, dus de wielomtrek neemt af naarmate een band langer gebruikt wordt terwijl de in de fietscomputer vastgelegde wielomtrek gelijk blijft. Maar 146.001,05 km is de beste benadering van de werkelijk gereden afstand die ik kan presenteren.
Ik ging een week op vakantie, gewoon met de auto. En daarna volgde de grote afronding van dit avontuur. Een laatste keer alle cijfers netjes op een rij zetten. De vastgelegde fietsstatistieken, de uitgaven, de vluchten. De statistieken en lijsten onder ‘Reisdetails’ zijn niet alleen aangevuld maar ook heb ik kleine onvolkomenheden gecorrigeerd. Wat nog voor me ligt is de invulling van mijn nieuwe leven. Eerst zal er een woonruimte moeten komen. Op dat vlak zal ik met weinig tevreden zijn. Beschutting tegen de regen, wat stroom en de mogelijkheid om me te wassen, dat vind ik al heel wat. Ik heb ervaren hoe weinig ik nodig heb om een goed leven te hebben, en welke dingen dat zijn. Omdat ik tijdig gestopt ben met reizen is er nog wat geld over en hoef ik nog niet direct aan het werk, dat geeft me de komende tijd wat meer vrijheid.
Ik wil nog een aantal gedachten delen over (bijna) 7,5 jaar reizen op de fiets en over mogelijke toekomstige reizen. Ik wil daar een blog aan wijden over pakweg vier weken. Tegen die tijd is er misschien ook wat meer te melden over mijn nieuwe leven. Tot dan.
-
08 Oktober 2020 - 09:37
Coby Van Dijke:
Ik ben super trots op je en heel blij en dankbaar dat je weer veilig thuis bent na deze bijna zeven en half jaar .
Succes voor de toekomst . mams -
08 Oktober 2020 - 11:17
Nico Van Dijke:
Voorlopig zit het reizen per fiets er weer op voor je Richard maar ik ben zeer trots op je en heb zoveel bewondering voor de kracht die je had om dit zo lang vol te houden, geweldig.
Je hebt ons verblijdt met mooie en spannende verhalen en zijn blij dat je weer gezond en wel terug gekeerd bent in het ouderlijk huis. Jouw karakter kennende zit het met de toekomst wel goed, succes. Papa ( Vaders)
-
08 Oktober 2020 - 12:39
Lies Firing:
Wat een prachtig verhaal vol emotie,vind ik.
Jou fiets is op zijn tandwielen en bandjes zijn op.
Slijtage kan je het noemen, net zoals oude mensen gewrichts klachten krijgen of met pensioen gaan.
Jou fiets gaat op stal en ook met pensioen, dik verdiend zou ik zeggen,is toch al die 7 jaren je maatje geweest waar je op kon vertrouwen.
En jij,hoe is het met jou knieën ,zijn ze ook op en versleten nu?
Ik hoop het niet,maar het zou zomaar kunnen na al die kilometers.
Wees trots op je zelf,je hebt een droom waar gemaakt waar de meeste mensen van dromen.
Gr Lies -
08 Oktober 2020 - 12:55
Richard Van Dijke:
Dank je Lies. De knieën voelen beter dan tijdens de eerste testritten destijds, maar ongemerkt zal er inderdaad wel wat slijtage zijn. -
08 Oktober 2020 - 13:43
Martijn Meijer:
Welkom terug Richard. Mooi verhaal en dat voor Nederland. Voordeel van een baan nu, is dat lekker thuiswerken ook ok is. Dan hoef je tenminste niet in een kantoortuin te zitten en om 12:30 tijdens lunch met collega's over de leaseauto te praten. -
08 Oktober 2020 - 17:17
Erwin:
Bizar, ik heb je al die tijd gevolgd. Het is onvoorstelbaar dat je dit zolang hebt gedaan, voor velen een droom. Het was bijzonder om op deze manier betrokken te zijn. In de tussentijd ben ik 3 keer van baan veranderd, huis opgeknapt, en een aantal staionsfietsen kwijt geraakt. Het ga je goed. -
13 Oktober 2020 - 09:07
Ben Meijer:
7.5 jaar je verslagengelezen super,maak er een mooi boek van . -
14 Oktober 2020 - 23:38
Els Vlielander:
Richard gefeliciteerd dat je weer veilig en wel thuisgekomen bent.
Geweldig voor de prestatie die je geleverd heb bijna zeven en half jaar gefietst en gelopen,
ups en downs, spanningen, leuke en zeer zeker minder leuke dingen meegemaakt
zoals de nodige ontberingen, grote en kleine dieren. Wat zou het in zijn totaliteit
een prachtige film worden. Richard, Bedankt en wens je voor de toekomst heel veel succes.
Het ga je goed. -
15 Oktober 2020 - 21:42
Jan:
Wat een verhalen, ervaringen en gedachtes. Ik heb er van genoten, om ze te lezen. Zelf heb ik 1 maand gefietst, maar 7,5 jaar fietsen moet geweldig zijn. Het ga je goed.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley