Europees kampioen motorwerpen
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
21 Juli 2020 | Oostenrijk, Feldkirch
Soms denk ik nog wel eens terug aan het moment dat ik met die fantastische klim bezig was, met die poging om 3000 meter op één dag te klimmen, en hoe de Portugese politie me van de weg haalde en me onderbracht op een camping om daar de virusgolf uit te zitten. Als ik de kans zou hebben om mezelf te waarschuwen om niet langs dat politiebureau te rijden, om op die manier mijn klim mogelijk te kunnen voltooien, had ik dat dan gedaan? Nee, ik zou alles laten gebeuren zoals het gebeurde. Ik denk niet dat ik mezelf een betere stek had kunnen wensen dan camping Quinta Das Cegonhas aan de rand van het gehucht Nabainhos. Exact drie maanden verbleef ik er, en ik verveelde me werkelijk geen seconde.
Tot aan het eind van mijn verblijf had ik de beschikking over een oude caravan en met de week verbeterde mijn situatie. De in de caravan gestalde onderdelen konden naar buiten waardoor ik alle ruimte kreeg, ik had een wifisignaal bij het raam in een vrijgekomen hoek in de caravan, en ik kreeg stroom. Ik was volop bezig met taalstudies, rondde de Franse en Spaanse cursussen af maar besloot niet te beginnen aan de voorgenomen cursus Chinees. Ik geloofde bij nader inzien niet zo in het leren van een dusdanig vreemde taal via het gesproken woord, en er was een taal die ik veel interessanter vond. En dat was IJslands. Dat moest dan wel een zelfstudie worden want er was geen kant-en-klare cursus als podcast beschikbaar. Ik ging aan de slag met Youtube-video's en overzichten met beknopte grammatica. Het duurde een paar dagen voor ik me realiseerde waar ik aan begon. IJslands heeft krankzinnig veel naamvallen, Duits is er niets bij. Dit ging een kwestie worden van eindeloos rijtjes stampen, rijtjes die pijlsnel weer vergeten zouden worden zodra ik weer andere dingen ging doen. IJslands leren spreken is jezelf altijd afvragen hoe het volgende woord dat je wilt zeggen vervoegd moet worden, jarenlang. Het had geen zin dit in een caravan in Portugal te doen, dit moet je in IJsland doen met dagelijks IJslanders om je heen. Dit nam niet weg dat ik geïntrigeerd kennis nam van de fantastische klanken in deze taal, klanken die soms een echte uitdaging vormen. Wat te denken van de stemloze klanken? Dat zijn medeklinkers waarbij geen geluid wordt geproduceerd in de keel. Wij kunnen van een v een stemloze f maken, maar IJslanders kunnen ook hun j, l, m, n of r stemloos maken. Probeer maar eens 'Emmen' of 'tellen' hardop uit te spreken zonder geluid te maken vanuit de keel bij het uitspreken van de m resp. de l. Dat zijn in ieder geval leukere exercities dan rijtjes leren.
Ik staakte de taalcursussen. Het nut was beperkt als ik er niet actief mee aan de slag ging. Ik ging wat anders doen. Ik ging kijken wat er nou eigenlijk aan de hand was in de wereld. Ik realiseerde me dat dit een bijzondere periode is in de geschiedenis en volgde anderhalve maand lang dagelijks intensief het nieuws. Maar ook die periode kwam ten einde. Ik begon me ernstig te storen aan de sensatiezucht van de verschillende media. Van sommige kranten verwachtte ik niet anders, maar ook zogeheten kwaliteitskranten leken zichzelf kwijt te zijn. Het leek wel of ze zich niet realiseerden dat veel gegevens eenvoudig te raadplegen zijn via het internet en dat veel nieuws voor de lezer gewoon verifieerbaar is. Ik werd het paniekzaaien en de scoringsdrang beu en sloot me weer grotendeels af van de buitenwereld. Dat had een verkwikkend effect op mijn geestelijk welbevinden.
Ver voor het zover was was ik aan een boom gaan hangen. Niet met een strop om de nek, zo deprimerend vond ik het allemaal ook weer niet, maar met mijn armen aan een horizontale tak. Ik wilde eens kijken of ik mijzelf daaraan op kon trekken. Dat viel niet mee. In de dagen die volgden probeerde ik het vaker. En ik vond een boomstammetje waarmee ik mijn biceps kon trainen. En ik vond meer attributen, zoals mijn bloedeigen bagage-elastiek. In enkele weken ontwikkelde ik een complete workout, paste mijn voeding erop aan en bleef tot aan het eind van mijn verblijf fanatiek doortrainen, met steeds grotere stammen. Ik was tevreden over het resultaat en wil er in de toekomst meer mee doen. Ooit was ik fanatiek met lopen bezig totdat ik door omstandigheden genoodzaakt werd te stoppen en geïnteresseerd raakte in fietsen. U weet waarin dat resulteerde. Nu was ik genoodzaakt te stoppen met fietsen en raakte geïnteresseerd in krachtsport. Wie weet wat er nog in het vat zit. Zou ik in mijn leeftijdscategorie nog een verdienstelijk powerlifter kunnen worden? Of anders gewoon een keer derde worden bij de Sterkste Man-competitie op camping Blubberveld?
Over leeftijd gesproken. In mijn eerste fietsjaar had ik plots weer contact met een oude vriend. Hij vroeg me hoe lang ik dit fietsleven dacht vol te houden. 'Met een beetje geluk tot mijn vijftigste', antwoordde ik.
Halverwege mijn verblijf op de camping werd ik vijftig. Op de bewuste vrijdagavond dronk ik whisky en luisterde muziek in de caravan. Het werd niet de meest uitbundige viering van mijn verjaardag, maar het was wel een memorabele editie. Vijftig jaar. Toen ik mijn tocht begon was ik 42. Beatrix was (nog net) koningin en mijn neefje was een kleuter. Inmiddels zit Willem-Alexander ruim 7 jaar op de troon en gaat mijn neefje naar het tweede van het VWO. Time flies.
Ook nu had ik plots weer contact met een oude bekende. Oud-studiegenoot Jilles had me gevonden en benaderd. Het resulteerde in een interessante, langlopende correspondentie.
In mijn laatste weken in Nabainhos was de camping open voor gasten, maar het bleef rustig. Op de valreep had ik nog wat extra aanspraak. Jos was ooit politieman, reisleider en nog steeds een pelgrim, en nu ook gepensioneerd, en vorig jaar verruilde hij het laatste beetje vaste bestaan voor een zwervend leven in een Tabbert. Af en toe verplaatste hij zijn mobiele woning naar een andere camping en leefde daar weer een tijd verder. Het was goed om nog twee dagen met een zielsverwant te kunnen spreken. Daarna vertrok ik. Bewust weer op de 26e, net als mijn aankomst, anders wordt het getalsmatig een zooitje. Ik trok vijf dagen uit om door nationale parken te fietsen in Noord-Portugal en op 1 juli zou de Spaanse grens geopend worden, dan was ik definitief weer vrij.
Ik nam afscheid van Rieke, Gerard, zoon Vasco en van Jos en vervolgde de route die zo lang verboden was geweest. Ik maakte mijn klim af naar Manteigas en het was een prachtige bergroute. Mijn benen waren nog krachtig genoeg al konden ze wel wat aansterking gebruiken. Ik had grote moeite die avond een slaapplaats te vinden want na de bergroute volgden veel dorpen en luidruchtige honden, ik zag zelfs een groep zwerfhonden. Uiteindelijk vond ik enkele vervallen huizen op rij en koos de meest geschikte om achter te kamperen.
Ik lunchte de volgende dag in Guarda. De wereld was veranderd. Het leek of Portugal bezet was door een sekte, overal liepen gemaskerde wezens. Het was niet verplicht om zo rond te lopen maar mensen deden het toch. Corona leek een religie geworden te zijn, met een eigen uitdossing en rituelen. In mijn gedachten kregen ze de naam Corona's getuigen. 'De mensen zijn bang', had Rieke gezegd. Ooit was dit een een volk dat voor niemand bang was en de halve wereld veroverde. Tijden zijn veranderd.
Ik moest naar Decathlon want ik had van alles nodig dat in de buurt van de camping niet verkrijgbaar was geweest. Er was alleen geen fietsroute die erheen leidde. Ik reed eerst dwars door de stad, verder via paden tot ik bij het industriegebied uitkwam waar ik moest zijn maar dat net even te diep beneden me lag. Via de berm van een autoweg kwam ik dan toch aan waar ik wilde zijn. Mijn achterband was al na 4000 km ernstig versleten en dat verbaasde me omdat ik gewend was 9000 km met dit type band te kunnen rijden. Ook mijn in Botswana gekochte schoenen waren stukgelopen op mijn dagelijkse wandeling over de camping en moesten vervangen worden. Zonnebril erbij, nieuwe sokken, en ik kon weer verder.
Het Parque Natural do Douro Internacional was een mooi bergachtig gebied maar niet strikt een natuurpark want ik reed vaak langs korenvelden. Ik opende een blik met een bonenmaaltijd en schrok van het vlees dat erin zat. Het was vlees dat ik ooit in een maaltijd tegenkwam in Hongarije, brokjes met een honingraatstructuur. Met lange tanden at ik het op. Ik reed verder, door dennenbossen en langs landbouwgebieden, en het kostte me eerlijk gezegd moeite om er weer in te komen, om te waarderen waar ik mee bezig was, om de motivatie van weleer terug te vinden. Ik was ook niet volledig bevoorraad, ik had onderschat hoeveel vocht ik nodig had. Op de camping had ik voldoende aan een paar bekers per dag maar rijdend in de zon had ik weer vele liters nodig. Bij een tankstation wilde ik mijn fout goedmaken maar ik vond er vrijwel alleen wijn en water. Ik probeerde me een Nederlands tankstation voor te stellen met meerdere planken vol wijn. Voor water was ik nog niet wanhopig genoeg maar dat duurde niet lang. Bij een verlaten busstation vond ik een pijp met een hendel. Ik draaide de hendel om, er kwam water uit de pijp en ik vulde een fles. Het water smaakte goed maar mijn ingewanden waren minder enthousiast.
Ik zag een boer die in zijn tractor rondreed met een mondkapje voor. Ook in de stad Bragança zag ik weer veel gemaskerde mensen. Maar ook zag ik twee Afrikaanse vrouwen, één met een grote vracht op haar hoofd. Ze waren ongemaskerd, ze lachten en zongen. Weer zag ik dat visioen waarin het Afrikaanse continent rustig voortleeft als de rest van de wereld zichzelf vernietigd heeft, uit machtswellust, hebzucht of uit angst, omdat we de band met de natuur zijn kwijtgeraakt. Met genoegen verliet ik de bewoonde wereld weer.
Ik had me vergist in de zwaarte van het traject en de tijd die ik kwijt zou raken aan inkopen en zodoende ging ik het tweede nationale park dat ik wilde bezoeken niet halen. Ik reed door een nieuw gebied weer terug in de richting van de Spaanse grenspost die ik wilde passeren en kwam in een buitengewoon mooi stuk natuur terecht en zo had ik alsnog mijn tweede nationale park, zij het niet officieel. Ik koos voor een korte doorgang naar de grens en dat heb ik geweten. Een bord kondigde hellingen van 16% aan maar ik reed door. Een diepe daling bracht me bij een rivier en een extreem zware klim volgde. In stukken van steeds enkele tientallen meters volbracht ik de klim. In de avond kreeg ik voor het eerst te maken met hitte in de tent, en die zou enige avonden aanhouden. Ik was nog steeds niet heel enthousiast over mijn tocht. Ik had deze proloog ook achterwege kunnen laten en door kunnen ouwehoeren met Jos. De volgende dag zou het 1 juli zijn. Zou de door mij gekozen grensovergang echt open zijn? Ik had geen alternatieven hier, de grens was een rivier, ik kon niet een bospaadje nemen als de hoofdroute nog geblokkeerd was.
Twee maal passeerde ik een bord waarop stond dat de grens gesloten was. Ik hoopte dat ze abusievelijk nog niet verwijderd waren en daalde 200 meter af naar de rivier. Er kwam me een auto tegemoet met een E van España achterop. Ik juichte. Ik reed over een stuwdam en was Portugal uit, na bijna vier maanden. Nog voor het bord España zag ik een bord met 'Coto privado de caza', oftewel 'Privéterrein, oppleuren'. Welkom in Spanje. Ik deed een fluorescerend hesje aan, een knipperend achterlicht op en een helm op mijn hoofd in een poging zo min mogelijk met politie te maken te krijgen, want één vlog over Spanje was ik blijven volgen en ik wist dat voormalig dictator Franco trots zou zijn op de hedendaagse ordehandhaving. Ik klom weer omhoog en was toen verrast. De weg liep rechtuit. Dat had ik lang niet gezien, een helling van 0%. Ineens had ik weer snelheid. Ik trof in het eerste dorp een parkje aan met bankjes en een waterkraan en een vuilnisbak, een verrassende weelde. Na de lunch reed ik door meer dorpen en steden. Wat was alles ruim hier, en overal was schaduw te vinden en verkoelende wind. Ik liep een Lidl binnen. Dat moest hier net als in Portugal gemaskerd, maar ik fiets toch altijd al met een buff voor mijn mond om mijn lippen te beschermen en ik hoef 'm alleen maar een verdieping hoger te leggen, over de neus. Maar hier kreeg ik door een dame een klodder gel in mijn handen gespoten. Ik wreef en had nu kletsnatte, glibberige handen. Hier ging ik de winkelwagen die ik voortduwde niet mee besmeuren. Ik veegde de drab af aan mijn shirt en liep verder. Ik keek verrukt naar de lage prijzen en al die producten die in Portugal niet te koop waren. Neem nu potgroenten. Lang moest ik het doen met de drie-eenheid die je overal ter wereld vindt, doperwten, mais en gepelde tomaten, al voegde Portugal daar een collectie bonen aan toe in veertig tinten bruin. Nu was er weer zoveel meer verkrijgbaar. Het was al met al goed om weer eens van land te wisselen. De mensen liepen echter onverminderd gemaskerd rond.
Noord-Spanje bleek stukken interessanter te zijn dan het binnenland van Zuid-Spanje. Minder landbouw, meer natuur, meer variatie, meer bijzondere gebieden. Wat wel een beetje de vormen van een plaag aan begon te nemen was de hoeveelheid tourmotoren. Ze waren talrijker dan vliegen en produceerden meer geluid. In een winkeltje vulde ik de vochtvoorraad aan en werd buiten opgewacht door de Guardia Civil. Er werden wat vragen gesteld, mijn paspoort werd bekeken en er was telefonisch contact met collega's. En ik kon verder. Het zou de enige politiecontrole blijken te zijn na de hervatting van de tocht. 's Avonds kampeerde ik op mijn favoriete locatie, langs een vervallen weg. Na het opzetten van de tent ontstond er een witte gloed aan de horizon. Er verscheen een grote, witte bal. Ik was onder de indruk.
Bij een nieuw bezoek aan een supermarkt werd het hygiëneritueel uitgebreid. Nu kreeg ik plastic handschoenen uitgereikt die vervolgens gedesinfecteerd moesten worden. Met de grootste moeite wurmde ik mijn mannenhanden in de poezelige plasticjes en ontving de klodder gel, die minder vies aanvoelde nu ik er tegen beschermd werd. Omdat ik als fietser soms zelf ook behoefte heb aan hygiëne ging ik op zoek naar zeep en die vond ik. Ik mocht kiezen tussen zeep met olijf en zeep met melk/honing. Daar had ik toch wel wat vragen bij. Zou er ooit iemand geweest zijn die geroepen heeft: 'Oh verrukkelijk, deze zeep ruikt/smaakt naar olijf/melk/honing?' En zo ja, is deze persoon inmiddels van de medicatie af?
Ik bereikte de Pyreneeën. Ik mocht 600 meter klimmen en een volgende klim bracht me nog eens een kilometer hoger. Ik had nog steeds niet de kracht van voor de lockdown en was toch al bijna uit Spanje, maar het lukte me hoe dan ook. Er was nauwelijks verkeer of bewoning geweest op de route en er waren mooie vergezichten, en aan het eind van een zware dag strandde ik enkele tientallen kilometers voor Andorra. In acht dagen had ik Spanje doorkruist. En in tegenstelling tot eerdere ervaringen in het binnenland van Spanje was wildkamperen verrassend eenvoudig gebleken, vooral omdat er zoveel meer was dan akkerland.
Het was nog best een taai stukje naar Andorra, en vervelend druk ook op de weg. Er waren douaneposten met observerende blikken achter dichte ramen. Ik reed land 68 in. Andorra was even schrikken. Het leven was hier tussen twee steile bergen geperst, alle plaatsen waren smalle repen langs de route en het verkeer bleef druk. Het grote thema hier was skiën, aan de winkels te oordelen. Mijn perspectief was niet gunstig. In deze krappe, drukke wereld moest ik 1500 meter omhoog klimmen en volgens het fietsreglement mocht ik geen skilift nemen. Ik was blij dat het drukke verkeer halverwege de route afnam. En aan het eind wachtte me een verrassing. Voor gemotoriseerd verkeer was er een tunnel, en ik kreeg een indrukwekkende bergwand met haarspeldbochten toebedeeld. Dat vond ik niet erg, integendeel. Wel jammer dat de helft van het verkeer geen behoefte had aan de tunnel, met name motoren. Ik krijg altijd een gratis stuk motivatie bij het zien van een haarspeldroute, en dat kon ik wel gebruiken. Ik klom enthousiast naar de top, at in een mooie houten ruimte met een glazen wand met zicht op een dal, daalde af naar het laatste dorp in Andorra en reed door naar de kleine file bij de Franse grens. Grensposten in West-Europa, dat voelt als iets uit een vorige eeuw. Een strenge douanière knikte en ik reed door. Drie landen op één dag. Ik rolde en rolde door een indrukwekkend, bijna oneuropees gebergte naar mijn eerste Franse dorp. En ik voelde me in zekere zin bevrijd. Het was me al opgevallen dat automobilisten ongemaskerd rondreden, en nu ik in dit dorp reed zag ik terrassen met lachende gezichten. De maskers waren weg. De volgende dag kon ik gewoon in mijn blote gelaat boodschappen doen, al durfde de helft van de aanwezigen in de supermarkt dat nog niet aan. Er kwam weer nieuw voedsel op het menu. Ratatouille, aubergines in olie en aardappelsalades. En er was weer een mijlpaaltje deze dag, ik passeerde de 140.000 km, maar ik was me er niet eens van bewust.
In de nacht had ik al een vreemd geluid gehoord, alsof meerdere honden zacht aan het janken waren in de buurt van mijn tent. Om zes uur kwam ik overeind. Aan de weg stopte een auto en ik hoorde autodeuren dichtslaan. En toen hoorde ik een keihard schot. Ik zat duidelijk midden in een jachtgebied. Ik belegde een boterham en ging eten. Dat was iets wat ik niet gemist had in Portugal, die behoefte van de medemens om hertjes af te knallen, een populair tijdverdrijf in Spanje en Frankrijk. Ik ging fietsen langs de Rhône. Dat moet ik niet doen. Ik bleek namelijk niet alleen te zijn. Deze route stond blijkbaar in vele fietsgidsen want in vijf minuten was ik al drie bepakte fietsende stelletjes tegengekomen. Daarna kwam er nog een grote groep bepakte fietsers. Het was een vreemde, confronterende gewaarwording. Ik deed hetzelfde maar toch ook weer totaal niet. Ik hoorde hier niet bij. Ik voelde me een woestijnavonturier die een heel verkeerde afslag had genomen. En ook een woestijnavonturier die langzaam een beetje klaar was met dit alles. Bij de eerste gelegenheid verliet ik dit pad, nam de provinciale weg en reed weer tussen de motoren. Ik reed in een zo recht mogelijke lijn naar Zwitserland en dit had tot gevolg dat deze ervaring anders was dan eerdere ervaringen. Destijds, reizend van noord naar zuid, was Frankrijk vooral een reeks rotondes geweest met provinciale wegen ertussen, nu is er veel meer variatie omdat provinciale wegen vaak niet dezelfde kant opgingen als ik, in noordoostelijke richting, en dus reed ik vaker op kleinere wegen. Na zes dagen Frankrijk reed ik in de avond door een bos Zwitserland binnen, land 69. Bij een vervallen kinderhut met een bordje 'Crew' kampeerde ik. Ik bereikte het stuk bos door onbewust privéterrein over te steken en toen ik het terrein de volgende ochtend verliet aan de andere kant zag ik dat het verboden was dit gebied na vieren te betreden. Ik was dus volop illegaal bezig geweest. Ik nam een fietspad dat me helemaal tot in Genève zou brengen maar was nog niet op de hoogte van een belangrijk Zwitsers gebruik: wegwerkzaamheden. Eigenlijk is Zwitserland één grote wegwerkzaamheid. Ik denk dat Zwitserland zich wat dat betreft in een vicieuze cirkel bevindt. Het is zo'n net, opgeruimd land dat er van alles opengebroken is om steeds de minst nette delen netter te maken. Of ze zijn 5G aan het aanleggen. Ik weet het niet. In een Geneefse Lidl werd ik nogal verward. Wat een rare prijzen, dat kon toch niet waar zijn? En toen drong het tot me door dat niet ieder West-Europees land de euro ingevoerd heeft. Dit moesten nog die goede oude Zwitserse franken zijn. Maar wat zijn ze waard? Ik kon er niets van maken. Kunt u het? Een bak met 750 gram aardappelsalade: CHF 4,79. Een blik gepelde tomaten: CHF 0,55. Twee liter Fanta: CHF 2,79. Anderhalve liter Freeway cola: 0,55. Een pakje noodles: CHF 1,70. Zeg het maar. Ik kocht uiterst behoedzaam in en lunchte aan het meer van Genève. Het was gedaan met het mooie weer, hier was zware bewolking en er dreigde regen. Het thuisfront had wat speurwerk verricht en er kwam een sms. De Zwitserse frank is toch bijna een euro waard. Mijn portemonnee moest oppassen hier. Ik bleef het meer volgen. Na Genève volgde halverwege de middag Lausanne en tegen het avonduur reed ik door Montreux. De wereld was krap deze dag, net als in Andorra. Alles lag tussen berg en meer ingeklemd. Uit ruimtegebrek waren ook steile bergwanden in gebruik voor de druiventeelt. Campings waren tjokvol, als festivalcampings maar dan met gezinnen. Toen het meer achter me lag was er meer ruimte, maar altijd zou ik me in Zwitserland tussen twee steile bergen van een kilometer hoog bevinden. Ik zag dorpen op grote hoogte liggen, en snelwegen. Ik verwisselde Franstalig gebied voor Duitstalig gebied en reed door Saxon, Leuk en Bitsch. Toen ik in dit gebied boodschappen deed was niemand meer gemaskerd. Hoe noordelijker je komt in Europa, des te minder religieus de (oorspronkelijke) volkeren zijn die je aantreft. Ik sloot de dag af met een eerste zware klim in dit land.
Ik was al vroeg wakker. Het regende maar ik ging de klim voortzetten, toen ik vertrok was het nog geen zes uur. Al snel vroeg ik me af waar ik mee bezig was. De regen verhevigde, het klimmen ging moeizaam. In Oberwald zag ik een bord met informatie voor fietsers. Er zou een klim volgen van 1067 hoogtemeters, met hellingen van 6-7%. Ik stopte ter plekke. Ik kon wel een pauze gebruiken en er moest zo onderhand ook weer eens een blog geschreven worden. Ik checkte de lokale camping. Echt vrolijk werd ik er niet van en dat het regende hielp niet en dat er werkzaamheden waren ook niet. Ik zag de tarievenlijst, telde de prijscomponenten bij elkaar op en kwam op €17. 'Doe jezelf een plezier en neem eens een hotelkamer', zei ik tegen mezelf. Ik reed naar de toeristeninformatie en vroeg naar het goedkoopste aanbod. Dat was omgerekend €77. Van nood keerde ik terug naar de camping. Daar was inmiddels een drilboor in stelling gebracht op een betonnen plaat. Heel subtiel werd ik door het lot gedwongen om die klim van 1067 meter te aanvaarden. Ik keerde om en ging klimmen. Na 200 meter had ik zicht op een serie haarspeldbochten tegen een bergwand maar deze keer zonk de moed me in de schoenen. Ik stopte en wanhoopte. Ik keek op de kaart en zag dat er voor die bergwand nog een plaats lag. Ik kon op zijn minst daarheen rijden en er lunchen, dat zou me energie kunnen geven. Ik reed door. De weg was te smal, het verkeer te druk, de motoren te talrijk. Gleitsch had een dorpsparkje. Je mocht er kamperen als je €9 betaalde in het hotel. Er was een bankje en een kraan, maar niet eens een vuilnisbak. Een pauze inlassen in dit land ging lastig worden met campings die te duur waren voor mijn budget of te rumoerig waren om geconcentreerd te kunnen schrijven of te regenachtig waren om mijn kleren uit te hangen of te karig waren om ook maar iets te kunnen doen. Ik lunchte en keek nog eens op de kaart. En toen zag ik iets waar ik blij van werd. Ik was nog maar 160 km verwijderd van Liechtenstein en 180 km van Oostenrijk. In Oostenrijk lag ik in mijn eerste fietsjaar bijna uitsluitend op campings, die waren dus betaalbaar. Als ook Liechtenstein het niet ging worden dan Oostenrijk wel. Mijn redding lag op hooguit anderhalve dag fietsen. Klappertandend maar energiek reed ik verder. De knop was om. Niet alleen had ik mijn motivatie terug maar ook mijn kracht. Het weer verbeterde, al bleef er laaghangende bewolking en waaide er een koude wind. De klim was een peulenschil. Ik daalde af en er volgde nog een klim, nu van 600 meter, en ik had mooie uitzichten. Toen ik 's avonds tussen een spoorweg en een rivier lag keek ik naar de statistieken. Ik had 124 km gereden en 2140 meter geklommen in 11 uur en 3 minuten.
In de ochtend telde ik een uur lang motoren. Vooraf gokte ik dat er gemiddeld iedere minuut wel één langs kwam. Ik zat er niet veel naast, na een uur had ik er 59. Ik berekende mijn gemiddelde rijtijd per dag, dat was 9 uur en 19 minuten. Dat betekende dat ik 550 keer per dag gepasseerd wordt door zo'n knetterbak.
Zwitserland was een mooi land maar ik kon er niet van genieten. Het was nooit de bedoeling geweest hier in het hoogseizoen te zijn. Het was te druk, veel recreanten, veel motoren, te weinig voorzieningen langs de weg en iedere vijf kilometer moest ik op de kaart kijken hoe ik verder moest rijden. Ik verlangde terug naar de lange Spaanse doorlopende wegen waarop ik zonder afleiding soms gewoon honderd kilometer door kon rijden.
Liechtenstein was land 70. En ik had sterk het vermoeden dat dat het laatste land gaat worden in die lange reeks. Liechtenstein was eigenlijk een voortzetting van Zwitserland, zelfde munt, de wegwerkzaamheden gingen er verder, dure campings. In Vaduz keek ik wel even op. Er was een statig gebouw met een plein ervoor waarop kunst uitgestald was. De zon scheen maar delen van de lucht waren bijna zwart. De hele enscenering was een traktatie voor het oog. Ik at in een bushokje en reed Oostenrijk in. Weer drie landen op één dag. Oostenrijk was al eerder genummerd, dat was land 6. Ik reed door een woonwijk en sloeg daarna een groot bos in. Het was een prachtig bos met duistere meren, strandjes, beken, en het was vooral heel groot. Ik fietste er lange tijd rond en toen ik alleen was zette ik er de tent neer. In de ochtend reed ik weer de bewoonde wereld in. Er was een camping. Die was om half negen al zeer levendig en het leek er bomvol. Veel keus had ik niet meer, mijn stroom was bijna op en ik had geen kaartmateriaal voor ná Oostenrijk. 'Is er nog een hoekje vrij?', vroeg ik aan de vriendelijke receptioniste. Dat was er. Als ik tot elf uur wachtte was er een plek vrij bij een stroomkast. Dat was geen probleem. Na 23 dagen fietsen zonder een douche was mijn haar een soort dreadlock geworden en ik kon wel wat tijd gebruiken om die te ontwarren. Ik denk dat het uiteindelijk drie kwartier gekost heeft. Ik nam afscheid van veel vuil en van mijn baard en toen ik weer buiten stond was het elf uur. Ik geurde naar melk/honing en ik kon mijn tent opzetten. Ik moest even een knop omzetten. Buiten het feit dat ik met honderden anderen op een camping stond grensde mijn plek aan een zwembadweide én aan een sportveld waar muziek was en een omroeper. Met weemoed dacht ik terug aan Afrika waar ik diverse malen een ruime kampeerplaats had met een picknickplaats en eigen sanitair. Dat is best een bijzondere gedachte nietwaar, zoveel meer comfort in Afrika. Maar hoe dan ook, ik wist dat er dichtbij een rustig bos was met overal bankjes op schaduwrijke plekken, dus kon ik vluchten als het schrijven onmogelijk werd, en omdat het schrijven onmogelijk werd zat ik veel in het bos. Mijn eerste nacht op deze camping was mijn 1500e nacht in een tent in mijn fietsbestaan.
Het was me het tochtje wel, vanaf camping Quinta Das Cegonhas in Portugal. Ik reed in 23 dagen 2622 km en lag 23 nachten in de natuur. Het was één van de 5 langste onafgebroken tochten die ik ooit maakte. Na 5 dagen Portugal reed ik vanaf de Spaanse grens 18 keer op rij meer dan 100 kilometer, een unicum, met ook nog eens een gemiddelde van exact 120 kilometer. Op 4 van de 23 dagen reed ik dagklimmen die op het moment van rijden tot mijn 10 grootste klimmen uit de afgelopen 7 jaar behoorden. De lijsten onder 'Reisdetails' zijn allen door elkaar geschud op twee na. De lijst met de hoogste passen gaat in Europa niet meer wijzigen, daar zijn de bergen simpelweg niet hoog genoeg voor, maar het moet toch nog eens lukken om een dagafstand te rijden die tot de verbeelding spreekt, zeker met deze lange dagen en met het terrein dat voor me ligt. Die 250 km-barrière moet geslecht worden.
In mijn oorspronkelijke plan zou ik reizen naar Servië, Kosovo, Noord-Macedonië, Moldavië en Oekraïne. Ik zou vriend Kris opnieuw bezoeken in Roemenië. Vanuit Polen zou ik goedkoop terugvliegen naar Nederland. Ik zou Dokk'em Open Air bezoeken en aansluitend zeven weken door Nederland fietsen. Ik zou in de nazomer fietsen in Schotland en Ierland en daar vriend Lennard bezoeken en op 3 oktober zou ik terugvliegen naar Nederland en zou het klaar zijn. Door omstandigheden heb ik dat een klein beetje aan moeten passen. Alleen de eerste drie zinnen uit het plan bleven overeind. Maar bij nader inzien besloot ik niet verder te gaan dan Oostenrijk. Ik had geen behoefte meer om West-Europa te verlaten. Geen zin in afnemende voorzieningen en toenemende onveiligheid. Bibberen in een Moldavisch bos vanwege vermeende stemmen of voetstappen. Van de weg getoeterd worden door een Serviër. Feitelijk vind ik bijna alleen de fysieke prestaties nog interessant, de natuur en het vermaak dat ik bij me heb: mijn muziek, mijn podcasts en mijn boek. Overige zaken leiden steeds meer tot irritaties. Het wordt tijd om af te bouwen. Ik ga langzaam een draai maken naar Nederland. Ik ga daar nog een aantal weken touren. En ik ga er een punt achter zetten. En dan koop ik een leuke caravan voor mezelf en ga ik trainen om de eerste Europese kampioen motorwerpen te worden. Of zoiets. Maar zoals gezegd eerst nog even fietsen. En nog wat blogjes schrijven.
-
21 Juli 2020 - 16:48
Ben Meijer:
Al die jaren je gevolgd en mooie routes gereden,je hebt genoeg inspiratie om er een mooi vervolg aan te geven. -
22 Juli 2020 - 12:21
Jilles:
Geweldig verhaal, tot de verbeelding sprekende prestaties.
Wat een contrast tussen de drie maanden in de oude caravan in Portugal en de weken daarna.
Interessant, je constateringen over mentaliteit en inrichting van de verschillende Europese landen. Naast kennis over de IJslandse taal heb je op het gebied van sociale geografie het een en ander vergaard. Portugal, Spanje, Andorra, Frankrijk, Zwitserland, Liechtenstein, Oostenrijk - aangrenzend maar zo verschillend van karakter.
Wanneer ik je relaas zo volg krijg ik het idee dat het mooie landen zijn maar je zou er geen toeristen, motoren en honden moeten aantreffen.
-
22 Juli 2020 - 17:35
Els.Vlielander:
Richard het was weer geweldig, spannend en genoten van al die jaren fietsplezier.Je gaat nog een paar
weken fietsen in Nederland ook heel mooi, alleen vlak dus geen klimwerk meer.
Wens je hier bij de dingen die je daarna gaat doen heel veel succes, goede gezondheid en we horen het wel
weer. Groetjes van ons.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley