Flouwe kabeljouw
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
16 Juli 2017 | Denemarken, Hirtshals
Ja, ik heb uiteindelijk dat kapitaal neergeteld om een douche te kunnen nemen. En later vertrok ik, en ik fietste door de baai waaraan Akureyri lag. Het was een zonnige dag en ik zag cruiseschepen liggen. Het was bekend terrein, dit had ik eerder in tegengestelde richting gefietst, maar aan het eind van de dag kwam daar verandering in toen ik een afslag nam en mijn tweede doorsteek van het noorden van IJsland naar het zuiden startte. Het zou een trage start worden, want na een overnachting tussen grazige heuveltjes werd ik wakker met regen en was ik gedwongen in mijn tent te blijven. Ik ging eens een schema maken met resterende dagen en te rijden kilometers en ik zag dat ik helemaal niet zo ruim meer in mijn tijd zat. Om 16.00 uur leek er verbetering te komen in de weerssituatie en ik vertrok. Ik had wind mee en na een paar uur merkte ik dat dat niet alleen voordelen had; het regende namelijk licht en ik had daar nauwelijks iets van gemerkt, tot ik voelde dat mijn achterkant drijfnat aan het worden was. Misschien moest ik deze dag niet al te lang doorrijden. Ik reed voorbij de laatste boerderijen en trof iets later een gestrande auto met twee vrouwen. Ze hadden een lekke band en kregen de wielmoeren niet los. Met alle macht probeerde ik er beweging in te krijgen, maar ze zaten muurvast. Ik kon de dames niet verder helpen. Twintig minuten later realiseerde ik me dat ik met een steen op de moersleutel had moeten tikken. Zou ik teruggaan? Om de weerstoestand te testen draaide ik me om en kreeg een beste vlaag regen in mijn gezicht. Ik realiseerde me hoe drijfnat ik was. Nee, ik moest nu aan mezelf denken, ik moest mijn tent in. Die dames stonden op een half uur lopen van de beschaving en... daar kwam ook nog een auto vanuit het zuiden, de hulp was nabij. Ik plaatste mijn tent in de heuvels, die namen de helft van de windkracht weg. Sinds de Indonesische moessons was ik niet meer zo natgeregend. Mijn twee sweaters waren flink vochtig, het overige, inclusief mijn regenkleding die alleen wind tegenhoudt, kon ik uitknijpen. Ik deed zo voorzichtig mogelijk om al wat droog was droog te houden maar spoedig waren ook mijn slaapmat en delen van mijn slaapzak nat. Vanuit een warme, droge tent was ik vandaag 35 km verder geraakt, maar tegen welke prijs? Ik wist één ding: alle natte kleding die ik nu op een hoopje zou leggen zou dagenlang koud, nat en onbruikbaar blijven. En dus nam ik een risico. Ik ging met mijn twee vochtige sweaters in mijn slaapzak liggen, in de hoop dat ze droogden door mijn lichaamswarmte. Misschien was het dom omdat op deze manier mijn beste redmiddel tegen kou, mijn slaapzak, nat zou worden maar ik had droge sweaters nodig (al zat er in geval van uiterste nood nog een jas in mijn kussensloop). En ik voelde hoe langzaam mijn slaapzak natter werd en dat voelde bepaald niet prettig, maar gelukkig hield het hele pakket textiel me net warm genoeg én warmde ik langzaam het pakket textiel op, heel langzaam. Ik sliep slecht in mijn vochtige cocon en zat mijn tijd uit tot het ochtend was. Er was geen verbetering in het weer. Mijn sweaters waren nog niet droog, wel had het vocht zich enigszins verplaatst. Het water in de sweaters was deels verdampt en opgestegen, maar was weer gecondenseerd zodra het met kou in aanraking kwam, en dat was in de buitenlaag van mijn slaapzak; die was nu drijfnat. Halverwege de middag leek het droog buiten en maakte ik aanstalten om te vertrekken, maar toen ik buiten stond zag ik dat het weliswaar niet meer regende, maar dat in de laaghangende bewolking natte wolkenflarden voortgejaagd werden. Ik zou in een uur weer drijfnat zijn. Mijn sokken, die zo netjes opgedroogd waren aan mijn voeten vannacht, waren sowieso nu al weer nat. Hoe dan ook, ik had nu één droge sweater en een toch merkbaar drogere slaapzak. Mijn idee had goed uitgepakt. Ik stelde mijn dagschema bij. Als ik iedere komende dag goed kon benutten om te fietsen kon ik een halve dag op een camping staan voor een douche en het wassen van kleding, en had ik nog een hele dag om een fietsdoos te zoeken en alles vliegklaar te maken. Dat leek me een minimum aan benodigde tijd qua vluchtpreparering. Ik zou voorlopig ieder droog uur, dag of nacht, moeten benutten om te fietsen. Als ik de volgende dag ook nog kwijt zou raken aan oponthoud door regen dan hield het op, dan moest ik terugfietsen naar Akureyri en een bus nemen. Nog diverse malen controleerde ik het weer als het droog leek, maar steeds oordeelde ik dat de situatie niet wezenlijk verbeterd was en steeds bleek mijn gelijk bij een spoedig volgende regenbui. Maar toen, om 20.30 uur, was er een licht schijnsel. Ik keek naar buiten en zag stukken blauwe hemel. Buien duurden steeds korter. Nu kon het. En ik ging op pad. De mistwolken kwamen terug, maar ze waren niet vochtig meer. Wel was er soms sneeuw. Even dacht ik aan de berichten die ik gelezen had over het Europese vasteland dat zuchtte onder een hittegolf. Ik begreep niets van alle klachten op social media over de hitte. Ondertussen zeurde mijn rechtervoet om aandacht. Ik moest ergens in een plas gestaan hebben, want de voet was steenkoud. Vier tenen waren gevoelloos en mijn halve voet gaf signalen af dat ingrijpen noodzakelijk was. Ik was blij dat ik eindelijk op weg was en kon het me niet veroorloven mijn voeten weer in de slaapzak te steken. En toen herinnerde ik me dat ik op mijn voettocht eerder dit jaar nooit koude voeten had gehad. En dus stapte ik af en ging lopen. Zelden was een middel zo effectief. Na 600m kwam het gevoel in mijn tenen terug en deden ze pijn, na 1000m waren mijn voeten heerlijk warm; ik had zelfs het idee dat het vocht verdampt was maar dat leek me bij nader inzien wat onwaarschijnlijk. Ik zag geregeld dode dieren liggen, maar steeds bleken dit stenen te zijn; blijkbaar is duisternis niet nodig voor waanbeelden bij nachtelijke fysieke inspanning. Om 2.30 uur leek het me beter te stoppen vanwege de toenemende sneeuwval. Er hing een vreemd licht, de gevallen sneeuw lichtte op als nachtelijk zonlicht. Tegen vieren ging ik slapen.
Om 9.45 uur was ik wakker en ging vlot weer op pad. Er was een laatste sneeuwbui, maar daarna kreeg het goede weer de overhand. Ik kreeg te maken met de eerste stroom water over het pad waar ik niet doorheen kon fietsen. Ik deed mijn slippers aan en liep 20m door 15 cm diep water met de fiets aan de hand. Mijn korte broek hing te drogen aan mijn bagage, en daar kwamen nu twee slippers bij. Het begon aardig op een reizend circus te lijken. Ik vond het een stuk avontuurlijker ogen dan een paar fietstassen met één grote glimmende waterdichte Ortlieb-rol daartussen, zoals je die wel eens ziet. Tijdens de lunch hing ik alle resterende natte attributen over verkeersborden te drogen in zon en wind. In de middag kreeg ik een nog serieuzere oversteek te verduren. Snelstromend, kniehoog water. Het leek me verstandig om dat in delen te doen. Al bij de eerste oversteek verloor ik een slipper. Het was de helft van een in 2013 aangeschaft paar in Vientiane, Laos. Na vier jaar aan zijn einde gekomen in IJsland, ik werd er sentimenteel van. Op pijnlijke wijze voltooide ik deels blootvoets de oversteek over de keien, dumpte een paar tassen, en keerde terug. Toen restte me weinig anders dan mijn schoenen aan te trekken om de klus te voltooien. Ze waren in een slechte staat en al dat vocht en lopen over keien deed ze geen goed. Ik hoopte dat ik het zou redden tot aan mijn vlucht, dat ze niet voor die tijd uit zouden scheuren. Er volgde nog een oversteek en daarna was er veel zand en was ik vaker aan het lopen dan rijden. En toen putte ik voordeel uit het feit dat ik vroeger de boeken van Frank van Rijn verslond. Ik herinnerde me dat hij in de Sahara zijn bandendruk verlaagde om op zand te kunnen rijden. Ik liet alle overbodige lucht uit mijn banden lopen en was niet ontevreden over het effect, ik maakte weer vorderingen. Die vorderingen hadden groter kunnen zijn als ik niet halverwege IJsland was. Wind komt altijd uit zee en daarom werd noordenwind hier zuidenwind en had ik vanaf nu wind tegen. Er kwam ook bewolking, ik voelde spetters en dus leek het me om 23.30 beter om te stoppen. Helaas maakte ik maar 60 km op deze lange dag. Ik vond met moeite een plek met een beetje beschutting tegen de wind en ging tegen tweeën slapen.
Om 5.20 was ik al weer op en in alle vroegte ging ik verder. Regen en zon streden om voorrang, op willekeurige momenten startten en stopten er buien. Het oversteken van water deed ik nu een stuk relaxter, het water kwam hooguit tot halverwege de knieën en dus stapte ik af en banjerde er gewoon direct doorheen. Bij één oversteek haalde een Fransman me in en ploegde er fietsend doorheen, over die grote keien. Ikzelf moest er niet aan denken dat ik zou kantelen. Eén keer was er een echte, vrij brede rivier, maar die was gelukkig ook ondiep. Later haalde een Amerikaan op een fatbike me in. Hij baalde van de wind. Ik vond het eigenlijk wel prettig, zo bleven de vliegen van mijn lijf. De tijdsdruk haalde het beste in me omhoog. Ik had nauwelijks meer behoefte aan slaap, pauzes of eten. Uiteraard was ik wel bezig versneld op te branden. Ik had ondertussen ook gewoon oog voor de omgeving. De gebergtes in het hart van IJsland zijn volledig volgesneeuwd en daarom lijken ze op slagroomtaarten. In de avond fietste ik in een zwart landschap met een oranje-achtige weg die er doorheen liep, als een nasmeulend lint door een uitgebrande wereld. Op dat moment was de weg al enige tijd geen getrokken spoor meer maar een verhoogde piste. Desondanks was de weg geregeld hopeloos. Veel zand en kiezels, veel duwen en immer toenemende rugpijn. Ook waren er veel steile klimmen. Uiteindelijk fietste ik op deze dag in een kleine 12 uur 77 km en zette de tent op bij een mooi groen meer.
De volgende dag reed ik nog acht km over gravel, en toen was er plots asfalt. Na 288 km stuiteren, duwen, hotsen en schuiven was het afgelopen. Ik beheerste mij en liet een liefkozing van het wegdek achterwege. Ik pompte mijn banden weer keihard op. De wereld bleef prachtig, met heuvels, meren met eilanden, en spectaculaire afdalingen. Ik zag steeds meer fietsers. Zo was er een stel dat me tegemoet reed. Het meisje dat voorop reed stak haar hand op ter begroeting, de jongen achter haar groette nogal wild en spastisch. Toen zag ik de ongelooflijke zwerm vliegen om zijn hoofd. Ik prees de tegenwind. Maar ook ik ontkwam er niet aan. Ik pauzeerde langs de kant voor een lunch en de wind viel stil. Ik ben vliegjes gaan tellen en kwam tot 300. Tapdansend schoof ik voedsel onder mijn vliegennet door en ging er snel weer vandoor. Maar er stond me meer te wachten. Het gesteente op mijn lunchplek was nogal scherp geweest en had mijn strakgespannen achterband opengesneden. Ik plaatste een achterbandplakker en gebruikte mijn reservebinnenband. Het plakken van de binnenband zou lastiger geweest zijn dan normaal want, je verzint het niet, de tube solutie was geperforeerd door een sluitschakeltje en was nu voornamelijk gevuld met lucht.
Ik mocht nog enkele tientallen kilometers genieten van natuurschoon tot de eerste schapen zich aandienden en toen was ik weer helemaal terug in de bewoonde wereld. Ik was gemotiveerd de stad Selfoss te halen, dan zat ik op een schema waarop ik me niet een halve, maar ánderhalve dag op de camping kon permitteren. Dat leek me wat prettiger met o.a. het oog op het wassen en drogen van kleding; met name dat laatste kon even duren in IJsland. Na 119 km reed ik om 22.00 de stad binnen. Ik at wat op een bankje en vulde een vrijwel lege vuilnisbak aan een lantaarnpaal volledig op met afval van zes dagen. Iets buiten Selfoss zette ik langs een pad op een strook groen mijn tent op en tegen enen sliep ik. Zes uur later zat ik weer op de fiets. Nog één dag vlammen, terug richting luchthaven Keflavik, door bekend terrein. Ik bereikte de kust. Na 9 km was ik aan een pauze toe. Die hielp weinig. Futloos zwoegde ik verder. Op dezelfde rotonde als waar ik op de heenreis pauzeerde in de regen pauzeerde ik nu weer in de regen. Met moeite reed ik verder en bereikte het Netionale Park met het bemoste gesteente. Ik kon het niet laten en ging even op het mos liggen, maar toch leek me dat bij nader inzien een slecht plan want ik dreigde binnen enkele seconden weg te zakken. Ik dwong mezelf verder te rijden, er stonden 112 kms op het programma. En het ging beter. Helemaal toen ik een misrekening gemaakt bleek te hebben en het er zo'n 20 minder bleken te zijn. En zo kon ik al om 19.00 uur stoppen en sliep ik die nacht met mijn tent op een laag van minstens 10 cm mos. De slaapmat kon in de hoes blijven.
Ik sliep 11 uur achtereen. Ik wilde naar een camping maar deed eerst even de luchthaven aan om te zien of er toevallig een doos achtergelaten was. Er was een Estlander in de Bike Pit, hij was net gearriveerd. Hij toonde me twee gevouwen fietsdozen in de vuilcontainer. Eén ervan kon ik goed gebruiken. Ik toonde hem op mijn beurt de plek waar hij zijn fietsdoos kon verstoppen voor de terugreis, namelijk onder de Bike Pit. Dat was een tip die ik onderweg had gekregen. Hij legde zijn doos er neer, en ik 'de mijne' ook. Ik had mijn doos geregeld en een zorg minder. De camping die ik op het oog had voldeed aan mijn wensen, het was erg basic maar er was een douche en wifi en stroom. En dus genoot ik van koffie, het laatste nieuws en een wasbeurt. Eigenlijk hoefde ik niet eens zoveel kleding te wassen en het was nog zonnig ook. Plots realiseerde ik me wat een zee van tijd ik ineens had, mede omdat het probleem van het vinden van een fietsdoos al opgelost was. Ik had wat kalmer aan kunnen doen, maar anderzijds was deze race best aangenaam geweest. Ik kon het nog, als het moest. Ik had het nog in me. En als ik hektiek vlak voor een vlucht kan vermijden doe ik dat graag. Er arriveerde een Duitser. Hij zou de volgende ochtend al vliegen. Er arriveerde een Vlaming. Kampeerde al dagen in de regio omdat hij veel te vroeg terug was. Ieder zijn eigen timing. Mijn verblijf op deze camping was geen onverdeeld genoegen. Er waren veel nachtelijke gesprekken waaraan ik niet deelnam, ik probeerde vooral te slapen, maar pas rond 5 uur lukte me dat. Misschien kent u het geluid van een bagagecompartiment in een vliegtuig dat door een stewardess dichtgedrukt wordt. Welnu, een camper heeft ongeveer 300 van die bagagecompartimenten en die moeten allemaal dichtgedrukt worden. Zo klinkt het althans vanaf 7 uur op campings. Tel daar wat dichtslaande autodeuren bij op, zo'n 5 per auto, en het feit dat menig auto eerst even een half uurtje stationair moet draaien voor vertrek en je hebt een impressie van de geneugten van het slapen in het bijzijn van medekampeerders. Met een slapeloze nacht op de luchthaven in het vooruitzicht leek het me onverstandig om nog een nacht op deze camping door te brengen. En dus deed ik kalm aan en vertrok halverwege de middag, weer op weg naar de natuur. Eerst deed ik wat inkopen. Ik kocht verpakkingsmateriaal voor fiets en bagage en deed een oude traditie herleven: het spenderen van mijn laatste kleingeld aan een ijsje. Ik zat ruim in mijn kleingeld dus het werd een liter ijs, en ik consumeerde dat in het bushokje waar ik mijn eerste lunch in IJsland had. Ik had verder nog veel papiergeld over, ik had veel minder uitgegeven dan verwacht. Ik zal eens contact opnemen met het Guiness Book of Records of ik met mijn gemiddelde dagelijkse uitgaven van 8,84 euro de Zuinigste Toerist in IJsland Ooit ben. Dat bedrag is inclusief douche in Akureyri.
Ik wilde nog een toeristisch dingetje bezoeken maar nam een verkeerde afslag en stuitte toen ik weer goed zat op een privéweg. Ik liet deze korte route voor wat het was en wilde de reguliere route nemen maar zag dat het 19.30 uur was en er kwam pikzwarte bewolking aan. En dus gaf ik mijn Porsche aan Fikje en reed een gebied met lupines in waar ik voor de laatste keer mijn tent opzette op dit eiland.
En mijn tent bleef droog die nacht. Dat was belangrijk, want dat scheelde een paar kilo bagage. Het zou toch jammer zijn als ik 50 euro moest bijbetalen voor het vervoeren van ongewenst water op mijn tent. Mijn doos lag nog onder de Bike Pit en dus kon de grote klus beginnen. Fiets demonteren en inpakken, bagage verdelen. Alle kleding die ik aan kon trekken hield ik bij me, hier was in de verste verte geen sprake van een hittegolf. Ik wilde problemen als op de heenreis voorkomen, dus probeerde ik heel zorgvuldig alle feitelijke en vermeende gewichtslimieten te respecteren. Ik had een rol huishoudfolie om vette delen van de fiets in te verpakken en ik probeerde eens om zelf mijn bagage te sealen. Het resultaat was echt geweldig, het zag er heel professioneel uit. Ik heb nooit geweten dat je dit zelf zo eenvoudig in een paar minuten kon doen met een halve rol folie van een paar centen.
Ik was klaar. Om 15.30 uur. Mijn vlucht ging om 6.00 uur. Ik sloeg wat uurtjes stuk met muziek luisteren en mensen observeren en kon vroeg inchecken. Met het duivelse monster van WOW Air op Schiphol nog in mijn achterhoofd hoopte ik er het beste van. Mijn bagage bleek uiteindelijk 3 kg lichter te zijn dan ik geschat had. Of ze stellen de weegschaal hier wat soepeler af. 'Hoeveel weegt de fiets', vroeg de vriendelijke jongeman. 'Zo'n 23 kg', zei ik. En dat was 't. De doos hoefde niet eens gewogen te worden. 'Daar is de 'odd-size baggage'. Prettige reis!'. Ja, zo kan het ook.
Met net aangeschafte schoenen stapte ik weer een good old Lidl binnen. Ik bevoorraadde me op bescheiden wijze; morgen zou er weer één zijn en overmorgen weer. En wat een weer, het moest zo'n 25 graden zijn. En wat een drukke wereld. Maar ik kwam dan ook net uit een land dat 2,5 keer zo groot was als Nederland met minder inwoners dan de stad Utrecht. Ik reed langzaam de Randstad uit, dat hielp. Terwijl Nederland één van de dichtstbevolkte landen ter wereld is, is het heel vernuftig ingericht. Het zit tjokvol stukjes natuur en het heeft een zeer dicht netwerk aan fietspaden, en dat maakt fietsen in dit land een genot. Ik hoefde niet veel kilometers te rijden of ik bereikte een persoonlijk mijlpaaltje: 80.000 km. Tegen tienen toonde een man, zelf een enthousiast fietser, me een strandje achter een dijk. 'Ik word zelf altijd blij als ik dit soort kampeerplaatsen tegenkom', zei hij, en reed vervolgens weer huiswaarts. Ik was minder enthousiast. Over de dijk liepen mensen met hun hond, één vrouw bleef lang naar me staren. Ik zocht toch liever even verder. Naast Muiderberg ontdekte ik een natuurgebied waar ik een duister hoekje in een bos vond. Hier kwam geen hond. Dit zijn toch meer mijn kampeerplekken. Ik zette mijn tent op in het donker, dat was lang geleden.
De volgende ochtend reed ik de brug over en ik was in Flevoland. Op het strand van Almere ontbeet ik en daarna volgde ik de westkant van deze provincie en dat beviel me goed. Links water, rechts natuur. In Lelystad wilde ik lunchen in een winkelcentrum. Het lag op een kilometer afstand van de hoofdweg, maar in deze stad mocht ik niet rijden waar de auto's reden. Ik keek op mijn elektronische kaart en wist niet wat ik zag. Dit moest het meest krankzinnige doolhof zijn dat ooit is ontworpen, en dat terwijl dit niet zo gek lang geleden een lege, vlakke polder was zonder historische of geografische beperkingen of obstakels. Ik liet de kaart voor wat het was en reed met behulp van mijn kompas verder. Ik wist het winkelcentrum te bereiken, kocht wat te eten en at op een bankje. Ik had het idee dat ik in Hoogvliet was, of een andere voorstad van Rotterdam met een imagoprobleem. Ik slaagde erin de stad te verlaten en ging voort, langs Emmeloord, door Steenwijk, richting Assen. Ik genoot ervan om te fietsen in dit deel van Nederland. Moet ik Nederland misschien eens aan een groter onderzoek onderwerpen? Een zomer lang kriskras door Nederland rijden? Ik werd heel enthousiast van dit idee.
In Assen kreeg ik een bijzondere gewaarwording. Ook daar zat ik in een winkelcentrum, maar nu was het alsof ik teruggezet was in mijn kindertijd. Het zag er allemaal zo onschuldig uit. Het karakter van Assen was niet het enige dat herinnerde aan mijn kindertijd. Toen ik die middag door Rolde en Smilde reed werd ik herinnerd aan de lagere school; dit waren de namen die je leerde bij topografie. Waarom weet ik overigens niet: Smilde lag voor me tijdens het rijden en toen plots achter me, en in vijf minuten was ik door Rolde. 's Middags moest ik lachen. 'Dit meen je niet', dacht ik terwijl ik pauzeerde en er achter me fietsers aankwamen met muziek op. Het waren twee jongens en ze zongen mee: 'Ja dat is mooi, mooi, mooi man. Het leven dat is één groot feest'. Mannenkoor karrespoor. Als het niet mijn kindertijd was, dan was het hier hooguit 1991. Toen ik weer fietste hing er iets halverwege mijn dij. Een deel zat ín mijn dij, zo leerde nadere inspectie. Ik haalde mijn tekentang tevoorschijn en terwijl ik viste naar het minuscule lijfje borrelden er associaties met grijparmen en horloges op de kermis omhoog. In theorie lijkt een tekentang een handig ding, maar een teek graaft zich muurvast in in je huid; dit diertje vraagt om andere middelen. Met een pincet verwijderde ik het lichaam, met een mes peuterde ik de kop uit de wond.
Ik reed Groningen binnen. Ik dacht dat ik nog nooit in Groningen geweest was, maar herinnerde me plots de fietsreparatiecursus van De Wereldfietser in Kiel-Windeweer. Mijn huidige bezoek was kort. Veendam, Winschoten, Bad Nieuweschans, een stroompje dat ik over moest steken (gelukkig per brug) en geloof het of niet, maar exact om 19.40 viel ik Duitsland binnen. Of eigenlijk viel ik niet, het was meer een soort van fietsen. Met pijn in mijn hart verliet ik mijn eigen land, het fietsleven was er zo zorgeloos, en zo onderhoudend. Er viel altijd wat te zien.
Maar ik hoefde niet te treuren want Noord-Duitsland is gewoon een verlengde van Noord-Nederland. Het heette hier dan ook Ost-Friesland. Mensen groetten met 'Morgen' maar dat hielden ze tot ver in de middag vol. Ik begreep later dat ze 'Moin' zeiden, dat is hier de standaardbegroeting. Er waren hele aardige fietsroutes en een veerpont bracht me naar een volgend stuk Duitsland. Na een nacht in een bos maakte ik de volgende dag flinke vorderingen, de kilometers vlogen voorbij. Maar toen ik in plaats van de gereden afstand mijn snelheid eens bekeek zag ik dat ik 33 km/u reed, en dat leek me wat gortig. Mijn diagnose was snel gesteld. Overleden magneetjes van fietscomputers verwijder ik niet van mijn spaken en blijkbaar was er één uit de dood herrezen, zodat er nu twee magneten signalen afgaven. Ik schoof een en ander opzij, noteerde de nog te halveren afstand en vervolgde de rit. Er was een fikse regenbui maar daarna had ik prachtig weer in deze interessante hoek van Duitsland. Ik nam weer een ferry naar het laatste deel van Duitsland, en wel naar Glückstad. Bij die naam verwachtte ik eigenlijk verwelkomd te worden door Mickey Mouse, maar dat bleef uit. Er volgde weer een nacht in een bos en in de vroegte ontbeet ik aan een tafel aan de rand van een dorpje. Een auto hield halt en de bestuurster opende het raam en flapte er een heel verhaal uit dat ze besloot met 'Haben wir ein Deal? Sag ja!'. Voor ik ook maar iets kon zeggen was ze afgeleid door twee mannelijke personen in haar auto. Vrij laat realiseerde ik me dat ze redelijk onder invloed was. Ze bleven daar staan, af en toe werd er nog iets verbaal naar mijn hoofd geslingerd en ik hield het voor gezien en pakte in. Net voor ik vertrok scheurde het drietal de straat weer uit. Deze ervaring hoorde natuurlijk bij de regio, want ik was bij Wacken, het dorp dat zijn naam gaf aan het befaamde metalfestival Wacken Open Air, waar ik in een inmiddels redelijk wegzinkend verleden bijna jaarlijks kwam en dat nu weer bijna losbarstte. Ik ging eens een kijkje nemen. Ik herkende de paden, de velden en er stonden een paar hekken. Het was heel bijzonder om hier die schone weiden vol gras te zien en vogels te horen en verder niets dan rust.
Aan het eind van de dag wilde ik nog een nacht in Duitsland slapen om de nieuwe dag met een nieuw land te beginnen, maar overal was landbouw, woningkern, weg, bedrijventerrein, en dus reed ik door, Denemarken in.
Ik viel met mijn neus in de boter. In het eerste de beste bos was er een zgn. primitieve kampeerplaats: een stuk gras met tafels, eco-toilet, vuurplaats en hout. Gratis. Ik had 'm voor mezelf.
Ik was in de zuidoosthoek van het land en de westkust leek op de kaart heel interessant dus stak ik het land over. Er is een uitgebreid netwerk aan fietspaden in Denemarken, maar het kan hier ook zomaar gebeuren dat fietspaden plots ophouden en je de weg op gedirigeerd wordt, waar het knap druk kan zijn. De omgeving werd saaier, ik zag veel tarwevelden, en voor het eerst sinds mijn vertrek uit IJsland had ik wat muziek nodig om me te vermaken. Toen ik de westkust bereikte kwam ik wat bedrogen uit. Links van me was een dijk en rechts nog steeds tarwevelden. Het was niet het uitzicht waar ik op hoopte. Ik stuitte op een veld met een wc, tafels, een vuurplaats en twee overdekte en aan drie zijden omgeven platformen die als schuilplaats dienden. Er stond een bord met daarop vermeld: 'Her kann du overnatte gratis'. Je kunt er weinig mee, met dat koeterwaals, maar ik kreeg de indruk dat ik hier wel legaal mijn tent op kon zetten. Sympathiek gebaar, misschien een goedmakertje voor de afgekapte fietspaden. Of die hinderlijke dijk.
De volgende dag deed ik een nare ontdekking. Die mooie kustroute op mijn kaart, die gele secundaire weg, bleek bij nader inzoomen een strand te zijn. Daar werd ik niet vrolijk van, was ik daarvoor naar deze kant gekomen? Toch was de fietsroute nog best aardig. Tijdelijk. Want de route ging later over hele smalle stukken land en dat had gevolgen voor de natuur. Het duingebied waardoor ik reed was nogal bewoond, overal stonden vakantie- en woonhuizen. Het was net alsof ik door een langgerekt bungalowpark reed. Bij veel huizen zijn de namen van de bewoners vermeld, ook de voornamen. Er zijn hier mensen die Poul heten. Dat vind ik raar. Nau ja Poul, doe jij nouwelijks zaut op jauw flouwe kabeljouw? Excusez-moi. Met moeite vond ik een plek voor de tent in een stukje dennenbos. Toen ik op de kaart keek waar ik was bleek ik naast een camping te liggen.
Ik vertrok vroeg, het was iets na zessen, en ik kreeg te maken met krachtige westenwind. De kust bleek niet zo interessant te zijn, voor mij althans, maar de wind en de omgeving waren niet de reden dat ik afboog naar het oosten. Ik koerste namelijk af op een veerpont en ik had geen geld. Omdat je overal elektronisch kunt betalen en ik geen zin had in transactiekosten en restanten kronen waar je mee blijft zitten voor die paar dagen dat ik in Denemarken ben had ik geen geld opgenomen. Maar op veerponten lopen mannen nog met heuptassen en muntenbakken die je ook in spoorwegmusea ziet. Daar kun je niet aankomen met contactloos betalen. En dus moest ik een brug zoeken. Ik vreesde het ergste want het fietspad hield weer eens op, vijf kilometer voor de eerste brug die ik vond, maar gelukkig vond ik geen fietsverbodsbord en was er op de brug zelfs een fietsstrook. Ik had niet graag nog 100 km omgereden omdat ik niet een paar kronen in mijn broekzak had. In de avond vond ik weer een primitieve kampeerplaats. Ik had 12 uur en 18 minuten gereden, nooit eerder fietste ik zo lang. De dag erna was niet veel anders. Verder oostwaarts, nu wel gedreven door de wind; het was vervelend noordwaarts te fietsen met die krachtige noordwestenwind. Bij vlagen was de route interessant, een stukje zee hier, een stukje bos daar. Mijn primitieve kampeerplaats voor deze dag was bezet. Er was een stel en een gezin met drie kinderen waaronder een baby. Terwijl ik nog half zocht naar de hond draaide ik me om en gokte op een plek in het volgende bos. Die lag vier km verder en was wel héél primitief, meer een brede kuil met gras, en bebossing eromheen. Maar ik had 'm wel voor mezelf. Na de langste fietsdag had ik vandaag tien dagen op rij meer dan 100 km gereden. Ik had weer plezier in dit soort 'prestatierijden' en ik hoopte de komende maanden ook nog eens een klinkende dagafstand neer te zetten. Prestatiedrang kan me van pas komen in dat langgerekte land dat voor me ligt. Ik wil dat achter me hebben voor mijn tenen daar beginnen te bevriezen.
En daarom ga ik nu snel een bootje nemen om te kunnen starten.
-
16 Juli 2017 - 14:23
Corriebeute:
Ja Noord Nederland is heerlijk. Maar fijn dat je overal toch weer je plezier vind -
18 Juli 2017 - 21:30
Elsvlielander:
Richard met volle bewondering lezen we je verhalen, wel spannend hoor en die ontberingen die je
steeds moet ondergaan en oa ook slapen in de nacht in het bos wat een lef zeg, petje af hoor. -
13 Mei 2021 - 00:23
Belle:
Ik heb nu al heel vaak in je verhalen gelezen over natte sweaters. Dan vraag ik me af waar die van gemaakt zijn. Een fleetrui komt zelfs droog uit de wasmachine en kan je van dun tot dik krijgen. En dan die dure te warme outdoorjas. Waar heb je die gekocht, welke winkel(keten)? Een jas met een onuitneembare voering en een waterdichte buitenlaag? -
13 Mei 2021 - 12:07
Richard Van Dijke:
Voor Noord-Europa ben ik overgestapt van katoen op polyester. Droogt sneller, maar in natte, koude landen zul je dat indien nat evengoed moeten drogen met wind of lichaamswarmte.
De outdoorjas zal ik bij een willekeurige online shop gekocht hebben, maar was van het merk The North Face. Goede jas bij matige inspanning, zweterig tijdens het fietsen bij >10°C. Geen uitneembare voering, niet waterdicht. -
14 Mei 2021 - 00:46
Belle:
Dank voor je antwoord. Je bent vaak skeptisch over outdoorspullen maar hier had je veel winst kunnen behalen waardoor het comfortabeler en veiliger (onderkoeling!) zou zijn geweest. Ik heb ook dagenlang door de stromende regen gefietst terwijl water omhoog kwam uit de putten. Maar ik bleef gewoon droog. Een jas met vaste voering is onhandig want alleen geschikt voor een type weer. Oplossing is losse laagjes. North Face maakt nog expeditietenten maar het meeste dat ze maken is streetwear.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley