Krokante wegen naar Europa’s bezongen steden
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
06 Maart 2025 | Servië, Belgrado
Ik zou.
Ik zou het reizen gaan combineren met het schrijven van een nieuw boek. Eigenlijk hield het reizen me niet zo bezig; ik was nog altijd met mijn eerste boek in de weer. Tot er een omslag kwam. Ik was mijn boek aan het promoten, maar stuitte op enkele tegenslagen. Promotie was niets voor mij, merkte ik. Het volgende agendapunt zou ‘reis voorbereiden’ zijn. Daar ging ik veel liever mee aan de slag, en dat deed ik ook. Toen ik diep in de materie zat, schoof het schrijven naar de achtergrond. Ik kreeg zin om weer een volwaardige reis van mijn reis te maken, geen parttime reis. Fulltime fietsen, dat wilde ik. Er waren in het verleden wat zaken blijven liggen in oostelijk Azië. Frank van Rijn had ooit ‘duizend-en-één redenen om terug te gaan naar Zuid-Amerika’. Ik kende het fenomeen, al had ik iets minder redenen en ging het bij mij om een ander gebied. Er zaten hiaten in mijn route van weleer. Ik wilde ooit nog het traject Sary Tash (Kirgizië) – Xining (China) rijden en Lüchun – Mengla (beide China); dan was de lijn van Hellevoetsluis naar Singapore voltooid. Ik wilde meer van Cambodja zien, ik wilde noordelijk Vietnam zien. Van Mongolië had ik in 2016 afgezien, maar nu wilde ik er toch heen. Taklamakan, Gobi, Altaj, Siberië, Himalaya - het was voor mij allemaal nog onverkend terrein en de namen klonken fantastisch. Ik plakte dat alles aan elkaar en had ruwweg een plan. Ik kon het beste naar Bangkok vliegen en dan via Cambodja en het binnenland van Vietnam naar het noorden gaan reizen, door China, naar Mongolië en Siberië en dan weer afbuigen naar het zuiden, naar de Himalaya.
Ik zou naar Bangkok vliegen, met Thai Airways. Mogelijk was ik me niet erg bewust van het feit dat het eerste deel uitgevoerd werd door Turkish Airlines. Ik reserveerde het fietsvervoer na de aanschaf van het ticket en kreeg de bevestiging: er was ruimte gereserveerd voor mijn fiets op het traject Istanbul - Bangkok. ‘Maar de fiets moet ook mee van Schiphol naar Istanbul’, liet ik Thai Airways weten. ‘Neem daarvoor contact op met Turkish Airlines’, was de respons. Turkish Airlines wees naar Thai Airways: ‘Zij dragen de verantwoordelijkheid, wij zijn slechts uitvoerder.’ ‘Turkish Airlines blokkeert de reservering’, zei Thai Airways. ‘Het lukt ons ook niet’, zei Turkish Airlines, ‘u kunt het het beste op Schiphol navragen’. Dat laatste was ook wat Thai Airways uiteindelijk zei, na vele andere pogingen om van me af te komen. De 150 euro voor het fietsvervoer bleek bij nader inzien per deel van de vlucht te gelden, niet voor de hele vlucht. En fietsdozen kosten tegenwoordig 30 euro op Schiphol. Ik voelde een vreselijke weerstand. Het kwam erop neer dat ik op de bonnefooi naar Schiphol moest komen en als men heel genadig was mocht mijn fiets mee, mits ze mijn bankrekening mochten plunderen. En dat terwijl ik zóveel wilde meenemen dat ik mijn bagagezak niet eens dicht kreeg. En dan waren er nog dat machtsvertoon en die immer vernederender wordende controles op luchthavens; de laatste keer stond ik al bijna in mijn onderbroek. En hoe zou mijn splinternieuwe fiets aankomen? Ik zag schokkende foto’s van door Turkish Airlines vervoerde fietsen. Wat als mijn fiets in het geheel niet aankwam, iets waarvan ik ook voorbeelden vond als het om Turkish Airlines ging. De onzekerheid zou eindeloos lang kunnen voortduren, de omvang van het potentiële drama was niet te overzien. Kon ik maar gewoon per fiets van huis vertrekken, verlost van alle onzekerheid, regels en torenhoge extra kosten. Waarom deed ik dat niet gewoon? Omdat het winter was? Op 31 december 2015 begon ik te fietsen vanuit Hellevoetsluis naar Japan. Op 8 februari 2017 begon ik te lopen vanuit Hellevoetsluis naar Roemenië. Had ik daar nare herinneringen aan? Integendeel. Het was niet altijd leuk, maar langzaam de lente mogen begroeten was een mooie ervaring. Ik ging het opnieuw doen. Ik nam mijn verlies, betaalde leergeld voor mijn in de loop der jaren vervaagde alertheid als het ging om listige trucs van luchtvaartmaatschappijen en ging een geheel andere aanloop nemen naar Mongolië. De romp en staart van de reis bleven gelijk, maar de oorspronkelijke kop (Cambodja, Vietnam en het traject Lüchin-Mengla) verviel. Ik ging mijn eerste grote reis uit 2013 grotendeels overdoen, maar dan geheel anders. Ik ging nu de landen in de Balkan die ik in 2013 liet liggen en die ik in 2020 had willen bezoeken alsnog verkennen. En ik ging alsnog zware trajecten in Montenegro en Albanië rijden. Ik zou nu naar het zuiden van Turkije gaan en de Koerdische gebieden. Naar de noordelijke delen van Georgië. Naar Armenië. Naar het noorden van Kazachstan. En daarna was ik bij mijn eerdere wensenlijstje: Siberië, Taklamakan, Gobi, Altaj, het traject Sary Tash - Xining, Ulaanbaatar. En daarna moest het er maar eens van komen. Ooit hikte ik lang aan tegen Guyana, Marokko, Zuid-Afrika. Onterecht, want het was er fantastisch. Ik moest nu maar eens pogen om in India te komen, en Nepal. Wat mij betreft fietste ik de hele zuidelijke flank van de Himalaya, van Ladakh tot Arunachal Pradesh.
Ik zou gaan fietsen. En dat ging ik ook echt doen. Heel mijn plan ging ondersteboven, maar ik had geen zin om dat alsnog uitgebreid voor te bereiden. Ik wilde weg. Op 10 februari, de dag dat ik had zullen vliegen, leegde ik mijn uitpuilende bagagezak en richtte mijn fietstassen geheel naar wens in. Niks ruimbagage, niks handbagage, direct alles op zijn plek voor de grote tocht. In de avond zette ik Osmand en Maps.me weer op mijn telefoon. Ik downloadde kaarten tot aan Servië, het eerste land op de route waar ik nooit eerder was; in pakweg tweeënhalve week moest ik in hoofdstad Belgrado kunnen zijn. Tot die tijd zou ik wildkamperen, en ouderwets offline zijn. Ik zocht nu eindelijk eens uit waar ik beren kon verwachten, iets wat ik twaalf jaar eerder had moeten doen. Het ging om meer landen op mijn route dan ik hoopte: Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Albanië, Noord-Macedonië en Bulgarije. Verder zag ik dat zo’n beetje alle landen in Centraal-Azië hun visum- en registratievereisten hadden versoepeld sinds ik er voor het laatst was, maar dat Azerbeidzjan zijn grenzen had gesloten. Daar zal ik mogelijk een sprongetje moeten maken. En toen was mijn dag en ook mijn voorbereiding voorbij. Verder zou ik me laten verrassen.
‘Laconiek’, dat woord omschreef mijn gevoel bij vertrek. Het drong opnieuw niet goed tot me door wat het betekende om een jaar lang te gaan reizen. Of wist ik nu juíst wat het betekende, door ervaring? Ik reed de straat uit in de miezerregen. Ik reed Hellevoetsluis uit, langs het Haringvliet, volgens het boekje, het boek dat ik zelf geschreven had. Het gaf een goed gevoel hier weer te rijden met een plan voor een jaar. Toen mijn omgeving minder vertrouwd werd volgde ik vooral mijn kompas, omdat ik in de regen nauwelijks mijn telefoon kon raadplegen. Buiten Puttershoek lunchte ik aan een picknicktafel naast een molen, toen het even droog was. Ik vond Mongolië een coole bestemming; het was een interessant antwoord op de vraag: ‘Waar ga je heen?’ Maar voorlopig vroeg niemand iets. Aan het eind van de middag was ik nabij Tilburg. Alle natuur heette hier ‘Huis ter heide’ en de toegang was deels of volledig verboden. In het donker reed ik door naar Loon op Zand en vond daar eindelijk de grens van het enorme natuurreservaat. Vlak erbuiten zette ik de tent op. Het was niet lang geleden dat ik wildkampeerde, want kort ervoor reed ik mijn nieuwe Avaghon-fiets in door heen en weer te rijden naar Luxemburg. Dat wildkamperen deed ik met een oude tent; de tent die ik vandaag opzette was nog nieuw. Deze MSR Elixir 2 was net weer even anders dan de vorige, die meeging op de tours in Afrika (2019) en Europa (2020). De huidige was asymmetrisch, met rechts de ingang bij het voeteneind en links bij het hoofdeind. Dat betekende in de praktijk dat je nooit de buitentent verkeerd om over de binnentent kunt leggen, en zoiets is verrekte handig in het donker. Wel waren de oogjes voor het bevestigen van de buitentent aan de stokken nu kleiner en minder gebruiksvriendelijk, en de zijruimtes waren kleiner. Ook vond ik nul reserveharingen en nul noodhulsjes niet bepaald getuigen van vrijgevigheid. Ik had ook een nieuwe slaapzak, maar sliep wel nog steeds op mijn vertrouwde lekke slaapmat. Ik gebruikte ook weer een (nieuwe) stugge fietshoes als extra grondzeil, om perforatie van de tentbodem te voorkomen.
Na een droge dag bereikte ik in de namiddag de Duitse grens. Voorbij die grens was er nog meer natuur verboden dan vóór de grens, dus kampeerde ik nog één nacht in Nederland. Ik zat net buiten Venlo en het was enigszins rumoerig. Er was een knal, er was muziek, er brandden lichten van geparkeerde auto’s en soms was er een schreeuw, waarschijnlijk om een hond te roepen. Eén hond ontdekte me, maar verraadde mijn positie niet. In de ochtend regende het zacht op mijn tent. Ik wenste dat het niet regende. Het bleek sneeuw te zijn; strikt genomen was mijn wens vervuld. Ik reed alsnog Duitsland in over een besneeuwde en daarmee licht krakende weg. Dag Nederland, tot in de pruimentijd. Al in het eerste uur fietsen was er een sterke behoefte aan suiker, en het suikershot (meestal koekjes of marshmallows) werd al snel een nieuw, dagelijks terugkerend ritueel. Ik had nog steeds te maken met die onevenwichtige energieverdeling van weleer: in de ochtend met moeite enkele tientallen kilometers rijden, en in de middag met gemak het totaal naar ruim honderd kilometer brengen. Het stopte al snel met sneeuwen, maar de temperatuur bleef de hele dag rond het vriespunt. Buiten Leverkusen vond ik een bos zonder bord met ‘Naturschutzgebiet’, oftewel beschermd natuurgebied. Het werd dan ook gesloopt. In de ochtend vond ik alsnog het (verminkte) bord dat ik de vorige avond niet zag. Bossen worden alleen beschermd tegen burgers (die mogelijk een takje breken of een hert verstoren), maar zelden tegen overheden. Als er een windmolen- of zonnepanelenpark moet komen, worden plant en dier genadeloos geruimd.
Het passeren van de Rijn had een positief effect op mijn omgeving. Ik reed door beboste valleien en mocht daarom klimmen (warmte!) en zag mooie, stille dorpen, met snoep- en sigarettenautomaten. Die laatste accepteerden contant geld, dus had ik het idee dat de leeftijdscontrole op tabaksverkoop (18 jaar) in Duitsland niet veel kon voorstellen. Na het klimmen van 1500 hoogtemeters, een dagtotaal dat niet misstaan had in een serieus gebergte, negeerde ik een geopende camping en sliep een kilometer verderop, naast een klaterende beek. In de vorst fietste ik verder. Ik had nú alweer, na slechts vier dagen, te maken met dat merkwaardige verschijnsel dat allerlei curieuze, decennia oude songs en jingles zich vanuit de vergetelheid omhoog werkten naar mijn bewustzijn, en ook dat mijn brein creatief aan de slag ging met teksten. Daar was ‘België’ weer, van Het Goede Doel, op mijn lange weg naar Belgrado in Servië. Ik hoorde Henk Temming en de zijnen zingen. ‘Ik heb getwijfeld over Belgrado... Servië… Servië… Ser-vi-ë!’ Wat ook apart was, was dat ik volautomatisch was overgeschakeld op junkfood uit mijn vorige fietsleven, terwijl ik in mijn vierjarige intermezzo zo kritisch was geworden op het gebied van voedsel. Ik paste alsnog mijn fietsdieet aan en kocht kaas, melk en Griekse yoghurt. Er was voorlopig geen kans op bederf, hooguit op bevriezing. Om me heen zag ik al lang geen rijtjeshuizen meer; was dat iets typisch Nederlands? Hier hadden huizen karakter. Ik zou ook buiten Nederland nergens die fopbrommers meer zien die bij de Nederlandse jeugd zo populair zijn. In België had ik die zogeheten ‘fatbikes’ ook niet waargenomen, twee weken terug. Als ik in Nederland tieners op die idioot lompe dingen zag trappen, had ik altijd zin om met mijn nieuwverworven Drentse accent te vragen: ‘Ach, hej de brommer kapot?’ Waar ik nu in Duitsland moeite mee had, was die gekmakende infrastructuur, mede door het reliëf. Eigenlijk wilde ik in een rechte lijn naar het zuidoosten, maar wegen kronkelden en splitsten alle kanten op en maakten van mijn tocht een puzzeltocht.
Op een nieuwe dag was het vroeg licht, vooral door verdwijnende bewolking. De zon brak door. Dat was een zeer welkome ontwikkeling. Wel zag ik vliegtuigen die net als in Nederland ijverig in de weer waren om de ontstane blauwe hemel met hun sporen weer dicht te plamuren. Veel was daar niet voor nodig, want de trails waaierden snel uit en rond het middaguur scheen de zon achter een melkwit waas. ‘Dat is gewoon condens’, sprak de nationale weerman, terwijl je ondertussen zijn laatste restje geloofwaardigheid zag verdampen. Ik was, zo vroeg op deze reis al, zowaar toe aan mijn eerste mijlpaal. Door enkele bepakte ritjes te maken in de afgelopen vier jaar was mijn kilometerteller blijven lopen, en inmiddels had ik de 150.000 kilometer bereikt. Op naar de miljoen. Geef me nog 45 jaar, dat zou moeten volstaan; dan kan ik op mijn honderdste met fietspensioen. Ik reed verder. Wat een vredige wereld was dit deel van Duitsland, deze deelstaat Hessen, en verderop Beieren. Zo rustig, zo vriendelijk. Ik maakte in planningen steeds de fout Duitsland over het hoofd te zien als fietsland. Ik zag het als land waar je nu eenmaal doorheen moest, maar dit land is een zeer interessant fietsland. Het is groot en heeft veel moois te bieden. Ik smeedde deze dag meerdere fietsroutes aaneen. Ik reed langs besneeuwde velden in een glooiend landschap, en langs dichte bossen. Ik zag inmiddels bij die bossen nauwelijks borden meer met regels en verboden. Ik raakte steeds verder verwijderd van Nederland, waar inmiddels bijna alle natuur of dat wat ervoor doorgaat na zonsondergang verboden terrein is; dat land waar mensen in vrijheid leven. Ik koos een bos om in vrijheid te slapen. Het werd met de nacht kouder. Mijn slaapzak had een comforttemperatuur van -5°C, maar dat was een tikje bezijden de waarheid. Ik gebruikte nu een extra lakenzak, sokken en een shirt, en zou in een volgende nacht ook nog een sweater nodig hebben. In de ochtend was het -4°C in de tent. Bij het afbreken van de tent bleken de tentstokken aaneengevroren te zijn. Ik poogde er een vlammetje bij te houden, maar mijn aansteker weigerde dienst. Met veel wrijven en veel kracht kreeg ik de stokken uit elkaar. Later leerde ik dat warme adem volstaat. Ik leerde ook dat koude tentstokken heel snel extreem koud aanvoelen en ook pijnlijk zijn, en dat warme handen pijlsnel afkoelen en niet snel weer warm worden. Ik moest gedisciplineerder werken. Vingertoppen even niet nodig? Wanten aan! Over een krokante ondergrond verliet ik het bos. Ik droeg een shirt, een longsleeve, twee sweaters, een regenjas, een broek, een regenbroek, plastic zakken en sokken om de voeten en ik had mijn muts over de capuchon getrokken. Toen ik reed gaf de teller -9,7°C aan. Tijdens mijn suikershot maakte ik een foto van mijn bevroren fles cola. De hemel was mooi blauw en nu streeploos. Een ochtend later was het -7°C in de tent en buiten stuitte ik op de limiet van mijn fietscomputer. Die gaf nu -10°C aan; het zal -12°C geweest zijn. Heel soms dacht ik nog wel eens aan Bangkok, aan Cambodja, aan Vietnam. Had ik niet door moeten zetten? Het waren zinloze gedachten. Dit was nu mijn leven, met de touwtjes in mijn handen, met garantie op voortgang. Iedere ochtend werd het vroeger licht; al het lengen der dagen zat in de ochtend, door mijn verplaatsing naar het oosten. Ik moest om de dag een kwartier eerder opstaan als ik bij het eerste licht wilde vertrekken om ontdekking te voorkomen. Steeds vroeger vertrekken maakte mijn ochtenden steeds langer. Omdat ik pas na de lunch volop energie heb, begon ik mijn lunch te vervroegen. In Eschenbach lunchte ik bij -1°C; stilzitten bij een dergelijke temperatuur is geen genoegen. Ik moest daarna naar Vohenstrauß, maar er was geen fietsroute en ook geen voor fietsers veilige weg, en dus moest ik zelf een route maken. Ik moest een heuvel oversteken, duwde mijn fiets door een besneeuwd bos over een knisperend pad en reed van dorp naar dorp over steile wegen. Ik kreeg het er aangenaam warm van.
Bij een nieuw ontwaken vroor het niet langer. In een dorp gaf een kraan gesmolten sneeuw vrij. Ik spoelde mijn bidon net zo vaak om totdat de dikke klont ijs eruit viel. Ik bereikte dan toch Vohenstrauß, dat in mijn hoofd lange tijd Straußvogel had geheten, en at wafels op een groot, langgerekt plein. En toen reed ik naar Tillyschanz, de allerlaatste Duitse plaats op mijn route. Tsjechië verraste me met kledingrekken in de buitenlucht, langs de weg, maar al vlot reed ik de bossen in. Het was er fantastisch, alsof ik plots in Alaska was. Ik ging op een boomstam zitten in de besneeuwde wereld en lunchte in de zon. Daarna werd de wereld alledaagser, met akkers en dorpen. Bossen lagen nu meestal achter de akkers, op enige hoogte. De huizen, kerken en kastelen bevielen me. In grotere plaatsen waren flatgebouwen geschilderd in pasteltinten, zoals ik dat ooit ook had gezien in Aktau, Kazachstan. Wat me irriteerde was de geluidsoverlast van de vele honden. Mensen leken honden te houden als alarminstallatie. Ze leefden in de tuin en kregen af en toe wat eten toegeschoven. Die indruk kreeg ik althans. Je kweekt er geen sympathieke honden mee. Het aanbod in de supermarkt was beperkter dan in Duitsland en het wegennet was nog steeds complex en ik bleef puzzelen op mijn route. Het Tsjechische leven leek te draaien om hout: het hakken en zagen ervan, het verzamelen van grote voorraden en het opstoken ervan. Dit alles hoorde, zag en rook je de hele dag. Overal hing rooklucht en gek genoeg stoorde het me niet meer zoveel als voorheen. Het stoken was niet voor niets; het was bepaald nog geen lente. Het was nog niet definitief gedaan met de vorst. Ik zag daar de positieve kant van in. Zolang de temperatuur rond het vriespunt bleef, regende het niet. Het had al een dag of twaalf niet meer geregend en regen was in mijn beleving verworden tot iets dramatisch. Ik had een regenfobie ontwikkeld. Ik huiverde bij de gedachte aan natte kleding, en druipende tassen in een vochtige tent. Ondertussen leken mijn spierkracht en energie snel toe te nemen. Toen ik pas enkele dagen onderweg was merkte ik dat ik vermoeider raakte, maar nu was ik juist krachtiger. Ondanks het vele klimwerk overschreed ik nu toch weer de honderd kilometer op een dag.
Na drie dagen Tsjechië reed ik langs enkele bewaard gebleven stukken ijzeren gordijn Oostenrijk binnen. Het was ochtend en ik kwam niet ver. Ik was dan wel krachtig, maar mijn stofwisseling was anders dan ik gewend was uit mijn vorige fietsleven. Mijn lijf moest weer leren om anders om te gaan met voedsel. Ik had grote porties nodig. De appelmoes en yoghurt van zo-even waren geen stevig fundament. Die maag moest vol. Ik nam mijn suikershot en iets later alvast een halve lunch. De omgeving veranderde weinig in visueel opzicht na mijn landenwisseling, maar het vrijwel ontbreken van honden bracht wel rust. Later zag ik langzaam het typerende Oostenrijkse gebruik van hout in de bouwstijl van huizen in beeld komen. Er was nu meer verkrijgbaar in de supermarkt, maar het was inmiddels zowaar 14°C buiten waardoor ik te koelen producten moest laten liggen, maar het was hier ook knap duur. Mijn omgeving veranderde toen ik de Krems ging volgen, die naar de Donau stroomde. Ik kwam in een prachtig dal terecht, en kampeerde in een heuvelbos achter het dorp Senftenberg. Mijn tenen en vingertoppen waren doods. Als dit een ijskoude dag was geweest had ik dat begrepen, maar uitgerekend vandaag was het lente geweest. Ik hoopte dat het bij zou trekken. Ik zat nu op 91 kilometer van Wenen. Ik wilde deze stad aandoen, uit nieuwsgierigheid, maar wilde ik echt door een grote, drukke stad rijden? De volgende dag kwam het antwoord. Ik kon naar de Donau rollen en die gaan volgen. Zo zou ik, rijdend langs het groen en het water, zelfs in het hart van Wenen afgeleverd worden. Ik ging op pad. Het was prettig om een dag niet te hoeven klimmen. Ik kwam zelfs te rijden over langgerekte eilanden in de Donau. Al in de vroege middag was ik in Wenen. Ik wist weinig van Wenen. Volgens Ultravox had de stad niets te betekenen. Er moest een reuzenrad zijn en iets dat ‘Prater’ heette. Ik ging ernaar op zoek en was er vrij snel. Ik kwam terecht in een… pretpark! Een vrij toegankelijk pretpark in het hart van de stad. Er werd veel onderhoud gepleegd - sommige achtbanen waren half gedemonteerd - maar veel attracties waren open en er was muziek uit speakers. Wat een verrassing! Ik keek mijn ogen uit. Ik vind het netjes als een stad zorgt voor vermaak voor zijn burgers (in plaats van een woud aan borden met gedragsregels en verboden).
Ik keerde terug naar de Donau. Ik moest eigenlijk zuidwaarts naar Hongarije, maar dan moest ik alsnog door de stadsdrukte. En dus reed ik nog een stukje oostwaarts. In een klein bos nabij een voetbalveld en de luchthaven zette ik de tent op.
Als het licht was wilde ik vertrekken, maar er waren grenzen. Vroeger dan 5 uur ging ik niet opstaan. Als ik bij het eerste licht wilde blijven vertrekken, moest ik over enkele weken om 2.30 uur opstaan, alvorens de zomertijd óf de Bulgaarse tijd, of beiden, tijdelijk een einde maakte aan die ontwikkeling. Oostenrijk was het laatste euroland op mijn route, dus maakte ik in Frauenkirchen al mijn kleingeld op, inclusief de euro voor de winkelwagen (echter: Montenegro en Kosovo hebben geen eigen valuta en gebruiken de euro, zo weet ik nu). Oostenrijk was hier volkomen vlak, wat heel bevreemdend was. Langs groene akkers en windmolens reed ik naar Pamhagen, langs vervallen douanegebouwen, en liet West-Europa achter me. Van Hongarije kreeg ik direct een goede indruk. Ik zag nette huizen en nette mensen, veel beelden, zitbanken, picknicktafels en fietspaden. Daarna reed ik over een rustige weg met aan weerszijden bos. Het ging om grote bossen met veel ruimte – een kampeerparadijs. Maar mijn paradijs veranderde van karakter. In de ochtend hoorde ik getik op het tentdoek. Mijn angstbeeld werd werkelijkheid. Ik mocht in de regen gaan rijden. Wel had ik eindelijk een land met een minder complex wegennet, wat het navigeren vereenvoudigde, al moest ik vaker omrijden. Hongarije is een zeer ruim land, en dat met een afnemende bevolking. Immigranten kwamen hier vooral uit Europa. Ik reed naar Pápa en had de grootste moeite om Stef Bos uit mijn hoofd te krijgen. Aan Henk Temming die Belgrado bezong had ik al genoeg. Daarna mocht ik klimmen in de regen. Ik kon nu vaarwel zeggen tegen mijn nog grotendeels droge kleding. Ik trok een sweater uit om zweten te voorkomen, maar het mocht niet baten. Ik stuitte op een fietsverbod en werd gedwongen een alternatieve route te nemen, alwaar ik genoodzaakt was mijn fiets over een afstand van vijfhonderd meter door klei te duwen. Deze dag werd met de minuut gaver. Mijn fiets en tassen waren deze dag mooi schoongespoeld, maar het was voor niets geweest. Nu zat overal klei aan. Eenmaal in de tent pleegde ik veel onderhoud; ik verwijderde klei en water. Mijn natte kleding zou niet meer droog worden als ik het niet droeg. In IJsland leerde ik dat je zelfs sweaters kunt drogen door erin te slapen; het vocht condenseert dan aan de buitenkant van de slaapzak. Maar in IJsland droeg ik geen katoen, nu wel, en met katoen werkt het niet. En zo werd ik in een natte sweater wakker. Ik trok alle overige natte kleding weer aan. Ik had altijd het idee dat als je in de winter in natte kleding gaat fietsen, je geheid ziek wordt. Dat is niet waar. Zolang je het warm hebt gaat het goed. Ik ging bewegen en het beloofde een mooie dag te worden. Wel mocht ik de voorrem opnieuw afstellen, na de versnelde slijtage van de remblokken in de regen. Ik had nu schijfremmen; die waren nieuw voor me. Maar afstellen was nog een eenvoudig klusje. Na enige tijd fietsen in de zon kreeg ik plots zicht op een groot meer beneden me: het Balatonmeer. Er was een picknicktafel met een mooi uitzicht en ik noemde dit moment ‘lunchtijd’. Ik reed vervolgens langs de oostkant van het meer en merkte dat nu mijn achterrem niet meer werkte. Aan deze kant waren de remblokken echt op en ik mocht ze vervangen. Dat was een grotere uitdaging dan remmen afstellen, maar ik slaagde in het oplossen van deze puzzel. Weer een vaardigheid rijker. In de avond gloeiden mijn tenen. Mijn grote tenen leken wel ontstoken. In mijn vingertoppen zat steeds minder gevoel. Op mijn rechterenkel zaten blaasjes. Kou doet rare dingen met ledematen, vooral als de kou even plaats maakt voor warmte. De volgende ochtend bracht me meer zonneschijn, nu weer achter een melkwit waas. In een supermarkt in Szekszárd trof ik een rijk assortiment, vooral wat zuivel betreft. Szekszárd was ook weer een stad met indrukwekkende gebouwen en kleurrijke huizen. Met volle tassen ging ik weer op pad. Ik volgde een geasfalteerd pad over een dijk, met aan weerszijden op enige afstand bos. Vijftien kilometer lang had ik het pad voor mezelf. Wat een ruimte hier. Die ruimte verdween toen ik in de schemering over een gevaarlijk drukke weg naar de Donau reed met daarachter de stad Baja, maar de brug over die rivier bewaarde ik tot de volgende dag, en ik sliep in een bos vol klei. De opgehoopte klei vroor in de nacht vast aan mijn banden en met moeite verwijderde ik het in de morgen. Baja was een mooie, waardige stad op deze zonnige zondagmorgen. Rond het middaguur passeerde ik een vrolijke Hongaarse douanier en van een Servische mevrouw die geen tekst had kreeg ik een stempel in mijn paspoort. Waar Tsjechië bij mijn tweede bezoek opnieuw saaiig was geweest, was Hongarije nu verrassend interessant gebleken. Servië was nieuw voor me. Land 71. Ik kwam in een langgerekt bewoond gebied terecht, en daarna op een weg die drukker was dan ik gewend was geweest in Hongarije. Ik zag al vlot de eerste dode hond, en de tweede, en het eerste gedenkteken in de berm voor een verongelukte jongeman. Er waren geen bossen meer, alleen akkers. Het land was vlak. Het asfalt was aanvankelijk ook vlak en met mijn toegenomen kracht reed ik eenvoudig 20 km/u. Mijn perspectieven voor wat betreft wildkamperen waren slecht. Ik hoefde ook niet te wildkamperen. Een bord beloofde een bed voor €10 en er was een geopende camping. Maar ja… ik had nu negentien keer op rij gewildkampeerd en daar kon ik twintig van maken. Dat zou een vierde positie betekenen in mijn lijst ‘Langste onafgebroken reeks wildkampeernachten’. Dat was natuurlijk belangijker dan veilig overnachten, sprak hij met niet van spot gespeende zelfkritiek. Bij een verkeersknooppunt was er wat bebossing met weiden eromheen. Toen mijn tent stond twijfelde ik of ik niet per ongeluk op privégrond stond. Ik ging toch maar eens om 4.30 uur opstaan om tijdig weg te zijn. Het was overigens nog 120 kilometer fietsen naar Belgrado.
In Novi Sad was er wifi bij het station. Op booking.com vond ik een buitenkansje voor de volgende dag: een eigen kamer voor €12,50. De inchecktijd was wel laat: 15.00 uur. De kamer was op de huidige dag ook nog vrij. Als ik ‘m nu eens voor vandaag al boekte en morgen? Dan had ik geen last van de late inchecktijd en was ik verlost van de zorg om een wildkampeerstek te zoeken vóór Belgrado. Als het beviel kon ik bijboeken. Ik moest dan wel nu in één middag tachtig kilometer rijden. Uitdaging. Ik boekte de kamer. Novi Sad was oké, maar miste de schoonheid van Hongaarse steden. Servië was rommeliger, minder charmant, chaotischer, met slechtere wegen. Het verkeer op het vervolg was druk, maar ik vormde een eenheid met mijn fiets, en was krachtig, geroutineerd, behendig. Onderweg sloeg ik koffie in en noodles. In de drukke spits in Belgrado vond ik in de schemering met behulp van gps het goed verstopte hostel. De vriendelijke Andrej gaf me kort een rondleiding. Mijn kamer was piepklein, meer een berghok, met het plafond op anderhalve meter hoogte, maar ik was tevreden: ik had een eigen ruimte in een hostel met keuken en wasmachine. Het was mijn eerste stop na 21 dagen fietsen. Ik ging me voorbereiden op de tocht naar de tweede meerdaagse stop, zeven landen verder.
---
Mijn boek ‘Vinnig meppen met een bos tulpen’, dat volop geprezen wordt door hen die zich reeds in mijn avontuur stortten, blijft natuurlijk een onontbeerlijke aanrader voor hen die om welk ongeldig argument dan ook de aanschaf uitgesteld hebben. Kijk, hier ligt het:
www.boekenbestellen.nl/boek/vinnigmeppen
-
06 Maart 2025 - 01:35
Jilles Lamens:
Prachtig, wat een pakkend verhaal over de knisperkoude avonturen in winters Europa, Van Dijke!
Kremstal, ik ken het van de wijnatlas. Ook Wenen zelf kent wijngaarden, een unicum. Mooie wijngebieden doorkruis je zo. Nog wat geproefd?
Ik lees dit alles tussen een paar hoofdstukken in het hierboven genoemde boek ‘Vinnig meppen met een bos tulpen’, met recht een aanrader te noemen!
-
06 Maart 2025 - 02:03
Corrie Beutexwesterhof:
Ook weer een mooi verslag ..ik ben nog in je boek bezig..en als dit t vervolg gast zijn...ik smul ervan.
-
06 Maart 2025 - 07:28
Ed:
Ha Richard, heb genoten van je verslag en ga je volgen. Ik bleef haken aan Guyana, waar zijn die avonturen te lezen? Wij gaan in september. Hartelijke groet en bon voyage, Ed Knegtel
-
06 Maart 2025 - 08:40
Richard Van Dijke:
Ik heb inderdaad onderweg wijngaarden gezien, Jilles. Ik heb echter tijdens het fietsen alleen cola geproefd.
Ed, het verhaal over Guyana begint hier:
https://rollingmetal.waarbenjij.nu/reisverslag/5037340/pardoes-in-afrika
In het daaropvolgende verslag gaat het Guyana-verhaal verder. Veel plezier daar!
-
06 Maart 2025 - 08:40
Ben Meijer:
Succes met de nieuwe uitdaging
-
06 Maart 2025 - 12:45
Michele Van Den Berg:
Ik las ooit het interview in de wereldfietser en was toen al erg benieuwd naar je reisverslagen. Toen had ik me aangemeld. Wat heerlijk om nu weer te horen over je avonturen. Heel inspirerend. Ik vroeg me af, hoe doe je dat douche technisch? Hartelijke groet en veel plezier !, groet, Michele
-
06 Maart 2025 - 19:28
Erwin:
Leuk naast het lezen van je boek, mooi geschreven en uitgebreid nu ook weer een live verslag. Nice, veel succes en plezier
-
06 Maart 2025 - 20:39
Richard Van Dijke:
Dank voor alle reacties.
Leuk, die nieuwe aanwas na dat interview, Michele. Om je vraag te beantwoorden: douchen doe ik zodra ik onderdak heb of op campings sta. Soms zijn er openbare douches (Japan). In het huidige geval heb ik me bijna drie volle weken niet gedoucht. Zolang je niet structureel zweet is dat geen probleem. Je gaat stinken na een paar dagen, maar dat trekt weg. Zolang je afblijft van hulpmiddelen (bv. vochtige doekjes -> bederf) blijf je vrij neutraal ruiken. Haar wordt wel vet en onhandelbaar.
-
13 Maart 2025 - 17:10
Wessel (Flatbilly Weazle) Slag:
Mooi man, ben nu Elf onderweg van Barcelona naar Northampton,maar ik ben lui dus galwegen en met de trein, 1,5 uur totdeparture, dusdanig ik dit alles effe lezen, je bent wat mij betreft dus nog in Leverkussen,maar je zalvast al veel verder zijn.
-
14 Maart 2025 - 08:48
Audrey Van Der Hoeven:
Hoi Richard,
Wat een prachtig verhaal en fijn dat je weer op pad bent. Mooie fiets ook. Ik lees je verhalen altijd met veel plezier. Mooi hoe je alles omschrijft met je kritische blik op bepaalde dingen....zo herkenbaar. Gisteren heb ik je boek ontvangen. kan niet wachten om het te lezen. Heel veel plezier en geniet van dit nieuwe avontuur.
-
31 Maart 2025 - 08:43
Anita:
Hoi Richard,
Leuk dat je toch weer gewoon vanuit Hellevoet bent gaan fietsen. Ik dacht dat je beenspieren na 150.000 km wel constant sterk zouden aanvoelen. Zelf zwem ik 15 km per week : het goed kunnen drijven is daarbij n stabiele factor. Na n weekje niet zwemmen (door n vakantie oid) moet k dan echt weer wat oefenen om dat water naast me weer efficient van voor naar achter te verplaatsen. Bedankt voor je leuke verslag en nog heel veel plezier en minder kou en vocht op de rest vd tocht.
Grtz,
Anita
P.S. Ik kan je foto's niet bekijken. Super jammer. Misschien moet k toch maar eens n nwere browserversie proberen.
-
31 Maart 2025 - 08:59
Anita:
P.S.2 Na zoveel zwembaduren stink ik na 14 dagen - ondanks het herhaaldelijk genieten van een warme douche - trouwens vast n stuk heftiger, dan jij na 2 weken niet doucen. [e-1f609]
Ik herinner mij van vroeger, dat ik na 6 weken bootvakantie (af en toe kort douchen, maar vooral vaak plonsen in t ijsselmeer of de waddenzee) best een laagje bruin kon afpellen/schuren als k weer thuis was.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley