Huilbaby's met een vertraagd autoalarm
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
29 Maart 2025 | Turkije, Edirne
Voor het bezichtigen van Belgrado op mijn laatste fietsvrije dag had ik me goed ingepakt: ik droeg een longsleeve, twee sweaters en een regenjas. Al snel liep ik terug naar mijn hostel en liet een sweater achter. Ik had meer kunnen dumpen, want later zag ik ergens hoe warm het was: 23°C. Het was zevenenhalve kilometer lopen naar het centrum. Lang bleef Belgrado vooral druk en niet mooi; ik zag werkzaamheden, afzettingen, schermen. Maar in het autovrije centrum was daar de typische pracht en folklore van een historische Oost-Europese stad: de klassieke gevels, de promenadetegels, de muzikanten, de burchten.
De dag erop was het ook al zulk goed weer en ik vertrok in een T-shirt en een korte broek. Was het al lente? Ik bevoorraadde me, maar nam niet te veel mee; binnenkort moest ik het voedsel ‘s avonds buiten laten, want ik zou een gebied met beren bezoeken. Ik reed een mooi traject langs een rivier en een minder mooi traject langs Roma-getto’s. In Obrenovic lunchte ik in een sober park. De cola spoot bij het openen uit de fles; dat was vrij uitzonderlijk. Ik nam een beker, dronk en trok een vies gezicht. Ik keek op het label en dat bracht duidelijkheid: in Servië deed men aspartaam in de Freeway-cola van Lidl. Dat de IARC-classificatie van aspartaam “mogelijk kankerverwekkend” luidt is tot daaraan toe, maar moest het zo smerig smaken? Ik had met deze warmte eigenlijk alleen dorst gehad, maar nu niet meer. Ik goot de beker leeg in het gras, at plichtmatig brood en dumpte uiteindelijk de fles met de resterende cola maar in een vuilnisbak, want ik had geen idee waar je in Servië geacht werd chemisch afval te deponeren.
Het Servië dat ik zag was niet mooi. Het verkeer werd gaandeweg minder druk, maar de wereld om me heen bleef vol huizen, landbouw en agressieve honden. Met geluk vond ik een stukje bos om te kamperen. Er was zóveel ruimte geweest in Hongarije, maar hier was bijna niets.
Bij de Bosnische grens vroeg men naar mijn beroep. Daar was ik nog niet op voorbereid. Ik wist niet direct de Engelse term voor mijn laatste betaalde baan. Misschien dat mijn aarzeling ertoe leidde dat er ook bij de geüniformeerden aarzeling ontstond. Hoe dan ook werd ik verzocht mijn bagage mee te nemen naar een kleine ruimte, waar een strenge, oude official witte handschoenen aantrok en al mijn bezittingen minutieus onderzocht. Geïntrigeerd bekeek hij mijn pisfles, ontrafelde een papieren zakdoekje dat in de zak van mijn regenjas een propje was geworden en wilde weten wat die projectielen waren die ik in een geel plastic doosje bewaarde. ‘Earplugs’, zei ik. Niets ontsnapte aan zijn speurzin behalve - en dat deed mij deugd - al mijn geld. Na een uur kon ik verder. In 2013 ging de grensovergang heel anders: toen reed ik onbewust Bosnië en Herzegovina in over een onbeduidende weg zonder douane. Dat ging ik de volgende keer weer doen. Ik reed naar Bratunac, en verder, langs een indrukwekkend terrein met duizenden oorlogsgraven in Potočari, en door een beduidend minder indrukwekkend Srebrenica. Ik dacht in een rechte lijn naar de westelijker gelegen hoofdstad Sarajevo te rijden, maar wegen liepen hier vooral in noord-zuid-richting. Ik hield vast aan mijn koers en ging binnendoor, over kleine wegen en paden, door en over bergen en heuvels. Er waren nauwelijks mensen en dat maakte de kans op beren groter. Ik deed in de vroege avond mijn voedsel in een oude slaapmathoes en hing die in een boom. Flessen zette ik op de grond en ik bedekte ze met bladeren. Wildkamperen is legaal in Bosnië en Herzegovina, en omdat ik überhaupt geen menselijk bezoek verwachtte zette ik voor het eerst geen wekker om vroeg weg te zijn. Dat had een nadeel: ik kwam bijna mijn nest niet meer uit, want het was koud en mijn eten hing buiten. Waarom zou ik me haasten? Misschien omdat me een leuke taak wachtte: klimmen door een prachtige beboste bergwereld. Eenmaal fietsend moest ik denken aan Georgië, met zijn bossen en bergweiden. Er waren sneeuwresten, en later moest ik lopen om de kans op uitglijden te verkleinen. Door mijn kleine voorraad voedsel was ik genoodzaakt de bewoonde wereld op te zoeken en daarvoor koos ik Han Pijesak uit. De winkels waren om vijf uur al dicht en ik behielp me met een tankstation. Later realiseerde ik me dat het zondag was. Opvallend was dat ik om vijf uur nog zorgeloos boodschappen ging doen in de bewoonde wereld terwijl ik om kwart voor zes alweer een plek voor de nacht moest hebben, maar ik wist vooraf al dat ik buiten de bebouwde kom weer in het bos zou zijn, helemaal alleen.
Het vroor en ik sliep met een sweater aan. Na het ontwaken zette ik een nieuw bostraject op het programma. Deze keer pakte dat anders uit. Veel bos om me heen was gekapt, wellicht ten behoeve van landbouw. Misschien heette Bosnië en Herzegovina over dertig jaar Akkernië en Herzegovina. Er lag veel afval langs de route en het was zwaarbewolkt, wat nog meer glans van de onderneming haalde. Ik zag buiten de bossen lappen gras in brand staan, kwam weer langs huizen en hinderlijke honden en moest ondertussen zware arbeid verrichten. Het was tijd voor bezinning. Ik maakte extra kilometers, zware kilometers, voor de lol, maar ik had geen lol. Ik liet de zwartgeblakerde velden en bermen voor wat ze waren - dit moest het Mozambique van de Balkan zijn - en zocht de hoofdweg op. Wilde ik nog naar Sarajevo? Wilde ik vele tientallen extra kilometers rijden om bij slecht weer in een drukke stad te belanden? Mijn beeld van Bosnië en Herzegovina was in 24 uur gekanteld. Ik ging liever direct naar Montenegro.
Het regende. Ging ik mijn tent uit? Ik had weinig keus, want ik werd uitgerookt. Iemand verbrandde iets, en dat verspreidde niet bepaald een aangenaam bouquet. Later, toen het inmiddels hoosde, schuilde ik in Prača in een bushokje en vervroegde mijn lunch. In de middag was er een zware klim. Zweten in de regen bij een lage temperatuur – ik moest mijn hersens erbij houden wat ik moest dragen: wat ik nat kon laten worden en wat zo lang mogelijk droog moest blijven. Later zag ik achthonderd meter onder me Gorazde liggen, en het was een vreemde gedachte dat het nog achttien kilometer fietsen was naar die stad. Na Gorazde reed ik door een dal langs een rivier. Het was moeilijk om er een kampeerplek te vinden. Er waren enkele zijwegen, maar steeds trof ik borden aan met doodskoppen. Lagen er nog explosieven? Toch vond ik een veilig hoekje. Voor het eerst na drie dagen hoefde ik Procedure Beer niet uit te voeren. Ik kon nu eten en later snacken en ook weer ontbijten in de tent. Het had zowaar een voordeel in een dichtbewoonde omgeving te kamperen.
In de bergen stond een klein hok. Binnen zat een breedgeschouderde commando met een intimiderende blik. Ik mocht Montenegro in. De wereld veranderde op slag. Ik reed door een kloof en zag een groene rivier stromen tussen steile wanden. Er waren veel tunnels en na een stuwdam vormde het groene water een reservoir. Voor het eerst maakte ik volop foto’s. Na een mooie middag had ik wel een probleem. Waar moest ik slapen? Ik had min of meer horizontale grond nodig, maar kon niet op de weg gaan liggen. Ik zag een mogelijkheid in een bocht, daar was de berghelling minder steil. Ik verwijderde veel stenen, schatte in dat er geen nieuwe stenen naar me toe zouden rollen en creëerde een plek. Het werd een lichte kuil en het lag perfect.
Het werd regenachtig. Ik poogde Nikšić te bereiken vóór de lunch, maar kwam aan bij een rood licht en een klein rijtje auto’s. Vrachtwagens met en zonder puin reden af en aan. Er was een bord, met deels Engelse tekst: ‘Road totally closed’ en ‘od 10 do 12, od 13 do 15’. Dicht tot 12 uur. Het was 11.09 uur. Het begon fors te regenen. Er was geen mogelijkheid om te schuilen of een alternatieve route te nemen. Een naderende vrachtwagenchauffeur gebaarde: rij maar mee. Ik volgde, en reed langs borende, scheppende en meer puin vervoerende voertuigen. Ik kon er veilig langs. Later, op een kruising, schuilde ik onder het afdak van een gesloten fruitverkooppunt met luiken. Het regende doorlopend. Het zwakte af en zwelde weer aan, eindeloos. Het regende me veel te vaak. Dit was niet het jaargetijde om de dingen te doen die ik wilde doen. Eerder had ik al ontdekt dat mijn voorgenomen bergroute in Albanië doorwadingen kende. Gekkenwerk. Ik nam een besluit. Ik ging mijn omzwervingen door de Balkan staken en een rechte lijn aanhouden naar Turkije. Van een nieuwe ontmoeting met Albanië zag ik af. Ik zou nu door oostelijk Montenegro naar Kosovo rijden. Dan moest ik ook Nikšić laten liggen en hier onmiddellijk links afslaan. Relatief onmiddellijk, want het hoosde weer. Enige wanhoop diende zich aan. Toch ging ik uiteindelijk op pad. Ik klom, trok een sweater uit in de regen, klom verder en daalde af naar Savnik, langs ondergelopen weiden waarin ook kleine rivieren waren ontstaan. Later klom ik weer, tegen stromen over de weg in. Op een bergweide zette ik mijn tent neer en gebruikte voor het eerst de scheerlijnen. Het was noodweer. Wind en regen sloegen tegen de tent. Wat was er gebeurd met de lente? Ik had nu al 24 uur achtereen regen.
De eenbaansweg in de bergen werd geflankeerd door sneeuw, soms wel zeventig centimeter hoog. Staand lunchte ik in de regen. De misère hield aan. Op de pas ontblootte ik het bovenlijf bij 3°C, trok een droge sweater aan onder mijn natte shirt en regenjas en daalde af, uit de regenwolk, 1150 hoogtemeters lang. Daarna reed ik over een hoofdweg weer van 500 naar 1050 meter hoogte, met vrachtwagens, door tunnels en over bruggen. In Kolašin bevoorraade ik me en vond daarna met moeite een plek langs een rivier. Alles was weer een gradatie natter dan de avond ervoor. Er was wel een mijlpaaltje: dit was nacht nummer 1600 in de tent op een fietsreis.
Er was een verrassing. Ik naderde een tunnel van 2815 meter lang en er gold een fietsverbod. Het alternatief was een lange slingerende weg door de bergen. De weg was goed tot ik de skiresorts achter me had gelaten. De tweebaansweg werd een pad. Ik voelde de bui al hangen. Iets later was er wat sneeuw op het pad. Nog iets later was er een pad ergens onder de sneeuw. Er waren nog slechts sporen te zien op een witte vlakte tussen steile wanden. Ik duwde mijn fiets, maar later werd het trekken, en nog later sleuren. De sneeuwlaag werd dikker. De laag kon op zich mijn gewicht houden, maar als ik kracht zette om mijn fiets te verplaatsen schoot ik steeds met een schok dertig centimeter dieper de sneeuw in. Mijn fiets had geen brede zolen en zakte sowieso diep de sneeuw in. Er was een lichtpuntje: het was zowaar mooi weer aan het worden. Met moeite bereikte ik de top; het afdalen zou logischerwijs iets minder zwaar zijn, maar in de praktijk niet veel. Vaak stond ik uit te hijgen na opnieuw twintig meter alles gegeven te hebben. En toen kwamen er sporadische sneeuwvrije stukjes. En ze namen toe in aantal, en werden langer. Na drieënhalf uur (!) was mijn omweg voltooid en stond ik aan de andere kant van de tunnel. Nu kreeg ik rust. Ik mocht 23 kilometer rollen naar Berane. Het was een prachtige tocht onder een blauwe hemel, door bergen, langs rivieren, bos en wegenbouwkundige hoogstandjes. In Berane liep ik over het centrale plein, dat goed gevulde terrassen had. Daarna reed ik verder, in de richting van Rozaje. De blauwe hemel kleurde weer grijs en ik strandde deze dag in een overvolle wereld. Alle paden leidden naar huizen. Er was één bos in de omgeving, hoog op een heuvel. Ik duwde mijn fiets tegen de zware helling op. Onderweg waren er honden in het donker, en een man liep me tegemoet en bescheen me in het voorbijgaan met een felle lamp. Met moeite vond ik een plek in dit steile bos. Tijdens het opbouwen van mijn tent werd ik van beneden weer beschenen. Later rustte ik op een natte mat in een vochtige slaapzak. Het was wel ongekend warm: 15°C. Ik deed nog een poging tot lezen, maar werd dol van de honden om me heen.
Met bewondering keek ik vanuit het dorp Skarepača omhoog naar mijn slaapplaats van de afgelopen nacht. Ik had echt in dat hoge, steile bos gelegen. Ik verving de blokken van de voorrem en stelde de achterrem bij. Ik maakte me op voor de laatste klim in dit land en de daaropvolgende afdaling. Na Rozaje, met veel in onbruik geraakte industrie, maakte ik een mooie tocht in mooi weer tussen dennen en sneeuw. Na de pas was er zicht op Kosovo, achthonderd meter lager: een immense vlakte vol huizen en lapjes groen. Van een vriendelijke oudere douanier kreeg ik een stempel en ik rolde naar beneden, met een uitzicht alsof ik in een vliegtuig zat. Daar lag land 72.
Kosovo beviel me wel, op het eerste gezicht. De mensen leken vriendelijk, niet nors of stug. Ik kwam op de M9 terecht naar hoofdstad Pristina, maar moest mijn plan herzien. Deze weg was te smal en druk, te gevaarlijk. Ik keerde om, reed de stad Klinë weer door en nam de R105. Ik nam ergens een afslag te vroeg en belandde in een bos op een heuvel. Ik zou normaal gesproken rond vijven nog niet naar een slaapplaats zoeken, maar kreeg er nu één cadeau, in een land waar wildkamperen schier onmogelijk leek. Er waren hier geen mensen of honden, en veel grond was horizontaal gepositioneerd.
De bergen en hun bewolking lagen achter me. Dacht ik. Maar er was getik op mijn tent, een overbekend getik. Niet veel later schuilde ik al onder een afdak van een winkel. Een oude man was me eerder gepasseerd en had hier zijn quad-achtige voertuig met aanhanger geparkeerd. Het was getooid met een Amerikaanse en een Albanese vlag. Die laatste vlag moet de coolste vlag ter wereld zijn: rood met een zwarte tweekoppige adelaar. Kosovo leek qua taal en mentaliteit veel meer op Albanië dan op de landen die achter me lagen. Dat was niet raar, want Albanezen vormen een zeer ruime meerderheid in dit land. De oude man verliet de winkel en toonde een plastic zak vol kleine eieren. Ik maakte zelf ook van de gelegenheid gebruik het een en ander in te slaan. De grijze regenmist trok weg, maar was weer helemaal terug toen ik in Skenderaj was. In een gebouw dat in aanbouw was schuilde ik en lunchte. Het was 5°C. Met tegenzin ging ik opnieuw de regen in. Steden waren hier ‘gewoon oké’: functioneel en levendig, maar nooit opzienbarend. Halverwege de middag schuilde ik nabij de ingang van een krachtcentrale in Obiliq. Het onweerde en hoosde, en ik moest gaan navigeren door Pristina. Nadat ik hoofdsteden Sarajevo en Podgorica had laten liggen wilde ik Pristina en Skopje toch wel zien. En een kamer was inmiddels ook zeer welkom. Ik was die natte hel zat. Ik reed naar het busstation van Pristina, dat er heerlijk retro uitzag en waarschijnlijk ook gewoon heerlijk retro was. Er was wifi en ik boekte een kamer voor 12 euro per nacht, voor twee nachten. Ik kwam terecht in een nette kamer in een volksbuurt, in een marktstraat. De bebaarde receptionist hielp met het dragen van de bagage. Nabij klonk de oproep voor het gebed. Ik had plots het idee dat ik in een buitenwijk van Algiers of Teheran was beland en kreeg een intens reizigersgevoel. Met behulp van mijn waterkoker prepareerde ik koffie en ik droogde mijn kleren op de radiator.
Net als in Belgrado moest ik zoeken naar het deel van het centrum dat interessant is voor de toerist. Ik vond een promenade met beelden, en een opvallend architectonisch hoogstandje dat het Palace of Youth and Sports heette. Het was ooit deels in onbruik geraakt door een brand, maar ook het plein rondom was niet afdoende onderhouden; de natuur leek het terrein langzaam weer op te eisen. Het kleine winkelcentrum dat ik vond had een jaren 70-uitstraling. Een enorme muur was beschilderd met een blauw en een geel vlak. ‘Free Ukraine’ stond er, maar er stond niet bij waarvan. Van het cokesnuivende actiepoppetje-in-militaire-kleertjes, die de ziel en de lichamen van het Oekraïense volk verkocht in ruil voor een privécollectie jachten en villa’s? Van de proxy-oorlog tussen de VS en Rusland op Oekraïens grondgebied? Van het winstbejag van de wapenindustrie en banken? Van nazistische AZOV-militairen? Biolabs? Oligarchen met veel wit te wassen geld? Kinder- en orgaanhandel? De muur was groot genoeg voor nadere informatie, vond ik. Ik zag een enorme supermarkt en ging op zoek naar fluoridevrije tandpasta. Een mens moet toch wat. Het was er, maar nu zat er xylitol in. Waarom moet er een suikervervanger in tandpasta? Xylitol is op zich een door de EU toegelaten voedingsadditief, net als bijvoorbeeld formaldehyde (E240), mierenzuur (E236) en zoutzuur (E507), maar ik zocht later toch eens naar meer informatie. Je kunt met weinig xylitol al een hond vergiftigen, zo las ik, en volgens een vrij recent artikel in de Washington Post verhoogt het bij de mens de kans op een hartaanval. Ik nam me voorlopig voor om tandpasta na mijn huidige tube te weren uit mijn bestaan. Ik keerde terug naar mijn kamer en daar putte ik heel veel plezier uit. Niet dat de stad zo naar was, integendeel, maar na de beproevingen van de afgelopen tijd was het een enorme luxe om een kamer te hebben én nog een halve dag vrije tijd om te relaxen.
Tijdens het vervangen van de (achter)remblokken voor het hotel – inmiddels al de derde set van de vier die ik meenam van huis – klonk er oosterse muziek; het bracht me in gedachten duizenden kilometers verder. Ik smeerde mijn drooggespoelde ketting en vertrok. Langs de hoofdweg kocht ik twee uur later brood, schapenkaas en cola, en toen ik buiten de winkel ging lunchen, kwam een winkelmedewerker me een krukje brengen. Toen ik dat een half uur later weer overhandigde aan een andere medewerker, hief hij een lied aan en liep mee naar buiten om mijn fiets te bewonderen. Ik was in een andere wereld beland die me uitermate goed beviel. Later leidde een fietsende man me door Kaçanik, nadat ik op een gestremde weg was gestuit. Het was vier uur, en ik hield er maar meteen een pauze. Daarna reed ik bijna tot aan de Noord-Macedonische grens, maar de grensovergang bewaarde ik voor de volgende dag. Misschien had ik dat beter niet kunnen doen. Ik reed een bosgebied in om een slaapplaats te zoeken. Het was een zware klim en op mijn weg zag ik alleen steile wanden. Dit ging ‘m niet worden. Ik keerde terug en probeerde een heuvel nabij de grensplaats. Het bleek een grafheuvel te zijn, en de natuur rond de graven was met hekken afgeschermd. Hier lagen al best veel mensen; hoe zouden bezoekers reageren als ik erbij ging liggen? Ik testte het niet uit en keerde terug. De enige optie die ik nog had, was terugrijden over de weg waarover ik gekomen was. Negen kilometer reed ik in het donker om een geschikte stek te vinden, maar het was dan ook een bijzondere stek: ik lag nu onder de snelweg, tussen pilaren, aan een rivier. Voor deze slaapplek had ik in totaal vijftien kilometer extra gereden en driehonderd hoogtemeters gemaakt. Het was bijna halverwege de avond en ik was niet ver verwijderd van de plek waar ik ‘s middags om vier uur pauzeerde.
Ik ontbeet rond zes uur. Daarna staarde ik voor me uit. Het was 0,9°C in de tent, het was nog steeds vroeg en ik was futloos. Ik ging weer liggen. Twee uur later zag de wereld er wat zonniger uit. Ik reed Noord-Macedonië in, land 73. Ik had deze keer minder oog voor mijn omgeving, want hoofdstad Skopje lag al direct op mijn programma en het vooruitzicht op een nieuwe hotelkamer hield mijn gedachten bezig. Ook zat er weer onuitroeibare muziek in mijn hoofd, want ik naderde weer een bezongen stad. Pas bij haar dood in 2021 realiseerde ik me dat Raffaella Carrà in ‘A far l’amore comincia tu (scoppia, scoppia mi sco)’* helemaal niet over Skopje zong, iets dat ik sinds mijn kindertijd had gedacht. Net als in Wenen reed ik langs een rivier naar het centrum van de stad. Dit was andere koek dan Pristina. Wat een indrukwekkende pracht. Ik reed langs klassieke gevels, en bruggen vol standbeelden. Ik vond wifi op het centrale plein en erg vlot op deze reis was er een vaste werkwijze ontstaan: ter plaatse accommodatie boeken op booking.com. Betalen (of cancellen) kon meestal bij aankomst. Hoe anders was het jaren geleden, toen ik gewapend met lijstjes namen en met screenprints van plattegronden informeerde bij hostels en hotels, een tijdrovend proces. Ik had nu een kamer met eigen badkamer voor €14. Voor de aardigheid zocht ik ook eens naar de goedkoopste kamer in Rotterdam. Die was €81. Ik zat hier in een beduidend portemonneevriendelijkere wereld. Na een lunch ging ik tegen tweeën de stad in. Ik keerde terug naar waar ik eerder was en bewonderde de bruggen, de houten schepen in de rivier en de historische panden en beelden. Maar ook struinde ik tussen de vestingmuren. Ik belandde in de betegelde oude stad met zijn souvenirs, op de markt, in een overdekte markthal en in parken met, opnieuw, klassieke beelden. De oproep tot het gebed klonk hier in dertigvoud. Als je langs de specifieke pracht van Skopje keek was ook deze omgeving veel oosterser dan Servië, Bosnië en Herzegovina en Montenegro. Kosovo en Noord-Macedonië leken wel afgedreven stukken Turks grondgebied. Drie zalige uren slenterde ik in het zonnige Skopje en was toen versleten. Ik bracht de rest van de dag lezend door in mijn kamer. In de loop van de nacht verdween de oosterse charme van de gebedsoproep. Het geluid ging dwars door mijn stevig aangedrukte oordoppen heen.
Noord-Macedonië bood verder geen nieuwe ervaringen. Een drukke weg, een rustige weg. Een saai traject, een mooi traject. Gravel en asfalt. Honden, afval en verbrande bermen.
In Blagoevgrad in Bulgarije was ik terug in de EU en terug in de Lidl. Wat was Lidl eigenlijk een dure winkel geworden. Twee dagen eerder deed ik in een soortgelijke winkel, Kipper, voor twee dagen boodschappen voor €13. Hier was ik €20 kwijt. Toen ik weer buiten stond regende het. Op het busstation kon ik lunchen met een dak boven mijn hoofd. Tot Simitli had ik daarna een rustige weg voor mezelf, maar mijn situatie veranderde toen ik de enige weg naar Razlog nam, een traject van 33 kilometer. De weg was zeer druk, er was geen vluchtstrook, de weg zou zevenhonderd meter stijgen en de regen hield aan. Het traject zou me de rest van de dag bezighouden. Laat in de middag realiseerde ik me dat ik ook op mijn eerste dag in dit land irritante honden had gezien, en moskeeën, afval en verbrande bermen. Ik zag nog geen wezenlijk verschil met Noord-Macedonië, op de Lidl en het uur tijdsverschil na.
In skioord Razlog at ik koekjes onder een afdak. Ik hoef vast niet uit te leggen waarvoor ik schuilde. Ik had zicht op een overdekt podium, dat getuigde van minder troosteloze momenten dan waarmee ik nu te maken had. Na Razlog was het verkeer gehalveerd en dat was een opluchting. In de middag hield de regen op tijdens mijn voorlopig laatste grote klim. Er wachtte me daarna een lange afdaling van 1500 naar 250 meter hoogte, en dat bevreemdde me want er lag een hoog gebergte voor me. Ik reed echter een kloof in, een zeer lange kloof. Nu was er weer veel verkeer en het vele zand op de weg maakte de afdaling nog gevaarlijker. Uiteindelijk lagen de bergen plots achter me en bevond ik me op een kaarsrechte weg met vlak landbouwgebied om me heen, wat opnieuw een wonderlijke gewaarwording was. In Pazardzjik nam ik de weg naar Plovdiv, maar werd door een rond verkeersbord met rode rand en een afbeelding van een fiets geweerd. Mijn alternatieve route voerde langs vervallen fabrieken. Naast één zo’n fabriek zette ik de tent op. Voor het eerst sinds mijn aankomst in Belgrado reed ik weer eens meer dan 100 kilometer op één dag, 136 om preciezer te zijn, en dat terwijl ik ook ruim duizend hoogtemeters op de teller had gezet. Mijn slaapzak werd langzaamaan te warm om in te liggen, en ik ritste ‘m open om hem als deken te gebruiken.
Voor het eerst reed ik met navigatie, met mijn telefoon in een houder op mijn stuur. Dat was nodig want mijn route naar Plovdiv was een puzzel. Osmand had er moeite mee en fantaseerde een route over een bedrijfsterrein, een akker en een spoorbrug. In Plovdiv lag de laatste Lidl van mijn reis. Ik weet niet of ik deze supermarkt ga missen. Sinds Oostenrijk hoorde ik er muziek, en dat maakte het winkelen er niet prettiger op. Het was inmiddels de standaardwinkelmuziek van dit tijdperk: weeïge, fantasieloze, melodiearme, hormoonloze, inspiratieloze muziek waar niemand aanstoot aan zou kunnen nemen behalve muziekliefhebbers. Voor muziekliefhebbers is er geen wezenlijk verschil met het geluid van huilende baby’s die met nagels op schoolborden krassen en terloops een sterk vertraagd autoalarm activeren.
Een fietspad leidde me naar een zitbank tussen een roeikanaal en een dierentuin en ik stortte me op mijn zojuist aangeschafte huzarensalade. In de kooi achter me ontwaakte een dier en liet zich horen. Ik stond versteld. In dit dierenverblijf zat… een hond. Ook tijdens deze lunch werd ik alsnog woest toegeblaft. Toen ik verder reed zag ik mijn eerste palmen. Mijn ontstane vrees voor een volgend fietsverbod was ongegrond. Plovdiv stond er vol mee, maar op de weg naar Haskovo werd ik niet geweerd. Misschien mocht ik zelfs door naar Svilengrad, 140 kilometer verder, nabij de Turkse grens. Op mijn nieuwe traject ontdekte ik toch een duidelijk verschil met voorgaande landen. In Bulgarije stonden wel érg veel vervallen gebouwen. Bijna alle tankstations waren in staat van ontbinding, maar ook buurtsupers, cafés, restaurants en hotels werden langzaam opgegeten door de natuur. Heel Bulgarije leek in verval. De bevolking kromp en nieuwe aanwas bleef vooralsnog uit. Toch verwacht ik in de toekomst een opleving van dit land, als meer en meer mensen de ‘zegeningen’ van hun ‘vrije’, ‘democratische’ West-Europese thuislanden de rug toekeren en hier hun geluk gaan zoeken. Net als bij mijn vorige bezoek in 2016 kreeg ik bij Bulgarije een goed gevoel, ondanks de rommel en de zwerfhonden. Ik voelde me hier veilig, er was volop ruimte en de volksaard beviel me. Ik reed ongehinderd door naar Svilengrad en richtte me daar in een park op een meerdaagse stop in Edirne, de eerste Turkse stad op mijn route. Ik twijfelde of mijn nieuwe gewoonte om accommodatie te vinden zou werken in Turkije, en die twijfel leek terecht. Ik kon geen openbare wifipunten vinden in Edirne, en zag ook geen acceptabele accommodatie die in mijn budget paste. Ik zou weer ouderwets hotels moeten binnentreden om navraag te doen. Ik reed naar de Bulgaarse grensplaats Kapitan Andreevo, wat natuurlijk een fantastische naam is, en was verbaasd te zien dat mijn weg niet samengevoegd werd met de naastgelegen snelweg, maar doodliep op een hek. Ik tilde mijn fiets over een greppel naar de hoofdweg en hoopte nergens geweigerd te worden. Bij de grens schoof de tijd opnieuw een uur op, en zo vorderde mijn middag snel en was het plots half vier. ‘İyi akşamlar’ (‘goedenavond’), zo begroette ik de douanier; mijn Turks had nog wat finetuning nodig. Iets later had ik een echte vluchtstrook tot mijn beschikking en ik hoopte dat dat de komende tijd een structureel voorrecht zou worden, na de zuinigheid van voorgaande landen als het ging om asfalt. De zon was inmiddels ook niet zuinig meer. Het was 22°C en ik reed in een shirt en korte broek. Achter op mijn bagage droogden mijn wanten; ik droeg ze sinds twee dagen niet meer. Eerder dan ik verwachtte stond ik in het centrum van Edirne. Turkse steden hadden in mijn herinnering het beeld achtergelaten van immense verkeersdrukte en chaos, maar Edirne was in dat opzicht beschaafd. Nu ik langdurig in een land ging verblijven, pinde ik weer eens geld. Bij hotelrecepties vroeg ik naar de prijs voor een kamer. Bij de derde noemde men mijn maximumprijs. Ik kreeg een prima kamer met eigen sanitair. Uiteindelijk bleek de douche niet te werken, maar een echte reiziger past zich eenvoudig aan. Uit een fietstas diepte ik een washandje op.
Gezeten aan de westrand van Turkije heb ik een aardig lapje grond te doorkruisen tot aan mijn volgende land, want Turkije is bijna even groot als alle landen waar ik sinds het verlaten van Nederland doorheen trok samen. Natuurlijk hoop ik op weldadige warmte en delicieus dehydraterende droogte. Vooralsnog regent het.
* Voor de echte Toppop-registratie van het volkslied van Skopje:
https://m.youtube.com/watch?v=YnBs1MuGSAA[e-38]pp=ygUQUmFmYWVsbGEgY2FycmVyYQ==
____________
Mijn boek ‘Vinnig meppen met een bos tulpen’, over de eerste twee jaar van mijn fietsleven, is bij de boekhandels verkrijgbaar, of tegen gereduceerd tarief bij:
-
29 Maart 2025 - 04:50
Corriebeute@hotmail.com:
Weer met plezier gelezen .blijf gezond van lijf en geest
-
11 April 2025 - 14:21
Wies:
Heerlijk om in gedachten mee te fietsen op een voor mij onmogelijke tocht. Wat een conditie heb je. Inspirerend voor jongere fietsers dan ik. Good goan!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley