Vaarwel brommertjeskaraokewereld
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
28 April 2014 | Nederland, Hellevoetsluis
Niets wilde ik aan het toeval overlaten. Ik had nog één week te gaan in Indonesië, de laatste week van een reis van een jaar en als ik dan niet meer kon fietsen dan moest het maar een gezellige week worden. En dus zat ik in Kuta, de populairste plek van Bali, en had ik gekozen voor Granny’s Hostel. Op de site waarop ik naar accommodatie had gezocht werd dit hostel bedolven onder de positieve beoordelingen dus koos ik voor dit hostel. Veel reviews betekent steevast ook veel jong grut, maar dat nam ik voor lief. Liever dat dan de ervaring die ik in Bandung had gehad, toen ik alleen op een slaapzaal lag; op dat moment ideaal, maar dat kon ik nu niet gebruiken. En dus nam ik mijn intrek in dit hostel met dat curieuze voorkomen, het leek net een Europese boerderij met dat gigantische strodak. Het had een ruime zolder en alle stapelbedden waren bezet, maar er stond een eenpersoonsbed dat nog vrij was en dat werd mijn bed. Ik had bij aankomst nog voldoende tijd om Kuta te gaan bekijken. Het hostel lag afgelegen en een wandeling naar het centrum kostte al snel een half uur, maar vaak hoefde ik deze tocht niet te maken want wandelen door Kuta vond ik bepaald geen aangename ervaring. Ik vroeg me af waarom men hier geen voetgangerszones instelt in gebieden met de grootste toeristenconcentraties. Ook hier moest ik, lopend langs winkeltjes met souvenirs, poolcafés en restaurants uitkijken niet van het smalle stoepje te lazeren en gegrepen te worden door de eindeloze stoet stinkend en lawaaiig verkeer. Men leeft hier van toeristen, maar doet weinig om te voorkomen dat ze platgereden worden en niets meer uit kunnen geven. Verder probeert iedere middenstander je luidkeels zijn of haar zaak in te manoeuvreren en omdat ik hele andere ideeën had over een aangename vrijetijdsbesteding richtte ik mij verder volledig op mijn verblijf in het hostel. Het had een receptie met zitruimte, een enorme tuin met een zithoek, een tv-hoek, een bar en een hangmathoek, en daar zou ik het best uithouden, leek mij zo. De bevallige Noorse eigenares Mona had er een mooie stek van gemaakt. Haar vriend Steffen assisteerde haar en op mijn eerste avond fungeerde hij als barman en dj. Hij vertelde mij dat hier regelmatig locals in de tuin kwamen zitten. Gewoon, omdat ze de sfeer leuk vonden. Ze verhoogden die sfeer geregeld door hun gitaar mee te nemen en een live concert te geven. Op dat moment genoot ik net van de alternatieve rock die Steffen op had gezet, dus van mij mochten ze gerust even wachten, maar later zou ik beleven hoe aangenaam zo’n concert kon zijn.
Op de ochtend van dag twee in Kuta was het even doorbijten. De staf was vergeten de ventilatoren aan te zetten en ik werd zwetend wakker. Slapen kon ik niet meer en het ontbijt werd nog niet geserveerd. Internet deed het niet. Ik ging in de hangmat liggen en voelde me miserabel. Maar de omstandigheden veranderden. Mijn bed was door een ander gereserveerd deze dag dus ik moest van de sfeervolle maar hete zolder vertrekken. Er was ergens nog een kaal hok met een peertje aan het plafond. Er lagen drie matrassen op de grond. Compleet sfeerloos, maar er hing zo’n prachtige witte bak aan de muur waar frisse lucht uitkwam en ik mocht zelf bepalen hoe fris het werd met een handig apparaatje met toetsen. Het was me duidelijk, dit was een plek voor mij. Ik boekte er op tijd nog enkele nachten bij en later maar gelijk voor de hele week. Die airco was precies wat ik nodig had. Zet mij op een fiets en ik geniet van de brandende hitte. Graag zou ik ontdekken waar voor mij de grens ligt. 55 graden? 60? 65? Wordt de grens ooit bereikt, ergens op deze aarde? Maar als ik wil slapen, of even een herstelperiode nodig heb na een avond aan een bar, dan zie ik toch graag dat de hitte even uitgezet wordt. En hier kon dat.
Aan het begin van de derde avond hing de Duitse Bianca ballonnen op in de tuin. Eerder had ik haar dolblij gemaakt door de banden van haar pas aangeschafte tweedehands fiets van lucht te voorzien. Ze hadden verschillende ventielen maar mijn Chinese wonderpomp van 80 cent deinsde nergens voor terug. Ze had eindelijk kunnen fietsen. En nu zou ze om twaalf uur jarig zijn. Er zou gefeest worden en na twaalven zou het feest verplaatst worden naar een discotheek in het centrum van Kuta.
Het zou een memorabele avond worden. Iedereen wist deze tuin te vinden vanavond. Het terras stroomde vol, de locals verzorgden met behulp van gitaar, drum en zang een geweldige muziekset bestaande uit allerlei pop-, rock- en reggaeklassiekers (bekijk de bijgevoegde video’s eens in een volledig scherm) en het gonsde van de geanimeerde gesprekken tussen alle gasten met de meest uiteenlopende nationaliteiten, vaak nog gecombineerd; er was een van oorsprong Griekse Amerikaanse, een Poolse Mexicaan, een Indonesische Nederlander… Na twaalven stond iedereen op om te vertrekken, ofwel naar bed ofwel naar de discotheek. Ik vind het altijd een beetje raar om een leuk feest af te breken om het elders een onzeker vervolg te geven en was niet zo’n voorstander om naar de disco te gaan, maar al mijn gespreksgenoten plus muzikale begeleiding maakten zich op voor een taxirit naar het centrum van Kuta, en om nou alleen in de tuin achter te blijven… En dus ging ik mee, en stond ik een kwartier later in hartje Kuta, dat bij nacht een totale metamorfose lijkt te ondergaan en niet meer slechts vervelend druk is maar aangenaam bruist. Voor het eerst in honderd(!) jaar stond ik weer eens in een discotheek. De muziek was aangenaam en wij allen in een bijzonder prettige stemming. Die stemming bleef gehandhaafd door Steffen, die een grote kan arak had besteld en glaasjes blééf uitdelen. Het is een bedrieglijk milde drank die doet denken aan wijn, maar die stiekem toch een alcoholpercentage van gemiddeld 33,5% kent. Het was alweer licht toen we de taxi uitrolden en onze manden opzochten.
Daarmee was het hoogtepunt van mijn verblijf hier alweer achter de rug. Mona liet het runnen van haar tent over aan de staf en ik zou haar en Steffen nog maar incidenteel zien. Bianca verhuisde naar een appartement. De Duitse advocaat en (mijn) leeftijdgenoot Kai, met wie ik vaak gesproken had, vertrok ook spoedig daarna en mijn sympathieke Canadese kamergenoot Danny was wel klaar met het gefeest en wilde naar een rustige plek om te surfen. Ik vermaakte me nog wat met de locals op het terras, in het gras. Maar na de vierde dag lieten ook zij zich niet meer zien. Er was alleen nog het luidruchtige clubje twintigers bestaande uit Amerikanen, Canadezen, Engelsen, Zweden en Noren dat tussen strand en disco door via drinkspelletjes aan een lange tafel in de stemming raakte voor de nacht. Omdat in de nacht volgend op dag vijf uitgaan onmogelijk was bleef de hele club binnen. Voor één avond sloot ik me bij hen aan en het werd best gezellig, maar het leeftijdsverschil was simpelweg te groot om blijvend aansluiting te vinden bij deze groep.
De reden dat uitgaan onmogelijk was kwam door de Nyepi-viering. Op dit jaarlijkse hindoe-evenement dat uitsluitend op Bali plaatsvindt, worden op de avond voorafgaand aan de 31e maart met veel vuurwerkkabaal poppen met valse en duivelse tronies verbrand. Het symboliseert de verdrijving van de boze geesten. Om de terugkeer van deze boze geesten te voorkomen moeten zij op een verkeerd spoor gezet worden: op heel Bali moet het lijken alsof er geen mens meer woont. Zelfs de luchthaven is daarom dicht. Als ze zien dat er geen kwaad meer aan te richten valt, als ze niemand meer het leven zuur kunnen maken, zullen ze voorgoed vertrekken. Om dit te bereiken is het niet toegestaan je op straat te begeven. Er mag geen licht branden, op een enkel kaarsje na, en het geluid moet beperkt worden. Er is een speciale Nyepi-patrouille actief op straat. Zij zijn de enige die hun huis uit mogen en zien erop toe dat de regels nageleefd worden. Zij zijn die dag de hoogste in rang en mogen forse boetes uitdelen. Ik hoorde verhalen over toeristen die een boete van 500 euro kregen toen ze zich op straat waagden.
En dus zat ik op dag zes binnen, of eigenlijk in de achtertuin, dat mocht wél. Het was een wonderlijke ervaring. Ik had het gevoel dat ik in een Big Brother-huis zat. Met z’n dertigen opgesloten in een boerderij met een tuin. Ik sloot me aan bij de club filmkijkers in de tv-hoek en bracht het grootste deel van de middag hier door. ’s Avonds werd het in de zithoek nog even gezellig met mijn nieuwe Spaanse kamergenoot Gabriel en de eveneens één dag eerder gearriveerde Zwitserse kantoormeisjes Klaudia en Franziska. Na de gesprekken keken we naar de sterrenhemel, waar op de ‘dag zonder licht’ zoveel licht zichtbaar was. Nooit eerder zag ik zoveel sterren en nevels in die blauwzwarte lucht.
Op dag zeven moest ik er aan geloven, ik moest me voorbereiden op mijn vertrek. Ik stond voor een mogelijk lastige taak: het verpakken van mijn fiets. Ik zou met Garuda Airlines vliegen en nergens op het internet kreeg ik antwoord op mijn vraag: welke eisen gelden er met betrekking tot het vervoer van mijn fiets? Moest die verplicht in een fietsdoos verpakt worden, of was folie voldoende? Van fietsdozen was ik geen fan meer. Ze zijn moeilijk te vinden in een goede maat en lastig te vervoeren naar de luchthaven, al dan niet met fiets er al in. Een e-mail naar Garuda resulteerde in het advies om met dit soort vragen de helpdesk te bellen. Dat doe ik nooit vanwege slechte ervaringen in een ver verleden, maar nu dacht ik: ‘Laat ik het maar proberen, al is het alleen maar om het geprobeerd te hebben. Dan kan ik mezelf niets verwijten.’ Dus had ik gebeld, een paar dagen terug. En het ging precies zoals ik had verwacht. Ik zal het kort houden: men wist het gewoon niet, maar dat wilde men niet toegeven. En dus werd ik een keer of zes doorverbonden waarna de verbinding verbroken werd. Ik waagde nog een poging. Weer werd ik zes keer doorverbonden, ik kwam zelfs eenmaal weer in het hoofdmenu terecht, en na persoon zes eindigde ik voor eeuwig in de wachtstand. Het zou de enige smet zijn op mijn ervaring met Garuda.
Ik had geen trek in verrassingen op de luchthaven, in een weigering van een in de ogen van het luchthavenpersoneel ondeugdelijk verpakte fiets, dus moest er een fietsdoos komen. Want dit is volgens menig maatschappij de netste, zo niet de enige acceptabele manier om een fiets te verpakken. Dus had ik de dag ervoor een aantal adressen genoteerd van diverse fietswinkels. Ergens moest toch wel een doos te regelen zijn? Maar tijdens de slapeloze nacht die ik achter de rug had, waarschijnlijk omdat ik vergeten was hoe je in slaap viel zonder een reeks arak-slaapmutsjes, ontwikkelde ik een goed en simpel plan. Op de luchthaven wordt beoordeeld of de fiets geaccepteerd of geweigerd wordt. Dus moest ik gewoon naar de luchthaven fietsen, die slechts op acht km lag, en het daar navragen voordat ik die hele dozenjacht begon. Zo gezegd, zo gedaan. En bij de informatiestand van Garuda gaf men mij, na een korte raadpleging, een pasklaar en volkomen duidelijk antwoord. De fiets moest verpakt zijn, het maakte niet uit hoe of waarmee. Dat kon ik zelf doen, maar ik kon hem ook laten sealen in de vertrekhal. Ik moest de banden leeg laten lopen en dat was het. Sodeju zeg, had ik dit plan niet eerder kunnen verzinnen? Ik had plots de rest van de dag vrij. Ik fietste wat langs de kust ten zuiden van Kuta en besloot daarna een kijkje te nemen in het nabijgelegen plaatsje Sanur, een bedaarde versie van Kuta. Die gok wilde ik nog wel nemen met mijn nog immer niet ineengezakte fiets. Het was aangenaam rustig in Sanur. Palmenstranden, resorts, restaurants, kraampjes met souvenirs, terrassen op het strand. Met mensen die kwamen voor hun rust. Mooi plaatsje als je iets te lang iets te hard gewerkt hebt. Zelf had ik aan een middag voldoende.
En, hoe stond het er inmiddels voor met mij, na die als lastig ervaren periode op Java? Zat ik weer goed in mijn vel na die week rust in Ubud en mijn tijd hier in Kuta? Het antwoord was duidelijk: nee. Incidenteel had ik een opleving, als het gezellig was of als ik een leuke kamer met de juiste voorzieningen had gevonden, maar verder waren kracht, levenslust en weerstand vervangen door somberheid, onzekerheid en een wankel mentaal evenwicht. Ik was emotioneler dan ik ooit eerder was geweest. En ik wist dat het niet meer goed zou komen zolang ik in dit land was. Maar heimwee naar Nederland had ik ook bepaald niet. Ik deed me dan wel optimistisch voor in mijn vorige verhaal, maar eigenlijk vreesde ik een sombere periode. Alleen in mijn flat. En een lonkende fles whiskey. Ik zag mezelf al staan, starend uit het raam naar de grijze lucht. En starend naar mijn pc om te zien of er al een koper was voor mijn bankstel. Heel die flat moest leeg, voordat ik weer verder kon reizen. In direct verder reizen naar een volgend land had ik wel zin, een land vol natuur en avontuur, maar ik vroeg me in alle eerlijkheid af of ik nog opgewassen was tegen zware omstandigheden voordat ik eens echt tot rust was gekomen en aangesterkt was.
Gabriel was vertrokken, Klaudia en Franziska ook. Ik had alleen nog maar kwetterende kuikens om me heen. ‘Wat voor awesomes ga jij nog doen? Ik heb dat en dat gedaan. En ik ga dat nog doen. Echt awesome!’ Ik zat mijn laatste avond uit. Ik zat mijn laatste ochtend uit. En ik vertrok.
Ik liet mijn fiets sealen en leverde de hele vracht in. Met een beetje handbagage nam ik plaats op een stoel in de vertrekhal. Ik was veel te vroeg maar dat boeide me niet. Ik zat en kwam ter plekke al enorm tot rust. Geen verkeer meer, geen geroep meer, geen gekwetter meer. Ik had het achter me gelaten, niet alleen Indonesië maar heel die merkwaardige wereld waar ik in terecht gekomen was vanaf het moment dat ik Laos inreed. Het is dat ik er tegen ben om landen met fraaie namen te hernoemen, anders zou ik ervoor pleiten het hele gebied dat ik met ingang van Laos bereisd heb samen te voegen en voortaan Brommertjeskaraokewereld te noemen.
En ineens kwamen daar beelden in me op. Daar lunchte ik, op dag één, in Willemstad. En daar fietste ik, twee dagen later, snotterend, met dat rode hoofd door de kou, de Duitse grens over. Hoe lang zou het duren voor ik die kou achter me zou laten? Het terugblikken begon hier echt. Voor ik aan boord ging was een fors deel van mijn reis mijn gedachten gepasseerd. Binnen twee uur was ik in Jakarta en een uur of vier later stapte ik aan boord voor de vlucht van zeventien uur naar Schiphol, met een onderbreking in Abu Dhabi. Het werd een alleszins draaglijke vlucht. Een stoel die ruim genoeg was, geen naaste buren, beenruimte en een eigen tv met een uiterst acceptabel aanbod aan films, muziek en series. Slapen kan ik nooit in vliegtuigen, dus bekeek ik zo’n 7 films en nog wat beelden van het pas gehouden Jakarta Jazz Festival. Als de vlucht ondraaglijk was geweest had ik het leed nog kunnen verzachten met een kosteloos glaasje rode wijn, of een reeks, maar het was niet nodig. Ik weet met welke maatschappij ik over enkele maanden waarschijnlijk weer naar het oosten vlieg.
Mijn fiets was onbeschadigd. Ik pikte de bagage van de band en liep de aankomsthal binnen. Ik omhelsde het ontvangstcomité bestaande uit mijn ouders en merkte dat ik alweer opvallend veel van mijn nuchterheid terug had. Eerder had ik gevreesd voor een labiele snotterscène, maar de combinatie van het deels Friese bloed dat bij mij door de aderen stroomt en een Rotterdamse no-nonsense mentaliteit werd weer volop geactiveerd nu ik de Nederlandse lucht weer inademde. Tijdens de rit naar huis keek ik om me heen. Opvallend mooi weer, maar verder deed het me niet veel. Dit was gewoon weer Nederland. Yep, zo ken ik het. Gaap. Mooi hoor.
Maar mijn flat was veel stijlvoller ingericht dan ik me herinnerde. Mijn bed lag veel beter dan ik me herinnerde, al zou het nog een week duren voordat ik weer echt goed kon slapen. En alles was daar waar ik het nodig had: een handdoek, warm water, wc-papier, zeep of een vaatdoekje. In hostels ontbrak overal altijd minimaal de helft. En wat was het stil overal! Ongelofelijk. Exact een jaar geleden, op 3 april, was ik vertrokken en was ik blij geweest dat ik nu verlost was van het lawaai. Buren, de brommers op het fietspad achter mijn huis en dat schoolplein op 50 meter…. Ik verlangde naar de stilte van de steppe, en die kreeg ik, maar ik dacht nog niet aan de hectiek van Zuidoost-Azië. Komend vanuit die chaos is zelfs een snelweg in Nederland aangenaam. Die rust! En je kunt ze gewoon oversteken. En hitte was ineens geen issue meer. Ik hoefde er niet meer aan te ontsnappen. Het was onverwacht aangenaam weer, niet eens te koud. En de jeuk verdween. Altijd was er dat gespuis dat aasde op met name mijn enkels. Muggen en onzichtbaar ongedierte die zich te goed deden aan mijn bloed. Altijd moest ik smeren als de zon onderging. Was ik net te laat dan zou ik dat de eerstvolgende uren weten. En nu hoefde dat niet meer. En ik ging naar de supermarkt en keek mijn ogen uit. Wat een keus! En wat een leuke prijsjes! Ik dacht dat ik het niet goed hoorde maar voor mijn volle boodschappentas werd mij 14,87 euro gevraagd. En ik begon te eten. En ik hield de eerste tijd niet meer op. Hitte, dorst en standaard kleine porties hadden altijd een rem gezet op de voedselinname, maar die rem ging er nu af. De zak met vijf kilogram aardappelen waren er al in evenzoveel dagen doorheen. En dan had ik tussendoor ook nog een zak patat weggewerkt. Steeds maakte ik een andere Hollandse pot voor twee dagen, maar telkens weer maakte ik een verkeerde inschatting en at het in één dag op. Steevast had ik twee uur na iedere maaltijd weer honger en daar gaf ik dan ook graag aan toe. Er gingen grote hoeveelheden groente naar binnen. Even een pot rode kool. Of een gezinspak spinazie. Pas na twee weken was de ergste honger voorbij. Op dat moment waren de meeste lekkernijen ook alweer gewoontjes. Een enkele Aziatische traditie hield stand; nog steeds bestaat mijn ontbijt uit nasi (goreng). En wat was het een genot om weer met mijn eigen pc te werken. Alles wat ik nodig had stond erop. Pijlsnel kon ik backups maken en spreadsheets en andere documenten bijwerken. Ik had alleen nog geen internet. Ik dacht slim te zijn in Indonesië door daar reeds een internetverbinding te regelen voor thuis, maar ik vernam dat het drie tot zes weken ging duren voordat de verbinding geactiveerd ging worden. Ik had een internetverbinding nodig en voldoende tijd om mijn inboedel te verkopen en het vervolg van mijn reis te plannen, en door deze grap wordt mijn vervolg dus drie tot zes weken uitgesteld. Maar er was geen ontsnappen aan, ik moest geduld hebben. Ik moet toegeven dat dit uitpakte als een zegen. Ik hoefde nog niet aan het ‘werk’. Ik kon lekker rommelen in huis, kijken wat er nou eigenlijk allemaal op die zolder lag en in die kasten. Steeds pakte ik een doos op of opende een la of kast en bekeek de inhoud. Van sommige dingen nam ik direct afscheid, van andere dingen stelde ik het oordeel uit. Weggooien, weggeven, verkopen of behouden, dat was de vraag. Na twee weken had ik zo ongeveer al mijn bezittingen in mijn handen gehad en was duidelijk wat in welke categorie viel.
Ik zei het al in de vorige episode van mijn blog: ik hoef hier niets meer op te bouwen, alleen af te bouwen. Ik hoef niet meer de Nederlandse samenleving in en dat scheelt een hoop narigheid. Ik hoef geen werk te zoeken, nergens meer met het openbaar vervoer naartoe te reizen, ik lees geen kranten, kijk geen tv. Ik rommel in huis en zoek af en toe familie en vrienden op en mijn wereld is niet groter dan dat. Ik zie alleen de zonnige kant van Nederland en ik vind het leven hier onverwacht aangenaam; de somberheid van voorheen is volledig verdampt. Het is verbazingwekkend hoe snel mijn reis naar de achtergrond verdwijnt en ik gewoon weer mijn ‘Nederlandse zelf’ ben geworden. Iedere morgen sta ik met plezier op, denkend aan het bord nasi (goreng) dat mij te wachten staat en een nieuwe dag gevuld met bijna alleen bezigheden waar ik zin in heb. Het gevreesde zwarte gat blijkt een onbezorgd zonnig bestaan te zijn. Maar het is alleen maar onbezorgd en aangenaam omdat het eindig is. En omdat ik weet dat ik straks weer op de fiets zit, ergens in een woestijn, verlost van de materiële banden met Nederland.
Het lijkt me aardig om over een paar weken nog eens terug te blikken, als alles goed bezonken is, met wat lijstjes en statistieken. En om daarna eens vooruit te blikken, als de plannen gereed zijn. Gecombineerd met ervaringen in het koninkrijk der Nederlanden. Hoeveel Nederlanden zijn er eigenlijk? Dat ga ik eens even opzoeken.
-
28 April 2014 - 14:28
Cinni:
Je schrijft mooi, dankjewel voor je verhalen!
Enneh, wat heb je zoal te koop gezet? En lukt het met de verkoop of het je hulp nodig?
-
28 April 2014 - 15:01
Els Vlielander:
-
28 April 2014 - 15:33
Richard Van Dijke:
Dank je Cinni. Ik ben bezig met het plaatsen van mijn eerste advertentie, het wordt een heel gevarieerd aanbod en ik ben benieuwd hoe het gaat lopen. -
28 April 2014 - 16:39
Els Vlielander:
Hallo Richard
Fijn dat je weer goed aangekomen bent in dit kleine landje.
Hartelijk dank voor je mooie verhalen we hebben er echt van genoten en opgeslagen, wat heb je een hoop beleeft zeg leuke en minder leuke dingen. Ben je al bezig met het voorbereiden van een nieuwe
reis? We waren al bang dat je in een zwart gat terecht zou komen maar uit je verslag te lezen is dat
gelukkig niet gebeurd. Is de verkoop van je spullen al gelukt?
Groetjes.
-
28 April 2014 - 17:45
Richard Van Dijke:
Het gaat allemaal van start nu, verkoop en voorbereiding van het vervolg, want sinds twee dagen heb ik weer een internetverbinding. Serieus aan het werk dus. :) -
29 April 2014 - 07:43
Erwin:
Geweldig geschreven!!! Ik heb je verhalen met veel plezier gelezen als forens in de trein... en natuurlijk stik jaloers van je belevenissen en schrijf talent. Succes verder.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley