Wijsheid komt met de kilometers
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
27 Maart 2014 | Indonesië, Kuta
Mark Beaumont is een Schotse fietser. Op 15 februari 2008 voltooide hij zijn fietstocht rond de wereld in 194 dagen en 17 uur. Er was een documentaire gemaakt over deze heroïsche prestatie en die reeks had ik op de Belgische zender Canvas gevolgd in het jaar voorafgaand aan mijn eigen reis. Ik word enorm enthousiast bij het zien van dit soort prestaties maar realiseer me dat, ook al drink ik nog zoveel cola, Red Bull en Monster Energy en luister ik nog zoveel naar stimulerende muziek, ik nooit in staat zal zijn om in de buurt te komen van deze prestatie. En zelfs al zou ik in de buurt komen dan heeft het weinig waarde, want Beaumonts tijd is alweer diverse malen overtroffen. Verpulverd. De Brit Alan Bate snoepte er maar liefst 67 dagen vanaf en is nu officieel recordhouder.
Ook al doe ik deze prestatie niet na, toch heb ik veel affiniteit met deze manier van fietsen. Ik denk dat je wereldfietsers ruwweg in twee categorieën in kunt delen, ik noem ze maar even de cultuurfietsers en de prestatiefietsers. De eerste categorie dompelt zich onder in vreemde, nieuwe omgevingen. Bezoekt musea, markten, maakt zich iets van de taal eigen, probeert het lokale voedsel uit, gaat in op uitnodigingen voor thee of een overnachting. Bij categorie twee gaat de adrenaline stromen op goed asfalt. Vaak wordt de fietscomputer geraadpleegd. Wat is de huidige snelheid, de gemiddelde snelheid, hoeveel tijd resteert er nog, is er een topafstand mogelijk die dag? De omgeving is bijzaak. 's Avonds worden de statistieken bijgehouden. Voedsel moet vooral brandstof leveren. Een goede nachtrust is essentieel. Alles is gericht op het continueren van de krachtproef.
Vooraf wist ik al dat ik meer in categorie twee thuishoor dan in de eerste. Het zou vooral een fysieke rit worden. En dus maakte ik afspraken met mezelf. Het fietsen zelf zou centraal staan, het ondergaan van vreemde culturen zou van secundair belang zijn. Er kon indien gewenst ruimte voor gemaakt worden op rustdagen. Ik zou me niet schuldig hoeven voelen als ik voorbijreed aan toeristische topattracties, die vreemde vrucht nooit zou proeven, niet zou weten hoe ik 'dankjewel' moet zeggen in de lokale taal.
Het ging lange tijd goed, maar in Indonesië kreeg ik problemen. Indonesië is namelijk een prachtig land voor cultuurfietsers, maar totaal ongeschikt voor prestatiefietsers. Dat werd me pijnlijk duidelijk in de laatste fase van dit deel van het traject.
Ik bleef niet lang in Jogjakarta. Het gezellige hostel stroomde na het weekend leeg en ik ging daarom maar met de stroom mee, de stad uit, weer de weg op. Door rustige wegen op te zoeken en mijn omgeving minder serieus te nemen moest ik mij staande kunnen houden, zo had ik geredeneerd. Ik had alsnog een wegenkaart van Java gekocht en mijn plan was om de hoofdwegen te mijden en rustigere wegen in vulkaangebieden te kiezen. Rustigere wegen waren welkom want de verkeersdrukte is hopeloos op de hoofdwegen. Er is een permanente stroom aan verkeer. Wil je naar de supermarkt aan de overkant dan sta je soms gerust twee volle minuten te wachten voordat oversteken mogelijk is. Sommigen profiteren van deze drukte en hebben hun eigen baan gecreëerd. Ze staan met een fluitje bij uitritten en op parkeerplaatsen en houden het verkeer tegen als je met je auto de weg op wilt. Zodra je vrij baan hebt stop je ze wat kleingeld toe. Zonder hen zou het betreden van de weg waarschijnlijk nachtwerk worden.
Ik had in fietsverslagen en op informatieve sites vaak gelezen over gestoorde automobilisten, maar overal waar ik reed concludeerde ik dat het wel meeviel. 'Kijk uit in dat en dat land, ze rijden er als gekken', stond er dan, maar ik kreeg vooral het idee dat het populair is om dat te roepen en dat men gewoon weinig gewend is. Maar in Indonesië is het volkomen waar. Heel vaak zag ik de eerste aanzet tot een inhaalmanoeuvre en dacht ik: 'Dit ga je niet menen. Dit ga je echt NIET doen'. Maar dan deden ze het toch en wonder boven wonder ging er niemand dood. Zodra een Indonesiër de macht over het stuur krijgt komt het slechtste in hem boven en zal hij er alles aan doen die macht te verliezen, zo lijkt het. Zelfs de vriendelijke, rustige Rahmat uit de vorige episode veranderde in een maniak toen hij me naar een fietszaak bracht. Met 284 km/u raasde hij rakelings langs spelende peuters, een nest jonge poesjes, ravottende puppies, dartelende lammetjes, pluizige kuikens, een teddybeer, een pasgewassen donzige handdoek en een rol zacht toiletpapier.
Veiligheid is hier vooral je eigen verantwoordelijkheid. Al zien mensen dat je bezig bent een aanrijding met een vrachtwagen te vermijden, dan zullen ze toch pogen je aandacht te trekken. Hé, zwaai eens even. Kijk eens even om. Zeg eens wat. Ik nam het ze niet kwalijk. Het was mijn taak te beoordelen of het veilig was om te reageren.
Maar het was toch van belang aan die drukte op de weg te ontsnappen en dat lukte. Maar de drukte áán de weg bleef. 'Hello, mister', zo bleef men roepen. Overal woonden, werkten en leefden mensen langs de weg. Ik ontwikkelde mijn krankzinnigheid verder om alle aandacht die ik kreeg het hoofd te kunnen bieden, maar ik was duidelijk niet de enige krankzinnige. Ik passeerde een man die ik eerder gezien had. Met een Frank Sinatra-achtige stem zong ik het refrein uit een Grace Jones-klassieker:
'Strange, I've seen this face before'
'Morocco!', zei de man zonder één seconde bedenktijd.
'Si', zei ik nog, maar hij had gewonnen. Hij was krankzinniger.
Na twee dagen had ik de energie niet meer om te reageren op mijn omgeving. Ik keek strak voor me uit en liet alles langs me heen gaan. De zogenaamd rustigere wegen gaven geen bevrediging. Op mijn kaart zag ik meren, bergen en kusten, maar in de praktijk zag ik vrijwel niets van dit fraais. Een weg, links bomen en rechts bomen. Ik moest veel zoeken nu ik de hoofdweg had verlaten. Het regende veel. Dwars door mijn peperdure regenpak heen. Ik zat in een fase waarin ik niet meer met plezier aan de dag begon. Alle levenslust leek weg te sijpelen. Alle verlangens verdwenen. Wat was de oorzaak? Was het dit land? Of was ik verzadigd na een jaar? Of was het het feit dat ik het einde naderde en dat er voorlopig geen volgend land meer op mijn route lag waar ik naar uit kon kijken? Ik wist het niet.
In geen enkel land ter wereld wonen meer moslims dan in Indonesië. In tegenstelling tot bepaalde landen in het Midden-Oosten lijkt Indonesië niet bijzonder orthodox, vrouwen mogen hier bijvoorbeeld gewoon in het wild rondlopen, ongesluierd en wel. Maar dat neemt niet weg dat dit land bijzonder religieus is. Het land staat bomvol moskeeën. In veel andere moslimlanden hoor je zo af en toe een oproep tot een gebed, maar hier pakt men de zaken iets grootschaliger aan. Ik kreeg hier op Java de indruk dat ook de preek inclusief voor- en nabeschouwing integraal uitgezonden werd. Door de veelheid aan moskeeën hoor je vele stemmen tegelijk. 's Morgens om 4 uur al, maar ook tijdens het fietsen was het niet zelden een nauwelijks onderbroken achtergrondgeluid. Het werd me allemaal wat teveel. Maar ik was hier te gast, het was mijn idee om hier te fietsen. Mensen willen hier op deze manier leven, ik had dat te accepteren. Als ik dat niet aankon dan moest ik gewoon wegwezen, zo redeneerde ik.
Tijdens de voorbereiding van deze reis heb ik simpelweg een lijn getrokken van Nederland naar Nieuw-Zeeland. Ik heb de lijn hier en daar wat verbogen om gevaarlijke of onbereisbare gebieden te omzeilen. Daarna ben ik zo onbevooroordeeld mogelijk de landen die op mijn pad lagen tegemoet getreden. Ik heb geen landen ontweken waar ik minder in geïnteresseerd was. En zo hoort het ook als je begint met een reis over de wereld. Eerst ervaren, dan oordelen. Met de ervaring komen vanzelf de nieuwe inzichten. Eén van die nieuwe inzichten was dat ik landen waarin religie sterk ingrijpt in mijn fietsend bestaan beter kan mijden. 'Shall we call this a lesson learned', zong de Amerikaanse troubadour Ray Lamontagne op mijn mp3-speler.
Ik moest Java verlaten, ik hoorde daar niet. Ik moest naar Bali. Op Bali is men hindoeïstisch, men aanbidt er in alle stilte slurfwezens. Dat kwam me heel rustgevend voor. Zo snel mogelijk naar Bali, dat werd mijn missie. Dus eerst terug naar de snellere, drukke hoofdwegen. En prompt had ik weer energie, op de vierde dag na het verlaten van Jogjakarta. Met gemak haalde ik het einddoel voor die dag, het plaatsje Probolinggo. De dag werd gevolgd door een slapeloze nacht, waardoor ik om 5.30 uur alweer op de fiets zat. Het was nog zo'n 195 km rijden naar de plaats waar de veerboot naar Bali zou gaan. Veel te veel voor één dag, zeker op het vaak matige wegdek dat ik hier aantrof. Zo veel had ik nog nooit gereden, dus dat kon ik vergeten. Ik zou wel zien waar ik vandaag zou stranden. Ik zette de buitenwereld uit en mijn muziek aan. Ik reed en reed, met Bali als heilig doel, en dat haalde veel kracht in mij boven. Maar ieder uur zag ik de mogelijkheden slinken en toen er een klim op het programma stond werd me duidelijk dat Bali er die dag gewoon niet inzat. Maar ik reed desondanks door, gefocust, verbeten. Pauzes nam ik niet meer. Ik keek op mijn kaart en begon langzaam het idee te krijgen dat mijn schatting niet klopte. De haven was dichterbij dan ik dacht. Ik vloog door en realiseerde me dat ik niet per se voor donker in een hotel hoefde te liggen. Ik kon in de schemering fietsen en in het donker de ferry nemen, als deze nog zou varen, en aan de overkant.... ach, daar zou ik wel verder zien. Niets hield me meer tegen. En die haven, die haalde ik gewoon. En toen de zon net onder was stond ik op het dek. Ik hoorde vele moskeeën tegelijk, en de boot kwam in beweging. Ik voelde me gelukkig. Dag Java. We passen niet zo goed bij elkaar. Ik wens je het beste verder.
Met het verlaten van Java verliet ik ook de malariazone. Een jaar ben ik gevrijwaard gebleven van ziektes, iets wat ik vooraf niet verwacht had. Geen dokter of ziekenhuis heb ik nodig gehad. Eén uitputting, wat kleine blessures door een val en een enkele maal de gebruikelijke lichaamsreacties op voedsel of water dat niet helemaal rein was. Ik kon mij wat dat betreft gelukkig prijzen.
In het donker reed ik door de straten van Gilimanuk, op Bali. 'Hello, mister!', riep iemand. Liever had ik een klap in mijn bek gehad. Ik vond een hotelkamer die nog net acceptabel was. Vermoeid ging ik liggen. Er stond 187 km op de teller en ik had 10,5 uur gereden. Slechts één keer op deze reis reed ik een grotere afstand, slechts twee keer fietste ik langer op één dag. Motivatie heet dat.
Ik was weer een tijdzone opgeschoven, de zevende, maar lichaam en geest leefden nog op Java-tijd. Vandaar dat 3.45 uur wel héél vroeg was toen ik wakker gebruld werd: 'ALLAHU AKBAR!'. Ik geloofde mijn oren niet, maar ik moest wel. Keihard. En het hield niet meer op. Ik ging maar koffie zetten. En toen viel de stroom uit. En de ventilator. Zwetend zocht ik naar mijn hoofdlamp. De elektriciteit kwam weer terug, en veel later ook de rust maar toen was het alweer licht. Zuchtend vertrok ik. Ik reed langs verweerde en half vervallen hindoebouwsels. Een joekel van een moskee was in aanbouw. Iemand riep: 'Hello, mister!'. Ik was eindelijk in mijn paradijs maar er was niets veranderd. Niets.
Er moest een fietsplan komen en dat plan wilde ik gaan ontwikkelen aan de noordkust van Bali. Ik streek neer in het stadje Singaraja. Op krachten komen, route uitstippelen, bevoorraden en vertrekken, dat was het idee. Maar zo eenvoudig ging het niet. Mijn entree op Bali was zo'n domper geweest dat ik zo langzamerhand in de moeilijkste fase van de reis terechtgekomen was. Singaraja was deprimerend onaantrekkelijk en ik wilde hier niet blijven, maar de wil en de energie om te vertrekken ontbraken eveneens. Hoe kon ik een plan maken, een route uitstippelen, als alle plezier weg was? Ik voelde hoe ook mijn mentale weerstand begon af te brokkelen. Ik kon niet goed meer relativeren.
Ik deed het kalm aan. Ik ging lezen. Als je maar lang genoeg op reis bent en je houdt een dagboek bij dan heb je geen boeken meer nodig onderweg, je kunt je eigen boek lezen. Ik dronk whiskey, het kon weer, maar ik ontnuchterde toen ik mijn aantekeningen las. Eerder in Sukabumi had ik de foto's van mijn steppe-avontuur opnieuw bekeken, nu las ik het bijbehorende verhaal. Op dag 9 in de steppe noteerde ik: 'Het plezier in deze rit door de steppe is duidelijk over. Plichtmatig maak ik mijn kilometers.' Ha, mijn geromantiseerde avontuur! Het leken mijn huidige aantekeningen wel.
Ik raapte mezelf op en trok de bergen in. Ik had een eenvoudig plan in twee delen. Ik zou in anderhalve dag zuidwaarts naar het toeristendorp Ubud reizen. Eventueel zou ik dan vanuit Ubud nog een langere tocht maken. Ik mocht 1340 meter klimmen. De weg kende een mooi gelijkmatig stijgingspercentage. Het kostte best moeite, temeer omdat mijn fiets ook duidelijk op zijn laatste wielen liep. Tandwielen en ketting waren versleten, de trappers schoten daarom vaak door. Maar na 800 meter ging er een psychologisch mechanisme werken. Het grootste deel van de klim zat er op, ik zag het restant slinken en slinken en de arbeid werd steeds lichter. Echt mooi was de route niet, alles werd aan het zicht onttrokken door mist en bomen. Het was nog steeds druk op en langs de weg maar de wereld veranderde onherroepelijk, want ik was nu toch echt bezig de hindoewereld te betreden. Overal tempels, versieringen, offerandes, de kleding veranderde. Na een koele, rustige nacht in een bergdorp deed ik een kettingtest. Als mijn tweede ketting net zo versleten was als de ketting die ik gisteren om mijn tandwielen had (ik had ze iedere 1500 km verwisseld voor een gelijkmatige slijtage van kettingen en tandwielen, dan gaat alles het langst mee) dan was mijn lot bezegeld. Dan was fietsen redelijkerwijs niet meer mogelijk en hield mijn tocht op Bali na vandaag op en had ik twee weken vakantie. Ik monteerde de andere ketting, reed een paar honderd meter tegen een heuvel op en wist genoeg. Dit ding was er nog veel erger aan toe. Goed, dan wist ik dat. Ik kon er maar beter van genieten, want het kon even duren voordat de volgende fietsdag zich aandient. En dat genieten kwam vanzelf. Ik daalde af en de wereld om me heen was stil. Er werd niet meer geroepen of getoeterd. De glimlach die ik van Laos tot Sumatra op mijn gezicht had en die ik op Java was kwijtgeraakt keerde terug, en werd door mensen beantwoord met een glimlach. Soms moest ik nog een stukje omhoog en dan moest ik duwen, fietsen ging niet meer. Maar meestal gleed ik naar beneden. De zon scheen, ik reed langs rijstvelden en ik zat weer goed in mijn vel. Zo moest het zijn, zo had ik het bedoeld. In een kort, emotioneel moment realiseerde ik me ten volle dat dit, op nog wat korte verplaatsingen na, de laatste kilometers waren van een monsterlijk lange rit. En deze dag was een waardige slotdag.
Na mijn goede ervaringen in Melaka en Jogjakarta wilde ik opnieuw verblijven in een dormitory. Maar het lot besliste anders. Er waren er twee in Ubud en beide waren vol. Ik reserveerde een bed in één ervan voor de volgende nacht en nam een kamer in een 'homestay', accommodatie in een wat meer huiselijke setting, voor de eerste nacht. En dat was een verrassend aangename kamer. Eenvoudig maar precies wat ik nodig had, met dingen die een verblijf zoveel aangenamer maken. Een goed bed. Een douche in plaats van alleen een kraan met een emmer. Een westers toilet. Een nachtkastje, een bedlampje, een stopcontact bij het bed. Een hoekje met wasbak, spiegel en stopcontact, dit werd mijn keukentje. Een veranda met uitzicht op een vijver en veel jungle. Ik kwam ter plekke enorm tot rust.
De volgende dag verhuisde ik naar de slaapzaal. Sfeervol. Kleurrijk. Een buitenbar, een terras, een zithoek met banken. Muziek. Het was nog rustig toen ik aankwam. Ik nam buiten plaats in de zithoek en ging wat internetten. Maar de verbinding werd steeds trager en op een bepaald moment viel er niets meer mee aan te vangen. Ik ging maar eens een biertje drinken aan de bar. Het werd er gezellig en ik had een leuke avond. Maar om 7 uur 's ochtends ging Bob Marley aan. Om kwart over 7 zat ik al buiten. Er was nog vrijwel niemand. Internet deed het niet. Ik vroeg me hevig af wat ik hier heel de dag moest doen. Dit was een leuk hostel op een totaal verkeerd moment. Het voelde beklemmend. Er was maar één wc, één douche, voor al die mensen. Geen keuken. Ik verlangde terug naar het comfort en de zalige rust van mijn eerste dag en nacht hier in Ubud. Ik hoefde niet lang na te denken. Ik liep terug naar de homestay en vroeg of er nog plek was.
'Wil je dezelfde kamer?'
'Yes, please!'
Ik kreeg direct de sleutel mee. Ik verhuisde mijn bagage terug, bereidde een uitgebreid ontbijt in mijn 'keukentje' en nam plaats op mijn veranda. Geen Bob Marley meer maar vogels en krekels. Ik was ontzettend blij met mijn huisje.
Ubud zelf had ik snel gezien. Dit was gewoon weer Luang Prabang (Laos), of Hoi An (Vietnam). Een toeristendorp. Maar Ubud was niet belangrijk, mijn oáse was belangrijk. Daar was het goed. En ik deed er wat ik al een jaar deed, ik kon niets anders meer: ik bereidde de volgende stappen voor van mijn reis, de stappen na de hervatting. Dat is een forse puzzel. Ik kan dat niet op zijn beloop laten want als ik op de bonnefooi start en wel zie waarheen ik reis zit ik vroeg of laat vast in een regen- of vorstseizoen. Met name Zuid-Amerika is vanwege hoogteverschillen klimaattechnisch complex dus moet er een goed doortimmerd plan komen.
Ik zat bijna een week in Ubud. Het is de meest oostelijke plek waar ik ooit geweest ben, net even oostelijker dan Hongkong. Daarna schoof ik een plaatsje op, naar badplaats Kuta, waar ik na de rust de gezelligheid weer opzocht. Tijdens dat ritje gaf mijn fietscomputer 41 graden aan. Lekker. Voor het eerst sinds augustus, in Oezbekistan, werd de grens van 40 graden overschreden.
Zoals een van mijn lezers terecht opmerkte kan het interessant zijn om te blijven bloggen tijdens mijn verblijf in Nederland en niet pas weer na de hervatting in juli. Hoe is het om na een jaar weer in Nederland te zijn? Hoe kijk ik terug op een jaar fietsen? Vanaf deze plek wil ik daarover alvast een paar dingen noteren. Ik heb weliswaar moeilijke momenten gekend onderweg, maar veel minder dan ik vooraf dacht, en ook veel minder intens. Ik had verwacht dat het verlangen naar Nederland groter zou worden naarmate je langer van huis bent, maar dat is in mijn geval bepaald niet waar. Het leven is goed 'on the road', het blijft mooi en aantrekkelijk en Nederland zakt weg in de herinnering. Feitelijk ben ik al een halve emigrant. Ik zing liederen over Juliana en in mijn blog citeer ik Hendrikus Colijn. Typisch. Ik had vooraf een serieuze crisis verwacht, één waardoor ik terug had gewild naar Nederland, maar in mindere periodes dacht ik altijd: 'Ook dit is maar tijdelijk. De volgende fase wordt weer mooi'. Af en toe hoor ik de vraag 'Wat mis je het meest?'. Vertrouwde gezichten om me heen, dat zou wel aardig zijn. En verder? Het aardige van reizen is dat dingen die je mist vroeg of laat weer op je pad komen. En ik heb geduld. Andere dingen lijken te verdwijnen uit je leven, zonder dat dat een probleem is. Zo ben ik vergeten wat er aantrekkelijk is aan brood.
Een terugkeer verloopt niet altijd voorspoedig. Ik mailde grappenmaker Peter uit Berlijn, die ik in Baku in Azerbeidzjan had ontmoet en met wie ik een hartelijk weerzien had onderweg in Laos. Hij mailde terug en ik schrok van zijn verhaal. Hij was nu een paar maanden thuis en hij maakte een zeer moeilijke periode door in Duitsland na zijn fantastische fietsreis. Héél voorzichtig, stap voor stap, bouwde hij zijn leven weer op. Het scheelt dat ik niets meer in Nederland hoef op te bouwen, ik hoef alleen maar af te bouwen. Ik ga het positief tegemoet treden. Nederland wordt mijn volgende reisbestemming. Benieuwd wat er in dat curieuze, kleine staatje te beleven valt.
-
28 Maart 2014 - 09:48
Monica:
Een heel verhaal, ik moest er even voor gaan zitten :D Goede reis naar je volgende -reeds bekende bestemming! En waarschijnlijk loop ik je nog wel een keer ergens tegen het lijf. Of je komt even langsfietsen :D
-
08 April 2014 - 15:42
Ariane:
Waarschijnlijk ben je ondertussen al in Nederland en het zou leuk zijn, ook hier nog wat te horen, zeker voordat je weer verder reist.
Je ervaringen over Indonsesie komen heel bekend voor. In Australie en Nieuw-Zeeland zijn ze net zo nieuwsgierig en gastvrij, maar er zijn zoveel minder Aussies en Kiwis. En er zijn weinig moskeeen.
In ieder geval tot horens of tot lees'
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley