De beproevingen voor de Colombiaan Piceh Bule
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
09 Maart 2014 | Indonesië, Jogjakarta
En het deed me goed, een dag rust. Even een dag geen 'Hello mistèèèèrrr, how are you', alleen de stilte van mijn hotelkamer. De batterij was weer opgeladen, ik kon er weer tegen. En dat was maar goed ook, want er stond me een forse reeks beproevingen te wachten. Het begon al op de eerste avond. Er lag een losmen op de route, een eenvoudig pension voor locals. Wildkamperen was uitgesloten, er was nergens een stukje grond te vinden dat niet in gebruik was, dus was dit dé gelegenheid om eens kennis te maken met lokale vormen van accommodatie. Soms lijkt het aanbod acceptabel op het moment dat je er je intrek neemt, maar wordt later pas duidelijk welk drama je te wachten staat. Je moet soms pijlsnel kunnen inschatten of je een nacht rust gaat krijgen of een strijd gaat leveren tegen de omstandigheden. Deze dag faalde mijn inschattingsmechanisme. De kamer was een hok met een bed, een tafel en stoel en een ventilator. Het was ruim 30 graden in het hok en uit de ventilator bleek slechts een wuft briesje te wapperen. Vaak hadden ventilatoren in deze hoek van de wereld drie standen: keihard, keiharder en keihardst. Maar niet hier dus. Het mechanisme om het briesje op mijn lichaam te richten was kapot dus werd het een permanente kwestie van wachten tot het zuchtje weer eens mijn kant op kwam. Daarna werd ik mij bewust van de staat van het beddengoed. Eén ding was duidelijk, de lakens werden hier nooit gewassen. De geur van het lichaamsvocht van misschien wel honderden voorgangers bereikte mijn neus. En toen arriveerde de muggenbrigade. Ik besloot mijn tent op te zetten, op het bed. Als ik daar in ging liggen dan was ik beschermd tegen muggen, bedwantsen en onwelriekendheid. Maar het briesje bereikte me niet meer en het was ook nog eens een paar graden warmer in de tent. Druipend van het zweet kroop ik er weer uit.
Er was ook nog een gemeenschappelijke badkamer met toilet. Voor het eerst werd ik op deze reis geconfronteerd met echte viezigheid. Dat men in grote delen van de wereld de voorkeur geeft aan een schijtput in plaats van een toilet waar je op kunt zitten, daar ben ik wel aan gewend. Maar daar bleef het hier niet bij. Er was een stenen kuip met water. Of het water groen was of dat dat alleen maar zo leek door de vuile binnenwanden van de kuip weet ik niet. Het kraantje waarmee de kuip gevuld werd bevond zich direct boven het wateroppervlak, er leek geen mogelijkheid te zijn om bij het kraanwater te komen zonder het groene water te raken. Het water wordt gebruikt om het lijf te wassen, maar ook een specifiek deel van het lijf na de stoelgang. Ik vroeg me af in hoeverre men erin slaagde het schone, groene water gescheiden te houden van het lichaamsvuil. Hoeveel faecaliën zouden er rondzweven in het badwater? Ik raakte niets aan en verliet de badkamer. Ik moet weleens lachen om het verzoek bij tankstations of je vóór het betreden van het toilet wel je schoenen uit wilt trekken. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat je die zorgvuldig aangebrachte lagen urine op de vloer gaat bevuilen met je vieze schoeisel. Hoe dan ook, ik stopte de tent weer in de tentzak, blies mijn slaapmat op en legde die op bed, smeerde me volledig in met een muggenwerend middel en ging liggen. Maar er was natuurlijk nog dat eigenaardigheidje dat je in ieder derdewereldland aantreft. Men is dol op volume, geluidsoverlast komt in het woordenboek niet voor en onderlinge communicatie in pensions vindt plaats door middel van schreeuwen.
Het werd een kwestie van wachten. Wachten tot ik weer kon vertrekken. Met wat geluk zou ik nog wat slapen. En dat lukte zowaar nog een paar uur. Nooit meer een losmen, dacht ik. Maar een paar dagen later deed ik het weer. Ik had geen keus. En die keer was het allemaal verrassend acceptabel.
De nachten in de tent werden ook een beproeving. Het koelt buiten nauwelijks af 's nachts. De grens tussen slapen en wakker liggen door de hitte ligt bij mij bij 29 graden. Het was steeds maar de vraag of de temperatuur onder die grens ging komen gedurende de nacht. Eenmaal lag ik 's nachts wakker, lekkend, zuchtend, en ik zong een lied op de melodie van 'Ace of spades' van Motörhead:
Bijna halluf drie
Maar koeler wordt het nie
Ik zweet nog steeds
Ik zweet nog steeds
Het was in die nacht dat ik meende mezelf mooi verstopt te hebben, achter een leegstaand huis met een groot slot erop. Achter het huis was namelijk een overdekt gedeelte met wat bouwmateriaal en ruimte voor de tent. Maar in Indonesië heb je nooit de garantie van rust. Overal kunnen mensen opdoemen, en op deze plek overdreef men een beetje. Er was veel rumoer toen ik wakker werd. Luide gesprekken. Ik ging eens buiten kijken en het bleek dat de ruimte vóór dit huis een hangplek voor volwassenen was. Er stonden zo'n 40 brommers en er zaten ongeveer evenveel mensen op de betonnen vloer. Ik was natuurlijk al lang ontdekt dus zaten er ook een paar op korte afstand van mijn tent. Maar het was ochtend, de nacht zat er op en na wat vriendelijke begroetingen over en weer kon ik weer verder fietsen.
En na nog een paar dagen fietsen lag Sumatra achter me. Ik nam een boot en twee uur later stond ik op Java. En de wereld om me heen veranderde. Ik reed een stuk langs de kust en voor het eerst op mijn route was Indonesië mooi. Ik begon eindelijk te fotograferen. Ook de mensen waren anders. Het leek gedaan met de nieuwsgierige jeugd die graag Engels wilde praten. De jeugd achter de kassa's van de buurtsupers beperkte zich tot de standaardconversatie. Anders nog iets? Heeft u een klantenkaart? En de tijd dat men met mij op de foto wilde lag achter me. De originaliteit in de begroetingen verdween. Ook hier alleen nog de standaardconversatie, hooguit met wat nuanceverschillen. Men riep geen 'Hello, mistèèèèrr' maar 'Hello, mistaaaaarr'. Het 'How are you' bleef en er kwam een nieuw woord bij: Bule. Het wordt vooral door kinderen geroepen en het betekent gringo, farang, mzungu, witman.
Kinderen, kassameisjes. Soms heb ik mijn twijfels over hun herkomst. Eenmaal pauzeerde ik op de parkeerplaats van een buurtsuper toen er een gezinnetje op een brommer aankwam. De brommer werd in mijn buurt geparkeerd, vader ging boodschappen doen, moeder liep naar een kraampje en een klein meisje bleef achter op de brommer. Haar gezicht was half verminkt, vermoedelijk door brand. Ze begon naar me te staren. En ze hield niet meer op. Nu kun je een klein, mismaakt meisje zijn maar ik ga gewoon de uitdaging aan. Ik begon terug te staren. Kijken wie dit het langste volhield. Haar uitdrukking veranderde. Met een ijzige blik keek ze me aan. Verdomme, die gaat het met glans winnen. Dit kind komt recht uit de hel! Maar plots zag ik angst in haar ogen. 'Mama', riep ze, en draaide haar hoofd om. Toch nog een eenvoudige overwinning.
Mensen waarschuwen je wel eens voor slechte mensen die je mogelijk op je reis gaat treffen, maar overal kom ik alleen maar goedheid tegen. Als ik me een slecht mens voorstel is dat meestal een ongeschoren, gewapende man die ronddwaalt in het bos rond mijn tent. Maar in het echt is alles anders. Ik rekende eens mijn boodschappen af bij een vriendelijk lachend meisje achter de kassa. Het was 50.000 rupiah, zei ze, zo'n 3 euro. Dat vond ik een opvallend rond bedrag en ook wat veel voor wat ik wilde kopen. Ik vroeg om een bonnetje. Die kreeg ik en er stond een totaalbedrag van 41.100 rupiah op. 'Oh, ik vergat de korting', zei ze, 'Sorry!' Ze gaf me 4500 rupiah terug. 'Dan mis ik nog steeds zo'n 4500 rupiah', zei ik. 'Nee, dat is de korting. Die heeft u teruggehad'. Ik trok er een paar minuten voor uit om het bedrag voor te rekenen, en voor het gemak rondde ik de bedragen af. 'Ja kijk, u noteert verkeerde bedragen. Daarom klopt uw berekening niet'. Ik verloor een klein beetje mijn geduld. 'Sorry, maar ik begrijp uw Engels soms niet goed en daarom gaan er dingen verkeerd', zei ze later. Mijn Engels tastte haar kassavaardigheden aan. Uiteindelijk kreeg ik toch nog wat geld terug, maar ze rondde het bedrag af op 42.000 rupiah. 'We werken niet met die kleine bedragen. Zo gaat dat in Indonesië', verklaarde ze. Dat klopte, maar ze had het bedrag in de verkeerde richting afgerond. Ik keek nog eens naar de bon. De mandarijn kostte 66 cent. Dat vond ik wat veel. 'Die prijs heeft de kassa bepaald', legde ze uit. 'En wie heeft bepaald dat deze mandarijn 400 gram weegt?', vroeg ik, kijkend naar de bon.
'U krijgt van mij een extra mandarijn.'
'Ik wil geen extra mandarijn, ik wil een eerlijke prijs.'
Ze liep naar de afdeling fruit en pakte drie mandarijnen.
'Laat maar. Hou je mandarijn maar en geef mij mijn geld terug.'
Ze gaf me het geld van de mandarijn terug, iets minder dan ik ervoor betaald had. 'Sorry dat het zo misging', lachte ze vriendelijk. Mijn humeur was aangetast, maar toch stond daar gewoon een aardig meisje. Buiten liet ik de hele conversatie nog eens de revue passeren en toen drong alles goed tot me door. Ze had de korting willen houden, had zichzelf nog een fooi toebedeeld, had gerommeld met het gewicht van het fruit en bedragen in haar voordeel afgerond. Ze had me vier maal pogen te belazeren in één transactie en blééf alsmaar doorgaan. Dit kind kwam wél recht uit de hel. Dit was de duivel zelf.
Ik kreeg materiaalpech. Ik had een lekke band en keek wat er aan de hand was. Het was weer een oud lek. Lucht baande zich onder de plakker een weg door losgelaten lijm. Ik pakte mijn reserveband en legde die om mijn wiel. Ik kwam er niet ver mee, deze band had hetzelfde euvel. Ik had nu twee lekke banden met plakker op plakker op plakker. Bij één band poogde ik oude plakkers te verwijderen en het lek opnieuw af te dichten. Maar het was een hopeloze zaak. Door de plakker- en lijmresten was de band niet goed meer te plakken. Ik stond al weer met een lekke band voordat ik mijn reparatieset weer opgeborgen had. Ik waagde nog één wanhoopspoging. Ik plakte de andere band opnieuw en verstevigde de boel met een extra plakker aan beide uiteinden. Ik pompte de band weer op, het leek goed te gaan, maar met een luid gesis werd het verhaal beëindigd. Ik keek nog eens naar de band. De lijm was sterk genoeg geweest, de plakkers zaten op hun plek maar op de plaats van het gat in de band was de plakker geëxplodeerd. Dit was een hopeloze missie. Hier viel niet tegen te vechten. Ik plukte aan de band en keek als een zombie naar de grond. Ik had geen oplossing meer. Maar dan gaan de hersenen weer draaien en dan wordt het toch weer vrij simpel. Ik moest gewoon naar de dichtstbijzijnde plaats waar ik een nieuwe band kon krijgen. Gelukkig was ik gestrand voor het huis van de uiterst behulpzame Rahmat. Hij reed me naar die plaats in zijn auto. Met een band die perfect paste reed ik de volgende dag tegen het middaguur weer verder.
Mijn visum moest een week voordat hij zou verlopen verlengd worden en dat wilde ik in Bandung gaan doen, maar door het oponthoud door de binnenband én omdat ik door een regio was gereden met de zwaarste hellingen die ik ooit op deze reis was tegengekomen was ik dermate vertraagd dat ik niet verder kwam dan het kleine stadje Sukabumi. Ik kwam aan op een woensdag en kon pas donderdag terecht bij de immigratiedienst. Ik kreeg te horen dat ik bij verlenging een bewijs moest hebben dat ik het land weer zou verlaten en ik moest diverse formulieren invullen. Ik kon dit op zijn vroegst vrijdag inleveren en de afhandeling zou vier werkdagen duren. Ik zou pas donderdag weer kunnen vertrekken en zat hier dus nog zeven dagen vast. Zeven dagen! In dit gat! Ik probeerde na te gaan hoeveel drank ik nodig had om hier de week door te komen maar kwam er tot mijn ontsteltenis achter dat dit hoekje van de aardbol droogligt. Er is in het openbaar geen drank verkrijgbaar. Dat was de druppel. Er moest een andere oplossing komen. Voor een beter begrip van de situatie is het goed om te weten dat ik het inmiddels niet meer zo naar mijn zin had in dit land. Er is simpelweg veel te veel verkeer hier, het is veel te druk en gevaarlijk, iedere meter grond is in gebruik, overal huizen, mensen, landbouw. Op Sumatra kon ik nog kamperen, Java was vol. En de weg was vaak geen weg maar eerder een uitgehard teergolfslagbad, met de grootste golf op het stuk waar ik geacht werd te fietsen. Ik zou het niet erg vinden dit eiland, of dit land, te verlaten. Het was niet de leukste fase van de reis. Ik was neerslachtig, genoot nergens meer van. Ik wist het niet meer. Wat moest ik? Ruwweg kon ik drie dingen doen. 1. Stoppen, naar huis gaan en met een goed plan de reis hervatten. 2. Doorgaan 3. Indonesië verruilen voor een ander land.
Stoppen was onacceptabel. Dit was zo'n schitterende reis geweest en om dat op deze manier te laten doodbloeden was onverteerbaar. Dit deel van de reis moest op een waardige manier afgesloten worden. Dat zou ook niet lukken als ik gewoon doorging. Deze bureacratie was zo tijdrovend dat ik alleen nog tijd voor Java zou hebben. Ik wilde dolgraag naar Bali maar dat zou er bij inschieten. Als ik ervoor zou kiezen Indonesië in te ruilen voor een ander, nog niet bereisd land in de regio, dan kwam alleen Taiwan in aanmerking. Ik had veel tijd nodig om een keuze te maken. Zolang ik geen ticket had naar Nederland kon ik mijn visum niet verlengen. Ik overwoog een vlucht naar Taiwan, daar had ik geen visum nodig, en ik overwoog een vlucht naar Bali via Singapore of Maleisië. Ik zou dan op Bali een volledig nieuw visum ontvangen. Maar om nu twee keer binnen een maand te moeten vliegen met een in een doos ingepakte fiets... Ik had er geen zin in. Uiteindelijk koos ik ervoor de huidige reis voort te zetten. Ik zou zonder fiets op één dag heen en weer vliegen naar Maleisië en bij terugkeer een nieuw visum krijgen. Ik zou dus niet meer hoeven wachten. Ik zou de reis maximaal oprekken door de terugvlucht naar Nederland naar begin april te verschuiven, naar de dag dat visum en ziektekostenverzekering mij dwingen terug te vliegen. Op die manier zou er voldoende tijd zijn voor Bali.
Opvallend aan Java is het aantal mensen dat in zwarte shirts rondloopt. Niet altijd zijn dat metalshirts. Wat dat betreft heb je hier het idee dat je op de Zwarte Cross rondloopt. Je ziet iemand en denkt: 'Welke bandnaam staat er op zijn shirt?', maar dan kom je dichterbij en dan lees je Be Wild, Garage Kiekens of Korn. Maar in andere gevallen zijn het wel degelijk death metal shirts. Ik werd geroepen door een groepje death metal fans. Ze waren aan het drinken. Het bleek een soort rode wijn te zijn. Ze lengden het aan met Fanta Stroberi. Deze wijn was een drank die ergens onder de toonbank verkocht werd. Ze waren bereid mij naar zo'n toonbank te brengen en dus bevond ik mij op één van de avonden in Sukabumi toch nog op mijn hotelkamer met 3 flessen wijn. Ter vermaak zette ik muziek op en bekeek mijn eigen foto's van de afgelopen 11 maanden. Dat had ik misschien niet moeten doen. De tranen sprongen in mijn ogen, maar de drank zal hierin mede een aandeel hebben gehad. Wat een avontuur was het geweest. Ik zag die immense leegte van Kazachstan terug. Ik was daar, ik zwoegde daar door de hitte, met al dat water achterop mijn fiets. Een spoorlijn, een groep kamelen en af en toe een passerende vrachtwagen en verder alleen zand en struiken en een belabberde piste. Wat een machtig, schitterend avontuur! Ik zag mezelf liggen in een rioolbuis om te ontsnappen aan de hitte. Ik had een sjaal om tegen de vliegen. Het was een fantastisch gevecht. En dan die weidsheid van Kirgizië. De bergweiden, de yurts, arenden in de lucht. Ik, alleen, in die leegte. En wat was ik nu aan het doen? Dit was alleen maar werk. Van A naar B rijden. De verplichte kilometers maken. In al die nare drukte. Het geroep negerend. Om maar op een plek te komen waar het weer leuk is. Of om het eindpunt te halen. Het was allemaal wel vol te houden, ik was in beweging, maar het was zo..... niks. Waar was ik eigenlijk mee bezig?
Ik reed 100 km naar Bandung, vloog naar Kuala Lumpur en terug en mocht weer een maand fietsen. Jippie. Meteen kreeg ik weer materiaalpech. Ik meende een slag in mijn achterwiel te hebben, geen zijwaartse slag maar een hoogteslag. Die zijn lastig te verhelpen. Het zwabberen werd dermate hinderlijk dat ik actie moest ondernemen. En toen ik echt met mijn neus bovenop het probleem zat bleek de slag in het wiel nog acceptabel te zijn. Het was de band, die tractorband van het gerenommeerde merk Schwalbe die pas 2270 kilometers gemaakt had, dáár zat de slag in. Toen ik de band uit de velg haalde zag ik dat deze bezig was uit te scheuren, net als me eerder in China overkomen was. In een winkel met kinderfietsjes kocht ik een nieuwe band voor 2,40 euro en reed daarna weer kaarsrecht. In vier dagen reed ik van Bandung naar Jogjakarta. Op de eerste van die vier dagen regende ik volledig nat. In het hotel die avond merkte ik dat mijn Ortlieb tassen niet waterdicht meer waren. De tassen waren beschadigd en de doorwadingen op de ondergelopen wegen hadden mijn frisse, droge, schone kleren geen goed gedaan. Alles was gewassen tijdens mijn langdurige verblijf in Sukabumi maar nu kon ik alles weer uithangen.
De was was weer redelijk droog de volgende dag. Maar de regen had iets bewerkstelligd. Want terwijl de hemel op me neerviel, terwijl ik door diepe waterstromen reed en vrachtwagens waaiers van water over me heen wierpen ging er een knop om. 'Kom maar jongens. Schijt maar op mijn kop. Kom maar op met al die ellende. Kook me gaar in mijn tent, verniel mijn binnen- en buitenbanden, pak mijn drank af, tater de hele dag aan mijn kop, rij me de berm in en verzuip me!' Ik begon tekenen van krankzinnigheid te vertonen. Luidkeels zingend reed ik door de regen: 'Juliana, moeder van Holland. Juliana, reik ons de hand.' Die krankzinnigheid redde me. Want het vervolg van de rit werd draaglijk. Ik stopte met serieus zijn. Want serieus zijn was vermoeiend en krankzinnigheid leuk. In Oezbekistan hadden mensen mij gevraagd waar ik vandaan kwam en ik had geantwoord: 'Galandia'. Niet zelden vroeg men dan: 'Colombia?'. Nu klinken Galandia en Colombia nog enigszins hetzelfde. Maar Indonesiërs maakten het veel bonter. Als ik zei 'From Holland' kreeg ik ook hier regelmatig de vraag: 'Colombia?'. Ik kon twee dingen doen. Ik kon bij thuiskomst wat logopedielessen nemen, maar ik kon ook gewoon praktisch zijn en direct beweren dat ik uit Colombia kom. En noemden kinderen mij Bule? Dan heet ik Bule. Of Pietje. Of allebei.
'What is your name?'
'Pietje'
'Piceh?'
'Si senor. Buenos tardes.'
Op de laatste dag naar Jogjakarta nam ik een alternatieve route. Voor het grootste deel mooi asfalt. Nauwelijks verkeer. Indonesië leek hier op het land zoals ik het me voorgesteld had. Palmen langs de weg, palmbladeren boven de weg. Een rijstboer op een fiets. Ik kon voor het eerst in Indonesië muziek draaien tijdens het fietsen, eindelijk hoefde eens niet alle aandacht uit te gaan naar het overige verkeer. Ik moest de resterende zes fietsdagen op Java maar eens mijn best gaan doen meer van dit soort wegen te vinden. Rust en gereguleerde krankzinnigheid moeten er voor gaan zorgen dat ik Bali daadwerkelijk bereik.
Maar nu is er Jogjakarta. Voor het eerst sinds Melaka, een volle maand geleden, zit ik weer onder soortgenoten. Elders op de route heb ik ze niet kunnen vinden. Het hostel is heerlijk, het heeft een zwembad, tuinen, een keuken en een koelkast met bier. Volop Nederlanders, en ook Amerikanen. Leuk volk wel, die Amerikanen. Ik ga hier even bijkomen. Mijn benen willen wel verder, die hebben geen rust nodig. Het is mijn hoofd, dokter.
-
09 Maart 2014 - 12:38
Erik:
F.A.N.T.A.S.T.I.S.C.H. Dank je wel, Ries! -
09 Maart 2014 - 13:22
Angela :
Geweldig weer om te lezen Richard! X -
17 Maart 2014 - 14:43
Lies:
Hallo Richard
Wat een prachtig verhaal vol emoties, nijd en vreugde en krankzinnigheid,je moet toch wel sterk zijn zeg.
Heb genoten van je verhaal en denk echt dat je er een boek van moet laten maken,je leest het makkelijk en wilt niet meer stoppen.
Weer ga ik het zeggen,je zal het zat zijn onderhand.
RESPECT MAN,wat een energie en pit,toch ook veel ellende met de duiveltjes,goed dat je niet op je bekkie bent gevallen anders werd je overal flink genaaid.
En dan dat stuk over die slaapplaats,gatverdamme zeg,je zou er een ongeneeslijke ziekte oplopen met al die vuiligheid.
Je noemde het geloof ik een losmen,nou dan heb je wel betere plaatsen gehad om te slapen toch?
Nu hopen dat je een voorspoedige reis hebt verder zonder narigheid en ellende en dan gaan we je als alles goed gaat toch eens zien in NL.
Hou het nog even vol,en ik wens je een hele fijne reis verder.
Be strong and Happy,je bent sowieso al een winnaar.
Gr Lies
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley