Ziekenbroeder in roze wolken
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
16 Februari 2014 | Indonesië, Palembang
In één dag reed ik het Maleisisch schiereiland over, van oost naar west. Maleisië zag er hier duidelijk anders uit: in het zuiden van het land krijg je het idee dat je in China bent beland. De middenstand is geheel in handen van Chinezen en hier en daar nog een verdwaalde Indiër. Ook op straat zijn Chinezen veruit in de meerderheid. De wereld van de sluiers en moskeeën was dus niet zo alomtegenwoordig als ik dacht. Na nog een dag fietsen langs de westkust bereikte ik Melaka tijdens de viering van het Chinese nieuwjaar. Het was er erg druk, veel hotels en guesthouses zaten vol. Het was het vierde Chinese feest waar ik middenin viel, na de festiviteiten in Hongkong, Chengdu en Vientiane. Chinezen hebben geen nationale feestdagen, zij hebben nationale werkdagen.
Het werd hoog tijd voor een verandering want ik kreeg het gevoel dat ik op een verkeerd spoor zat. Ik was langzaam maar zeker een fietsende kluizenaar geworden. Als ik niet buiten lag had ik een eigen kamer met badkamer. Ik maakte mijn eigen koffie, thee en noedels, en 's avonds at ik uit blik. Als ik ergens de beschikking had over een keuken, heet water of gratis koffie en thee dan maakte ik daar geen gebruik meer van. Een inbegrepen ontbijt lokte me nergens meer naar binnen. Ik was van alles voorzien en had niets en niemand nodig. Maar dat begon te knagen. Ik dacht regelmatig terug aan de geweldige tijd die ik gehad had in Baku, en in Batumi. Dorm rooms, veel contacten, gezelligheid. En ik begon me te realiseren dar er geen nieuwe, soortgelijke ervaringen bij gingen komen als ik op de huidige weg doorging. In Nederland krijg ik van Bettina, een goede vriendin, wel eens een berisping als ik me een paar weken niet in de kroeg heb laten zien: 'Zeg eh, gaan we de kluizenaar lopen uithangen? Jaaaaa, vink nie gezond. Gewoon weer wat vaker je gezicht laten zien'. En zo was het. Ineens leek het heel raar dat ik 7 dagen in Hoi An en 6 dagen in Phnom Penh had doorgebracht in een isolement. Maar kon ik het mezelf kwalijk nemen? Nee, het was wat ik op dat moment wilde. Het was ook een reactie op minder aangename verblijven in dorm rooms. In Hongkong en Hué (Vietnam) had ik geen aansluiting gevonden, het was er veel te druk en onoverzichtelijk. Maar niet alleen dat, ik bleek ook een allergie te hebben die ik nog niet kende van mezelf. Ik blijk allergisch te zijn voor Amerikanen. De verstandhouding is vaak erg moeizaam. Het begint al bij de begroeting, daar verstoppen ze meestal een onduidelijke vraag in: 'Heyhowzgome'. Ik zeg dan maar gewoon 'Heuj'. Verder laat ik ze alles herhalen wat ze zeggen want ik versta niets. Ze praten namelijk even snel of mompelen even onverstaanbaar als thuis tegen hun buurman, met hetzelfde lokale accent. Daarna eisen ze alle voorzieningen op en vullen de openbare ruimtes met hun ego's. Luidkeels skypen ze met het thuisfront of terroriseren de aanwezigen met een lang verhaal. Hun zelfvertrouwen is grenzeloos, hun schaamte niet bestaand. In de Kaukasus zag je ze nauwelijks, en wat was het leuk in Batumi en Baku. In China en Vietnam waren ze een plaag. In Maleisië zijn ze even zeldzaam als de malariamug dus kon het roer weer om. Ik zocht de medemens weer op. Niet gelijk 'cold turkey' in een dorm room, maar toch een kamer met gedeeld sanitair in een goed gevuld guesthouse. Melaka, mijn eindstation op het vasteland, bleek een aangename, historische stad te zijn met een Nederlands verleden. De windmolen die ik aantrof was misschien niet geheel authentiek, maar de kanalen en de grafstenen waren dat wel. Die grafstenen waren tentoongesteld in een bouwsel op een heuvel midden in de stad. De heuvel deed me denken aan die in Ljubljana in Slovenië, en het eerste wat ik dacht toen ik het zag was: 'Hé, zo'n heuvel zag ik pas geleden ook'. Pas geleden. April 2013. Dan realiseer je je ineens hoe lang je al weg bent en hoezeer de tijd vliegt. Ik slenterde door de oude binnenstad en door parken en langs vele musea en bereidde me voor op het vervolg van de reis. 's Avonds sprak ik met Timo, een gepensioneerde Fin die hier een handel op wilde gaan zetten. Hij was ook fietser. Ik vertelde hem dat ik twijfels had over de achternaaf van mijn fiets, die leek minder stabiel dan voorheen. Hij zei dat het hoog tijd werd dat de lagers gesmeerd werden. Ik dacht dat ik gelezen had dat deze slechts eens in de twee jaar gesmeerd hoefden te worden, maar ik zocht het nog eens op en zag tot mijn schrik dat dat voor de pedalen gold. De wiellagers hadden al na 10.000 km gesmeerd moeten worden en ik zat ruim op het dubbele. Ik mocht blij zijn dat ik nog wielen had. Het was duidelijk dat ik hier niet nog 3000 km mee door kon rijden in Indonesië, hier moest ter plekke iets aan gebeuren. Maar ik moest wachten op de eerstvolgende nationale werkdag en dat duurde nog een paar dagen. Verplicht rust. Maar dat was niet erg, ik zat hier goed. Maar het knagen ging nog even door. Mijn kamer bevond zich op de derde verdieping, keuken en gemeenschappelijke ruimtes op de eerste en tweede verdieping. Ik zat dan wel af en toe in zo'n gemeenschappelijke ruimte, maar at en dronk nog steeds op mijn kamer. Ik was het zat en ik was weer klaar voor de sprong. Ik gaf mijn privékamer op en verhuisde naar de dorm room. Ik ontbeet aan de keukentafel, dronk de koffie van het huis, bereidde weer eens een maaltijd. Internetten deed ik in de huiskamer. En het effect was groot. Ik zat weer midden tussen de mensen en ik was vergeten hoe goed dat voelde. Ik had gesprekken aan de eettafel, in de huiskamer, in de keuken. En daar bleef het niet bij. Ik lag in de dorm room vlakbij een Oriëntaalse schoonheid. En die liet mij niet geheel onberoerd. Maar van dat soort dingen had ik wel vaker last de laatste tijd. Mijn lijf vindt al dat gezonde gefiets wel prettig maar er is een biologisch mechanisme werkzaam dat dat fietsende leven maar niets vindt en voortdurend roept: 'Zeg, zou jij niet eens een leuk vriendinnetje gaan zoeken en ergens een nestje bouwen?'. Maar in die valkuil ga ik natuurlijk niet trappen en dus negeer ik meneer Bio en blijf ik in vrijheid doorfietsen. Maar meneer heeft wat gore trucs achter de hand. Zo komt het regelmatig voor dat hij een dame uit het reisarchief plukt en dan heel geniepig wat dopamine vrijlaat. Dan zit ik plots met die dame in gedachten en denk ik ineens: 'Zo, in plaats X heb ik het wel fors laten liggen zeg! Dat was eigenlijk een beeldschone meid / lekker rebelse chick / leuke stoeipoes. Maar ik heb alleen maar 'hallo' gezegd / werd veel te dronken / fietste te vroeg weer verder / sloot mezelf op. Ik moet via die-en-die proberen haar gegevens te achterhalen / haar eens een bericht sturen op Facebook.' En dan rijd ik twee dagen in een roze wolk en dan is het weer over. Het is wat met die hormonen. Eindelijk was mijn testosteronspiegel weer gelijmd, krijgen we dit soort fratsen. Wat was het leven een half jaar geleden toch een stuk simpeler. Toen had ik alleen last van empedrine, het hormoon dat de behoefte aan het luisteren naar muziek reguleert.
Kreeg ik de dopamine tot op heden achteraf toegediend, nu kwam meneer Bio ter plekke in actie. Ik ontwikkelde een zekere genegenheid voor de genoemde Oriëntaalse dame. Ik keek naar de puinhopen rond haar bed. Wat miste ik die meisjesklerebende in mijn leven. Die bergen kleding, shampoos, crèmepjes, frutsels. Bij mij is alles altijd opgeruimd en nog net niet uitgelijnd. Het lot hielp mij een handje in de toenadering. Ze hield namelijk zoveel van slapen dat het een beetje dubieus werd. Ik vroeg of er iets scheelde en ze piepte dat ze buikpijn had. Ik vroeg of ze iets verkeerds gegeten had of dat het door de warmte kwam, maar nee, het was gewoon buikpijn. Ik vroeg maar niet verder door, voor je het weet bemoei je je met dingen waar je als man niets mee te maken hebt. Wel vroeg ik of ik iets voor haar kon doen, of ik iets voor haar moest halen. Ze piepte iets dat ik niet kon verstaan. Ze wees op haar telefoon. 'Yoghurt' stond er. En dus had ik een missie. Ziekenbroeder gaat op pad om yoghurt te kopen in de stad voor zijn Japanse patiënte. En dus bracht ik haar yoghurt. En hield nadien een oogje in het zeil. Ik had aan haar bed willen gaan zitten. In de gaten willen houden of het goed met haar ging. Ik zou voor haar willen zorgen, nu maar ook morgen. Heel mijn leven. Voor haar en voor onze dochtertjes, Nakumi en Suna, twee dotjes met aan beide zijden van hun gezichtjes mooie staartjes. We zouden wonen in een mooi doch sober houten huis aan de rand van het bos, met uitzicht op zee...
Meneer Bio, opzouten. Er moet weer gefietst worden.
De fiets was er klaar voor en ik ook. Ik had een ticket voor de ferry naar Dumai in Indonesië. Vlak voor ik vertrok stond ze plots voor me. 'Thank you', zei ze stralend. Ze was zichtbaar opgeknapt. We konden nog net even fatsoenlijk kennismaken. Even later stond ze beneden in de deuropening. Ze zwaaide en zei: 'Take care'. In een roze wolk reed ik weg.
Ik sliep door de halve bootreis heen en was aan de overkant voor ik het goed en wel doorhad. Ik kreeg een visum voor een maand die ik na drieënhalve week moest verlengen. Ik kon direct geld pinnen en ging op pad. Dit was andere koek hier. Afgelopen met het strakke asfalt. Ik had in Melaka toch maar afstand gedaan van mijn redelijk gladde achterband en had weinig andere keus gehad dan een 'tractorband', maar dat bleek direct een hele goede zet te zijn. Regelmatig reed ik door zand en gras door het ontbreken van voldoende asfalt. Ik werd hartelijk verwelkomd door de bevolking. 'Zo, hou jij er niet van als mensen constant je aandacht proberen te trekken? Dan wens ik je veel succes in Indonesië', had Frédéric enkele maanden eerder gezegd tijdens een maaltijd in Laos. Ik had enige vrees gehad, maar ik werd aangenaam verrast. Een man op een brommer vroeg waar ik vandaan kwam. Na mijn antwoord begon hij te zingen: 'En we gaan nog niet naar huis, nog langer niet, nog langer niet...'. Hij nodigde me uit voor koffie, maar ik kwam net uit een restaurant en sloeg het aanbod af. Even later reden er twee gesluierde meisjes naast me op een brommer. De voorste riep: 'What is your name?'. Daarna wilde ze nog iets zeggen, maar leek het vergeten te zijn en ze reed door. Maar vervolgens hield ze toch even in en riep vol overgave: 'I love you!'. Even later reed ze me weer voorbij nadat ze haar vriendin had afgezet en maakte een kusgebaar. Welkom in Indonesië.
Een volle week rijd ik door. De nachten breng ik buiten door. Het probleem met mijn tent had ik in Melaka opgelost. Het was duidelijk dat ik met de oude tent zo goed als niets meer kon aanvangen zonder tentstokken dus dacht ik bij nezelf: 'Als ik een nieuw tentje vind voor een paar tientjes dan neem ik hem.'. En ik vond er één. En het bleek nog een uiterst acceptabele tent te zijn ook. Een groot voordeel was het 'raampje met gordijn'. Ik kon mijn fiets en de buitenwereld in de gaten houden en ook gewoon van het uitzicht genieten. Mijn oude tent bestond uit binnen- en buitentent; om naar buiten te kijken moest je de buitentent openzetten. Ik was ook echt aangewezen op mijn tent, accommodatie was hier nauwelijks. De eerste nacht kon ik niets anders vinden dan een tankstation met een stuk gras om te overnachten, maar hoe verder ik zuidwaarts reed hoe meer zandvlaktes en stukken wildernis ik vond. Eenmaal was het níet zo eenvoudig. Ik vond een vlak stukje langs de weg, op 20 meter van een huis. Aan de man die bij het huis stond vroeg ik of ik er kon staan, maar de man bood me zijn schuur aan. Dankbaar zette ik er mijn tent op en ging er in liggen. Terwijl ik wat dommelde ging er buiten een generator aan. De schuur lag vlak langs de weg en de uitlaatgassen waren wat hinderlijk. Of was het die generator? Na een tijdje werd de stank wel heel erg en ik zag dat de schuurdeur was dichtgedaan. Ik kroop de tent uit, ging eens op onderzoek uit en zag een tochtige deur naar een naastgelegen vertrek. Ik opende de deur en zag de walmende generator. Ik was hier bezig vergast te worden. Nu word ik graag vergast, maar dan wel als vervoeging van het werkwoord vergasten. Ik brak de tent af en zette hem alsnog buiten op.
Een paar dagen later zag ik een zandvlakte waar ik mooi mijn tent op kon zetten maar moest daarvoor door een openstaande poort. In het huisje naast de poort vroeg ik uit beleefdheid of ik er kon slapen. Het was uiteraard geen probleem. Wel had ik ineens een sliert meisjes achter me hangen. Ze volgden me, wilden met me op de foto en probeerden wat Engels uit. Het onderwerp religie verliep wat problematisch.
'Wat is je geloof?', luidde de vraag.
'Niets. Ik heb geen geloof', was mijn antwoord.
Ze probeerden het nog eens.
'Christen? Moslim? Katholiek?'
Ik herhaalde mijn antwoord. Ze smoesten wat onderling. Hij begrijpt het niet. We proberen het anders.
'Jezus? Allah?'
Ik zei maar dat ik fan was van Herman Brusselmans. Die kenden ze niet. Later kwamen ze broodjes brengen. Ook de man van het huis bij de poort kwam broodjes brengen.
Maar de meeste nachten lag ik ergens onzichtbaar in een hoekje van een vlakte, of tussen de bomen. Het standaardgeluid dat je hier 's avonds hoort is het gepruttel van brommertjes. In Nederland hoor je brommers duidelijk optrekken tijdens het rijden. Daar doet men hier niet aan. Als je hier een brommer koopt zet de verkoper hem voor je in de derde versnelling en daarna is het de bedoeling dat je nooit neer aan het schakelmechanisme zit. Je pruttelt weg en blijft voor altijd 25 km/u rijden.
En overdag maakte ik mijn kilometers. Fotogeniek was de omgeving nergens. Ik blijkbaar wel want overal wilden mensen met me op de foto. De weg was veelal goed maar krap en vaak moest ik de berm in want een vluchtstrook was hier nergens. Ik kreeg de wonderlijkste kreten naar mijn hoofd. Voor een huis stonden een man en vrouw. De vrouw riep naar me: 'I miss you!'. Een andere vrouw riep: 'Are you ready?'. De mooiste vraag vond ik deze:
'What are you?'
Tsja, wat ben ik. De geleerden zijn er nog niet uit. Ondertussen fiets ik verder. In Jambi hield ik mijn eerste stop. Het vinden van een geschikte kamer was nog niet zo makkelijk. Ik wilde een bed, een internetverbinding en een douche. Vooral dat laatste was nodig na 7 dagen zweten zonder wassen. Maar het bleek een hele lastige combinatie van wensen. Ik ontdekte echter dat het in Indonesië helemaal niet zinloos is om eens naar de receptie van een 4-sterrenhotel te lopen. Voor 5 à 10 euro meer wandel je zo een paradijs binnen. Ineens heb je alles. Tot en met een bewaker bij je fiets. En dus deed ik dat. Ik friste me op, werkte van alles bij, sliep in een heerlijk bed en na het lopend ontbijtbuffet vertrok ik weer. Vrolijk vervolgde ik mijn weg, maar er was iets veranderd. Ten eerste was het shot dopamine uitgewerkt. Mijn roze wolk was na een week opgelost. En ten tweede vervaagde mede de betovering van Indonesië. De wegen werden slechter en ook drukker en gevaarlijker. De originaliteit om me heen verdween, ik hoorde alleen nog 'Hey mistèèèèèrrrrrr' en 'How are you?' en natuurlijk de vele vriendelijke toetergroeten. Honderden, misschien wel duizend keer per dag 'How are you?'. Ik wilde naar een moskee toe lopen en de microfoon pakken om in één keer een einde te maken aan deze massale onzekerheid: 'Lieve mensen, I am fine. Echt waar. Er is voorshands geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn.'.
Ik moest het onder ogen zien. Het begon teveel te worden en ik vond het niet leuk meer. Ah nee, niet weer! Dik een week was dit het leukste volk op mijn route geweest en dat was nu allemaal voorbij? Waren ze nu ineens hinderlijk? Misschien zou een schrijfdag, een volle dag rust me goed doen. Misschien moet ik na iedere drie à vier fietsdagen een volle rustdag inplannen. Om even afstand te kunnen nemen van alles wat op me afkomt. En misschien heb ik het allemaal niet eens meer in eigen hand en wordt er een beslissing voor me genomen. Want als er een cruciaal onderdeel van mijn fiets bezwijkt betekent dat een vroegtijdige (tussen)stop. Mijn achterwiel loopt soms vast en de velg is volledig versleten. Laatst brak mijn derailleurkabel, een dag later het derailleurpad, de verbinding tussen derailleur en frame. Gelukkig heb ik vooralsnog voldoende reservemateriaal. Maar het kan zo afgelopen zijn. Nog 21 fietsdagen tot aan Bali. Zullen materiaal en geest volharden?
-
16 Februari 2014 - 15:17
Monica:
Hahaha, Herman Brusselmans! -
17 Februari 2014 - 22:55
Rob.:
Wordt het toch nog spannend, zo tegen het einde? Volhouden hoor. De lente is hier toch nog niet begonnen. Bovendien loopt, gezien de spelen, half Nederland nu naast zijn schoenen...
Goeie reis! -
18 Februari 2014 - 22:48
Erik:
Als de Chinezen uit Malaysia vertrekken, is Malaysia in no-time time weer terug op Cambodia- en Laosniveau. Die Chinezen doen op een zeer interessante manier aan ontwikkelingshulp.
Heb je toevallig een foto van jouw Japanse patiënte? Voor én na de yoghurt dan wel?
Have fun in Indonesie! Wij willen daar volgend jaar per trein door heen gaan rijden, dus ik ben erg benieuwd naar jouw ervaringen.
Ik hoop dat je fiets het nog even uithoudt en tot snel!
Goeie reis!
-
20 Februari 2014 - 12:20
Richard Van Dijke:
De dag rust heeft me goed gedaan, Rob. De perspectieven zijn weer gunstig.
En Erik, zo had ik het nog niet bekeken. De Chinezen zullen Maleisië inderdaad een flinke welvaartsimpuls geven. Mogen ze ook wel eens doen in de regio's in hun eigen land waar ik gefietst heb.
Mijn Japanse patiënte vond zichzelf waarschijnlijk nog niet fotogeniek genoeg na die lange tijd in bed. Ze verstopte haar gezicht achter haar handen toen het er op aankwam.
En Indonesië is een aanrader. Ik rijd weer lachend rond en de fiets lijkt ook weer te willen.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley