De openbaring van het paradijs
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
05 December 2014 | Australië, Mount Magnet
Daar zat ik dan, in een geïsoleerde hoek van Australië en ik was het zat. Alle etappes waren zwaar geweest maar het traject Kununurra - South Hedland had alle krachten uit me gewrongen. Dat het fietsen vaak niet leuk was had ik al lang geaccepteerd, maar dat de omstandigheden het fietsen zó naar zouden maken hakte er stevig in. Dat het zwaar was geweest was op zich niet erg, het was immers achter de rug. Wat me zorgen baarde was het deel dat voor me lag: ik was nog maar op twee derde. Er wachtten mij nog twee trajecten van pakweg 1600 km. Tweeëndertig dagen hitte, vliegen, wind en stijgende wegen. Het was teveel. Het lichaam vroeg veel meer rust dan voorheen. Zelfs al zou het me lukken dan zou ik na iedere vier dagen fietsen twee dagen rust nodig hebben, en zoveel tijd had ik niet want mijn plannen voor na Australië stonden deels al vast en reeds in het voorjaar had ik bepaald dat ik op 29 december Australië weer uit zou vliegen voor een belangrijke, onverplaatsbare ontmoeting op 30 december; het ticket zat in mijn achtertas. Eindbestemming Adelaide was feitelijk onhaalbaar geworden, maar gelukkig werd er van buitenaf ingegrepen. Mijn vlucht vanuit Adelaide werd door de vliegmaatschappij geannuleerd en ik was nu op een vlucht geplaatst op 30 december. Ik werd in de gelegenheid gesteld het ticket te annuleren en mijn geld terug te vragen. Ik zou in dat geval weer de vrijheid hebben om een nieuw ticket te kopen, om een nieuwe stad en datum te kiezen om Australië te verlaten.
Mijn gedachten waren tegenstrijdig: ik wilde hier niet meer fietsen maar ik wilde het ook niet zomaar opgeven. Wat moest ik doen? Het antwoord kwam uit mijn muziekcollectie. Reeds eerder had de band Normaal mijn gevoelens raak getypeerd en nu kreeg ik een nieuw advies:
'Gewoon deurdonderen', zei Bennie Jolink.
Het werd een compromis. Ik zou de helft nog doen. 1600 km naar Perth, met veel rustdagen tussendoor, en van daar zou ik naar mijn nieuwe bestemming vliegen. Die oplossing kwam tegemoet aan een belangrijk verlangen: fietsend de overgang meemaken van bijna ondraaglijke hitte naar aangename temperaturen, net zoals ik in het voorjaar van vorig jaar fietsend vanuit het bevoren Noord-Europa naar de warme Adriatische Zee reed. Bovendien voelde dit als een waardige oplossing, het voorkwam het 'nachtkaars-effect', het gevoel dat je avontuur in één klap afgelopen, doodgebloed is. Het zou absoluut weer zwaar worden, maar ik had het gevoel dat ik dit nog aan zou kunnen. Eén ding speet mij wel: ik loop nu de gevreesde Nullarborvlakte mis, zo'n 800 km niets, op hier en daar een roadhouse of dorpje na. Ik had dit graag willen ervaren, al is er ook een stem in mijn achterhoofd die zegt: 'Flikker op zeg. Gewoon weer een ellendig stuk wind en vliegen'.
Ik kon kiezen: langs de kust naar Perth of via de outback. Langs de kust, dat klinkt veel milder maar ik keek op de kaart en schrok van de afstanden. Tussen Karratha en het gat Carnarvon ligt 637 km niets, op een paar roadhouses na. En daarna volgen 430 kilometers naar het gat Northampton. Sommige van de roadhouses hebben geen beste reputatie; ik had de verhalen gelezen van een fietser die zo'n 4 dollar per liter kraanwater moest betalen of regelrecht verjaagd werd door kennelijk in de hitte dolgedraaide roadhouse-eigenaren. Nee, doe mij maar de outback. Nét even wat beter gespreide bijtankpunten.
Adelaide, we gaan elkaar niet zien. Perth, ik kom eraan.
Tang! Ik had 20 km gereden en er brak een spaak. Niet geheel onlogisch, ik reed met twee spaken minder en had voor vele dagen blikvoer in de tassen en tientallen liters water achterop. Voor één van de spaken grenzend aan een ontbrekende spaak was de last te zwaar geworden. Ik verving de spaak, verplaatste een paar liter water naar voren en hoopte er het beste van. Ik kon het dan wel mooi uitgedacht hebben, ik was nog steeds afhankelijk van mijn materiaal. Een keer of vier Tang! en ik kan gaan liften. Maar de rest van de dag zou alles meezitten. Ik had een flinke wind mee en alleen op mijn teller kon ik zien dat ik honderden meters steeg, mijn benen voelden er niets van. Het karakter van het verkeer was veranderd: er waren nauwelijks campers en caravans meer. Er reed een enkele auto maar verder alleen road trains, en best veel. Regelmatig moest ik de berm in omdat twee exemplaren elkaar passeerden ter hoogte van waar ik mij bevond. Het vrijwel ontbreken van toeristen en van dorpen had natuurlijk een reden. Geen hond wil hier zijn met al die vliegen en dik 40 graden. Alleen als er goed geld te verdienen valt waagt men zich in deze regio. Maar vandaag was het uit te houden en met 40 km extra op de teller sloot ik de dag af. Maar de volgende dag werd ik weer geconfronteerd met de realiteit. De noordwestenwind uit zee bereikte me niet meer. De omstandigheden waren niet eens zwaar maar mijn brakke staat openbaarde zich weer. Die oerkracht van weleer is weg. Ik neem regelmatig rust maar het is pappen en nathouden. Oplappen. Om weer de oude te worden zou ik een week of vier aan moeten sterken maar die tijd heb ik niet. Ik motiveerde mezelf door te denken aan het Auski roadhouse dat voor me lag; met een beetje extra inspanning zou ik dat die dag kunnen halen en even wat extra comfort hebben. Het zijn van die dingen die het verschil kunnen maken: een douche, een airco, koffie. En ik haalde het. Maar het had niet gehoeven want er werd buitensporig veel geld gevraagd om mijn tentje op te kunnen zetten.Tien dollar was standaard in de outback, zo'n zeven euro, maar hier vroeg men het drievoudige. Gelukkig mocht ik wel gratis mijn flessen bijvullen. Ik rustte wat en reed de bush weer in. Tot vijf maal toe kreeg ik vanuit een rechterbovenbeenspier een fikse steek te verwerken. Niet alleen de spaken maar ook de spieren stonden onder spanning. Op dag drie na South Hedland werd er meer van me geëist. Geen flauwe hellingen meer maar echte klimmen. Het klinkt misschien vreemd maar wat is een echte klim van pakweg 6% toch aangenamer dan die ellendige lange stukken van 0,5%. De omgeving werd mooier, door het reliëf en bet uitzicht, maar ook ontbrak hier al drie dagen dat irritante prikkeldraad. Bovendien was er afleiding door het klimmen en de arbeid leverde zichtbaar resultaat op. De lunchpauze die dag in een buis onder de weg was geen feest omdat de vliegen me dit keer wisten te vinden en omdat de frisse bries die normaal door de buis waait vandaag een verschroeiende wind was, maar in zijn geheel genomen was dit gewoon een alleszins aardige dag, met ook nog wat leuke, échte afdalingen op het programma.
Goede dagen en slechte dagen wisselden elkaar af. Het was nog slechts 64 km naar Newman op dag vier, maar wat waren ze zwaar en stomvervelend. Maar als je alsmaar doortrapt komt er uiteindelijk een moment dat je niet meer hoeft. Ik was in Newman.
Dat had ik vooraf ook niet gedacht, dat dat uit zou groeien tot het allergrootste genot van de reis: de camp kitchen. Zo'n gebouwtje of keet, ingericht als keuken, met een wasbak, waterkoker, magnetron, koelkast met vriezer, een grillplaat die ze hier barbecue noemen en soms een fornuis. Meestal een lange tafel met zitplanken aan de zijden. Andere campinggasten hebben vaak eigen voorzieningen dus geregeld heb ik de keuken voor mezelf. Bij aankomst giet ik me vol met vier mokken koffie en aansluitend thee (anders ga ik stuiteren) dat is zó'n onbeschrijflijk genot na dagenlang leven uit de tas en de waterfles. Daar kwam nu bij dat ik hier, in tegenstelling tot South Hedland, kon eten en drinken zonder vliegennet, zonder die aanhoudende aanval op ogen en lippen. Ik kocht groente en gehakt dus tijdens deze onderbreking van de reis volgden nog gehaktballen, groentesoep met ballen, noedels met ballen, en dankzij de vriezer had ik ijskoude limonade. Had ik het paradijs op aarde gevonden? Ja. Had ik er mijn huis voor hoeven verlaten? Nee, ik heb al die jaren een open paradijs gehad.
Rond vier uur 's middags gebeurde er iets heel bijzonders. Na anderhalve maand tropische hitte en slechts een incidenteel spatje regen kleurde de hemel nu toch wel erg onheilspellend grijszwart. Het begon stevig te waaien. Ik bevond mij, niet geheel toevallig, in de keuken. 'Geen zorgen, het regent hier toch nooit', zei ik tegen een Aziatisch meisje dat kwam koken. Even had ik gelijk want er brak een enorme hagelbui los. Maar daarna volgde het onvermijdelijke: met bakken kwam het water uit de hemel vallen. En het hield niet meer op met regenen. Na ruim een uur waagde ik de zes meter lange voettocht naar mijn tent. Ik had eigenlijk nog naar het zwembad gewild deze dag, maar die behoefte was geheel verdwenen. En nu was ik veroordeeld tot mijn tent.
De volgende dag merkte ik dat een belangrijke rits van mijn tent stuk was, en niet te repareren. Ik moest beschermd blijven tegen kruipend en vliegend gespuis dus zat er niets anders op dan de rits dicht te naaien en voortaan de tent via de zijrits te betreden en te verlaten, maar ik wachtte even met die klus. En dat was maar goed ook want die middag zou er opnieuw een noodweer losbarsten. Toen ik het patadijs verliet en de voettocht van zes meter naar mijn woning met de zes haringen volbracht had, wachtte me een verrassing. In het gras lag een plat hoopje natte ellende met wat bulten onder het doek. Er waren twee nieuwe breuken in de tentstok. In de stromende regen schoof ik een metalen hulsje en een pvc-buisje over de stok. Ze bleven op hun plek en voor het moment was ik gered. Maar dit was normaal gesproken het doodvonnis voor de tent. Er was een doehetzelfzaak in Newman en vaak hebben die in Australië kampeerartikelen. Ik zou de dag erop eens gaan kijken. De schade in de tent viel mee, er was alleen waardeloos geworden wc-papier. Het zwemmen schoot er wederom bij in deze dag.
Voor Zuid-Amerika zou ik wel weer een kwaliteitstent kopen. Tot die tijd kon een eenvoudig tentje volstaan, althans dat hoopte ik. Ik vond een leuk festivaltentje van 4 tientjes. De oude tent kon de vuilcontainer in. 105 nachten en pakweg 20 lunchpauzes. Op. Daarmee was ook mijn tenten-test klaar: ik had willen zien of mijn tent op het vorige traject, de MSR Hubba Hubba (niet te verwarren met de MSR Hoeba Hoeba Hoeba Hap) van 300 euro nu echt kwalitatief beter was dan een tent van 200 euro, deze Jack Wolfskin Starlight. Het antwoord is ja, de MSR gebruikte ik inclusief testrit naar Spanje ca. 180 nachten en was feitelijk nog niet helemaal op.
Er lagen 420 nieuwe kilometers voor me, de weg naar Meekatharra. Al heel vlot passeerde ik, voor de derde maal in Australië, de steenbokskeerkring. Einde tropen, na bijna twee maanden. Ik hoopte op een spoedige wijziging in de temperatuur. Die kwam al snel want rond vieren was het weer zover. Onheilspellendheid. Ik wist nu dat ik deze signalen serieus kon nemen en reed het land naast de weg in. Mijn nieuwe tentje kreeg gelijk de stormdoop. Het was maar de vraag of dit simpele tentje met zijn dunne stokjes opgewassen was tegen deze krachten. Zoniet, dan wachtte mij een beroerde nacht in verregende misère en mocht ik 77 km terugfietsen naar Newman om opnieuw een tent te kopen. Ik moest bijspringen om het al te zeer buigen van de stokken tegen te gaan. Gelukkig duurde de windaanval niet al te lang en was er daarna alleen regen. En daar kon dit tentje prima tegen. Ik voelde me heel opgetogen. Eindelijk, een nieuwe opponent. Weer eens wat anders dan hitte en vliegen. En van slapen in een nieuwe tent word ik altijd vrolijk.
Maar van bet ochtendgloren werd ik niet vrolijk hier. Het betekent 'Einde rust. Opschieten anders wordt dit tentje een magnetron'. Iedere nacht is net een uurtje te kort. Maar die markering van de tropen bleek niet zomaar een arbitraire streep op de kaart te zijn. Ik had mijn tassen ingepakt en merkte dat de temperatuur in de tent nog steeds aangenaam was. Dankbaar ging ik weer liggen tot ik uitgeslapen was. Kijk, dit wilde ik aan den lijve ondervinden, het plezier van die overgang naar een omgeving die gaandeweg leefbaarder wordt. En vanaf deze dag hoefde ik me niet meer te haasten in de ochtend, en ook kon ik zelf weer bepalen wanneer mijn fietsdag eindigde, en niet de zon. Is het na het onvluchten van moslimbolwerk Indonesië niet heerlijk ironisch dat in het westerse Australië twee tropische maanden lang een hogere macht bepaalde wanneer mijn dag begon en eindigde, en ik bijna permanent gesluierd rond heb moeten rijden?
Ik mocht nog niet weg want ik had die fout weer gemaakt: ik was gisteren zomaar het land ingereden. De goede procedure om de weg te verlaten is: afstappen en lopen. Anders: lekke band. Of banden. De voor- en achterband zaten vol doorns. In de achterband zat een te verwaarlozen gaatje waarbij wat bijpompen bleek te volstaan, in de voorband zaten drie gaten. Ik had twee reservebanden en vijf plakkers dus kon me niet al te veel pech veroorloven. Het plakken liet ik achterwege en ik verving de binnenband. Ik ging weer op pad maar ik zat nog met een ander probleempje. Ooit, tijdens mijn eerste avonden in Australië, had ik gedacht: 'Zat er maar een beetje smaak aan die voorraad water die ik bij me heb'. Om een lang verhaal kort te maken: inmiddels was ik siroopverslaafd. Ik had vier liter zeer geconcentreerde siroop meegenomen, meer dan ooit, goed voor zo'n 40 liter limonade. Ja, ik lurk wat af hier. Ik had een ander merk dan normaal en las nu dat deze siroop na opening gekoeld bewaard moest worden, bij 1 tot 4 graden, en buiten bereik van zonlicht. Alle flessen waren al geopend; ik had ze overgegoten in mijn standaardflessen en de originele flessen gebruikt om tijdelijk wat extra water mee te kunnen nemen. Ik zat nu dus met vier liter snel bedervende siroop. Een liter kreeg ik nog naar binnen, daarna zeiden neus, smaakpapillen en maag: 'Donder weg die troep'. Er verdween drie liter siroop in de eerstvolgende gootsteen, een paar dagen later.
Om me heen waren roodbruine vlaktes met bomen. Weinig gras of struiken. Er waren veel poelen ontstaan door drie avonden regen. Op één punt stond het water tot op de weg. Aan de andere kant van de weg gutste water uit een buis. Voor het eerst zag ik zo'n buis doen waar-ie voor gemaakt was, want eigenlijk zijn ze helemaal niet gebouwd als schuilplaats voor fietsers. Rest areas waren er nauwelijks meer, maar er waren dan ook nauwelijks campers meer. Weg was heel die sfeer van rondreizende senioren, van koffie en een praatje. Ik zag ook geen grotere dieren meer, hooguit wat vee. Het fietsen was eigenlijk helemaal niet zo zwaar meer. De 40 graden werd nog slechts sporadisch overschreden. Steeds vaker kon ik zonder vliegennet rijden. Er was een zuidwestenwind, die had ik schuin voor me, en de weg blijft eeuwig licht stijgen, maar daar viel mee te leven. Ik realiseerde me wat misschien wel mijn grootste opponent was: de verveling. Haast niets leidde me af, en er kwam nauwelijks meer een interessante gedachte omhoog. Ik had alleen muziek om nog een klein beetje geamuseerd te worden. Lag er maar één of twee keer per dag een dorpje op de route, dat zou zo'n immens verschil maken. Even een shot cafeïne om de hersens te activeren. Om aan iets anders te denken dan aan al die kilometers die nog voor je liggen. Het was domweg trappen en blijven trappen. En de kilometerteller op een andere functie zetten want het aantal gereden kilometers leek vaak stil te staan. Doortrappen, ooit is dit afgelopen. Dan is er koffie in een nieuw paradijs. Misschien een zwembadje. Iedere dag begon ik weer vol goede moed als ik eenmaal op de fiets zat, en dat duurde dan zo'n 13 km. Dan was het weer uit met de pret en ging het weer alleen om kilometers maken. Veertien. Vijftien. Zestien. Zeventien. Tot de lunch ging het moeizaam, na de lunch volgde een dip. Maar als er eenmaal 60 km op de teller stond dan was het uit te houden en reeg ik de tientallen makkelijker aan elkaar. En na zo'n 110 km zat het erop, dan wachtten mij een avond en een nacht rust en dan was het even niet erg meer. Soms dacht ik zelfs: ' Eigenlijk viel het best mee vandaag', als de herinneringen aan de eerste 60 km weer succesvol verdrongen waren.
De dag voor aankomst in Meekatharra was het zowaar weer snikheet. Mijn net mocht ook weer op. Ik had eerder een nieuw spelletje ontdekt, nl. vliegtennis. Je beweegt de hand naar het net, de vlieg vlucht en plop.... we geven 'm een zwieper. Ja, je moet iets. De opzet was om op deze manier mijn net weer vliegvrij te krijgen maar op deze dag zat dat er niet in. Met tientallen tegelijk kropen ze voor mijn ogen en ik probeerde eraan te wennen. Mijn Michael Jackson-handschoentjes hadden het bijna begeven. Ter vervanging had ik latex handschoenen gekocht maar als je die vier uur lang bij 43 graden draagt laat je huid los, zo bleek. Gelukkig kon ik wel gewoon probleemloos een shirt met lange mouwen dragen. Want behalve mijn vingers zijn ook mijn ellebogen werkelijk onweerstaanbaar. Dat gelebber aan mijn ellebogen vind ik spuugirritant, maar het kan nog erger. Want soms roept de natuur en dan dien ik mij even in de struiken te melden, of te hurken achter een boom. Als ze dan beginnen te wandelen over het stervormig object, op die plek waar de zon zo zelden schijnt..... aaaaaaaaah, ik haat het, ik haat het, ik haat het!
Later die middag bevond ik mij plots in het epicentrum van een willy-willy, de beruchte miniwervelstorm, en werd ik van de weg geblazen. Met een laag zand en gruis in mijn zweetlaag reed ik verder. Het bleef de rest van de dag goor heet. Die hitte werd de volgende dag ingeruild voor een zware wind. In dik vier uur reed ik de laatste 48 km naar Meekatharra. En daar wachtte mij een prachtige camp kitchen: er was een stacaravan in gebruik genomen als keuken. Er stond een tafel in, ik plantte er een stoel bij en ik confisqeerde de hele caravan; het werd anderhalve dag mijn woning. Voor de vorm ging ik 's nachts even in mijn tent liggen.
In twee dagen reed ik naar Mount Magnet, op de kaart het vetgedrukte middelpunt van de regio, maar naar Nederlandse begrippen een klein dorpje. In no time zat ik weer in een paradijs, aan de koffie. Het was het best ingerichte paradijs tot op heden, hier waren zelfs borden en bestek. Ik keek eens naar de fietscijfers. Tienduizend Australische kilometers zaten erop, dat was al verder dan de afstand Hellevoetsluis - Bishkek vorig jaar. Bishkek, hoofdstad van Kirgizië, dat landje grenzend aan China. Als hier niet zoveel vliegen waren zou ik bijna lachen om dat fluteindje dat mij nog rest.
-
05 December 2014 - 13:17
Jose De Waard:
Hee Richard, volg al een tijd je blog.
Respect hoor dat je zo doorzet.
Tip: koop een setje 'thorn-proof' inner tubes en je bent voor lange tijd van de lekke banden af.
Zeker te koop in Geraldton.
Nog effe, dan ben je in Perth.
succes
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley