De outback, een schitterende bak ellende
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
19 November 2014 | Australië, South Hedland
Het is lang geleden dat ik op reis zo weinig contact had met vrienden en familie. Zodra je hier in de outback een plaats verlaat verlies je meestal ook het netwerk en is sms'en of bellen uitgesloten. Wifi ligt ook bepaald niet overal voor het oprapen. Voorheen kon ik terecht in bibliotheken maar ik was nu in een genadeloos gebied terechtgekomen waar er overal klinkende munten neergelegd moesten worden om een blog te kunnen plaatsen, mail te kunnen lezen of te Facebooken. Het tarief is doorgaans 4 euro per uur. Je koopt één of twee uurtjes, doet het hoogst noodzakelijke en dat was het weer voor twee weken. Heel soms stuit je ergens op het allervriendelijkste kledingconcern Target waar je een uurtje gratis mag inloggen op het netwerk. Maar voor een echt hecht contact in den verre met de buitenwereld kun je maar het beste in de derde wereld zitten: overal internetcafés en wifi.
Waar waren we. Oh ja, oven met vliegen. Daar zou ik mij in gaan wagen. Het was 9 dagen fietsen naar tussenstop Broome dus met 9 dagen voedsel in de tassen en met 28 liter vocht ging ik op pad. Op dag 3 en dag 6 zou ik de watervoorraad aan kunnen vullen, in de gehuchten Halls Creek en Fitzroy Crossing. Voedsel vulde ik onderweg zelden aan want dat is buiten de steden fors duurder. Ik reed Kimberley in, een bergachtige regio. Een mooi gebied met veel baobabs en grote stenen in het landschap. De fietsarbeid werd zwaarder vanwege het klimmen en dat had gevolgen voor de snelheid. De route naar Halls Creek ging langer duren dan verwacht en mogelijk ging ik niet uitkomen met mijn water. Gelukkig was er een roadhouse dat ik over het hoofd had gezien, maar veel had ik er niet aan. 'We hebben hier kleine en grote flessen water in de koeling. Het water uit de buitenkraan zou ik echt niet drinken, daar word je echt ziek van', zei de mevrouw achter de toonbank. Tsja, wanhopig was ik nog niet en om nu veel geld neer te gaan tellen voor water dat ik mogelijk niet eens nodig had.... Ik nam de gok en zette mezelf op rantsoen. Voor dit soort omstandigheden neem ik ook altijd één of twee grote blikken fruit op sap mee. Avondeten en vocht ineen. Het was inmiddels dermate heet dat ik avondlijke activiteiten in de tent tot een minimum beperkte. Feitelijk was alleen languit liggen een bezigheid die geen vloedgolf aan zweet veroorzaakte. Ik zette de wekker om om 3 uur 's nachts het dagelijkse schrijfwerk te doen. En op dat tijdstip was het enigszins te doen, maar het was nog altijd 31 graden.
Het klimwerk in deze regio leidde niet rechtstreeks naar de top. Steeds klom ik tien meter en verloor er daarna weer vijf. Iedere keer als ik een top bereikte kreeg ik zicht op een volgende te bereiken top. Om tussendoor wat energie te krijgen probeerde ik snoep te eten maar mijn winegums waren één grote plak geworden. Ik nam er happen vanaf en de draden liepen langs mijn mond. Maar gelukkig daalde de temperatuur wat, waardoor ik uitkwam met mijn water en uiteindelijk zelfs twee liter overhad toen ik Halls Creek bereikte, een halve dag later dan gepland.
Wat eerder voor internet gold, gold nu ook voor drinkwater. Ik mocht de buitenkraan van de VVV gebruiken, maar wel tegen een bijdrage van een paar euro. Na Halls Creek was het gedaan met klimmen. Eindelijk lange afdalingen en daarna vlakke wegen. Het was nog steeds uit te houden met de temperatuur, en de koude cola die ik zojuist geconsumeerd had leverde nog eens extra energie: ik vloog over de weg. Dat kan natuurlijk niet, zoveel voorspoed. En dus moest er tussendoor even een bandje geplakt worden. Die trend zette zich de volgende dag voort. Ik zou net voor de opkomende hitte kunnen vertrekken en de groeiende zwerm vliegen grotendeels weer achter me kunnen laten, maar ik voelde aan mijn voorband en jawel, weer een lek. En dus werd het nog een poosje zweten temidden van een grote groep geïnteresseerde gevleugelden. Niet alleen het gekriebel is irritant, ook dat permanente Formule 1-geluid om me heen. En het bleef niet bij de lekke band. Ik plaatste het wiel terug, wilde het stekkertje van de naafdynamo aansluiten, en toen had ik ineens een los stekkertje tussen mijn vingers; het draadje was afgebroken. Het opladen van mijn telefoon kon ik nu vergeten, een eventuele reparatie ging zeker niet onder de huidige omstandigheden plaatsvinden. Lekke band, oplaadapparatuur defect.... Nog meer? Ja. Eerst mocht ik nog door een bijzonder mooi gebied rijden met overal tafelbergen links en rechts van mij maar in de namiddag klonk er ineens een bekend geluid. Tang! Dit geluid was van Nederland tot Indonesië reeds 26 keer hoorbaar geweest, het was het geluid van een knappende spaak. Gaan we die ellende nu weer krijgen, jongens? Ik checkte mijn achterwiel en jawel, daar hing er één los. De berm in, alles afladen en vervangen maar. Maar het was er niet één, er hingen er twéé los. En... huh? Ze waren nog heel! En toen zag ik dat de situatie veel ernstiger was dan ik dacht. Niet mijn spaken waren gebroken, maar de achternaaf! Er was een stuk uit de flens, dat deel waar je de spaken doorheen steekt, gebroken. Niet best, maar ik zou hoe dan ook proberen hiermee verder te gaan. Ik schroefde de twee spaken uit het wiel en draaide de vier aangrenzende spaken losser om de twee enorme slagen in het wiel te verhelpen. Ondertussen werd ik weer volop belaagd door vliegen, maar ik ging zo op in mijn werkzaamheden dat de belegering grotendeels langs me heen ging. En het is vreemd wat een gebeurtenis als dit met je doet. Dacht ik enkele weken terug aan opgeven, nu was mijn houding 180 graden gedraaid: 'Blijf van mijn tocht. Laat me dit afmaken. Laat me bewijzen dat ik dit kan'.
En mijn naaf hield het voorlopig. Ik koerste de volgende dag af op tweede stop Fitzroy Crossing en daar wilde ik mijn oplaadstekker pogen te repareren, maar tijdens de ochtendpauze zat ik in een grote afvoerbuis onder de weg en ik bedacht dat mijn fiets hier wel in zou passen. In het vliegvrije halfduister lukte het om de boel weer werkend te krijgen. Het was absurd heet deze ochtend. Voor het eerst gaf de teller, gedurende twee minuten, 50 graden aan, al twijfel ik de laatste tijd aan de betrouwbaarheid van mijn teller bij hoge temperaturen. Het schommelt me wat teveel. Het was hoe dan ook wat vreemd om Fitzroy Crossing binnen te rijden, de heerlijk koele supermarkt binnen te lopen en bij de ingang een kerstman te zien staan en 'Jingle Bells' op de achtergrond te horen. Fitzroy Crossing was zowaar een plaatsje met bijna alleen Aboriginals. Bij de VVV vulde ik tegen een kleine vergoeding mijn watervoorraad weer aan. En toen kreeg ik het een beetje moeilijk. Ik treuzelde wat. Moest ik echt weer de hel in? Ja, ik moest weer de hel in, nu met liters extra gewicht aan water. Ik ging op pad en eigenlijk ging het helemaal niet. Maar het lot was me gunstig gezind en gaf me een lekke band. Hier, heb je een pauze. Wel doorwerken, hè. En tijdens het plakken maakte ik kennis met een nieuw type vlieg. Kleiner, doortastender. Ze kropen in mijn nek, onder mijn shirt, in mijn vliegennet. De terreur werd iets opgevoerd.
Ik kreeg last van lichamelijke ongemakken. Mijn liezen schuurden langzaam kapot in deze vochtige hitte. Mijn rug zat onder de rode spikkels en het prikte bij tijden ernstig, alsof er cactushaartjes in hingen. Een douche zou welkom zijn maar dat duurde nog meerdere dagen. De avonden waren heet. Huid op huid betekende steevast een dikke laag zweet dus sliep ik op mijn rug, met mijn armen wijd naast me. De zwetende bilnaad nam ik voor lief. De buitentent gebruikte ik niet meer, de slaapzak werd al tijden niet meer gebruikt als laken. Wakker worden werd een nare ervaring door het vooruitzicht om de bescherming van de tent te moeten opgeven en weer een dag te moeten strijden in die hete vliegenhel. Toch was het wegfietsen steeds aangenaam, ik verloor een deel van de vliegen en er ontstond wat wrijvingswind.
Je raakt de zeggenschap over de planning kwijt, die wordt bepaald door de zon. De zon bepaalt wanneer je opstaat en wanneer je stopt. Alleen bewolking kan het vertrek 's morgens uitstellen of het eind van de dag vervroegen. En onderweg ben je afhankelijk van afvoerbuizen om even te kunnen ontsnappen aan vliegen en hitte. En die buizen waren er op dit deel van het traject niet veel en dus was ik vaker aangewezen op de schaduw van bomen, waar ik de pauzes kort hield vanwege de vliegen. Regelmatig begon de hemel een beetje te treiteren. Dan kwam er een donkere wolk. En dan viel er af en toe een spatje. En dan dacht ik: 'Ja, laat het regenen. Laat het in godsnaam gieten'. Of dat mijn snelheid ten goede zou komen betwijfel ik want vermoedelijk zou ik een vreugdedans gaan uitvoeren. Maar dreigende wolken losten altijd op of verdwenen achter de horizon. Regen verdampte voor het de aarde bereikte. Heel Australië staat vol borden die waarschuwen voor overstromingsgevaar door regenval. Ik begin sterk te vermoeden dat dit typische Australische humor is en dat in Auatralië nog nooit een serieuze regenbui is gevallen.
Er was een roadhouse, Willare. En er stond zomaar een kraan in de tuin met gratis drinkwater. Ik vulde de voorraad bij en dronk binnen een ijskoude cola. Normaal gesproken geeft me dat een dosis extra energie maar die tijd leek voorbij. Mijn krachten waren aan het afnemen. Het is tamelijk onaangenaam om aan het einde van je Latijn te zitten en dan te zien dat het 14.30 uur is, terwijl je weet dat de zon hier om 18.00 uur ondergaat en doorfietsen de enige manier is om tot die tijd niet ten prooi te vallen aan oververhitting. Kapot zijn en nog 3,5 uur moeten. Behalve mijn liezen was nu ook mijn achterwerk geïrriteerd. Het feit dat ik daar nu net op moest zitten maakte het er niet aangenamer op. Uiteindelijk kon de hitte me niet meer schelen. Ik zette mijn tent op. Rooster me maar, ik kan niet meer fietsen.
En de langere rust had niet eens een positief effect op de energie voor de volgende dag. De batterij raakte met de dag eerder leeg. Dat was ook mede te danken aan de wegen hier. Ik had hier te maken met wat ik 'stairways to heaven' noem, al moest ik de treden erbij denken. Je ziet de weg licht stijgen, met ongeveer 0,5 procent, en dat kilometers lang. Het einde zie je niet; de weg lost op in een fata morgana, een verzameling plassen. Als je weinig krachten meer hebt is dit een waar schrikbeeld, zo'n schijnbaar eindeloos stijgende weg. Soms zie je dat je de top nadert, maar dan ben je op de top en dan stijgt de weg door, nu met 0,4 procent. De top was geen top maar een knikje. Uiteindelijk gaan dit soort wegen ook weer naar beneden maar dat merk je vaak nauwelijks omdat het voordeel opgeheven wordt door een vleugje tegenwind. Hellingen van 0,5% remmen je onevenredig hard af. Als ik 16 km/u rijd en ik krijg een helling van 5% te verduren dan verlies ik 10 km van mijn snelheid, maar een lullig hellinkje van 0,5% is al goed voor de helft van die vertraging, dus 5 km/u.# De avond voordat ik Broome bereikte kon ik niet fatsoenlijk meer lopen, zo kapot was de huid in mijn liezen. Maar goed, ik was er bijna. Ik dacht terug aan een fase van deze reis, niet zo lamg geleden, waarin ik mijzelf kon motiveren om een stad te halen met de gedachte aan een pak koude jus d'orange. De enige motivatie die nu nog over was, was de gedachte aan liggen in de tent.
Na 9 dagen en pakweg een uur reed ik Broome binnen. Broome is een aardig plaatsje maar de voorzieningen liggen ver uit elkaar. Ik reed van supermarkt naar caravan park, van VVV naar een ander caravan park (dat wél aan mijn wensen voldeed) en zo stonden er plots 17 km extra op mijn teller. Maar ik was er. Rust. En dus: aan de arbeid. Ik stopte de smerigste was ooit in de wasmachine: vocht en zoutplekken, vuil uit de buizen waar ik in had gezeten en gelegen, wondvocht, smeer, afgeveegde lepels vis-uit-blik, dode vliegen. Verder had ik wat bandjes te plakken en tot mijn stomme verbazing brak, bij een minieme aanraking, mijn tentstok. Ik inspecteerde de breuk en verbaasde me nog meer: het waren er twee. Het kostte wat denkwerk maar met wat bewaarde pvc-buisjes (waaronder eentje uit Oezbekistan), duct tape en het loshalen van wat tentstiksel lukte het om de stok, nu met plaatselijk verdikkingen, door de daarvoor bestemde ruimte te schuiven. Ooit had ik in Charleville mijn slaapzak uitgehangen over een hek en sindsdien zat er gespuis in dat aanviel op enkels en knieën. Het werd hoog tijd om die op zijn minst eens uit te kloppen en een poosje op te hangen naast de was, ook al gebruikte ik 'm weinig meer. En terwijl ik dagenlang gesmeekt had om regen en het niet kreeg, zou het die nacht dan eindelijk regenen, toen mijn slaapzak buiten hing en ik sliep. Gelukkig was het weer zo'n pisbuitje.
Het werden uiteindelijk twee rustdagen in plaats van één; er was simpelweg te veel dat moest gebeuren. Maar aan mijn achternaaf deed ik niets, die had het gehouden en op hoop van zegen zou ik verder gaan. De liezen waren weer heel, de cactushaartjeservaring in de rug zou nog een paar dagen voortduren. En toen ging ik weer op pad, ruim vijf dagen zou het zijn naar Port Hedland. Met mijn vooruitziende blik had ik een shirt met lange mouwen uit de kelder van een achtertas gehaald en ik had witte Michael Jackson-handschoentjes gekocht. Zo'n net over het hoofd is alleraardigst, maar niet voldoende; het gekriebel over vingers en ellebogen kon vanaf een bepaald moment ook wel eens een serieus probleen worden. Ik had mijn maatregelen geen dag te vroeg genomen, want enkele uren na mijn vertrek had ik ze al nodig. Want dit was het volgende level van het spelletje Terror Flies. Het vorige niveau was nog kinderspel, hier begon het echte werk. Ik kreeg een schare fans van 300 vliegen. Ze volgden me overal. Een aantal gonsde over mijn stuur, een aantal achter mijn hoofd. De rest nam een stoel. Een reeks zat op mijn vingers, en er was een serie op mijn arm. Ik zag er tientallen op mijn rug, maar de meeste zaten op de fietstastribune, ongeveer 150 tot 200. Eindelijk begreep ik de techniek. Dat fietsen vonden ze niets met al die wind en beweging. Daarom namen ze rustig plaats en wachtten tot ik even klaar was met fietsen. Dan doken ze alle 300 bovenop me. Een enkeling vergiste zich en dook in mijn beker limonade. Ik had geen zin om mijn nieuwe Michael Jackson-handschoentjes in de siroop te steken om ze eruit te vissen dus goot ik ze maar mee naar binnen.
De volgende dag was ik voor zessen weer op pad. Ik was nu nog beter gewapend. Dat was nodig want diverse vliegen waren de vorige dag mijn net binnengevlogen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Dus nu reed ik rond met hoed en net, een sjaal om de onderkant van het net, een shirt met lange mouwen, MJ-handschoentjes met daaroverheen mijn vingerloze fietshandschoenen, een korte broek (bewegende delen zijn niet interessant voor de vliegen op dit level) en legerkisten met sokken. 'Zonder bescherming houdt toch geen mens het vol om hier te fietsen', dacht ik nog. Die gedachte werd onmiddellijk gelogenstraft. Een Amerikaanse kwam me tegemoet fietsen, bijna naakt. Ze had ook 300 volgelingen. Er zaten er 50 op haar rug en een stuk of 15 in haar gezicht. Ze wuifde er één weg en liet de rest begaan. Hoe flikte ze dat? Ik kreeg niet echt een duidelijk antwoord, het was geloof ik niet echt een issue. Misschien was het een ongevoelige vrouw. Die heb je ook. Ze was in Perth begonnen en ze reed naar Broome, daar zou ze gaan werken. We praatten wat verder maar ze hield het kort. 'See you around in tbe world', en weg was ze. Fietsbroek, sporttopje en schoenen. Ik geloof dat ze niet eens iets op haar hoofd had als bescherming tegen de hitte of, als het aan de politie ligt, al die op de loer liggende hoofdletsels.
De dag ging verder moeizaam. Ik nam veel rust maar dit gaf nauwelijks energie. De volgende dag stond ik vroeg op om 's avonds het Sandfire roadhouse & caravan park te kunnen halen. Maar ik had moeten weten dat je die dingen niet kunt plannen of afdwingen. Er was een sterke tegenwind en daar waren de 'stairways' weer. Ik werkte de Australische wet van behoud van ellende uit, de Theorie van de Gegarandeerde Hoeveelheid Ellende. Op mijn route lever ik strijd tegen vier tegenstanders: wind, vliegen, hitte en hellende wegen. Als je de mate van hinder weergeeft van 0 (geen hinder) tot 5 (maximale hinder) dan is dus de maximaal mogelijke totaalscore 20. Welnu, op ieder willekeurig moment is de totaalscore altijd minimaal 12, de gegarandeerde hoeveelheid ellende. Valt er wind weg dan wordt dat gecompenseerd met een toename van vliegen. Wordt de zon iets minder fel? Dan zult gij klimmen.
Ik dacht ook na over die vliegen. Hoe overleven die toch? Ik weet het nu, ze overleven helemaal niet. Ze worden geboren, planten zich voort en pas dan gaan ze op uoek naar water. En dan komen ze er achter dat er niets is om te kunnen overleven. Ze vallen tevergeefs nog een fietser lastig en daarna vallen ze dood neer.
Nee hoor, zo gaat het niet. Want vliegen zijn helemaal geen organismen. Het zijn op zonne-energie draaiende machientjes die op aarde zijn om DNA-materiaal te verzamelen voor verre, onbekende beschavingen, net zoals wij voertuigjes laten rijden op Mars. Sla ze kapot en je ziet geen bloed maar wat smeervet. Sla je ze niet helemaal kapot dan liggen ze roerloos op hun rug. Maar dan gaan de pootjes trillen en dan hop... via een backflip staan ze weer overeind. En weg zijn ze weer.
Vliegen. Als aasgieren wachten ze op het gaas van mijn binnentent vlak voor ik naar buiten moet. En met 300 stuks zullen ze me de hele dag vergezellen. De hoeveelheid die je soms aantreft op een bloot stukje pols, een fietstas of een mouw is soms zo 'over the top' dat het komisch wordt, alsof je midden in een parodie op Australië bent beland. Rekenregels zijn hier ook anders dan in Nederland, daar kun je Nederlandse kinderen leuk mee verwarren. Een fietser rijdt in Australië rond met 300 vliegen om zich heen. Stel hij stopt even met fietsen en slaat 100 vliegen dood, hoeveel vliegen heeft hij nu nog om zich heen? Het antwoord is natuurlijk 300.
Sandfire ging ik niet halen. Ik was volledig ingepakt, maar ik werd desondanks gek van die vliegen. En van die stijgende wegen. En die wind. En die hitte. Moest ik dit echt nog een kleine 4000 km volhouden? Leuk dat ik een uitdaging had gezocht maar waarom zo'n langdurige uitdaging? Was een maandje niet voldoende geweest? Waarom VIER-EN-HALVE maand? Er was vandaag geen afvoerbuis toen ik dat nodig had. Ik zette mijn binnentent op in de hitte voor wat rust halverwege de dag, het was de enige optie. Het leverde geen nieuwe energie op. Ik ploeterde voort. Ik was eigenlijk compleet op. En nooit eerder was ik het fietsen zó zat. Dit ging ik niet volhouden zo. Weer stopte ik vroegtijdig, ik kon niet meer.
Na 28 km bereikte ik de volgende dag Sandfire. Het was duidelijk dat ik hier vandaag zou blijven want ook die 28 km hadden me alweer gesloopt. Mijn toestand leek niet zo erg als in Laos destijds, maar het was duidelijk dat de batterij gewoon leeg was. En uiteindelijk bleek ik maar liefst drie dagen nodig te hebben om weer voldoende kracht in mijn lijf te voelen, om weer het idee te hebben dit avontuur weer aan te kunnen. Het was een prettig verblijf hier. Mijn tent lag net in een klein, koel mangobos aan de rand van het caravan park. Ik sliep er uren en ik bracht de rest van de tijd door in het roadhouse, schrijvend, plannend, tv-kijkend. Met voldoende energie ging ik weer op pad. De vliegen namen af in aantal, de nachten werden langzaam koeler en dus, geheel volgens de Theorie van de Gegarandeerde Hoeveelheid Ellende, werd de kracht van de wind uit zee fors opgeschroefd. Ik was terechtgekomen in een permanente cyclus van 'er de brui aan willen geven' en 'toch weer ergens wat wilskracht vinden'. Maar de strijd begon nu wel erg lang te duren, en ik moest nog zo ver. En nergens zou het makkelijk of aangenaam worden
Ik bereikte Port Hedland, een soort Maasvlakte met wat rijtjes huizen. De enige camping was schrikbarend duur en ik reed naar South Hedland. Ik vond een camping die een mijnwerkersenclave bleek te zijn. Het was de enige betaalbare accommodatie in de regio; hostels zijn hier niet want backpackers hebben hier niets te zoeken. Ik moest het kort houden hier, zo maakte ik op uit mijn reisschema, anders zou ik nooit meer op tijd op het eindpunt zijn. Maar mijn schema kon me nu even aan de spreekwoordelijke derrière oxideren. Tijd voor bezinning.
-
19 November 2014 - 05:37
Erik:
Het gaat lekker, Ries! Je hebt geen last van krokodillen of slangen of giftige spinnen of tropische stormen of bosbranden. Meeen, als je dat allemaal zou tegenkomen onderweg, zou het een ware helletocht worden. Hahaha ik voel je ironie wel hoor, in je wederom prachtige geschreven stuk! Australie is als 'walk-in-the-park' voor jou. Cool! Ik ben trots op je, maatje!!!! Tot over 6 weken in Langkawi :) -
19 November 2014 - 08:17
Monics:
Jaaaa, iedereen heeft het altijd wel over al die dodelijke beesten in Australië, maar die vliegen zijn echt 100 keer erger. Die dodelijke beesten kom je namelijk bijna nooit tegen. Hoe staat het eigenlijk met de muggen? -
19 November 2014 - 09:59
Ad:
Met veel ontzag voor je prestatie heb ik ook dit schitterende reisverslag weer gelezen. Veel fietsplezier voor je verdere reis. -
19 November 2014 - 16:02
Peter:
Huhhuh... you said bilnaad. -
20 November 2014 - 07:54
Richard Van Dijke:
De dingetjes die jij noemt hebben de eindversie van mijn blog niet gehaald, Erik. Het is wat Monica zegt, bereid je liever voor op de vliegen. Pats, in het oog. En opnieuw! En opnieuw!
En muggen zijn een randverschijnsel, Monica. Soms zijn ze er, bij het invallen van de duisternis. In vochtige regio's zoals Broome en omgeving, en ze zijn vaak erg klein. -
20 November 2014 - 14:19
Corrie:
respect rich voor hoe je het toch steeds maar weer flikt.we denken veel aan je en geniet van je verslag
-
27 November 2014 - 16:09
Cor En Els:
Tsjonge,tsjonge wat heb jij een hoop ontberingen moeten doorstaan zeg, Richard hoe
houd je het toch vol je bent een doorzetter hoor.We genieten trouwens wel van je mooie
reisverslagen en kijken weer uit naar de volgende.
-
11 December 2014 - 15:10
Rob:
Gadver...
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley