Butt-head en de carnavalsvogeltjes
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
29 Oktober 2014 | Australië, Kununurra
'Ooit zou ik wel eens een hele grote fysieke prestatie willen neerzetten', zei ik tegen collega Rob. Ik zette mijn vijfde koffie voor die ochtend op mijn bureau neer en plofte met mijn 100 kg wegende lijf terug in mijn bureaustoel. De lever was nog bezig met de afbraak van de wodka van het afgelopen weekend en de longen lieten weten dat een heel pak zware Van Nelle in twee dagen misschien wat overdreven was geweest. We zijn inmiddels zo'n tien jaar verder en ik meen dat ik mijn ideeën van toen toch redelijk aan het waarmaken ben. 'Wat knap dat je al zo'n ontieglijk eind gefietst hebt', zegt Rob in een reactie op mijn vorige verhaal. Ik sta er zelf niet zo bij stil, het is een getal dat iedere dag automatisch opgehoogd wordt in mijn spreadsheet bij het noteren van de dagafstand en dat hooguit wat aandacht trekt bij het naderen van een duizendtal. Ik werd nieuwsgierig wat dat totaal nu eigenlijk betekent. Er staat inmiddels 7356 km op de Australische teller. Als ik vanuit Nederland zuidwaarts was gereden zat ik nu al halverwege het Afrikaanse continent. Je realiseert je dat nauwelijks al je een rondje rijdt. 'Ik doe het je niet na', hoor ik veel mensen zeggen. En voor een aantal mensen zal dat zonder meer waar zijn. Maar met de juiste drijfveer en een lichaam waar wat mee aan te vangen valt kun je een eind komen. Bij mij gebeurde het ook niet van de één op de andere dag.
Ik dronk wijn in Mount Isa, maar het sloeg nergens op. Ten eerste was de sfeer er niet naar op een camping vol senioren die om acht uur de deuren van hun campers sloten, en bovendien had ik niet veel te doen tijdens het drinken; mijn meegebrachte boeken waren uit en dus luisterde ik maar wat muziek. Ten tweede zat ik mijn lijf te verzwakken terwijl ik met een loodzware tocht bezig was uitgevoerd in een hoog tempo. Bij mijn volgende stop zou ik dat wat slimmer aan moeten pakken, ik zou er beter aan doen mijn lijf te versterken. Het consumptiepatroon van weleer paste simpelweg niet in deze onderneming.
Met drie lekke banden, de voorband en twee reservebanden, was ik aangekomen in Mount Isa en ik vond acht gaten. Het werd tijd om één van de banden, een Schwalbe Big Ben, te vervangen; het profiel was bijna verdwenen. Een topband was het niet geweest en des te blijer was ik toen ik in een sportzaak die goeie ouwe Schwalbe Marathon vond. Ik heb sinds Mount Isa geen lekke band meer gehad.
En ik had meer nodig dan een nieuwe band. Enkele mensen hadden me geadviseerd mijn zichtbaarheid op de weg te verhogen. Ze waren me voorbij gereden en raadden me later aan, als ze me tegen het lijf liepen, een oranje vest te dragen. Een extra kledingstuk was me te warm en dus zocht ik naar een alternatief. Uiteindelijk werd het een knaloranje speelgoedschep die ik achter mijn bagage vastbond. Ook kocht ik een insectenwerend middel en inderdaad, ik had ook nog een boek nodig. Maar de boekhandel was het gehele weekend gesloten en ik zou zondagochtend Mount Isa verlaten. Ik was al te laat toen ik er zaterdag voor de deur stond.
Voor me lag de Barkly Highway, 640 km met nauwelijks voorzieningen. Eén dorp en een tankstation, en nog wat rest areas. Ik had vier dagen rust gehad maar dag één viel me al direct zwaar. De temperatuur schommelde rond de 40 graden, de tegenwind blies onverminderd voort en de vliegen waren windbestendig. Ik testte het insectenwerende middel uit. Het zou vliegen moeten weren en ik spoot het op mijn vliegennet, want ook al bleven ze door het net uit mijn gezicht, toch begon het gekrioel voor mijn neus me te irriteren. Het middel had geen enkel effect. In een pauze probeerde ik het uit op mijn huid. Ik spoot het op mijn benen. Geen effect. Ik smeerde het volledig uit. Ze leken ervan te smullen. En toen las ik dat het middel schadelijk was voor de ogen. Misschien gebruikte ik het verkeerd. Ik bewoog me in de richting van een vlieg en spoot het middel in zijn ogen. Daar was hij inderdaad even helemaal niet goed van. Maar even later was hij verdwenen, was hij blijkbaar toch gewoon weer weggevlogen. Ik had beter moeten weten. Ieder middel dat gemaakt is voor gebruik in de tropen waarop staat 'koel en droog bewaren' moet gemeden, nee verboden worden. En de makers verdienen een enkele reis naar de tropen, tijdens de moesson, met een koffer vol koel en droog te bewaren middelen.
Ik had een aantal kurken bij me, die komen wel eens van pas om bagage te beschermen tegen scherpe objecten, zoals schaartjes e.d. Ik ging met naald en draad in de weer en hing er een aantal aan mijn helm, maar het werd niets. De draadjes raakten de volgende dag in de knoop en de kurken lieten vrij makkelijk los. Uiteindelijk vond ik een veel leukere manier om vliegen te weren. Ik ontwikkelde een blaastechniek waarbij ik een korte, ferme stoot lucht afvuurde op de vliegen. Alsof ik met een blaaspijpje werkte. Het werd een kunst om in alle richtingen te vuren en ik kreeg er plezier in om ze met succes weggekatapulteerd te zien worden.
De momenten waar ik voorheen echt kracht uit putte, de pauzes en de overnachtingen, hadden steeds minder om het lijf. De hitte maakte pauzes tot een hel. Bomen gaven wat schaduw maar vaak scheen de zon toch ongenadig door de bladeren heen. Een tent opzetten om verlost te zijn van de vliegen resulteerde meestal in een bad in eigen zweet. Met wat geluk trof ik buizen onder de weg die lang en groot genoeg waren om even te rusten. Vliegen houden niet van tochtige ruimtes waar de zon niet schijnt. Maar vleermuizen, spinnen, mieren en wespen weer wel. De nachtrust werd korter omdat de zon je dwingt om in beweging te komen. Vanaf een bepaald moment moest ik de wekker gaan zetten om tijdig op mijn fiets te zitten, want zodra het licht is heb je maar drie kwartier voordat de zon ongenadig brandt. De avonden en nachten werden steeds heter. De gebrekkige mogelijkheden tot herstel knaagden gaten in het moreel. En ik dacht opnieuw hard aan het schrappen van West-Australië. Het was tot dusver één lang gevecht tegen de wind geweest. Wat had het voor zin om nog 2,5 maand tegen die wind in te blijven vechten. Altijd leek hij met me mee te draaien. Laat maar, ik doe het niet meer. 'Ich hab genug von das gehannes, nee, ik geh d'r nicht mehr hin', zong Normaal vanaf de mp3-speler. 'Precies Bennie', dacht ik, 'ik ga liever wat leuks doen'. En ik begon serieus na te denken over alternatieven. Ik dacht terug aan mijn tijd in Vietnam, hoe ik daar het avontuur miste, de uitdaging. Maar toen vermoedde ik dat ik Zuidoost-Azië zou gaan missen als ik eenmaal in die brandende leegte rond zou rijden. En dat had ik helemaal juist. Maar een alternatief was nog even niet nodig, want ik bereikte het dorpje Camooweal. Ik greep de kans op een overnachting op een caravan park met beide handen aan. Ik vulde mijn vochttekort aan, at uitgebreider dan gebruikelijk en keek 's avonds naar de sterren terwijl ik op mijn rug in het zwembad dobberde. Een onverwachte oase in een harde wereld.
Maar de strijd ging onverminderd voort en nog steeds hingen de plannen om West-Australië te befietsen aan een zijden draadje. Maar toen was er de 15e oktober. De dag begon leuk, toen een Zuid-Afrikaan zijn auto stopte en zeer geïnteresseerd allerlei vragen stelde. Hij werd vergezeld door een Taiwanese die meeliftte. Ze gaf me een pakje chocomel.
'Wil je misschien nog meer drinken?', vroeg de Zuid-Afrikaan, en hij diepte een blik cola op uit zijn auto.
'EPO?', vroeg de Taiwanese. In mijn toestand waren alle drugs welkom, maar ze gaf me een appel.
Op een rest area genoot ik van alle geschenken en zwoegde daarna weer verder, tegen de wind in, tegen de vliegen in, tegen de stijgende temperatuur in. Ondertussen vierde mijn grootvader in het hiernamaals zijn 100ste verjaardag. Hij keek mijn geploeter eens aan en besloot in te grijpen. Met wat boerenslimheid draaide hij de wind. Hij zette de thermostaat wat lager en wapperde de vliegen weg.
'Thanks, opa', riep ik omhoog en reed in een flinke vaart verder. Ik had wind mee, de temperatuur bleef hangen rond de 30 graden en de vliegen bleven een poosje weg. Fietsen werd weer leuk en ik kreeg weer oog voor de omgeving. Zo zag ik drie forse termietenheuvels staan, ruim drie meter hoog, breed én diep. Waren termietenheuvels doorgaans een soort ANWB-paaltjes, dit waren monsterlijke sculpturen. En tijdens een pauze kwamen er hele kleine vogeltjes in mijn buurt zitten. Een aantal had cirkelvormige oranje wangetjes. Met z'n allen waren ze in een melige bui naar de feestartikelenwinkel geweest en hadden een rolfluitje gekocht. De rol waren ze verloren maar hun fluitje hadden ze allemaal nog, dat was duidelijk te horen. Ze waren niet zozeer in mij geïnteresseerd maar in het bakje water waar ik naast zat. Ik zette het bij ze neer en de carnavalsvogeltjes dronken volop. Later was er een mijlpaal: voor ik mijn Oost-Australische ronde beëindigde reed ik de 30000 km vol. Naast de Australische teller liep immers de wereldteller ook gewoon door.
En daar was-ie dan weer: de T-splitsing. Ik was terug op de Stuart Highway. De cirkel was rond. Ik moest nu noordwaarts, naar Katherine, om de route naar het westen te kunnen vervolgen. Het was een traject van 687 km dat ik in omgekeerde richting al gereden had. Daarom stond voor mij al lange tijd vast dat ik dit deel per openbaar vervoer zou doen. Ik zou daarmee wat tijd winnen en de kans op een succesvolle afloop vergroten. Maar toen ik er eenmaal was, terug op bekend gebied, was er geen haar meer op mijn hoofd die dacht aan iets anders dan fietsen. Dat stukje zou ik gewoon even meepakken. De spirit was terug. Er kwamen weer allerlei krachten los nu ik van die slopende, demotiverende tegenwind verlost was. Ik bevoorraadde me in Tennant Creek, iets ten zuiden van de splitsing, en zocht er voor de avonden tevergeefs naar een boek. En toen ging ik weer op pad. Het werden lange dagen, zware dagen. De hitte en de vliegen waren weer volop terug. Gedwongen door die hitte zat ik zo'n twee uur per dag langer op de fiets dan twee maanden geleden, eigenlijk te lang maar het kwam de kilometers ten goede. Steeds opnieuw beloofde ik mezelf een overnachting op een caravan park om tussentijds weer op krachten te komen, maar op drie achtereenvolgende dagen trof ik in de namiddag campings aan die te vervallen waren of zo spartaans waren dat ze nauwelijks meer voordelen boden dan een plek in de natuur. Overdag probeerde ik van alles uit om de energie op een acceptabel niveau te houden. Drinkwater is belangrijk maar bij temperaturen boven de 40 graden is water misselijkmakend en het ontneemt je alle lust tot eten en drinken, juist terwijl dat zo hard nodig is. Als er geen siroop meer was experimenteerde ik met suiker in het water, of oploskoffie. Lekker is het niet maar soms ging het fietsen weer even 20 km wat makkelijker.
In Mataranka trof ik wél een acceptabel caravan park. Ik nam het er goed van en genoot van simpele dingen als thee, noedels en een soepje voor het eten. 's Ochtends droomde ik van eieren met spek in plaats van mijn dagelijkse bordje pap, maar daarvoor moest ik nog even geduld hebben. In Katherine zou ik een dag rust nemen, daar zou ik kijken wat ik in de supermarkt kon vinden. Katherine was nog een dag fietsen. Het was een zware dag, maar de gedachte aan een groot pak jus d'orange uit het schap van Woolworths bij aankomst motiveerde enorm. Nog voor de jus werd ik aangenaam verrast. Ik liep het winkelcentrum in en pats.... ineens was het geen 43 graden meer maar 23 graden. Dat genot is dermate onbeschrijflijk dat ik geen poging ga wagen. Ik dronk driekwart van een ijskoud 2-literpak leeg en reed 5 km terug de bush in. Caravan parks in grotere plaatsen zijn wat aan de prijzige kant en omdat de dag toch al voorbij was zou ik pas de volgende dag officieel Katherine binnenrijden. 'Ben je nooit bang als je alleen in je tentje in de natuur ligt?', wordt me wel eens gevraagd. Nee, want al vrij snel leerde ik dat alle enge geluiden uiteindelijk uit je eigen maag blijken te komen. Maar deze avond was ik wel bang. Ik had een uur uitgeteld op mijn slaapmat gelegen en wilde overeind komen om de buitentent te gaan plaatsen. Maar als ik mijn gestrekte been wilde buigen schoot mijn bovenbeen in een kramp. En dat was nogal pijnlijk. Kuitkrampen en de remedie kende ik maar mijn bovenbeen in een kramp...? Het was nieuw en ik wist niet wat ik moest doen. Maar instinctief moet ik toch het goede gedaan hebben want langzaam trok het weg. Maar die spieren, die hadden echt rust nodig.
In Katherine werd het eens echt tijd voor een ontbijtje. Ik legde lappen spek van een halve meter op de grillplaat van de camp kitchen en dronk grote koppen koffie. Later slachtte ik een sla en at hem op. Ik spartelde rond in het zwembad en ging weer eens kijken in het winkelcentrum. En ik kwam terecht in het zaakje waar ik twee maanden eerder mijn leren hoed had gekocht. In Mount Isa en Tennant Creek was het me niet gelukt een boek te scoren, maar ik was dan ook op zoek naar een speciaal boek. In vele plaatsen was ik namelijk op dat volk gestuit dat nog altijd leeft in de marge van de Australische samenleving. Ze maakten een mysterieuze indruk op me. Ik liep met veel vragen rond. Waarom wilde het niet lukken met dit volk? Wat was er allemaal gebeurd? Waarom hingen ze, na eerherstel, genoegdoening en helpende handen nog altijd als geslagen honden rond in parken? Gaat dit ooit goedkomen? En hier, juist weer in deze winkel genaamd Top News en gesitueerd tegenover Woolworths, vond ik een boek dat zeer waarschijnlijk veel van mijn vragen over Aboriginals gaat beantwoorden. Mijn avonden zouden weer boeiend worden.
Na die dag rust was ik er helemaal klaar voor. Ik ging toch echt definitief West-Australië betreden. Het zou een draaglijke start zijn want mijn echte, meerdaagse stop lag op 513 km, in Kununurra. Het moest in vier dagen te doen zijn. Het gat Timber Creek lag als enige op de route, ergens halverwege. Ik reed een mooi gebied in, met slingerende en glooiende wegen en links en rechts schilderachtige stukken natuur. Verderop zou het Gregory National Park nog volgen, daar werd het bergachtiger en tot mijn vreugde kronkelde de weg meestal tussen de bergen door en niet eroverheen. Dit was een gebied dat meer door jeugd bereisd werd. Regelmatig werd ik gepasseerd door beschilderde busjes, soms met interessante leuzen zoals 'A blowjob a day beats an apple' ('Blaasvoetbal is veel leuker dan appels eten'). Van de wind had ik nauwelijks last meer, en ik kreeg het idee dat ik langzaam aan de vliegen begin te wennen. Het was zonder meer zwaar. Na Mount Isa was het kwik al op drie dagen tot op 46 graden gestegen. Er is heel weinig gelegenheid om even bij te tanken. Maar dit was het avontuur waar ik om gevraagd had. De natuur om me heen, het gevecht met de hitte... Een dag ontwikkelt zich niet van fris naar warm naar heet, nee, het gaat van 'net te doen' direct naar gore klamheid; de tijd van de droge lucht is voorbij. Maar zolang je fietst is het uit te houden. 'Ik moet er niet aan denken om in die hitte te moeten fietsen', hoor ik regelmatig op rest areas. Maar dan bieden ze me een koffie aan en dan denk ik: 'Ik moet er niet aan denken dat dit voor mij net als voor jullie gewoon een bak koffie is'. En dan sluit ik even mijn ogen en neem de eerste slok van die godendrank. Je geniet zoveel meer van dit soort eenvoudige dingen als je er voor moet vechten. Afzien en tijdelijke onthouding: de sleutel tot genot. U weet ook dat een kwarktaart beter smaakt na een streng dieet dan na een patat met en twee broodjes hamburger speciaal. Of zoals de relativiteitstheoreticus Butt-head het in de jaren negentig van de vorige eeuw uitlegde aan het grote publiek: 'You need stuff that sucks to have stuff that's cool'.
Op een zeker moment lag het Northern Territory achter me. Ik had het van noord naar zuid en van oost naar west doorkruist. Het zal niet meer op mijn route komen. Ik was in de staat West Australia en mijn telefoon had een verrassing voor me in petto: het was plots anderhalf uur vroeger. En het was al zo vroeg donker en zo vroeg licht. De zon ging nu onder om 17.30 en kwam weer op om 4.30. Vreemd volk die West-Australiërs. Zouden het allemaal bouwvakkers zijn? Die beginnen ook bij voorkeur 's nachts al te werken, om vervolgens drie uur voor het avondeten weer thuis te zijn.
Ik bereikte na vier dagen inderdaad de groene oase Kununurra, als ik het goed heb de fruitplukkershoofdstad van Australië. Bomvol jeugd uit heel de wereld, en uitpuilende hostels. Ik vond een leuke rustige camping en ondervond tegen het avonduur dat dit plaatsje zijn faam waarmaakt. De camping werd overspoeld met jeugd. Er klonk Bob Marley, the Doors, techno, er werd getrommeld, alle fornuizen en douches werden bezet. Maar je hebt geen kind aan ze want ze liggen vroeg in bed; om 4.30 begint immers de nieuwe dag.
Ik keek eens naar de kaart. Om en nabij de 1600 km naar Port Hedland. Twee dorpjes op de route, en wat roadhouses. Ben ik afdoende gehard? Het lijkt me verstandig om na pakweg 1000 km even de route te verlaten voor een korte pauze in Broome aan de kust. Zestienhonderd kilometer door een oven met vliegen. Het is vuil werk, maar iemand moet het doen.
-
29 Oktober 2014 - 10:00
Lies Firing:
Wat een prachtig verhaal weer.
Respect,ik vind het zo knap dat jij niet opgeeft,aan de foto,s te zien ziet het er ook absoluut niet gezellig uit daar,kale boel moet ik zeggen langs de weg.
Wat doe je nu als je het even niet meer ziet zitten en er is geen bewoonde wereld in de buurt?
Het lijkt me erg moeilijk,jij hebt vast iets in je achterhoofd zitten wat je moed geeft om door te gaan.
Dat stukje waar je die appel kreeg dacht ik eerst van:oooh hij wordt zo gekidnapt,kwam goed haha.
Ga zo door Richard en blijf ons blij maken met je mooie verhalen,goede reis en tot de volgende stop. -
29 Oktober 2014 - 11:12
Monica:
Ik moest eigenlijk administratie doen, maar kon niet beginnen voor ik jouw verhaal had gelezen. Dit stukje Australie zal voor mij herkenbaar zijn, hoewel wel volgens mij niet in Timber Creek geweest zijn, wel in Halls Creek, daar heb ik op de camping nog freshies gevoerd en hebben we pre-coffee beers en after-coffee-beers en cointreau gedronken met een stel Australiers. Sla je nog af richting Purnululu? Of fiets je daar ook gewoon langs? Veel plezier weer en goede reis! -
30 Oktober 2014 - 02:33
Richard Van Dijke:
Je moet door Lies, ook al zie je het niet meer zitten. Maar er komen altijd weer aangename momenren.
Ik kom over drie dagen aan in Halls Creek, Monica. Van Purnululu heb ik nog nooit gehoord, op een volgende reis zal ik af en toe eens wat afslagen nemen. -
30 Oktober 2014 - 11:02
Rob:
Hoi Richard, wat mij betreft telt dit zeer zeker als grote fysieke prestatie. Ik zeg afvinken en weer gaan genieten, want dat lijkt er een beetje bij in te schieten de laatste tijd? De foto's ziet er wel mooi uit. Hopelijk kun je snel meer van je reis genieten. Ik kijk alvast uit naar je volgende verhaal.
Gr. Rob. -
01 November 2014 - 13:37
Martijn Meijer:
How come they don't just, like, play that cool part through the whole song?'Well, Beavis, if they didn't have, like, a part of the song that sucked, then, it's like, the other part wouldn't be as cool.'
Butthead was zijn tijd ver vooruit.
Goed bezig hoor, Ries!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley