Een zure Sinterklaas in Lapjesland
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
09 September 2015 | Peru, Huaraz
Dat t-shirt moest nog op de foto. T-shirts in landen waar men geen Engels spreekt hebben soms wonderlijke Engelse opdrukken. In Vietnam had ik een vrouw zien lopen met de tekst 'Please don't hate me'. En gisteren zag ik een etalagepop met een kort zwart damesshirt. In heel dikke, witte hoofdletters stond erop 'Let's fuck'.
Maar ik vond het shirt niet meer terug, en ik reed Abancay uit. Voor me lag een gebergte in de vorm van een halve kom. Ik ben een dag bezig geweest om van linksonder naar rechtsboven te rijden en was toen de avond kwam hemelsbreed misschien tien km opgeschoten. Het vinden van een kampeerplek was niet eenvoudig, als er geen afgrond was was er een dorp. Pal buiten een dorp vond ik in de schemering een plek achter een wal. Ik hield me gedeisd om honden stil te houden en visite van dorpsbewoners te voorkomen.
Ook de volgende dag stond het beklimmen van halve kommen op het programma. Vaak passeerde ik bordjes met de tekst 'Zona Urbana' (bewoond gebied) en steeds vaker moest ik erom lachen; ze waren als bordjes met 'Kans op wateroverlast' op de zeebodem. Ook deze dag fietste ik door tot de duisternis intrad, pas op dat moment was er een stukje Peru waar geen mensen woonden. Het was nog een mooi stukje ook, langs een rivier. Opnieuw was ik deze dag nauwelijks verder gekomen. Ik moest noordwestwaarts maar de route door de Andes zigzagt alle windrichtingen op, maar ook vooral omhoog en omlaag. Het begon een patroon te worden: van 4000 meter hoogte naar 2000 meter en weer terug. Van frisse hoogvlakten diep de tropen in, van een winderige 12 graden naar een broeierige 35 graden met steekvliegjes. Hoe zouden de omstandigheden zijn als ik ook die laatste 2000 meter af kon dalen? Zou het 58 graden zijn?
Een ander vast patroon was het eetpatroon. Steeds lunchte ik in een restaurant, ergens in een wat groter dorp dat tussen 11 en 2 uur op mijn pad lag en in datzelfde dorp kocht ik brood voor de avond en ochtend in mijn tent. Beleg vinden werd een uitdaging, uiteindelijk werden het bananen. Ik begon de grote markten van Bolivia te missen, hier in Peru was ik aangewezen op kleine winkeltjes en de enkele kraampjes en kleedjes met koopwaar op straat.
Eerder noemde ik Peru een boerenerf. En dat bleef het. Akkers en dorpjes. En omdat ik het liefst in vrijheid fiets begon dat nogal storend te worden. Peru is vol. Overal wonen mensen, al het land is gecultiveerd. Ik zag eens een berg die 1000 meter boven me uitstak en helemaal tot aan de top bedekt was met rechthoekige en vierkante lapjes: een groen akkertje, een geel akkertje, een bruin akkertje. Ik noemde dit type landschap voortaan Lapjesland. Vooraf verwachtte ik in een fascinerend, ruig berglandschap te zullen rijden, maar al wat ik zie is akkers, vee, stront, honden, mensen en huizen. Het bevolkingsdichtheidscijfer van dit land wordt compleet vertekend door de forse lap Amazonegebied waar geen hond kan leven. Dit Peru hier hoog in de bergen is dichter bevolkt dan het China waar ik doorheen reed. Langzaam begon fietsen door dit land beklemmend te worden met al die mensen om me heen. Ik zong een lied op de melodie van 'Gabbertje' van Hakkûhbar. Als u al wat ouder bent is 'Swiebertje' ook goed.
'Weer een akkertje, hé een akkertje,
Goh een akkertje, een huis, een hond, een koe.
Nog een akkertje, kijk een akkertje,
Beste mensen, zó spannend is Peru.'
Heel soms ontsnapte ik even aan deze wereld. Op een ochtend was ik vroeg wakker en zat al vroeg op de fiets en reed door een weids landschap. Het was stil, warm, onbewoond en mooi. Kort genieten, daarna volgde weer een afdaling naar Lapjesland. En toen botste er iets in mijn gezicht. En onmiddellijk voelde ik een hevige, gloeiende pijn. Dit vereiste onmiddellijke aandacht. Ik stopte en zette mijn helm af en een wesp viel op de grond. Die had het voor elkaar gekregen om tijdens de botsing klem te raken tussen mijn hoofd en een helmbandje en had onmiddellijk gestoken. Hij was er zichtbaar erger aan toe dan ik. Ik verwijderde met een pincet de angel uit mijn linkerslaap. De hevige pijn zakte snel en werd omgezet in een hoofdpijn die steeds draaglijker werd. In twee uur was de pijn weg. Vergelijk dat eens met de eerdere beten van die verschrikkelijke vliegjes. Nog steeds was ik aan het krabben. Negen dagen heeft de jeuk aangehouden. Negen dagen!
Na de afdaling volgde een lange klim langs een evenlange reeks tuintjes. In het donker reed ik door, net zo lang tot ik een stukje grond vond om mijn tent op te zetten. Het interesseerde me steeds minder hoe lang dit duurde. Hoe verder ik doorfietste, hoe eerder ik Peru uit was. Ik kwam deze dag tot 102 km na acht uur fietsen. Eindelijk vooruitgang. Vroeg opstaan zou een nieuwe gewoonte worden, half acht werd mijn nieuwe vertrektijd, twee uur vroeger dan ik gewend was. Op die manier kwam de vaart erin en zou ik Lapjesland versneld achter me kunnen laten.
Ik zocht nieuwe dingen om me te vermaken. Lapjesland staat vol met opvoedkundige borden, van 'Vervuil het milieu niet' tot 'Papa niet racen, we wachten thuis op je'. Ik besloot afbeeldingen van deze borden te gaan sparen. Steeds als ik een bord zag dat ik nog niet had, fotografeerde ik het. Dat bleef een dag lang leuk. Je moet iets.
Ik steeg naar een hoogvlakte en verdomd, het werd weer even interessant. Ik genoot van de leegte en van de verre uitzichten. Maar op dit soort momenten rust hier nooit een zegen. Het weer sloeg om, het ging onweren, ik kreeg striemende hagel te verwerken en de afdaling vond plaats in regen en kou. Temidden van alle akkers was een klein stukje bos langs de weg waarin ik druipend mijn tent opzette.
Ik passeerde de volgende dag het stadje Ayacucho. Vliegjes waren een plaag en ik reed op z'n Australisch met een net om mijn hoofd. In het gehucht La Vega at ik langs de weg bij een eetkraam een maaltijd met avontuurlijk vlees, zoals ik dat voor het laatst in mijn kindertijd aantrof in de erwtensoep, met een vreemde kleur en structuur en zichtbare varkensharen (ik moet wel zeggen dat het eten in restaurants in Peru doorgaans van bijzonder goede kwaliteit is). Op een hinderlijk op en neer hobbelende route naar Huanta volgde een piste naar een rivier door een prachtig stuk woestijnland vol cactussen. Ook langs die rivier was het mooi maar ik kon er niet van genieten. Dreigende bewolking, felle wind, wegwerkzaamheden, te veel bewoning, moeheid. Uiteindelijk kwam ik in een kloof terecht en kon mijn tent opzetten bij het geluid van vogels en een ruisende rivier. Maar ik werd opgemerkt door honden en hun idylleverstorende geblaf klonk in deze echoënde omgeving twee keer zo hard als normaal.
Heel de volgende dag reed ik door de kloof. Ooit heb ik enkele tv-programma's gezien met 'de gevaarlijkste wegen ter wereld' als thema en ik kon me zomaar voorstellen dat deze weg ooit te zien is geweest in zo'n programma. Een krappe, slechte weg, onoverzichtelijke bochten, grote hoogtes en dito voertuigen op de weg. Gelukkig was ik maar een smalle fietser. De weg volgde de rivier stroomopwaarts maar plaatste me weer voor die eeuwige vraag: waarom houden rivier en weg geen gelijke tred? Waarom moet ik over hellingen van 12% naar 200 meter boven de rivier stijgen om vervolgens weer net zo hard te dalen? Ik zat 's avonds 400 meter hoger dan 's ochtends maar had ruim 1200 meter geklommen. Vanwaar die 800 loze hoogtemeters?
Er zat gelukkig ergens een inham in de berg zodat ik toch nog kon kamperen. Ik lag wel aan de weg en dus zorgde dat ik zo min mogelijk zichtbaar was door het gebruik van licht te beperken, want in Zuid-Amerika heb je te maken met een vreemd fenomeen. Van het puntje van Argentinië tot hier tref je het aan, maar hier veel meer dan voorheen: automobilisten toeteren graag naar je tent. Geen idee waarom, misschien verwachten ze dat de tent een grote polyester hand opsteekt om terug te groeten, maar het is een hardnekkige gewoonte. En wat mij betreft ongewenst.
Ik fietste nog een ochtend verder in de kloof voordat de bergen weer uiteenweken en de weg beter en breder werd. In de kloof werd veel getoeterd maar dat had een duidelijke functie: het waarschuwen van tegenliggers op de veelal gevaarlijke punten. Maar nu het gevaar was geweken ging het toeteren gewoon door. Als u mij al wat langer volgt weet u dat ik in het verleden in sommige landen bijzonder dolgedraaid ben door het gebruik der claxon en ik was verheugd dat men in Zuid-Amerika doorgaans onder de irritatiegrens bleef. Maar Peru is anders. Als chimpansees die een knopje hebben ontdekt dat een leuk geluidje voortbrengt bewegen automobilisten zich voort. Ze zijn amateurs vergeleken bij Chinezen, maar komen een aardig eind.
Het brood dat ik dagelijks kocht lag vaak al een tijd in een mand of vitrine en was dus teleurstellend droog, maar droog brood kun je wegspoelen. De bananen zaten bij aankoop al tegen bederf aan en na een dag klotsen in de tas werd het er niet beter op. Mijn lijf accepteerde ze niet meer. Vlees in blik bestond niet in Peru, de jonge, witte kaas die soms verkrijgbaar is wordt een vieze, druipende bende in de tas, maar gelukkig vond ik hier en daar weer supermarktjes waar ik jam kon krijgen en dus ging ik voortaan in de tent kliederen met kleverige jam.
Ik bereikte de stad Huancayo, een verrukkelijk eenvoudige stad. Niet gedrapeerd over een berg, geen doolhoven met eenrichtingsverkeer, maar een stad gebouwd op een vlakte met één rechte hoofdstraat. En niets dat toeristen aantrekt. Ik sloot me een dag op in een hotelkamer. Soms waagde ik me even buiten maar hield het kort vanwege het gekmakende getoeter overal. Na die dag kon ik er weer tegen. Fris en goedgehumeurd vertrok ik. Dat duurde een paar uur. Toen had ik alweer genoeg van Lapjesland. Mijn god wat was dit alles bloedeloos saai. Mag ik drugs, please? Maar ik mocht geen drugs. Ik mocht zelfs geen drank meer. Bijna een half jaar geleden was ik gestopt met drinken. Als drinken sneu wordt moet je stoppen. Buiten was ik die bewonderde, gerespecteerde avonturier. Binnen was ik die deerniswekkende man die in een hoekje in een hostel in zichzelf gekeerd een fles whiskey leegde. Na alcoholgerelateerd incident #10000 in mijn leven werd het tijd in de spiegel te kijken. Ik dronk niet vaak maar als ik dronk had ik geen idee waar de rem zat. Ik erkende dat ik een probleemdrinker was. Tijd voor maatregelen. Afgelopen. Klaar.
Ik kneep in mijn ballen. Op die manier werd ik die dag toch nog ergens door geprikkeld en kon ik 's avonds in mijn dagboek noteren: 'Vandaag in ballen geknepen. Verder geen bijzonderheden'. Voor ik dat op kon schrijven moest ik nog wel mijn tent ergens neerzetten. Ik kon nergens een geschikte plek vinden en ging voor de veiligheid lopend in het donker verder. Na een uur realiseerde ik me dat de akkers om me heen geen akkers meer waren, het was steppegrond en ik zag zelfs een bos verschijnen. Halfbevroren zette ik in dit bos mijn tent op. Ik was verheugd over deze mooie stek maar zo fijn was het allemaal niet. Het bleef Peru en ook al zat ik in een bos, toch hoorde ik op korte afstand stemmen, muziek en honden. En de nacht was koud, niet zo koud als op de Boliviaanse hoogvlakte maar ik kon me er desondanks niet meer tegen wapenen.
Er volgde een ochtend door een mooi gebied maar ik kon mijn goede humeur niet meer vinden. Ik daalde 1000 meter, passeerde het stadje Tarma en klom weer 1000 meter. En aan het eind van de middag genoot ik wel. Want toen was er een afdaling door een bijzonder mooi gebied en ik had ook nog eens wind mee. Er had natuurlijk een lichtje moeten gaan branden want ik heb nooit meer wind mee. Al sinds Puerto Montt, vele maanden geleden, lees ik op internet dat het slim van mij is om in deze richting te rijden omdat zuidenwind dominant is, in Chili, in Argentinië, in Bolivia, in Peru, en toch vecht ik al zeven maanden tegen die spuugvervelende noordwestenwind. Wonderlijk toch. Ik keek eens op de kaart waar ik naartoe gerold was en zag dat ik 13 km eerder een afslag gemist had. Ik mocht nu dus 13 km terugfietsen, 200 meter omhoog, tegen de wind in. Ik haalde de afslag net voor het donker werd maar moest nog een poosje zoeken naar een geschikte plek voor de tent.
Na een steenkoude nacht volgde een stomvervelende dag. Wind, wind, wind. Zelfs de hoogvlakten waren nu niet meer voor mij alleen, hier stonden volop boerderijen en liet men doodleuk het vee aan de dorre pollen steppegras knagen. Maar er volgde wel een spannende avond. Het valt echter buiten het bereik van mijn blog om dit verhaal te vertellen, het is nogal lang en u moet zometeen nog boodschappen doen voordat de winkel sluit. Ik schuif het door naar mijn eventuele boek en volsta hier met enkele zinnen:
Om opnieuw een steenkoude nacht te voorkomen beloofde ik mezelf een hotelkamer in Cerro de Pasco. Dit stadje lag onverwacht ver van de hoofdweg. Ik vond er geen geschikt hotel en moest in het donker terug. Ik zag een sluiproute op de kaart terug naar de hoofdweg maar het bleek een mijnbouwdoolhof te zijn. Door de security werd ik geëscorteerd, de diepte in en via grotachtige tunnels terug naar de hoofdweg. Om één uur lag ik in mijn tent na bijna 12 uur fietsen.
Dat was spannend, hè? Heel even kon ik er op teren, daarna zakte ik terug in mijn coma. Ik passeerde het ene na het andere dorp. Maar er was hoop. Ik moest deze route uit veiligheidsoverwegingen verlaten. De doorgaande weg leidde naar de Huallagavallei, een gebied met cocaïneproductie en -transport. Na Huanuco (het moet, dunkt mij, hilarisch zijn voor toeristen uit Den Haag om hier te ontdekken dat bijna iedere plaatsnaam met 'hoeâh' begint) moest ik een secundaire weg nemen naar het westen om verderop weer noordwaarts te kunnen reizen. Ik bevoorraadde mij en verheugde me op een gravelweg door een stuk natuur. Hoe naïef. Peru is vol. Er veranderde helemaal niets, behalve dat de weg slechter werd. Akkers, dorpjes. Tot overmaat van ramp stopte er een automobilist om me te waarschuwen. Het zou over een uur donker zijn en ik kon beter onderdak gaan zoeken want 's avonds reden hier gewapende bendes rond. Ja verdomme zeg, ik kan niet de Amazoneroute nemen naar Tarapoto vanwege de drugstransporten en de daarmee gepaard gaande criminaliteit in de Huallagovallei, ik kan niet naar de kust vanwege de berovingen, ik rij deze bloedeloos saaie lapjeslandkutroute uit veiligheid en nu moet ik ook hier gaan uitkijken? Voor de zekerheid deed ik dat maar. Voor het donker werd stond mijn tent tussen de bomen aan een rivier, enkele meters beneden de weg.
De relatie tussen mij en Peru was in hard tempo aan het bederven. Ik wilde natuur maar steeds reed ik door dorpjes. Mensen verwachten dat je ze groet en dat deed ik ook. Als een soort Sinterklaas reed ik rond. Hola, buenas tardes, zwaai zwaai, zijn hier nog stoute honden? Jawel, die waren er, feller dan ooit. Ze reisden een stukje met me mee en hielden een luide monoloog. Ik moest dan denken aan de cavia's aan het spit en vroeg me af waarom ze hier de zaken niet omdraaiden. Dat er rond ieder huis een paar boze cavia's rondlopen en je in restaurants hondenstoofpot kunt eten. Wat een vredige wereld zou dat zijn. Veel mensen groeten niet echt, het is eerder een reflexmatige uiting: 'Gringo!'. Alsof ze aan een tv-kwis meedoen en pijlsnel moeten raden wat er voorbijkomt. Ik kreeg de neiging om te zeggen: 'Dat is een correct antwoord! U gaat door voor de gegrilde hond'. Maar dat zei ik niet. Ik ging gewoon terugconstateren: 'Peruano!'. Echt aangenaam is dit gringo-geroep niet. Nog één stap verder en het wordt eng, als ook de blik nog verstart en de wijsvinger op je gericht wordt. Maar zo ver gaat het net niet. Wel wees een zure vrouw naar boven en haalde een wijsvinger langs haar keel. En ze herhaalde het. Wat was dit nu weer? Gingen ze me verderop op de berg vermoorden? Behalve strontsaai, en irritant door honden en toeteraars, begon dit land zo onderhand ook naar te worden. Ik merkte dat ik zelf ook ging verzuren. Ik werd zwartgallig, begon mensen te negeren en stenen te gooien naar blaffende belagers. Ik wilde zo snel mogelijk weg uit dit land. Maar eerst moest ik een veilige slaapplek vinden. De hele berg was weer volgebouwd maar ik werd gered door een steengroeve waar ik me kon verstoppen voor de nacht.
Na nog een vervelende fietsdag besloot ik een nacht in een hostel te slapen, maar door permanent luid blaffende honden, overig straatlawaai en rumoer in het hostel lukte dat maar een paar uur. Waarom trapte ik steeds weer in die val door te denken dat je opknapt van een nacht in een bed in een dorpje op de route?
Ik bereikte een nieuwe hoofdroute via een hoge pas en even was de wereld weer heel mooi en rustig en ik had ook het idee dat ik weer in een veilig gebied zat. En na een daling volgde een nieuwe aangename klim. De daaropvolgende afdaling vond plaats in regen en hagel maar dat was deze keer niet erg want ik naderde Huaraz, de plaats waar ik een paar dagen zou bijkomen.
En bijkomen deed ik. Ik vond een kamer ver weg van het straatrumoer in een rustig hotel. Ik keek op internet of het mogelijk was om toch zo snel mogelijk via de kustroute Peru te verlaten maar de ervaringen van andere reizigers logen er niet om: het risico om slachtoffer te worden van een beroving is te groot (één reiziger vroeg zich af waarom je uberhaupt die vreselijke woestijnroute in de kustregio zou willen nemen terwijl er een prachtige route door de Andes loopt, aaaaaaaaaaaaaah!). En dus rest mij niets anders dan de rit uit te zitten, net als ooit eerder in Oezbekistan en Indonesië. Gelukkig ben ik al een fors eind gevorderd en zou ik binnen twee weken Ecuador moeten kunnen bereiken. In Ecuador heb ik weer een keuze: kust, bergen of jungle, want tot aan de Colombiaanse grens zijn er geen specifieke probleemzones. Voor nu: mijter op, tabbert aan en gaan.
Er is een nieuw interview verschenen op my1stimpressions.com:
http://my1stimpressions.com/2015/09/02/richard-and-his-world-tour-on-a-bycicle
-
17 September 2015 - 10:56
Rob:
Hoi Richard wat jammer dat je het zo slecht naar je zin hebt wij ben juist hele fijne herinneringen empire hopelijk bevalt Ecuador Beter goeie reis !
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley