50. God is een olijf
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
28 Maart 2016 | Bulgarije, Sofia
Daar is-ie dan, een extra feestelijke jubileumeditie, aflevering 50, bomvol nieuwe misère en ontberingen. Laten we maar meteen met die ellende beginnen. Ik heb mijn vorige schrijfsel positief beëindigd door melding te maken van een opkomende zon, maar die was snel weer verdwenen. Ik kreeg zware stormen te verduren in mijn tent pal aan het strand en was wederom genoodzaakt mijn vertrek uit te stellen. De zee schuimde in de krachtige wind en bulderde even hard als de hemel waar behalve lawaai ook hagel uit neerdaalde. Mijn haringen werden losgerukt, het tentdoek tegen me aangewaaid en water sijpelde naar binnen. Ik begon wat te twijfelen aan de geschiktheid van deze regio voor een overwintering.
Ik vertrok toen de storm geluwd was en werd geconfronteerd met een fenomeen dat ik eerder in Chili gezien had: blijkbaar was de verhouding tussen vuilnisman en werkgever wat verstoord geraakt want vuil werd zichtbaar al een poosje niet meer opgehaald. Vuilcontainers waren bedolven onder vuilniszakken, als ze uberhaupt nog zichtbaar waren, en ik zag bushokjes waar de hoop vuil reikte tot aan het dak. Zo zie je maar dat als iedereen zijn steentje bijdraagt, je een hoop kunt bereiken. Het duurde enkele tientallen kilometers en toen hield het weer op. Maar viel er vanaf dat moment weer te genieten? Nee. Het landschap was op zijn zachtst gezegd wat monotoon. Ik reed langs de kust maar ik zag er maar weinig van, want aan beide kanten overheerste de olijfboom het beeld. Aanvankelijk rij je nietsvermoedend tussen de bomen door, maar geleidelijk aan wordt duidelijk dat de olijfboom op de Peloponnesos (het grote schiereiland dat door de aanleg van het kanaal van Korinthe feitelijk een eiland is geworden, maar dit terzijde) wel een erg dominant verschijnsel is. Vooral als het tijd is om te slapen merk je dat er haast niets anders is dan olijfgaard. Met moeite vond ik de eerste avond na vertrek een vlak stukje tussen een boomgaard en de rotskust.
Over het algemeen is het voor een fietser beter de hoofdwegen te mijden en kleinere wegen op te zoeken, om druk verkeer te ontlopen. Maar hier betekende het vooral dat de wegen smaller werden, de bomen dichter tegen de weg stonden en het allemaal wel erg claustrofobisch begon aan te doen. Het is niet de enige misvatting hier, want ook als je de kust verlaat en de bergen intrekt, en je je erop verheugt om weer in de natuur te rijden, zul je merken dat die beboste bergwanden ook gewoon olijfgaarden zijn. En ieder paadje dat je ziet is geen wandelpad dat je de natuur in voert, maar een pad naar een olijfgaard. Kamperen bleef echt een probleem hier want overal waar een tent kan staan kan in principe ook een olijfboom staan, en dus staat hij er ook. Wat ik eerder in China had gezien zag ik hier ook: de berm werd hier aangewend voor tuinbouw, op bijna ieder stukje vlakke berm dat groot genoeg was, was een rijtje bomen te zien. Ik had de gewoonte om om 17.30 uur te beginnen met het zoeken naar een kampeerstek om om 18.45 uur, als het donker werd, onder de pannen te zijn, maar de eerste twee avonden slaagde ik daar net niet in. Op de tweede avond vond ik uiteindelijk een plek tussen een waterbassin een opslagtank en zette ik de tent op nadat ik, vergeef me, wat schaarse natuurlijke begroeiing had verwijderd. En de derde avond was het nog erger. Alles was bijna tot op de meter volgebouwd, alleen pal langs de weg was soms ruimte, maar daar sta ik niet graag. Net als op privé-gebied. Andere fietsers zouden gevraagd hebben aan boeren of ze op zo'n olijfgaard zouden mogen kamperen, maar dat past nu eenmaal niet in het soort avontuur dat ik voor ogen heb, net als een lift accepteren als het te hard waait of in een pizzeria gaan zitten als het gaat regenen. Die avond heb ik tot 22.30 uur (u leest dat goed) gezocht naar een slaapplaats. Ik vond een kiezelstrandje. Ik moest het delen met een olijfgaard, maar waar de kiezels begonnen hielden de bomen op. Als olijfbomen wortel konden schieten op het strand, geloof mij, dan zouden strandvakanties naar dit schiereiland verleden tijd zijn. Dit hele stuk Griekenland lijkt bijna volledig ontdaan te zijn van natuurlijke begroeiing. 21379 vierkante km, de helft van Nederland, lijkt omgeploegd en beplant te zijn met olijfbomen. Als ik uitga van 6x6 meter grond per boom, dat lijkt mij ruim geschat, dan kom ik uit op ruim een half miljard olijfbomen. Dit is geen gezonde vorm van landbouw meer, dit lijkt meer op religieuze waanzin. Wat hebben de Grieken hun land vernield. Heel het land geofferd aan de olijfgod. Ik kreeg visioenen van bomen waarin luidsprekers opgehangen waren waaruit klonk: 'Olijf akbar!'. Ik keek op het potje olijven dat ik in de supermarkt gekocht had. 'Aceitunas verdes con jalapeño y especias' stond erop. Daar zit naar mijn weten geen woord Grieks bij. Genoeg olijven verbouwen om de eigen én desnoods de hele bevolking van China te voeden en dan nog.... Importeren. Ze. Olijven. Uit. Spanje.
Er werd serieus aan het moreel geknaagd. Misschien vraagt u zich af waarom ik zo lang in Griekenland rond bleef rijden, maar dat was ook helemaal niet de bedoeling geweest. In de vrijblijvende planning die ik vooraf had gemaakt stond in de tweede helft van februari een vlucht gepland naar Tel Aviv. Anderhalve maand zou ik rondreizen in Israel, de Palestijnse gebieden en Jordanië om daarna weer terug te keren en verder te reizen in een inmiddels lenteachtig Bulgarije, Roemenië, Moldavië en Oekraïne. Nu is het zo dat Israel en de Palestijnse gebieden al langer dan ik me kan heugen een waar wespennest zijn, maar het leek nog te doen tijdens de planning. Maar de situatie is verslechterd en als ik nu naar de waslijst aan gebieden kijk die sterk afgeraden worden om te bezoeken dan zie ik geen basis meer voor een fietstocht aldaar. En dus was ik hier de winter aan het volrijden, want het was nog te koud om noordwaarts te reizen en ik wilde niet opnieuw naar het oosten via Turkije; dit moet zoveel mogelijk een nieuwe ervaring worden.
Ik ging de situatie relativeren. Olijfbomen doen je niets. Ze steken niet, roepen niet allemaal 'Hey mister' en stralen geen extreme hitte of kou uit. En ik bereikte een bijzondere landtong. Het is de middelste van drie tongetjes onderaan het schiereiland en meteen degene die het verst in zee reikt. Het uiteinde is het zuidelijkste punt van het Oost-Europese vasteland en daar wilde ik naartoe, als ik toch in de buurt was. Het werd bergachtig, ik zag weiden met stenen en struikjes en om één of andere oorzaak stierf het van de vliegen. Dat was nog eens een verandering. Ik nam steeds weer nieuwe afslagen om zo zuidelijk mogelijk te komen totdat ik de fiets moest laten staan en over een heuvelwand te voet verder moest. Het werd een voettochtje van ruim twee km en half lopend, half klauterend bereikte ik de vuurtoren op Kaap Tainaro. Daar stond ik, op het platform voor de vuurtoren, nog enkele rotsen voor me en verder zee en wind, heel veel wind. Dit zijn mooie momenten. Ik had een uithoek van de wereld bereikt. Dit was geen doelloos rondrijden, ik had iets bereikt met mijn inspanningen.
Die avond zette ik in zware wind de tent op in een bocht van een bergweg en er brak een tentstok. Ik schoof een hulsje over de breuk maar de stok bleek te klein te zijn voor dit formaat huls; de stok brak nogmaals. Ik probeerde de tent op te zetten zonder deze stok en dit bleek te lukken, al stond de tent niet meer mooi strak. Ach, nog slechts 9,5 maand te gaan.
Via zware klimmen en door hevige buien reed ik weer noordwaarts. Voor het eerst zag ik een vluchtelingenkamp en rijen mensen die langs de weg liepen. Ik probeerde uit te vinden wat dat betekende voor mijn veiligheid. Lopen deze mensen ook 's nachts rond, mogelijk met minder nobele motieven? Hoe groot is de concentratie vluchtelingen? Maar het bleef bij een enkel kamp, en die zagen er geruststellend vredig uit, met spelende kinderen en vrouwen die de was deden. Ik pikte de meest oostelijke landtong nog even mee en kreeg bij het zien van de kaart een voorstelling van een taai bospad in de bergen. Maar het was weer zo'n aangeharkt stukje Griekenland dat ik gerust over had kunnen slaan. Onverwacht kwam ik, toen de landtong achter me lag, toch in een natuurgebied terecht met wonderlijk gevormde naaldbomen, heideplanten en bloemen. Het was een grijze, natte, mistige dag maar de klim vormde een aangename uitdaging. Na de afdaling de volgende ochtend stuitte ik op een camping. Ik kon het hek openen en ik zag kampeerders, twee stellen, en verder niemand; de receptie was dicht. Het bleek om een camping te gaan die officieel nog niet geopend was, maar alles functioneerde en als je een donatie achterliet mocht je er staan. Na acht dagen fietsen én met Vitesse - Feyenoord op het programma had ik wel trek in een rustdag, helemaal toen ik ontdekte dat er een echte 'camp kitchen' was, zoals ze dat in Australië noemen. Het was in Perth geweest, in december 2014, dat ik voor het laatst van een keuken op de camping had kunnen genieten. Ik had nu alleen een enorme fout gemaakt. Het allerbelangrijkste na dágenlang te hebben gefietst is natuurlijk het consumeren van een sloot koffie, en daarom keek ik op het moment dat ik de pot uit de tas haalde nogal sip toen ik slechts een bodempje koffie aantrof. Hoe had ik kunnen vergeten die voorraad aan te vullen? Het was zondag en er was sowieso in een straal van tientallen kilometers geen winkel.
Het weer verslechterde weer zodanig dat ik mijn verblijf iets verlengde, maar ik had gezelschap en dat gezelschap had gelukkig ook nog wat koffie in huis.
Ik had veel gegevens bestudeerd, gerekend, routes uitgetekend en ik hakte knopen door. Bepaalde landen vielen definitief af, in andere landen zou ik langer dan gepland gaan fietsen en Europa ging ik inkorten. Ik stopte met het volgen van de contouren van Griekenland en zette koers naar het noorden. Als om mijn besluit te benadrukken kleurde de hemel weer grijs en zag ik op mijn fietscomputer de temperatuur dalen naar 6,8 graden. Let wel, we hebben het hier over Zuid-Griekenland. Over een week zou de zomertijd ingaan. 6,8 graden. Ik passeerde het kanaal van Korinthe weer, nu aan de oostkant. En dat zag er heel wat spannender uit dan aan de westkant (zie foto). Ik stond die ochtend halverwege de brug boven het kanaal en was nog niet helemaal fris want ik vroeg me af waarom een jongen naast me foto's van de grijze lucht stond te maken terwijl er achter hem zo'n indrukwekkend kanaal te zien was. Toen ik uiteindelijk ook een zelfje probeerde te maken was ik vergeten dat ik dat 's morgens niet moet doen; ik keek naar het plaatje van een diep kanaal met op de voorgrond een soort hamster met de bof en verwijderde het. Ik fietste verder en het viel me onmiddellijk op dat hier meer ruimte was. Waarom had ik mijn tijd niet anders verdeeld in dit land? Waarom had ik zo lang op dat bloedeloos saaie schiereiland gereden?
Ik zat blijkbaar op een populaire route want ik trof de eerste collega's. Eerst een oudere Deen die twee jaar onderweg was, fietsend door Europa en Noord-Afrika, en daarna een Frans stel dat van Singapore naar huis reed. Meer ruimte betekende weer tamelijk probleemloos kamperen maar het weer was vaker slecht dan goed en ik vroeg me af of het er nu gemiddeld genomen eigenlijk beter op geworden is na het verlaten van de Côte d'Azur. Ik ben zoveel zuidelijker gekomen, zuidelijker zelfs dan de hoofdstad van Tunesië, maar wat had ik me vergist in het weer. Notitie voor de oude dag: 'Overwinteren in Zuid-Europa? Haal het niet in je kop'. Ik wilde nog een pauze inlassen maar trof in het toeristische gebied dat ik aandeed slechts gesloten campings. Ik had me verheugd op koffie, een avond voetbal en een dag rust waarop ik mijn kleren kon wassen maar ik moest me erbij neerleggen. Het kon niet. Ik besloot om dan maar in één ruk naar Sofia te rijden, ruim 500 km verder.
Ik ontdekte een nieuw soort weg, een serviceweg die langs de snelweg loopt. Interessant als je een land wel gezien hebt en vooral snelheid wilt maken. Ze zijn vlakker en rustiger dan de hoofdwegen waar ik op mag fietsen en je komt haast niet meer door dorpen. Pauzeren gebeurde nu voornamelijk in de berm. De omgeving veranderde, het olijvisme was al lang geen dominante religie meer.
En toen bereikte ik Haldikona. Eigenlijk een onbeduidend plaatsje, maar voor mij had het betekenis. Ik kruiste nu namelijk voor het eerst mijn route uit 2013, toen ik hier van Albanië naar Turkije reed. Anderhalve kilometer reed ik nu in de andere richting, om daarna verder te fietsen naar het noorden. Ik vind dat een leuke gedachte, om routes te laten kruisen en verbindingen te leggen tussen routes. Ik zet nu de grote lijnen uit en wie weet wordt het ooit een leuke activiteit om in vakanties routes dicht te rijden, als ik weer een heel andere primaire bezigheid heb in het leven.
Eerlijk is eerlijk: ik moet even vermelden dat ik vier dagen mooi weer heb gehad. Dat u niet denkt dat ik permanent in een grijze wereld fiets. Maar het regende weer toen ik de Macedonische grens naderde. Ik hoefde daar niet naar binnen maar het is een populair land. Zo populair dat Macedonië de grens sloot, vermoedelijk omdat de toevoer van mensen te groot werd. Op een belangrijke kruising blokkeerde een grote groep mensen, allen in eenzelfde poncho, het verkeer. 'Open the border', riepen zij. Een Turkse jongen loodste mij door de groep heen, ik mocht er wel door. 'Mijd demonstraties' zie je vaak bij reisadviezen staan. Ik rij er altijd gewoon doorheen, in Bolivia, in Griekenland. Vind ik leuk. Een aantal mensen was klaar met demonstreren en vormde een kleine stoet die weer terugkeerde, waarschijnlijk naar een tentenkamp. Het was het laatste dat ik zag van de vluchtelingenstroom, ik sloeg af naar Bulgarije en daar willen vluchtelingen om een mij onbekende reden niet naartoe. Ik reed oostwaarts met links van mij het gebergte dat de scheidslijn vormt tussen Griekenland en Bulgarije. En op een zeker moment was er een doorgang. Voor en na de grens ligt er een kort stuk snelweg, ik denk dat dat is om een goede indruk te maken op degenen die het land binnenrijden, maar op snelwegen mag ik niet fietsen. Aan de Griekse kant was er een alternatief: een aaneenschakeling van delen asfalt en paden. Op papier acceptabel, maar toen ik mijn fiets door een kleiachtig veld aan het duwen was kreeg ik toch mijn twijfels. Zeker toen ik uiteindelijk toch gedwongen was een stuk snelweg te nemen en aangenaam snel, en ongestoord, naar de grens zoefde. Er stond een joekel van een rij en ik wilde eens kijken of ik daar ongestraft langs kon rijden, linea recta naar het loket. Wachten kon ik ook nog nadat ik teruggestuurd zou zijn. Maar ik glipte even tussendoor, mijn paspoort werd bekeken en het was goed, ik mocht verder. Mensen kunnen waarschijnlijk mijn aandoenlijke hamster-look niet weerstaan en geven mij ruim baan, ook de politie die even later langs mij reed op de Bulgaarse snelweg. Maar nadat Bulgarije een goede eerste indruk had gemaakt met een onberispelijke snelweg werden de twee banen per rijrichting er één en sneuvelden de vluchtstroken. Het zijn niet de prettigste omstandigheden, met al die vrachtwagens die je passeren, maar later zou ik weer in rustiger vaarwater terechtkomen. Zo weinig ruimte als ik nu had, zo veel ruimte was er in de omgeving. Ik keek mijn ogen uit naar al die lappen natuur. Aan het eind van de dag reed ik door een gebied waar volstrekt niemand woonde, compleet ondenkbaar in de twee vorige landen waar ik doorheen fietste. Geen mens, geen hond, geen vee, alleen verkeer. Er was een touwbrug over een kolkende rivier en ik liep er overheen naar een verwaarloosde picknickplek om te zien of ik er volledig uit het zicht kon kamperen, maar durfde het uiteindelijk toch niet aan om met fiets en al de brug te nemen en reed verder. Ik vond een pad dat naar een bergweide leidde. Het was vreemd om te zien dat het niet afgesloten was en ook nog eens niet vol afval en/of schapenstront lag. Dit was een perfect weitje. Totdat mijn hersens 's avonds gingen werken. Wat was dat geluid? Zouden hier beren kunnen zitten? Bulgarije, bergen, beren.... geen raar idee. Ik voelde me niet zo veilig meer. Ik pakte al mijn etenswaren in plaatste het in een boom, vijftig meter verderop. En toen realiseerde ik me dat ik een blikje vis had laten uitlekken bij de tent. Ik zette ook mijn tent maar gelijk twintig meter verderop, voor mijn gemoedsrust. En toen kon ik rustig slapen.
Ik reed nog een volle dag door Bulgarije. De temperatuur ging hard omlaag. Ik vertrok met handschoenen aan en er was de hele dag een koude tegenwind. De onbewoonde kloof waar ik doorheen gereden was was niet typerend voor het landschap, maar het was wel duidelijk dat Bulgarije ruim in zijn vel zit en bewoning langs de hoofdwegen is eerder uitzondering dan regel. Aan het eind van de middag zag ik een zwarte lucht aankomen en was het 3 graden. Ik nam geen risico, zette mijn tent op onder de snelweg en ging met kleding en al de slaapzak in. De volgende ochtend vertrok ik bij -2 graden, maar de licht stijgende weg en een aangenaam zonnetje hielden me warm. Ik pikte een stukje snelweg mee om een omweg van 50 km te vermijden en na nog enkele tientallen kilometers was er een fietspad dat tot de statige gebouwen, de standbeelden en parken in het hart van Sofia leidde. Ik vond een mooie, ruime kamer in een hostel. Mijn eerste bed in drie maanden. Ik leverde mijn vuile was in en kreeg die 's avonds weer helemaal fris terug. Vuile was was nogal een issue geworden, want in Frankrijk had ik wassen nog niet nodig gevonden, in Italië hadden op de camping waar ik stond achtereenvolgens drie verschillende machines de geest gegeven en had ik mijn kleren steeds uit een vuile plas water moeten halen, en in Griekenland had ik mij beperkt tot het met de hand wassen van het hoogst noodzakelijke. 'Wordt het ooit droog als ik het nat laat worden?', was vaak de sleutelvraag. Ik was in een fase beland waarin ik twijfelde tussen het nóg langer dragen van kleren, of pogen iets schoners uit de zak met vuile was te trekken. Maar nu was alles schoon. Ik dronk volop koffie, nu wel, en prepareerde een pan spagetti die helemaal leeg ging.
En nu is het mooi geweest. Ik ben d'r klaar mee. Met overwinteren. Ik voel er weinig voor om nog verder noordwaarts te gaan in deze kou. Hoewel..... nog een klein stukje. Ik ga nog vijf dagen vernikkelen, blauwbekken en klappertanden op weg naar een goede vriend. Ooit zocht ik hem met de fiets op in Pattaya, Thailand en ruim een jaar geleden deelden we een kamer op Langkawi, Maleisië. Nu resideert hij in Boekarest en dat is mijn eindstation in dit werelddeel. Ik heb drie maanden mijn buik volgegeten op de regenachtige lap landbouwgrond die Europa heet. Het wordt tijd voor water en brood, op een droge plak aarde. Het wordt tijd voor een kleine verplaatsing per vliegtuig. Het wordt tijd voor avontuur.
-
02 Mei 2021 - 21:07
Belle:
Heerlijk gelachen weer om dit stuk. Tuurlijk importeren ze olijven om te eten. Griekse olijven zijn heilig, die mag je alleen vereren.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley