Kassi 6
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
03 Juni 2017 | IJsland, Egilsstaðir
Achter de linker incheckbalie van WOW Air zat een meisje van Aziatische origine. Vriendelijk lachend hielp ze vlot de ene na de andere reiziger. Achter de rechterbalie zat iemand uit de hel. Al twintig minuten was ze bezig met het mentaal uitputten van twee jongens. Uitgerekend toen ik vooraan stond in de rij kregen de jongens hun vrijheid terug en snerpte het mens naar mij: 'Next!'. Ik reed de trolley met fietsdoos, met daarin een fiets, tentstokken, slaapzak en mat, in haar richting. Ze had direct al bepaald dat de doos te zwaar was, ongeacht het gewicht. Voor de vorm moest ik hem alleen nog even op de band leggen. En dat deed ik. De doos blokkeerde de display, dus gaf ze hem een gooi naar achteren. De cijfers op de display schoten van 20 naar 35 en weer terug en ondertussen leunde er ook nog een collega over de doos om een vraag te stellen aan iemand die verderop zat.
'Veel te zwaar, en hij staat nu maar half op de band, kun je nagaan... Haal 'm er maar weer af', zei Satan.
'Hij staat nu goed', zei ik terwijl ik hem terugschoof, 'en hij is 26,6 kg, dus nog onder de 27 kg'.
'Het gaat erom wat IK waargenomen heb, niet wat u waargenomen hebt. En bovendien heeft u maar voor 23 kg betaald. Dat staat in mijn systeem', sprak Lucifer, en nadat ze mij maande mijn overige bagage op de band te leggen vervolgde ze: '...maar ik zal het overgewicht bij uw ruimbagage optellen, want daar heeft u nog wat speling, zie ik'.
'Hier op mijn ticket staat anders duidelijk dat het fietsgewicht maximaal 27 kg mag bedragen', zei ik, omdat ik toch nog even het een en ander gecorrigeerd wilde zien.
'Meneer u kunt beter zwijgen, ik mats u nog', sprak de trol.
En ik zweeg, ze vroeg tenslotte niet om geld. Wel wilde ik haar wurgen, maar ook dat liet ik na.
Het was 23 mei en ik stond aan de aftrap van mijn Noord-Europese zomerfietstocht. Ooit stond er een festivalbezoek in IJsland op het programma voor deze zomer. Aanvankelijk was er bij diverse vrienden interesse, maar één voor één haakten ze af. Ik uiteindelijk ook, maar de fietstocht die ik er aan vast zou plakken liet ik gewoon doorgaan, al zette ik die op het laatste moment helemaal vooraan in mijn reisschema.
Vanuit het vliegtuig kon ik van een wonderlijk verschijnsel genieten. De zon was net ondergegaan maar we vlogen sneller naar het noordwesten dan de zon daalde, en dus was ik getuige van de traagste zonsopgang ooit: het donkerrood werd lichtrood en daar waren de eerste stralen, en uiteindelijk scheen de zon in volle glorie. Om één uur 's nachts was het afgelopen; we doken door vijf lagen bewolking en ongezien moet de zon weer teruggekukeld zijn achter de horizon. Het was 23.00 uur IJslandse tijd en na mijn bagage opgepikt te hebben liep ik naar buiten, recht op mijn doel af. Vliegveld Keflavik heeft namelijk een fantastische voorziening voor fietsers pal voor de terminal: the Bike Pit. Het is een ruimte van ca. 10 bij 2 met een glazen front, speciaal om je fiets weer in elkaar te kunnen zetten. Er is zelfs gereedschap aanwezig. Voor nu plaatste ik mijn fietsdoos parallel aan het raam en creëerde achter de doos een hoekje om te slapen. Dat slapen ging onnoemlijk veel beter dan in een luchthaventerminal en fris zette ik in de ochtend de fiets in elkaar en verdeelde de bagage over de tassen. Ik bevond mij in de zuidwestpunt van IJsland, Reykjavik lag 50 km noordwaarts en ik wilde tegen de klok in IJsland rondfietsen dus bewaarde ik Reykjavik voor de slotfase van de tour. Ik reed het land in en keek direct mijn ogen uit. Net als Australië destijds kende ik het land alleen van de plaatjes en nu reed ik er zelf middenin: in het kale land van stenen en mos. Er lag een supermarkt op de route met de naam Bonus en het aanbod aan betaalbaar voedsel viel me niet tegen; er was zelfs spagetti in blik, iets wat ik sinds (opnieuw) Australië niet meer gezien had en hiermee was ik verzekerd van een dagelijkse lunch. Ik kocht voor ruim vier dagen voedsel en rekende zo'n 50 euro af bij 'kassi 6'. In een bushokje lunchte ik en vervolgde mijn tocht. Ik kwam een jonge Rus tegen die net twee dagen storm achter de rug had. Eerder had hij acht dagen storm achtereen gehad en was zelfs van de weg gewaaid. Het was een kleine indicatie van wat me te wachten stond. Maar op mijn eerste dag reed ik rond in een mild klimaat, in een erg mooie hoek van het land, met zoals gezegd veel stenen en mos, een enkel struikje en zonder ook maar één boom. Wel was het wennen aan fietsen met bagage, dat had ik sinds december in Thailand niet meer gedaan; ook had ik veel pauzes nodig om het vol te kunnen houden. Achter een grote steen zette ik die avond mijn tent op en was bij mijn avondmaal verrast door de smaak van een worst die Hróssabjúgu heet; ik meen dat het gerookte worst is, en het schijnt gemaakt te zijn van paardenvlees en vet. Ik genoot ook van mijn nieuwe tent die eerste nacht. Ik had 'm aangeschaft omdat ik inschatte dat de tent die ik op mijn laatste tocht bij me had, een eenvoudige Eureka Wabakimi, niet opgewassen zou zijn tegen de krachtige wind hier. Ik was vooral blij omdat het een MSR (Elixir 2) was; het is een ruime tent die desondanks niet veel ruimte inneemt (de buitentent heeft beschaafde proporties) én daar kwam bij dat mijn eerste echte tent op mijn reis naar Indonesië ook van MSR was, dus werd ik bijkans nostalgisch. Het was een lange eerste dag geweest en ik was pas tegen twaalven klaar om te gaan slapen. Op dat moment was de nacht net ingetreden en dat betekent hier dat het een uur of drie schemert. Met twee oogmaskers tegelijk voor mijn ogen sliep ik moeiteloos door tot de ochtend.
Na het stenen landschap kreeg de omgeving een wat aardsere aanblik. Dit was een landbouwgebied, en tevens was ik nu, bij de plaats Selfoss, aanbeland op wat de komende weken de rode draad gaat zijn op mijn tocht: route 1, de ringweg over IJsland. Na 10 km saai landschap had ik de keuze tussen doorrijden, of tijdelijk een route gaan volgen door het binnenland. Dat laatste leek me een stuk spannender. Maar toen las ik dat er drassige en rotsachtige delen waren, en rivieroversteken. Ik volgde de route op mijn app en ging de rivieroversteken tellen. Bij 13 hield ik op met tellen, deze route was me te spannend. Ik wist wat me te doen stond: de 1 blijven volgen. Al het land om me heen was omheind privégebied maar ik had geluk: op een zeker moment lag er een aarden wal tussen weg en prikkeldraad en kon ik achter de wal, onzichtbaar vanaf de weg, mijn tent opzetten.
Ik had de illusie dat ik eindeloos veel tijd had met die lange dagen waarop het ruim 20 uur licht is, maar toch duurt een dag maximaal 24 uur; je hebt hooguit meer flexibiliteit bij het indelen. Ik moest mijn slaapuren op dit stille eiland beperkt houden en dwong mezelf uiterlijk om 7.30 uur overeind komen, maar ik moest mezelf ook dwingen te stoppen met fietsen rond 19.30 uur.
Terwijl mijn eerste dag zonnig was geweest kreeg ik nu steeds meer te maken met regen. En terwijl ik op een nieuwe dag door de miezerregen reed, zag ik iets dat me met afschuw vervulde. Er reed een auto langs die een lang touw uit de laadbak had hangen. Het sleepte over de weg en had aan het uiteinde een knoop. Het slingerde naar links. Als het toevallig naar rechts had geslingerd had de knoop achter mijn achterwiel blijven hangen en had me in een veeg gevloerd en panklaar neergelegd voor de camper die er achteraan reed. Ik was in een seconde kassi 6 geweest. Lange tijd kreeg ik het horrorscenario niet uit mijn hoofd. Ik hoopte dat deze slordigheid geen gemeengoed was in IJsland.
Ik reed langs de Eyjafjallajökull-vulkaan, die van de uitbarsting in 2010, maar zag er weinig van vanwege laaghangende bewolking. Wat ik wel zag was een airstrip, oftewel een landingsbaan voor kleine vliegtuigen, en dat terrein bestond uit zwart, vergruisd lava. Dat uitzicht was welkom na de landbouwvelden en tot mijn vreugde hield deze ondergrond niet op bij het einde van de airstrip. Er waren planten die op deze grond een voedingsbodem vonden en het zag er allemaal tamelijk tja.... post-apocalyptisch uit. Aan de rand van een rivierdelta zette ik mijn tent op en kreeg te maken met de beruchte noordse stern. Deze vogel houdt er niet zo van als je op zijn terrein komt en gaat dan schijnaanvallen uitvoeren. Van verre vlogen ze in volle vaart op mijn gezicht af, om op twee meter afstand plots naar boven bij te sturen. Ik vond het fantastisch! Ik probeerde zo lang mogelijk te blijven kijken als er één op me af dook, maar boog uiteindelijk toch steeds licht het hoofd omdat ik vreesde uiteindelijk een snavel uit mijn oog te moeten punniken.
De volgende dag was er een klimmetje, en die was welkom want het was weer gedaan met de avontuurlijke omgeving en een beetje reliëf kon ik wel gebruiken. Op de top was er een echtpaar. De man vertelde me dat het vervolg van mijn route vlak zou zijn, en ik keek meteen weer sip. Ik vreesde voor een lang boerderijtraject. Waarschijnlijk kon de man gezichten lezen. 'Geen huizen', zei hij. Kijk, dat was een korenwolfje naar mijn hand. Eerst reed ik de plaats Vik in en eigenlijk ook gelijk weer uit, plaatsen zijn niet zo groot hier, en met de wind in mijn rug én een zonnetje reed ik weer door lavavelden en vervolgens door een wonderlijk en surreëel landschap: gesteente dat volop overdekt was met groenwit mos dat de randen en hoeken van de stenen camoufleerde waardoor de wereld om me heen vol leek te liggen met kussentjes. Naast een natuurlijke muur van wel 100m hoog, aan de rand van een gletsjer sliep ik die avond in een prachtig moslandschap. Wel had ik op de valreep allemaal kleine vliegjes in mijn gezicht gekregen bij het opzetten van mijn tent maar ik was in Australië geweest, dus ik was voorbereid. Met een netje om mijn hoofd had ik de klus voltooid. De volgende ochtend volgde er meer verpulverd lava met planten en ik lunchte op een speciaal daarvoor gecreëerde rustplaats; in IJsland staan vele bankjes, soms beschut, met een parkeerplaats erbij en geregeld ook een mooi uitzicht. Ze worden gretig gebruikt door de vele toeristen. Was het verkeer nog aan de drukke kant in het zuidwesten van het land, nu overheerste de rust en waren het vooral toeristen die de wegen gebruikten, vooral Aziaten. Het fietsen was tot dat moment vrij zwaar geweest maar vanaf hier waren de fietsspieren blijkbaar weer aangesterkt en ging het rijden een stuk beter. Eenmaal weer onderweg zag ik een verzameling auto's en horden toeristen aan mijn linkerzijde en ging eens kijken wat er te zien was. Het bleek te gaan om een gletsjermeer met prachtige groenwitte ijsschotsen die in het water dreven. De hoeveelheid mensen stond me wat tegen maar verderop had ik geluk. Tussen heuvels door zag ik opnieuw ijsschotsen en ik ging er eens kijken. Het was een nog veel groter meer en het zag er zeer indrukwekkend uit. Misschien kent u de grote steenklomp Uluru die in het hart van Australië ligt (ik ga hierna pogen parallellen met Australië onvermeld te laten), welnu, hier lag een soort groenwit Uluru in het water. Verderop lag een zwart piratenschip van ijs. En ik had het hele uitzicht bijna voor mezelf. Iets verderop zette ik mijn tent op en sliep weer een nacht op het mos in de heuvels.
De dag erop voelde ik me wederom krachtig. Ik had weer power in mijn benen en hellingen nam ik moeiteloos en tegenwind deerde me niet. Dat kwam goed uit want de omgeving versaaide weer. Overal zag ik schapenweiden, maar als je die dan toch moet zien kun je dat het beste doen in mei, wanneer ze uitpuilen van de lammetjes. In de plaats Höfn deed ik boodschappen en probeerde de aard van een IJslandse 'stad' te vangen in een foto. Dat kon niet omdat de huizen, net als in gehuchten in de Australische outback (poging mislukt), te ver uiteenliggen. De compactheid van dorpen en steden in West-Europa ontbreekt hier. Bij het verlaten van Höfn deed ik stretch-oefeningen bij een plattegrond. Een Aziatische man stapte uit zijn auto en vroeg, starend naar de kaart, waar we waren. Ik wees naar de rode stip. Na nog twee minuten staren zei de man: 'Ik denk dat we hier zijn', en hij wees naar de rode stip. 'Ja', zei ik. Na nog twee minuten staren zei de man: 'Nee, ik denk dat we hier zijn', en hij wees naar een plek links van de rode stip. 'Nee', zei ik. De man vertrok weer naar zijn auto om het nog eens rustig uit te zoeken met elektronische hulpmiddelen. Nog een keer kwam hij naar buiten en gaf me een muesli-reep. Mijn dag eindigde in mijn tent op een drassig veld.
In de nacht regende het en 's morgens ook nog licht. Ik bleef nog even lezen. Ik hikte er een klein beetje tegenaan om door dat natte veld te moeten lopen en drijfnatte schoenen te krijgen. Ik was veel te ver het land in gelopen. Maar om 11 uur pakte ik mezelf in en besloot de nog immer vallende regen te trotseren. Maar toch... er kwam op dat moment wel érg veel uit de hemel vallen. Ik bleef nog een half uurtje lezen. Het regende nog steeds. Ik blies mijn slaapmat weer op, rolde mijn slaapzak uit en ging er gekleed in liggen; klaar om te vertrekken zodra het droog was.
Het is er niet meer van gekomen. In de tweede helft van de middag deed ik mijn regenkleding weer uit en bleef lezen. Eigenlijk kwam het me wel goed uit. Ik verlangde naar wat extra leesuurtjes na zes dagen fietsen en door de extra inspanningen van de afgelopen dagen kon ik me wat vrije tijd veroorloven. Droog werd het niet meer die dag.
Het veld was gelukkig geen moeras geworden, wel viel het me de volgende dag zwaar de fiets terug naar de weg te duwen. Het was een zonnige dag, IJsland was weer mooi, ook al reed ik weer voornamelijk door lammetjesland. In Djúpivogur breidde ik de voedselvoorraad wat uit en dat zou heel gunstig uitpakken; ik ging het nodig hebben. Djúpivogur was net als andere plaatsen weer zo'n vredige wereld, met heel vriendelijk winkelpersoneel en dat deed me denken aan... Japan.
De dag erna regende het flink en ik draaide me tien keer om voordat ik overeind kwam. Ik maakte deze dag niet eens aanstalten om te vertrekken. Het werd stormachtig en ik zette de scheerlijnen vast. Van alleen deze exercitie al was ik bewonderenswaardig nat geworden. Lezend bracht ik mijn tijd door. Rond vier uur was het droog en bereidde ik me voor op mijn vertrek. 'Zul je net zien dat het weer gaat regenen zodra mijn tent ingepakt is', dacht ik. Zover kwam het gelukkig niet. Ik hoefde niet eens de tent uit of de ellende brak weer los. Terug naar bed, wat vervelend nou.
Mijn tent stond bij een kruising. Ik kon de 1 blijven volgen of een korte route nemen door de bergen. Mijn benen jeukten om die bergroute te nemen, het zag er van beneden uitdagend uit. Met het tijdverlies van deze dag was de rechtvaardiging voor het afsnijden van de route compleet. De dag erna zou ik gaan klimmen.
Het bleef maar regenen maar ik kon hier niet eeuwig blijven. En dus vertrok ik de volgende ochtend. Het was een taaie route over gravel, met hellingen van 17%, en soms betekende dat duwen. De regen werd heviger en zo ook de tegenwind. Ik zag steeds minder vanwege laaghangende bewolking. Ik voelde hoe mijn sokken nat werden, en later ook mijn onderbroek. Wat als ik echt compleet doornat was, als ook mijn shirt en sweater onder mijn regenjas doorweekt waren in deze kou? Ik ging niet nog meer droge kleren offeren, die zouden in no time nat zijn. Nee, als het erop aankwam zou ik mijn tent weer opzetten en in mijn slaapzak de tijd uitzitten. Ik kreeg het steeds kouder. Japanners filmden me vanuit hun auto en applaudisseerden. Gelukkig was de afdaling niet al te steil en daalde ik geleidelijk aan, zonder veel extra wrijvingswind, weer af naar de hoofdweg. Ietwat beschut at ik wat in de berm toen de regen afnam. Ik koelde verder af maar voelde hoe ik het weer warmer kreeg toen ik weer verder fietste, en hoe mijn shirt en sweater langzaam droger werden. Gecombineerd met mijn shotje cafeïne resulteerde dat in een mentale opleving. Probleemloos legde ik de laatste kilometers af naar Egilsstadir. Daar moest ik maar eens pauzeren. Niet dat ik rust nodig had, maar ik vermoedde dat het enige tijd kon duren voor er weer een combinatie van voorzieningen op mijn pad zou komen, zoals een camping met douches en wifi, en supermarkten in de buurt.
Ik heb het getroffen. Op mijn vrije dag hier op de camping schijnt de zon en staat er wat wind en dat is bijzonder heilzaam voor nat wasgoed. Ik hoop op meer mooi weer want ik merk dat ik er erg afhankelijk van ben. Ik heb gezien hoe snel je als fietser verandert in een sneu vochtig hoopje, en bij de hier heersende temperaturen ligt onderkoeling of een longontsteking op de loer. Met voldoende droog weer kan ik me extra kilometers veroorloven; met voornamelijk regen moet ik me beperken tot het volgen van route 1 en een incidentele shortcut.
En ik hoop op meer verrassingen als lavavelden, drijvende lichtgroene ijsschotsen, velden vol kussens, bedden van mos en aanvallende vogels. En minder lammetjesland. Hoewel. Aanvallende lammetjes, is dat misschien wat?
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley