Door het (sub)arctisch regenwoud
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
04 September 2017 | Estland, Oandu
De keuken op de camping bij de kaap was alleen voor Henk en mij. Soms kwam er wel eens iemand iets afwassen maar dat was het. Henk was in de zeventig en was ook naar de Noordkaap gefietst en woonde hier al enige tijd in de keuken omdat zijn tent stuk was en hij ruim in zijn tijd zat voordat zijn vlucht vertrok, maar een dag na mijn aankomst was dan het moment aangebroken voor hem om te vertrekken. Het betekende niet dat ik nu de keuken met recreatieruimte voor mezelf had. Ik had ze al gehoord en nu vielen ze binnen: een ratelende ploeg Italianen. Gelukkig kwamen ze slechts eten en vertrokken weer. Ik maakte voor het eerst sinds lange tijd weer eens gebruik van een wasmachine en hing mijn heerlijk frisse was te drogen op de verwarming in de keuken. Ik vermaakte me verder met de internetverbinding en zag hoe buiten een storm op kwam zetten. In de avond kwam het beheerdersechtpaar me waarschuwen; de storm zou in de nacht zeer hevig worden en ze boden me aan te slapen in de grote tent die elders op het terrein was opgezet. Toen het er in de nacht op aankwam overwoog ik het aanbod, maar ik kon zien hoe enorm de wind beukte op mijn tent en het leek me bijzonder riskant om de tentrits te openen om mijn slaapzak te grijpen; daarmee zou de tent zijn stabiliteit verliezen en de wind zou er nog meer vat op kijgen. Bovendien zouden de slaapzak en ik natregenen op die 70 meter naar de grote tent. En dus bleef ik me vermaken in de keuken. Toen om zes uur mensen kwamen ontbijten was de storm iets afgezwakt en was ik zo moe dat ik door het natuurgeweld heen kon slapen. In de middag die volgde kon ik niet vertrekken, de storm zou nog tot de volgende ochtend aanhouden. Ik vermaakte mij met videoclips, terwijl ik iedere paar uur een nieuwe invasie van Italianen kreeg te verduren. Ik denk dat er ergens een heel nest zat. U zult begrijpen dat ik er niet aan gedacht heb om bij vertrek Italianenspray mee te nemen. Je kunt niet met alles rekening houden.
De volgende dag vertrok ik bij mooi weer rond het middaguur. Ik moest een dagje over dezelfde weg terug en dus had ik de omgeving al gezien en ging ik me op een andere manier vermaken. Ik ging reizigers tellen. Ik kwam uiteindelijk uit op 43 motorpelgrims, 19 fietspelgrims en 1 voetpelgrim. Ik heb nooit geweten dat het zo erg was, dit gebeuren nam haast Compostela-achtige proporties aan. Ik had me op de heenweg niet gestoord aan het toerisme maar inmiddels was ik deze kermis beu, en ik voelde me een stom schaap dat volgzaam in die parade meegesukkeld had.
Ik haalde wat slaap in, het regende toch, en rond 13.00 uur de volgende dag waagde ik me in de miezerregen. Ik nam de afslag naar Finland en stapte daarmee uit de parade want blijkbaar maakt Finland geen onderdeel uit van de 'pelgrimsroute'. Ik zat wel met een motivatieprobleempje. Ik had de kaap gehaald en reed voorlopig nog door bungalowpark Noorwegen. Ook al had ik de kaap altijd beschouwd als tussenstation, toch kostte het me moeite me op te laden voor het vervolg. Ik putte wat moed uit de gedachte dat ik Noorwegen ging verlaten, een land dat gewoon mijn ding niet was en niet ging worden. Ik kreeg te maken met een in versneld tempo langer wordende nacht; het noordelijk halfrond was onderweg naar de herfst maar bovenal: ik ging zuidwaarts. Dit alles betekende dat ik minder flexibel werd in het indelen van de dag, ik moest weer rekening houden met een aanzienlijke periode van duisternis in een etmaal. De muggen keerden terug in het dagelijkse beeld, daar was ik niet blij mee maar ik reed tijdelijk door een militair gebied en dat betekende volop natuur om me heen en dat deed me goed. Het fietsen ging desondanks moeizaam tot er een daling volgde tot aan Karasjok, de laatste plaats voor de Finse grens. Na dit dorp reed ik langs een rivier met aan de overzijde boerderijen en velden vol verpakte hooibalen. Aan mijn kant was gelukkig wat bos en dus kon ik daar bij het invallen van de duisternis kamperen voor ik de grens over ging.
Voorbij de grens veranderde het landschap onmiddellijk. Sterk golvend ging de weg omhoog en eenmaal boven zou de weg blijven golven. Er was nergens meer bebouwing of bewoning, overal was natuur. Een Nederlands echtpaar in een camper reed langs me en bood me iets verderop koffie en stroopwafels aan. Die energie kon ik goed gebruiken voor het vervolg van de rit toen het asfalt verdween. Er waren wegwerkzaamheden maar ik zag weg noch werkzaamheden. De route bleef sterk golven en rijdend over het gravel waande ik me in Noord-Laos. De vergelijking gng niet helemaal op want behalve bossen en struiken zag ik hier ook meren, mist en rendieren. Ik voelde me goed en reed vele kilometers door tot ik het asfalt bereikte van de E75, de weg die me door het grootste deel van Finland zou gaan leiden.
De volgende dag wilde ik vroeg op pad maar werd tegengehouden door regen. Mijn start was al vaker uitgesteld door regen en het begon me wat te irriteren. Ik had toen nog geen idee wat me nog te wachten stond. Om 12.30 uur kon ik vertrekken en reed naar het plaatsje Inari. Ik zag een souvenirshop, een VVV en ik checkte eens of ik buiten wifi had. En jawel, niet hier maar bij het museum iets verderop was een bruikbaar signaal en zo kon ik mooi tijdens mijn lunch in het parkje bij het museum de tweede helft van Excelsior - Feyenoord luisteren. Het was mooi weer geworden maar toen ik weer fietste was er plots een donkergrijze hemel voor me. Regen en droge perioden wisselden elkaar vervolgens snel af en net toen ik niet-geamuseerd concludeerde dat het weerbeeld hier echt ieder kwartier veranderde bleef het permanent regenen. Halfnat deed ik boodschappen in Ivalo en hoopte dat ondertussen de bui over zou waaien maar die nam juist toe toen ik weer verder fietste en niet veel later was ik genoodzaakt te stoppen en mijn tent op te zetten in een bos. Met een toch al natte sok dweilde ik de vloer om van de plassen af te raken die zich tijdens het opzetten gevormd hadden. Nu ik binnen zat stopte de bui na drie uur activiteit ter plekke. Het begon me allemaal de strot uit te hangen, ik had teveel regen gehad, in IJsland zat ik al zo vaak gedwongen in mijn tent en dat was nu nog steeds het geval. Ik wilde die zomer terug zoals ik die kortstondig in Nederland, Duitsland en Denemarken had gehad, maar vreesde dat ik overal te laat zou komen. Klam ging ik slapen en mijn slaapzak werd er ook niet droger op; het is een graad of 13 in de tent en deze slaapzak met een comforttemperatuur van -3 kan ik hier alleen opengeritst als deken gebruiken. Gretig absorbeerde hij vocht uit alle hoeken van de tent en ook uit de vochtrijke lucht werd veel damp opgenomen.
Moeizaam reed ik de volgende ochtend door het golvende landschap en had meer pauzes nodig dan normaal, maar opeens was het gedaan. De weg begon licht naar beneden te hellen en ik had wat wind mee. Ik begon snelheid te maken en gaf nog wat extra spierkracht mee, vanuit de gedachte 'Iedere kilometer die ik droog af kan leggen is er één'. In Zweden had ik op een zeker moment nog maar een klein beetje zonnebrandcrème en daarom had ik alvast een nieuw flesje aangeschaft en vanaf toen heb ik geen brandende zon meer gevoeld. Maar aan de horizon was de hemel lichter dan elders en ik beeldde me in dat het daar zomer was en dat gaf me nog meer energie. Voorlopig moest ik het echter nog doen met die grijze hemel boven me. Er waren de laatste tijd maar twee weertypes: regen en regendreiging. En ook nu ging het weer regenen, maar het werd niet echt serieus en ik kon doorrijden. In één ruk perste ik er 90 km uit. Dat was nuttig want de volgende dag was de hemel weer één grote grijze mist waaruit permanent vocht kwam. Gelukkig was het voorlopig maar wat spray en kon ik in de ochtend de 15 km afleggen naar mijn eerste Finse Lidl op de route. Ik heb iets beschaafder ingeslagen dan de laatste keer in Zweden want er zou nu geregeld een filiaal op mijn pad liggen. Mijn gescheurde regenjasje die ik op de camping gerepareerd had was inmiddels na een week fietsen weer een gescheurd vod. Ik heb ook nog mijn dikkere North Face jas maar wetende dat waterdichte outdoorkleding niet bestaat (of het moet een motorpak zijn) durf ik die niet te dragen, omdat ik bang ben dat het een dik nat pakket wordt dat nooit meer droogt. In Finland is én nauwelijks zon én het waait niet vaak (al heb ik soms wat mee-of tegenwind) dus kleding kun je alleen drogen met je lichaamswarmte. En dus reed ik door in mijn vodje. Op een zeldzaam droog moment poogde ik mijn ketting te smeren maar kreeg te maken met een klein mirakel. Ik bezat namelijk een magisch flesje olie, een flesje dat altijd een bodempje olie bleef bevatten, hoe vaak je het ook gebruikte. En dat flesje was nu leeg! Waar slaat dat op? Gelukkig had ik ergens nog een flesje olie uit Thailand in mijn tas zitten. Met gesmeerde ketting reed ik verder door het Finse landschap, dat verschilde van het Zweedse landschap. Hier geen eindeloze naaldbossen, maar meer variatie: er waren ook weiden, meren die pal langs de weg liggen, wat bewoning, loofbomen. Ik reed weer met een flinke vaart want de wegen waren vrij vlak en ik had weer wat wind in de rug. Ik hield halt toen het al vrij laat was en ik afkoerste op de poolcirkel en de stad Rovaniemi. Dat bewaarde ik liever voor de volgende dag.
Bij de poolcirkel pakte men beduidend grootser uit dan in Zweden. Hier was Santa Claus Village, een soort Center Parcs maar dan compact, thematisch en eenzijdig. Het stond vol prachtige houten bouwselen maar het leek erop dat ieder bouwsel slechts twee functies had: die van restaurant en die van souvenirshop. Zelfs in het gebouw waar de kerstman zou moeten zijn zag ik geen kerstman maar wel een restaurant, een zaak met edelstenen en juwelen, een shop, een outlet en een winkel. Ik maakte buiten wat foto's en reed verder. Van de stad Rovaniemi zag ik weinig want de weg liep erlangs en ik voelde geen behoefte mijn route te verleggen. Aan een tafel langs de weg lunchte ik en het viel me op dat de hoeveelheid muggen al aardig aan het afnemen was, ik kon onbeschermd eten. Langzaam zouden ze bijna helemaal uit beeld verdwijnen. 's Avonds zag ik dat ik al weer bijna even ver van de Noordkaap als van Helsinki verwijderd was. Er volgden wat overdenkingen. Ondanks dat ik het mooie weer verlaten had in Nederland en er de hele zomer wel had willen blijven (al was dat nu geen serieuze optie), ben ik blij dat ik hier in Scandinavië zit, met mijn dagelijkse lichte ontberingen. Ik heb hier namelijk mijn gevoel voor avontuur levend gehouden. Ik maak volop nieuwe plannen en fantaseer over nieuwe bestemmingen. In Nederland zou ik een steeds sterkere settle-drang ontwikkeld hebben, omdat het waarschijnlijk op een bepaald moment niet meer lukt om de luxe weer achter je te laten en weer een sober bestaan te gaan leiden, in gebergten, bossen en woestijnen, overgeleverd aan vreemde klimaten en culturen. Nee, het is knap link, zo'n verblijf in Nederland. Je moet dat beperken.
Andere mensen doen er alles aan om het noorderlicht te zien. Dat komt wat decadent op mij over, ik streef hele andere, eenvoudigere dingen na. Ik was al lang op zoek naar een speciaal verschijnsel en op een dag gebeurde het, ik kon het natuurwonder nu daadwerkelijk aanschouwen. Want voor mij zag ik plots.... Het Zonlicht! Het is een heel bijzondere ervaring. Ik keek ernaar, maar je kunt dat niet te lang doen zonder je ogen te beschermen. Het duurde sowieso maar 15 seconden maar dit namen ze me niet meer af. Het is zo'n ervaring die het reizen de moeite waard maakt, hiervoor reis je de wereld rond. Op bijgaande foto beeld ik uit hoe ik reageerde op Het Zonlicht.
De Finse taal is in 1969 bedacht door Michael Palin, John Cleese, Graham Chapman en Terry Jones. Het is door de Finnen, die tot die tijd uitsluitend gebarentaal gebruikten, gretig ontvangen en in gebruik genomen. Als Nederlander kun je niets met deze van de pot gerukte taal, het lijkt in geen velden of wegen op andere, (mits geschreven) redelijk te begrijpen Scandinavische talen. Je kunt er wel om lachen. En dat deed ik toen ik door het plaatsje Ii reed (dus niet Li maar Ii). 'We are the knights who live in Ii', riep ik, en reed verder naar Oulo. Oulo werd een beproeving want eerst werd de E75 tijdelijk een snelweg en verderop werd ik ook nog van de secundaire weg geweerd. Diverse fietsroutes waren geblokkeerd vanwege werkzaamheden en dus reed ik met behulp van apps en kompas de stad door tot ik weer groen om me heen had. Maar veel stukjes bos waren bewoond en dus ongeschikt om te kamperen en in niet-bewoonde delen was weer uitsluitend klotsgrond. Met klotsgrond bedoel ik geen drijfnatte grond, al kan het goed drassig zijn, maar grond die bestaat uit allemaal golfjes, golfjes aarde bedekt met mos, bladeren en takken. Compleet ongeschikt om je tent op te zetten. Aan de rand van een akker vond ik echter vlakke grond met hoog gras, waarschijnlijk ooit vlak gemaakt voor landbouw en later weer teruggegeven aan de natuur. En daar kwam mijn tent. Voor iets langer dan gepland.
Het regende plots na mijn ontbijt en dus deed ik kalm aan. Ik ging lezen en bleef dat doen. Soms controleerde ik of het einde van een bui een echte weersverbetering inhield maar steeds regende het kort daarna weer. Het kwam de hele dag niet meer goed en eigenlijk kwam me dat na negen dagen fietsen niet eens zo slecht uit, zo'n gedwongen dagje rust. De volgende dag dacht ik dat het droog was toen ik de tent uitkwam, maar het sprayde. Spray ging me niet tegenhouden en ik vertrok, maar korte tijd later viel er echte regen en schuilde ik in een fietstunnel. Dit scenario herhaalde zich en in de tweede tunnel las ik een poosje. Toen het weer te doen was spurtte ik verder en legde 42 km af voor het weer ging regenen en ik een overdekte zithoek vond bij een gesloten grillroom waar ik kon schuilen en lunchen. Terwijl er twee buien passeerden keek ik eens op kaart. Ik synchroniseerde weer zoveel mogelijk mijn reisschema met het speelschema van Feyenoord en dat betekende dat ik de volgende ochtend op een camping aan zou moeten komen. Volgens mijn app lag de eerste op 180 km. Gekkenwerk. (U voelt al iets aankomen zeker?) Zicht op voetbal én de wens om dit regenachtige land zo snel mogelijk achter me te laten gaven me vleugels. Ik reed bijna 100 km in één ruk, kreeg hier en daar een buitje over me heen, en na een pauze vol suikers reed ik met hoge snelheid verder. Toen de dagteller op 196 km stond werd het donker en reed ik met licht verder. Hoe meer ik nu deed, nu het droog was in de avond, hoe minder ik de volgende dag hoefde te doen wanneer het waarschijnlijk weer regende. Er was echter zo'n irritante geul in de weg, net zoals destijds in Noorwegen, en gecombineerd met de hoeveelheid verkeer op de weg (net niet rustig genoeg) besloot ik dat het niet leuk en niet verantwoord meer was en toen ik een gebied zag dat geschikt was om te kamperen stopte ik, bij 204 km. Nog 18 km in de ochtend, weer of geen weer.
Ik kreeg mijn camping niet cadeau. Na 2,4 km hoorde ik een sissend geluid. (U voelt al iets aankomen zeker?) Nadat ik met verbazing het stuk metaal had geïnspecteerd dat ik uit mijn band trok, dook ik een reserveband op uit de tas en iets later kon ik weer verder. Even pech, maar ik was al lang blij dat het droog was en dat het niet de dag ervoor gebeurde toen ik zo gemotiveerd over de weg vloog.
Op de camping in Viitasaari was ik zo ongeveer de enige gast. Er was een geweldige keuken maar ik had er geen ontvangst en dus nam ik plaats op het terras bij de receptie. Zelfs daar was het lijntje nog zo slecht dat de eerste helft van Feyenoord - Willem II me door de neus geboord werd, maar de tweede helft kon ik gelukkig volgen. Daarna volgde er een verrassing. Ik deed een graai in de zak met schone was en ontdekte dat een deel van die heerlijk frisse was hier in het Finse klimaat veranderd was in een natte, stinkende bende. Behalve dat mijn Ortlieb-tassen niet waterdicht zijn en ik daarom mijn kleding in plastic zakken verpak, zaten er ook wat gaatjes in de zak met mijn schone dagelijkse kleding. En dus werd het de komende tijd behelpen met wat ik nog had. Ik zocht wat informatie op voor het vervolg van de reis en kwam er achter dat ik mij in Estland financiëel geen hotelkamer in hoofdstad Tallinn kon veroorloven en dus voorlopig aangewezen bleef op campings. Wat had ik graag een kamer gehad voor een dag of drie. Ook zocht ik op wanneer nou eigenlijk de zomer valt in Finland. Dat bleek dit jaar op 31 juli te zijn. Ik was te laat.
Anderhalve dag later lunchte ik in een bushokje en het was zo mooi weer dat ik toch eens op de kaart keek. Ik had niet zo'n haast meer met dit weer en kon misschien mijn route wat uitbreiden. En toen zag ik hoe langzaam heel de hemel volgestouwd werd met wolken en mijn ideeën konden gelijk de prullenbak in. Linea recta naar Helsinki. Al snel regende het weer. Deze periode van 2,5 dag zou in Finland de geschiedenis ingaan als De Grote Droogte. De weersomslag was een harde klap. Ik was zo naïef geweest om te denken dat de nachtmerrie voorbij was, maar juist de droge periode was een mooie droom en nu zat ik weer in de realiteit. Later kreeg ik een lekke band, het was toen gelukkig wel even droog. Ik vond geen oorzaak en wist toen hoe laat het was: na ruim 8000 km gereden te hebben op deze banden is de zorgeloze fase voorbij en begint de fase van het meermaals per week plakken, iedere splinter zou voldoende zijn voor een lek. Tegen vijven werd de regen te erg en schuilde ik in een bushokje, waarna ik honderd meter terugreed naar een goede kampeerplek die ik had gezien.
De volgende dag was het bewolkt maar er was in ieder geval niet zo'n grijze mist in de hemel waaruit permanent vocht druipt. Ik had wat tegenwind, de vluchtstrook verdween, er was veel vrachtverkeer en het begon te regenen. Ideale omstandigheden derhalve. Halverwege de middag werd het te erg en ik stopte om de tent op te zetten. Ik zat vol energie en baalde dat het fietsen nu al weer ophield en ik me tot pakweg 22.00 uur op een andere manier moest gaan vermaken, maar plots verbeterde de situatie en kon ik verder. De E75 eindigde voor mij, het werd nu definitief een snelweg en ik mocht verder op de 140, waar het heerlijk rustig fietsen was. De 140 zou tot in Helsinki leiden. Ik vond in de avond mijn Ideale Terreintje. Ik kom ze overal in de wereld tegen. Plots is er een gat in de begroeiing langs de weg en daarachter ligt dan een rond, redelijk vlak terrein, met wildgroei, wat gesteente, soms puin of afval, met soms een berg- of rotswand als decor. Je ligt er mooi beschut tegen passerend verkeer en er komt zelden iemand. Ik mocht er wat langer blijven dan gepland want, enfin, u kent het verhaal inmiddels. Ik vroeg me af hoe lang een bui eigenlijk kon duren maar om 16.00 uur de volgende dag was het droog en hoopte ik voordat het donker werd nog 50 km te kunnen maken. In die opzet slaagde ik niet omdat na 40 km de regen te erg werd. 'Rain, rain, go away, go away', zong Terence Trent D'Arby in mijn hoofd en dwars daar doorheen zong ik een lied van de Bangles: 'Is this pouring an eternal raaaaaaaaaaain'. In de tent verbaasde het me hoe hard het regende, zo hard kletterde het op het tentdoek. Ik had nog 75 km te gaan naar Helsinki. Wanneer zou ik het halen? Morgen? Overmorgen? In 2018? Het werd echt hoog tijd deze natte hel te verlaten. En Estland kon maar beter droog zijn anders reed ik rechtstreeks naar Letland.
In dreigend weer plakte ik een lekke band en vertrok. Ik hoopte Helsinki te halen maar ik zag op tegen het gedoe. Ik moest door de stad fietsen, een VVV zoeken en informeren naar de mogelijkheden om naar Tallinn te varen, ik moest online een ticket zien te kopen want dat is vaak fors goedkoper, ik moest misschien lang wachten op een boot, ik moest me op zien te frissen... De heenreis was relatief eenvoudig geweest, van de camping in het Deense Hirtshals naar het Noorse plaatsje Kristiansand, maar nu ging ik van hoofdstad naar hoofdstad. Waar ging ik slapen in de naderende nacht? Gelukkig zat het niet tegen deze dag. Er was geen regen en ik haalde de VVV een half uur voor sluitingstijd terwijl ik snel om me heen had gekeken voor wat indrukken van Helsinki. Het zag er aangenaam en relaxed uit, met groepen mensen in het gras van de parken. Dat kon want de lucht was strakblauw en de zon had vrij spel. Ik kreeg in de VVV een overzicht met vertrektijden en een plattegrond waarop de maatschappijen per terminal aangegeven werden door de medewerkster en omdat ik eerder al gezien had welke maatschappij het goedkoopst was kon ik direct gaan boeken. Misschien deed ik het te haastig maar de eerste betaling mislukte, en vervolgens kreeg ik alleen nog maar ruzie met meldingen over verlopen sessies en ging de tent sluiten. Gelukkig had ik in de terminal meer succes. Voor 55 euro was ik naar Noorwegen gevaren, voor 17,50 ging ik terug. Ik zou diezelfde avond nog om 21.45 uur varen en om 0.45 uur aankomen. In de toiletten deed ik een poging zo fris mogelijk te geraken en hoopte maar dat de terminal 's nachts openbleef in Tallinn, zodat ik daar de ochtend kon afwachten.
Het was donker in de terminal. Ik wist wat me te doen stond: fietsen tot ik een geschikte kampeerplaats zou vinden. Ik vroeg me af of dat deze nacht nog zou gebeuren nu ik in de stad was gedropt en was qua veiligheid niet zo blij met de situatie, maar ik vertelde mezelf dat dit Tallinn was, niet Nairobi. Ik stuitte meteen op een feest in een parkje. Ik liet dit voor nu maar even liggen en poogde oostwaarts te rijden, daar leek zich het eerste groen te bevinden. Terwijl ik poogde door de stad te navigeren, proefde ik de atmosfeer. Dat was er één van een geëindigd feest (ik was terecht doorgefietst), iedereen leek naar huis te lopen. Het kwam allemaal heel beschaafd op me over, mensen waren van alle leeftijden vanaf zo'n 20 jaar en enkele van de jongsten hadden merkbaar wat geconsumeerd, maar niemand deed echt druk of misdroeg zich. Het zag er allemaal heel onschuldig uit. En dus reed ik met gerust hart verder. Het meeste stadsgroen was ongeschikt om op te kamperen, maar na 10 km was er een klein bos aan een strand en dat durfde ik wel aan. Ongestoord sliep ik er tot de ochtend. Ik was blij met de gesloten terminal.
De ochtend was grijs. Ik zou linea recta naar Letland fietsen als er in Estland dezelfde regenachtige grijsheid zou zijn als in Finland, maar dat leek me nu wat kort door de bocht. Ik wilde toch wat meer van dit land zien. En dus reed ik niet zuidwaarts naar Letland maar oostwaarts richting Rusland. Tijdens een pauze in een bushokje kwam een controleur na een kaartcontrole in een bus nog even een praatje maken met mij. Hij waarschuwde me voor de mensen in het volgende dorp, er zaten zakkenrollers tussen. Het vernielde mijn beeld van de onschuldige maatschappij van de afgelopen nacht. Maar ik hoefde niet in dat dorp te zijn, ik had besloten de 1 te nemen, de hoofdweg naar het oosten. En dat deed ik, en over een brede vluchtstrook reed ik richting Sint-Petersburg. Gooide ome Poetin zijn toko maar eens open, dan kwam er heel wat fietsterrein bij. Nu moet je hemel en aarde bewegen om er een maandje te kunnen zijn. Nee, ik zal weer af moeten buigen naar Letland.
Maar voorlopig dook ik op een nieuwe, zonnige dag eerst het bos in, want daar was de Haaviku Nature Lodge, en daar vond ik alles waar ik hard aan toe was. Kampeergrond, wifi, een wasmachine, een keuken en rust. Het lijkt er zowaar op dat ik nog een restje zomer gevonden heb. Zou ook dat restje zonnebrandcrème dan toch nog gebruikt worden?
-
05 September 2017 - 15:07
Anita:
Hoi Richard,
wat een mega verhaal (met o.a. een mooi plaatje van een meer), maar wat een beproevingen ook.
Ik houd van water (Wat een luxe!) .... om in te zwemmen en in de vorm van een (warme) douche (Tja, ik ben al heeel lang in Nederland : oeps!), maar voor zoveel regen zou ik terugdeinzen.
Ik vind het echt ongelooflijk, dat je op een dag gewoon 200 km fietst. Mijn nieuwe record staat op 76 km. En daar moeten mijn billen, dan best een tijdje van bijkomen.
Ik wens je beter weer toe en hoop voor je, dat er meer prettige ervaringen op je pad zullen komen de komende tijd.
Grtz,
Anita
P.S. Het kaartje rechtboven vind ik ook leuk!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley