Letterlijke mannen met baarden (m/v)
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
02 Oktober 2017 | Nederland, Hellevoetsluis
Vanachter de bar in de open buitenkeuken keek ik de natuur in. Het was avond en de duisternis en de muziek uit mijn mp3-speler gaven de avond een magische glans, alsof ik in een hosteltuin in de tropen zat. De muggen versterkten het beeld, alleen was hier geen hitte. Ik zat in Estland op het terrein van een ‘Nature Lodge’ en ik moest het doen met het Noord-Europese klimaat. Ik had een bijzonder natte periode achter de rug in Finland en de vooruitzichten wezen erop dat de verlossing uitbleef. Het zou regenen in Riga, in Warschau, in Hannover, in Rotterdam, waar ik ook was, wanneer dan ook. Het bood in ieder geval een stukje zekerheid. En ik hoefde mijn vertrek niet uit te stellen tot na de buien, ik kon ieder moment weg.
Ik staakte mijn omzwervingen en trok een rechte lijn naar huis. Die lijn ging ik volgen. Een goed begin is het halve werk en dus plakte ik na tien km tussen twee buien door een lekke band. Mijn pomp gaf het op en ik was aangewezen op mijn reservepomp. Twee km verderop was mijn band weer lek. Dat zou mij léren een stukje glas in mijn band over het hoofd te zien. Het landschap in Estland beviel me, misschien omdat het aan thuis deed denken. Ik zag bossen en graanvelden en die laatste hadden een mooie, goudbruine kleur onder die grijze hemel; het was alsof ik naar een schilderij keek. En Estland heeft net als Nederland ook een noord- en westkust, en min of meer toevallig belandde ik op het strand, nadat ik in een bos op zoek was gegaan naar een plek om te slapen. Ik zette mijn tent op in de duinen en was erg enthousiast over mijn kampeerplek; het was al weer lang geleden dat ik aan de kust had geslapen, ik denk dat dat voor het laatst in Japan was. Toen in de ochtend het hemelwater weer rijkelijk vloeide spoelde mijn enthousiasme weg en maakte plaats voor onverschilligheid. Ik dacht: 'Ik schuil niet meer, ik stop niet meer, ik rij door tot alles nat is en dan houdt het op en neem ik een hotel en vlieg ik naar huis'. Maar zover zou het niet komen. Langzaam begon ik het ook meer te zien als een beproeving. Wat was eigenlijk het wezenlijke verschil tussen een wolk vliegen om je heen, duizend mensen die naar je roepen, nachttemperaturen van 35 graden, kamers vol kakkerlakken en voortdurend water over je heen krijgen? Het zijn fases waar je op je weg mee te maken krijgt, waar je doorheen moet en die ook gewoon weer eindigen.
Letland was land 50 sinds mijn vertrek in april 2013. Er veranderde weinig ten opzichte van Estland, alleen leken nu de Finse invloeden uit de taal verdwenen te zijn en kwamen er langzaam Poolse voor in de plaats. Ik ontmoette Jonathan, een Litouwse fietser. Hij was in Portugal gestart en eindigde zijn tour met een rondrit door de Baltische zusterstaten. Hij vertelde over een Russische fietser met een lange ‘Raspoetin-baard’ die hij had ontmoet in Portugal. Die was recentelijk op een Russische fiets uit 1985 heel Noord-Afrika doorgefietst en had ondanks alle negatieve reisadviezen geen enkel probleem ervaren. Toevallig had ik ook net over een soortgelijke avonturier gelezen in een blog van een wereldfietser, maar dan in zuidelijk Afrika. Ze zijn er nog, de mannen met baarden (m/v) die zich niet zoveel aantrekken van overheidsadviezen, omstandigheden qua weer en terrein, van moderne communicatietechnologie en een dure uitrusting. Met een fles modderig water, een beurse appel en zelfgenaaide tassen fietsen ze door woestijnen. Ze komen voor in de verhalen van anderen, of je botst zelf tegen ze op als ze hun territorium even verruild hebben voor de beschaving; aan bloggen doen ze meestal niet, misschien schrijven ze ooit een boek. Ik hoop zelf op te schuiven naar een meer avontuurlijke kant van het reizen, de écht avontuurlijke kant van het reizen, maar vraag me af of ik de luxe achter me kan laten en de daarmee gepaard gaande gevaren wil accepteren. Jonathan was in ieder geval ook geïnspireerd, hij zette Noord-Afrika voor de komende winter op het programma. In een dorp ging ik even naar de Maxima voor wat boodschappen en zocht toen een bos op voor de nacht. In de ochtend merkte ik dat ik niet alleen was. Op 20 meter van mijn tent stond een auto met een kerel erbij. Verderop was een vrouw paddenstoelen aan het plukken. Dat zou deze ochtend het overheersende beeld blijven: overal zag ik op inritten in het bos auto's staan en verderop mensen zien zoeken en plukken. Op bepaalde plekken nam het gebeuren zelfs groteske vormen aan want mensen konden hun auto's niet meer kwijt bij de inritten en parkeerden daarom maar op de vluchtstrook. Steeds moest ik om ze heen rijden en uitkijken dat er geen deuren openvlogen. Was het paddenstoelenplukdag? Of de dagelijkse realiteit in deze Letse regio? Maar toch, ik reed op de A1 en het was hoe dan ook prettig om daarop te mogen rijden. In Nederland mag dat al een poosje niet meer. Ik droeg ondertussen een speciaal kledingstuk; ik had mijn handdoek over mijn schouders geslagen en droeg die onder mijn jas. Het was de enige manier om ‘m nog droog te krijgen, om ‘m te behoeden voor verschimmeling na die laatste douche enkele dagen terug bij de Nature Lodge. In het plaatsje Bauska keek ik verrast om me heen. Dit was niet meer Noord-Europa, dit was ook geen Sovjet-stijl, dit was Midden-Europa: over een brug reed ik naar een centraal plein, met een (gesloten) terras, omgeven door klassieke gevels. Dit had een Duits, Belgisch of Tsjechisch plaatsje kunnen zijn. Het plein leek me uitermate geschikt voor een lunch, maar er stonden wat onverwachte ervaringen op het programma. Ten eerste was ik de dag ervoor blij geweest spinazie à la crème te kunnen kopen, maar nu ik het opat was ik minder enthousiast. Het was even zuur als een citroen. Ik dwong mezelf dit plaatselijke gebruik volledig te ondergaan en met lange tanden werkte ik het weg. De tweede verrassing waren wespen die zeer geïnteresseerd waren in mijn beker cola. Een afleidingsmanoeuvre met een met cola gevuld dekseltje hielp niet en mijn lunch werd niet zo’n succes. Ik reed verder en passeerde 35 km na mijn start vandaag de Lets-Litouwse grens.
Ik hield het kort in Litouwen. Wat me vooral bijgebleven is is de absurde hoeveelheid vrachtwagens. Ik ruimde wat tijd in in de agenda om ze een poosje te gaan tellen en concludeerde dat 68% van alle voertuigen vrachtwagen is. Ten behoeve van de veiligheid van het gemotoriseerde verkeer zijn de wegen vaak versmald, met links, rechts en in het midden nette stroken met putten en ribbels, en als er een vluchtstrook was trof ik soms drempels aan in de lengte van de weg. Voertuigen worden zo min of meer gedwongen om binnen de lijntjes te rijden, maar het komt bepaald niet ten goede aan de veiligheid van fietsers. Maak je als fietser gebruik van secundaire wegen dan ga je al gauw vijf stappen (lees: eeuwen) terug. Gelukkig heeft Litouwen wel goede appelmoes in de supermarktschappen staan; het is niet zo vloeibaar als bij ons, het lijkt nog echt op zelfgemaakte appelmoes uit grootmoeders tijd. En dat is ook wat waard.
En toen was er Polen. Gewoon asfalt, belijning en vluchtstrook. Punt. Oh, en circa 18 miljoen vrachtwagens want bijna iedere Poolse man heeft een vrachtwagen en rijdt daar de hele dag in rond. In heel de wereld vragen de mensen waar ik vandaan kom, maar Polen is één van de weinige landen ter wereld waar ze niet ‘Poland’ verstaan als ik ‘Holland’ zeg en daar werd ik heel kalm van. De klok ging een uur terug en dat betekende dat ik vroeg naar bed moest want het was hier al om zeven uur donker. Toch zou dit tijdstip langzaam weer terugschuiven omdat ik westwaarts reed. Ik kampeerde een avond op een camping, mede om de verrichtingen van mijn favoriete voetbalteam te kunnen volgen. Ze speelden tegen een club uit Engeland, de uitslag ben ik even kwijt. Toen ik laat op de avond een douche nam had ik een vreemde ervaring. Ik was klaar met douchen en draaide de kraan dicht, maar hoorde hoe het water bleef stromen. Toch kwam er niets meer uit de douchekop. Toen realiseerde ik me dat het geluid van buiten kwam. Het hoosde. Een half uurtje was ik opgesloten voordat ik terug kon naar mijn tent. Achteraf gezien heb ik veel geluk gehad in Polen want al het noodweer vond in de avond plaats, en steeds als ik op een camping was. Als ik fietste was het meestal droog. Het weer was nu echt anders dan voorheen, het regende of het regende niet. Geen spray, gespetter, gesnotter of gedruip tussen de buien door. Het was weer zoals in Nederland, en ik zat ook bijna weer ter hoogte van Nederland. Scandinavië en de Baltische staten met hun humide klimaat lagen nu echt achter me. Ooit zal ik er terugkeren, maar dan in de zomer in plaats van de… oh, wacht.
Een paar dagen later hield ik een iets langere pauze op een camping in Warschau en vervolgde toen mijn tocht weer. Er zijn veel bossen in Polen en over het algemeen is het niet al te lastig om een goede plek te vinden om te kamperen. Ik kreeg het idee dat ik meer lol in mijn leven had dan de meeste mensen hier, want ze keken nogal gekweld. Er wordt veel alcohol geconsumeerd en dat lijkt hier minder te leiden tot emoties dan in andere landen; ik zag hier geen vrolijkheid of agressie. Van de drinkers zelf heb je als fietser niet veel last, ze proberen alleen maar thuis te komen, te voet of per fiets. Soms lukt dat, maar soms moeten ze hun poging staken en rusten ze een uur of wat op de stoep, in redelijk comatische toestand. Wat wel wat hinderlijk is, is dat lege flessen hier niet in de glasbak worden gegooid. Feitelijk is heel Polen een glasbak, en geregeld had ik wat te plakken. De lucht is ook niet altijd even zuiver, ik moest er aan denken niet te dicht bij huizen te slapen want de rook uit de schoorstenen daalde geregeld en bleef hangen.
Polen was geen vervelend land om doorheen te fietsen maar toch was het op diverse fronten een verademing om Duitsland binnen te rijden. Er lag geen glas meer op de wegen en ik zou vanaf dat moment geen enkele lekke band meer hebben. De lucht werd zuiverder en overal lagen fietspaden. Daar stond tegenover dat het wegennet veel uitgebreider werd en dat ik wat vaker aangewezen was op navigatiemiddelen. En de buien keerden terug. Maar inmiddels kwam het eind van deze tocht in zicht en daarom raakte het me minder. ‘Over een week ben ik er van af. Alles mag nat worden’ werd de overheersende gedachte. Eerder had ik idee opgevat om iets naar het zuiden te rijden en daar de trein te nemen; ik was in het voorjaar immers al deze kant opgelopen op mijn tocht naar Boekarest. Maar later zag ik dat dit hooguit een besparing opleverde van 6 à 7 dagen regen en daarom besloot ik dat ik gewoon zou blijven fietsen.
Wildkamperen is illegaal in Duitsland maar toen ik ’s avonds in het bos lag voelde ik me opgewekter dan de vorige avonden. Duitsland binnenrijden voelde al half aan als thuiskomen en ook al had ik vrij ongestoord kunnen kamperen in Polen, toch voelde dit veiliger. Ik moest wel vroeg op om tijdig weg te zijn en boetes te voorkomen en dus begon ik vanaf nu lange dagen te maken. Vaak zat ik om zeven uur al op de fiets. Soms moest ik de natte kleding van de vorige dag weer aantrekken, maar dit was inmiddels minder riskant want hoe dichter ik bij huis kwam, hoe warmer het werd en hoe minder kans er was om ziek te worden. Ik probeerde vooral onverschillig te blijven met betrekking tot de neerslag, maar bedekte toch zoveel mogelijk huid omdat ik de sensatie van water op mijn lijf, en met name in mijn gezicht, nauwelijks meer kon verdragen. Mijn vochtige kleding begon op den duur steeds meer naar ammoniak te ruiken; als ik het kon vervangen deed ik het natte goed in een plastic zak, en als ik geen reserve meer had (bv. fietshandschoenen) dan hield ik het aan. Ik ontwikkelde een ritme bestaande uit lange dagen en veel kilometers en overnachtingen in het bos, en ik begon er aan gehecht te raken. Ondanks de regen beviel het me goed, ik reed als een geoliede machine, dagen achtereen.
En op zo’n manier duurde het doorkruisen van Duitsland ook niet lang. Voor het eerst reed ik fietsend mijn eigen land binnen. Op veel tochten was Nederland het eerste land geweest, nu was het ook het laatste land in een reeks. En dat is nogal een verschil. Ik was stukken minder positief dan eerder in juli. Het viel me op hoe vol het was. Alles is dichtgebouwd met dorpen en wegen, alle natuur is gesnoeid, en alle bomen staan netjes op een rij met steeds 15,21 meter tussenruimte. En ik kon de mensen weer verstaan. In een supermarkt liepen twee vrouwen en de ene zei: ‘Weet je, het vreet gewoon aan me, letterlijk en figuurlijk’. Dat vond ik intrigerend. Ik was enorm nieuwsgierig wat haar aangevreten had, maar ik kon niets ontdekken. Was het bedmijt? Waren het ratten?
‘Overal zijn stukjes natuur waar je kunt wildkamperen in Nederland’, iets dergelijks had ik eerder beweerd. Dat geldt dan voor provincies als Noord-Brabant en Drenthe, maar ik reed nu in de Betuwe en daar was het verrekte moeilijk om iets te vinden. Pas tegen tienen, ik reed toen al ruim twee uur in het donker, vond ik een klein bos langs een landweg vlak voor Geldermalsen. Terwijl ik mijn fiets door een dichtbegroeide zijde van het bos wurmde moet ik mijn fietscomputer verloren hebben, pal voor het einde van mijn tocht, juist op een dag dat ik een topafstand had gereden van een kleine 200 km.
Er volgden nog wat laatste impressies. Het kleine muisje dat op het fietspad zat te smikkelen van een slakkenlijkje. Het leek me niet verstandig dat hij daar bleef zitten en ik wilde hem in de berm zetten. Maar zou hij niet bijten als ik hem pakte? Hoe hard kan een muisje eigenlijk bijten? Ik raakte hem even aan en roetsj… daar ging hij zelf al. En in Dordrecht was er op een zeker moment een fietspad over het water en dat deed me denken aan Zuid-Korea. Het was schitterend weer maar een tegemoetkomende, bellende puber zei: ‘Wat? Gaat het zo regenen?’. Ik keek omhoog, zag niets dreigends maar hield vast rekening met wat er komen ging. Het duurde niet lang of het begon te spetteren. ‘Laat het maar komen’, dacht ik, ‘gooi nog één keer de sluizen volledig open, doorweek me, laat me eindigen in stijl’. Ik kreeg waar ik om vroeg. In een shirt en korte broek trotseerde ik de hoosbui, stak een vuist in de lucht en brulde. Druipend kwam ik thuis.
Ik zet een streep onder Europa. Ik heb het al eerder geschreven: het is zo makkelijk om gewoon vanuit je eigen tuin te vertrekken, direct Europa in, maar fietsen door Europa is vanwege het weer uiteindelijk veel meer gedoe dan een vliegtuig nemen naar een ver continent om aldaar te gaan fietsen. Want in 2012 reed ik naar Spanje, door een nat Frankrijk. In 2013 reed ik naar Turkije, voor een groot deel in kou en regen. In 2016 reed ik naar Roemenië via een stormachtig en koud Griekenland. Dit jaar liep ik in vorst en sneeuw naar Roemenië. En nu poogde ik de regen te doorstaan in met name IJsland en Finland. Ik heb dit jaar mensen horen klagen over hitte, in blogs en op Facebook. Waar hadden ze het over? Waarom waren ze niet blij? Het kwam allemaal zo vreemd op me over, in die natte wereld om me heen waarin alles dreigde te verschimmelen. Ik verlangde naar hitte, naar gloeiende droogte die genadeloos al het vocht opspoorde en deed verdampen.
Er was de laatste tijd weer een groot enthousiasme ontstaan, de wil om een nieuw avontuur te beginnen. Een groter avontuur dan de afgelopen tocht, want de rit naar de Noordkaap was ondanks de klimatologische tegenwerking toch teveel een ‘walk in the park’ geweest. Maar dan komen weer die vragen bovendrijven. Hoeveel luxe ben je bereid achter te laten? Hoeveel gevaar laat je toe? Ben je een man met baard? Ik heb ter inspiratie veel fietsverslagen gelezen de laatste maanden en ik ga met de opgedane kennis aan de slag. Ik ga mij buigen over kaarten en vliegprijzen vergelijken. En als het goed is ligt er over enkele weken een deugdelijk plan. U hoeft voorlopig geen verslagen van mij uit de Sahara te verwachten, maar het lijkt me een goed uitgangspunt dat ik op zijn minst een droge leegte selecteer.
En dan zal ik fietsen, en lezen hoe in Nederland mensen klagen over regen en kou. En ik zal denken: ‘Ze zijn weer bij hun positieven. Er komen weer zinnige woorden uit’. Want regen, beste mensen, zit mij letterlijk en figuurlijk tot hier.
P.S. De gebruikelijke statistieken, lijstjes, beschouwingen etc. gaan nog volgen. Ik ga eens kijken of ik dit soort informatie kan scheiden van mijn blog.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley