Rook aan het water
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
05 Juni 2018 | Mexico, Mazatlán
Een vuist ging de lucht in. Er volgde een brul. Het was een feit, ik had de 100.000 km volgereden. De vreugdeuitbarsting volgde op een tamelijk zorgeloze tijd in Mexico, een periode die deed denken aan mijn tijd in Thailand, fietsend van accommodatie naar accommodatie, met koelkasten op de route. Maar toen kwam dat nieuws over die Duitse en die Poolse wereldfietser die op een bergtraject de verkeerde mannen tegenkwamen en met wie het niet goed afliep. Hoe stond het eigenlijk met de veiligheid in Mexico? Ik ging de overheidsadviezen nog eens bij langs en dat kun je beter niet doen als je in Mexico zelf zit. Het Britse advies luidde ongeveer alsvolgt: ‘De volgende provincies zijn gevaarlijk: ALLE! Verplaats u alleen per vliegtuig, maar wees ook daar waakzaam. Reis alleen overdag, maar ook dan bent u niet veilig. Reis nooit alleen, maar ook in groepsverband loopt u het risico beroofd te worden. Reist u over land neem dan alleen de tolwegen, maar ook die zijn niet veilig. Neem alleen gerespecteerde hotels, maar wees ook daar waakzaam. Eén miljard Britten bezoeken jaarlijks Mexico en ondervinden geen problemen’. Vervolgens doen ze er een volledig groen kaartje bij. Ik legde het weg. Mensen informeren is één ding, mensen onnodig de stuipen op het lijf jagen is iets anders. Toch was na het lezen Mexico Thailand niet meer, het was een soort kruising tussen Somalië en Afghanistan geworden. Ik reed met een andere instelling rond, alert, argwanend. Wat staat die vent te staren? Wat moet die auto daar? Het zou weer enige tijd duren voordat dat zou slijten (ik zou later merken dat veel mensen spraken over de tragedie met de twee fietsers, dit was blijkbaar toch een uitzonderlijke gebeurtenis geweest). Ik koerste af op Acapulco, de op twee na gevaarlijkste stad ter wereld en toch ook één van de populairste badplaatsen ter wereld. De dag voordat ik er doorheen zou rijden ontmoette ik in de supermarkt Antonio die de genoemde Poolse fietser nog had ontmoet. Ik vroeg hem of Acapulco veilig genoeg was om doorheen te fietsen. ‘Absoluut’, zei hij, ‘je moet alleen weten in welke wijken je niet moet komen’. Hij toonde me hoe ik moest rijden, het was precies de route zoals ik ‘m uitgestippeld had.
Eerst was er de lange weg met palmen tussen de rijbanen. De dure hotels volgden, en de warenhuizen en hipermarkten. Wonderlijk genoeg was er toen een taaie klim van 300 hoogtemeters, op een steile helling, zonder het geringste briesje. Het centrum van Acapulco lag namelijk in een baai die volledig omgeven was door heuvels. Ik zag bars en wolkenkrabbers en zei tegen mezelf dat ik om me heen moest kijken en genieten, want dit was vermoedelijk de enige keer dat ik in Acapulco zou zijn, maar het was druk en lawaaiig en ik wilde hier eigenlijk gewoon weer snel uit verdwijnen. De stad was echter veel groter dan ik verwachtte en het kostte me al het beschikbare daglicht om een rustig dorp te bereiken met een hotel, weg van de chaos.
Vaak viel de afstand naar een volgende plaats met een hotel goed te overbruggen maar in Lázaro Cárdenas had ik een probleem: tussen mij en Tecomán, de eerste plaats van betekenis op de route, lagen 279 km. Op dat traject waren alleen wat gehuchten zonder accommodatie of juist met (vermoedelijk) dure accommodatie. Ik eindigde op de eerste dag van dat traject in Caleta de Campos. Alle hotels leken buiten mijn financiële bereik te liggen maar iemand wees me op het bestaan van een camping. Ik reed erheen en trof een vriendelijke kerel. Hij was alleen weinig spraakzaam en ook nogal vaag. Terwijl hij een stukje grond voor me aanharkte en ik de sanitaire voorzieningen bekeek realiseerde ik me dat ik nog niet naar de prijs gevraagd had. Toen ik ernaar vroeg begon hij over een telefoon. Had ik een telefoon? Ja, ik had een telefoon, maar hoeveel kostte een overnachting? Met veel moeite kwam het woord ‘goedkoop’ eruit en er volgden nieuwe afleidingsmanoeuvres. Ik dwong hem te antwoorden: ‘Hoeveel kost het? Welke prijs? Hoeveel geld? Hoeveel pesos?’. ‘Honderd pesos’, zei hij. Nu was 4,50 niet bijzonder duur, maar ik had op de weg naar de camping op de valreep een sjofel hotel gezien en dacht: ‘Als ik er vier euro bij leg lig ik misschien in een hotel’. Ik ging informeren en er moesten nog een paar euro bij maar ik had het gehad met die snuiter op de camping en deels uit principe nam ik de kamer. Er waren wel wat kleine aanpassingen nodig. De penetrante poeplucht kon ik deels verhelpen door de wc door te trekken, met een tissue reinigde ik de wc-bril want dat was vast niet gebeurd, uit voorzorg spreidde ik de tent over het bed, en het interieur kon ik wat 'customizen' door van een meubeltje een nachtkastje te maken (door het te verschuiven naar mijn bed, niet door het te vertimmeren). Door een kamer te nemen met ramen die ik kon sluiten was ik ook beschermd tegen een belangrijke bron van overlast. Ik zat hier dan wel aan zee, maar dat maakt Mexicanen niet uit: overal ontsteken zij vuren, om vlees en vis te grillen, om afval te verbranden en om dor land plat te branden. De vuren branden tot in de late uren en worden voor het eerste daglicht weer aangewakkerd, het is bijna alsof men de frisse, onvermengde ochtendlucht niet verdragen kan. In Nederland wassen mensen eerst hun gezicht als ze uit bed komen of ze gaan naar het toilet, in Mexico steekt men eerst iets in de fik, iets dat flink rookt.
Het was niet voor niets dat er tijdelijk geen plaatsen van betekenis op de route lagen, er was simpelweg geen plaats voor. Dit was een bergachtig kustgebied en het traject was zwaar. Onderweg zag ik veel militaire voertuigen met een bemande mitrailleurpost en er reed veel politie rond. Betekende dit dat mijn veiligheid gegarandeerd was of legde het juist een schrijnend veiligheidsprobleem bloot? De vele mensen die hier in de laadbakken van pickups vervoerd werden en de hordes motortoeristen bezorgden me in ieder geval een comfortabeler gevoel dan een verlaten bergweg zou doen. De moeilijkheidsgraad van het traject leidde ertoe dat ik het dorp waar mogelijk een hotel zou zijn niet haalde en ik strandde in Cachán, een gehucht aan zee. Ik vroeg er naar accommodatie. Enkele dronken mannen zeiden dat er wel iets was. Het leek me goed om ook wat nuchtere vrouwen te raadplegen. Volgens hen was hier niets te vinden. Was het goed als ik tien meter verderop, bij het overdekte, rechthoekige dorpsplein zou kamperen? Het was geen enkel probleem en er zou me hier niets overkomen. Nou, geregeld. Ik ging op een bankje bij een tafel zitten en at vast wat, die tent zou ik later wel opzetten. Er kwam een auto aanrijden met luide muziek aan en die stopte vlak bij me. De jonge chauffeur stapte uit, trok een blik bier open en begon te praten met één van de aanwezigen. Er volgde nog een auto. En plots ging het heel snel, en had ik zo'n twintig bierdrinkende mannen in mijn buurt. Ik zat aan de rand van een openluchtkroeg. Even keek ik het aan, maar ging toch maar even een stukje wandelen om een wat rustigere stek uit te zoeken. En zo nam ik plaats op een bankje aan de andere kant van het plein. Er verzamelden zich kinderen op het plein en hun moeders begonnen aan de rand ervan te koken. Er kwam muziek en ik zag de projectie van een pc-scherm op een muur. De muziek was een kwelling maar de verlossing kwam snel: eerst werd er achter me wat degelijkere volksmuziek opgestart, en vervolgens verdween vóór me de popmuziek en werd er een film opgestart. Nu had ik op zijn minst iets om de aandacht op te richten, want het was duidelijk dat ik met mijn gebrekkige Spaans en mijn nuchterheid niet serieus deel uit ging maken van deze entourage; een enkele keer kwam een kind of dronkelap iets vragen, verder was het vooral een kwestie van de avond uitzitten, wachten tot het rustig genoeg werd om ergens de tent op te kunnen zetten en te slapen. Ik had wel twéé dagbudgetten neer willen tellen voor een hotelkamer maar moest deze avond, en misschien nacht, op de kiezen bijten en de situatie accepteren. Na twaalven waren de kinderen en de moeders zo goed als vertrokken. De meeste drinkers zaten nu achter me en ik bekeek de andere kant van het plein, de plek waar ik de avond begonnen was. Het was er opvallend rustig en ik begon de tent op te zetten. Ik kwam tot halverwege, daarna kwam er een groepje op zes meter afstand zitten, met keiharde muziek. Gelukkig werd ik gered. Gerardo was nog redelijk nuchter en bood aan dat ik bij hem sliep, want dit hier ging de hele nacht door. Hij leidde me naar zijn huis en wees een plek aan in de tuin waar ik kon slapen. We waren niet eens zo ver van het plein verwijderd maar bijna al het geluid werd gedempt door de tussengelegen huizen. Dankbaar zette ik de tent op en sliep tot het licht werd. Kort daarna was Gerardo ook weer aanwezig, opnieuw (of nog steeds) aan het bier. Hij kookte water voor me, zelf had ik oploskoffie. Tussen de rondsnuffelende biggetjes reed ik iets later weer het dorp uit. Een uitzonderlijke nacht, en wat mij betreft mochten dit soort nachten uitzonderingen blijven. Toch wachtte me nóg een onzekere nacht want Tecomán lag nog op ruim 130 km, teveel voor een dag.
Ik had net geluncht en zag hoe het verkeer aanzwelde en vastliep. Dit was een verkiezingsoptocht en toen ik weer op de fiets stapte en langs en met de parade mee reed bleek dat er een evenement gaande was op een strand. Er klonk een toespraak, het verkeer sloeg af en enkele kilometers verder hervond ik de rust. De start was zwaar geweest en ook in de middag werd er veel van me geëist. Het leek alsof ik alleen maar aan het klimmen was. Op momenten dat ik even niet oplette rolde ik 50 meter naar beneden en als ik dat in de gaten kreeg begon de klim weer. De zware dagen en korte nachten braken me op en daar kwam ook materiaalpech bij. Er knapte een spaak, ik verving hem en zwoegde nog even door maar toen bleek dat er aan de kust, drie km westwaarts, een dorp met hotel lag, besloot ik te stoppen en hoopte ik dat het hotel geschikt zou zijn voor mij. Maar toen ik de zee bereikte bleek het geen hotel te zijn, het ging hier om strandbungalows. En toen merkte ik dat er weer een spaak geknapt was. Ik was de wanhoop nabij. Ik had geen energie meer, ik had blijkbaar een structureel spakenprobleem en de enige aanwezige accommodatie kon ik waarschijnlijk niet betalen. Toch informeerde ik even. En wat bleek? Het waren grote bungalows, met op de eerste verdieping de daadwerkelijke bungalows, en op de begane grond twee-onder-één-kap kamers. Als ik mijn maximumprijs iets oprekte kon ik zo'n kamer betalen. En ik zou ook nog eens een echte strandhut-ervaring hebben, want zolang je van buren niets merkt zit je in je eigen omgeving van hout en bruine tegels en heb je er geen weet van dat je kamer onderdeel is van een groter geheel. Om onbezorgd van mijn tropische ervaring te kunnen genieten wilde ik direct van mijn spakenprobleem af. Ik verving de tweede kapotte spaak en het viel me op dat enkele spaken erg losjes gespannen waren. Ik probeerde een goed compromis te vinden tussen spanning links, uitlijning en spanning rechts en ik ga vast verklappen dat ik vermoedelijk mijn werk goed gedaan heb want er is tot op heden geen spaak meer geknapt.
Dit paradijsje aan zee had een vreemde uitwerking op me. Eén van de bungalow-bewoners verderop moest even iets doen in mijn buurt en zo kon ik zien dat hij precies op een jeugdvriend van mij leek, maar dan met een rare pruik op. Uit het grote, ronde strandrestaurant met rieten dak weerklonk de harde lach die identiek was aan die van een vroegere klasgenoot. Er waren hier backpackers en dat was ook de associatie die ik kreeg. Backpacken. De bungalowkampen en strandhutten in Afrika. Avonden aan zee. Maleisië. Muskietennetten. Muziek. Drank. Zou ik gaan drinken? Zou ik na ruim drie jaar niet drinken in dat restaurant gaan zitten en gewoon een koude fles bier bestellen? En een groot bord eten bestellen? En genieten van muziek en naar lange verhalen luisteren van medereizigers en ze de oren van hun kop lullen over mijn belevenissen en zingen en gitaar en... Ik moest nog douchen. En mijn aantekeningen bijwerken. En daarna ging ik eens kijken in het restaurant. Ze serveerden alleen lunch. Het was stil in het restaurant. Ik at wat in mijn kamer en vermaakte me een tijdje in mijn hut. Later op de avond staarde ik naar de zee. Het restaurant was dicht. Ik kon op mijn veranda gaan zitten en muziek luisteren, en verder staren naar de zee. Maar ik ging liever naar binnen dan dienen als muggenvoer. Ik vond het jammer dat de pieken weg waren. Genieten was zo afgevlakt tegenwoordig. Waar was de extase? Maar in de ochtend interesseerde me dat geen fluit. Vrij van moeheid en katers genoot ik van mijn ontbijt in mijn mooie strandhut. En daarna keerde de realiteit terug. Ik was gisteren blijkbaar niet alleen aangekomen met een geknapte spaak, maar ook met twee lekke banden. De lekke voorband was een structureel probleem. Het was ooit mijn achterband maar omdat hij zoveel problemen gaf leek het me praktischer dat ik hem naar voren verplaatste. Dan rustte er minder gewicht op en zou hij minder vaak lek zijn, en als hij toch lek was was hij makkelijker te vervangen. Maar hij was niet minder vaak lek. Ik heb het eerder meegemaakt. Ogenschijnlijk een goede band met goed profiel, maar door omstandigheden blijkbaar poreus geworden. Alles prikt er zo doorheen. Glas. Asfalt. Schillen. Behalve pneumatisch ongerief was er uiteraard dat andere probleem. Ik stond hier bijna met mijn voeten in de branding, maar toch was het geen zilte geur die mijn neus bereikte, eerder de lucht van brandend plastic. Rook aan het water, daar moet ik eens een rocksong over schrijven. Hoe dan ook, ik had geen moeite dit paradijsje te verlaten. Er was arbeid aan de shop. Ik mocht van zeeniveau direct naar 187 meter hoogte, maar het werd wel een mooie ochtendrit, in alle rust hoog boven zee. Later, in de middag, weken de heuvels en ze maakten plaats voor landbouw. En daar was Tecomán. Ik was weer in de bewoonde wereld. Ik stuitte op een fantastische deal, een geweldige kamer voor weinig geld en besloot een paar dagen rust te nemen. Ik rook aan het water en ving duidelijk een chloorlucht op dus ik had ook nog eens drinkwater tot mijn beschikking. Het was tijd voor wat klusjes. Nieuwe schoenen kopen bijvoorbeeld, en degelijke schoenen kun je hier voor een spotprijs kopen. Ook kocht ik een SD-card voor mijn (nieuwe) telefoon en zette mijn muziekcollectie erop in een internetcafé, als backup voor nu en archiefversie voor later. Internetcafés in Mexico zijn echt een verademing. Hier geen 15 joelende, gamende tieners in een heet hok met luide muziek, terwijl je worstelt met een pc uit 1997. Nee, hier hoor je de airco zoemen terwijl je razendsnel je bestanden kopieert met behulp van blinkende apparatuur.
Zo zit je in een fantastische kamer, zo zit je weer te slapen tijdens de bezichtiging van een volgende kamer en vraag je je binnen een uur af hoe je in deze val hebt kunnen trappen. In Perula zat ik lekkend onder een veel te zwakke ventilator. Het zou een kwestie van tijd zijn voordat de rook door het gaas naar binnen zou komen, het gaas dat dienst deed als ruit. Voor de vorm hing er nog een rookgordijntje voor. Ik duwde mijn fietshoes tegen het gaas uit voorzorg, en het is echt verbluffend hoe snel je met je lichaam een ongeventileerde kamer op kunt warmen. Dan maar een koude douche. Maar koude douches zijn er nooit als je ze het hardst nodig hebt. Met mijn lichaam koelde ik het stromende water af naar 37°C en toen ik even later de kraan boven de wasbak open draaide bleek dat het douchewater het enige water was dat ik tot mijn beschikking had. Dit was het eerste hotel waar ik wifi apart had moeten bijkopen en gelukkig had ik dat gedaan, want met lezen alleen had ik de avond en nacht niet doorgekomen. Rond middernacht verwijderde ik de fietshoes om de kamer af te koelen, en prompt startte iemand om 1.30 uur een vuur. De rook bleef in mijn kamer hangen terwijl hij buiten verwaaide, en dus keek ik tot diep in de nacht buiten videoclips. Zwetend heb ik tussen 5 en 7 nog wat gedommeld en zou zeker weer een week scherp blijven bij de selectie van een kamer.
Er lag een zware klus voor me. Het was 100 km rijden naar El Tuito en het was niet eens zeker of daar betaalbare accommodatie was. Ik zou ook nog eens een kleine 1100m moeten klimmen en wat het nog erger maakte is dat 600m daarvan op de laatste kilometers lagen. Na 65 km was ik in een dorp en ik was al kapot. Ik vroeg of hier misschien een hotel was maar dat was niet het geval. Ik had twee opties: 20 km terug of 35 km vooruit. Ik pompte mijn halflege voorband op, rustte uit, en besloot er voor te gaan. Ik goot een Red Bull en een Monster naar binnen en barstte van de energie. Energie die ik aan kon wenden om mijn band te verwisselen want die was nu volledig leeg. Een kwartier later vertrok ik alsnog. Ik pushte en pushte, 35 km, 600m klimmen, en ik had nog 5 uur daglicht dus dat moest lukken. Ik klom en daalde weer, en klom en daalde weer. Dat schoot nog niet echt op. Ondertussen was mijn band lek. Ik werd een beetje moe van die band, maar ik kon er mee doorrijden. Ik jaagde, ik jakkerde, ik zwoegde. Na anderhalf uur liepen er rare rillingen door mijn lijf. Ik kreeg wat bewustzijnsproblemen. Ik stapte af en ging zitten. Wat was ik aan het doen? Ik wilde niet stranden in dit bergbos, maar dood neervallen leek me ook niet zo'n goed plan. Ik kwam op adem en halveerde mijn tempo. Ik moest nog steeds 400m omhoog. Nog tijd genoeg, maar de brandstof was bijna op. Ik vocht verder, haakte af, vocht verder, haakte af en vocht verder. Maar met nog 200m te gaan haakte ik definitief af. Er was een tuin waarin een man en een vrouw aan het werk waren. Ik legde uit dat ik op was, dat El Tuito te ver was. Ze leken niet erg bereid om aandacht aan me te schenken en konden niet geloven dat 6 km te ver was. Ik wilde al weer doorrijden en vroeg voor de vorm nog of ik hier kon slapen. 'Als jij dat wil', zei de man, 'maar wij gaan zo weg'. Het viel me op dat er helemaal geen huis stond, alleen een bergruimte. Was ik veilig hier alleen? 'Hier zijn geen slechte mensen', zei de man. Ik kon mooi achter de bergruimte slapen. Ik zette de tent er neer en het echtpaar vertrok. Best ideaal, de tuin voor mezelf, geen mensen, geen lawaai, geen rook. Dat laatste was een naïeve gedachte. Vanuit de tent zag ik hoe de tegenoverliggende helling in lichterlaaie stond, ik kon alleen maar hopen dat de grijze wolken de andere kant op waaiden. Ik at, viel in slaap en sliep tot het ochtendlicht. Ik was goed afgekoeld, en niet gerookt.
In Mezcales kon het echt niet meer met die banden. Iedere binnenband was binnen een half uur na aanbrengen weer lek. In mijn hotelkamer plakte ik de band, reed naar de fietsenwinkel op 3 km maar haalde zelfs dat niet zonder weer bij te pompen. De enthousiaste fietsenmaker controleerde de band. 'Niets mis mee', zei hij, 'ik adviseer je over te stappen op andere binnenbanden, banden die zelf het lek herstellen door middel van een vloeistof in de band'. Ik was genoodzaakt zijn advies totaal in de wind te slaan. Alles was mis met deze buitenband, en als ik zo de fietsverslagen lees kan er ook veel misgaan met banden die zichzelf plakken. Ik liet er een nieuwe buitenband op zetten en ik ga vast verklappen dat ik vermoedelijk een goede beslissing genomen heb want er is tot op heden geen lek meer gesignaleerd. Ik liet meteen de speling uit mijn wiel verwijderen en er was een flink gat geslagen in mijn voorraad plakkers. Voor nog geen anderhalve euro kocht ik 48 plakkers (incl. lijm). 'Ze zijn vrij groot, als je ze in tweeën knipt heb je er 96', zei de fietsenmaker. Hij gaf me nog een sticker en een sleutelhanger mee.
Vlak voor San Blas was er een bijzonder stuk traject. Ik reed tussen mangroves en terwijl ik me gewaar werd van de muggen om me heen zag ik een bord met een afbeelding van een krokodil en de tekst 'Deze krokodil leeft hier in het wild'. Iets alerter dan normaal legde ik de laatste kilometers af. De volgende ochtend werd ik al vroeg gewekt door de rook die door de kieren naar binnen kwam. Met gesloten ramen ben je er nog niet, je moet ook de kieren dichten. In Mezcales was er verontreinigde lucht door de airco gekomen, uitzetten was zinloos want de lucht bevond zich al in mijn kamer. Ik kon het hotel verlaten of ik kon blijven, en ik bleef en ademde de hele nacht die verontreinigde lucht in. Het effect op mijn longen werd nu merkbaar. Ik twijfelde of ik nog wel door kon gaan. Rook is zo alomtegenwoordig in Mexico, kon ik zo nog een maand doorgaan? Ik zocht eens naar informatie en zag dat het zo'n 24 uur ging duren om Mexico per bus te verlaten. Dat doe je ook niet zomaar. Ik gokte erop dat het schiereiland Baja California waar ik wilde gaan fietsen leefbaarder was en vervolgde de rit. Ik trotseerde de rook in de straten van San Blas en een nieuw stuk krokodillenmangroves en was na 50 km terug op de goeie ouwe tolweg, die had ik veel te lang niet meer gezien. Ik had mijn vluchtstrook weer terug, en die was welkom na al dat rijden over een witte lijn met die vrachtwagens naast me. Door het vooruitzicht om net als in de eerste provincie Quintana Roo weer een grote afstand over de tolweg te rijden vertrok ik de volgende dag met veel enthousiasme, maar door een onverwacht gebergte en een plots opstekende tegenwind werd het toch nog een zwaar gevecht om de geplande 111 km te halen, maar het lukte. De slotrit van 92 km naar Mazatlán was goed te doen. De finish van mijn tocht over het vasteland van Mexico werd echter niet bekroond met een mooie kamer met airco. Ik moest nog net niet huilen toen ik mijn kamer zag, maar ik accepteerde hem want het was laat geworden nadat ik al teveel dure kamers had moeten afwijzen. Deze kamer verschilde in niets van een gevangeniscel. Ik zette de obligate kakkerlak in de badkamer buiten de deur (met het reinigen van de badkamermuren was men in 1976 gestopt), plakte ventilatiegaten dicht en dichtte nog wat andere gaten om de kans op nieuwe ontmoetingen te verkleinen, legde de sprei in de kier onder de deur, spreidde de tent uit over het bed vanwege aantoonbare bedmijt (ze hadden zich verraden via vlekken op mijn kuiten), en ontdekte toen dat het heerlijk rustig was en dat de wifi-verbinding nergens in Mexico sneller was geweest dan hier. Ik telde mijn zegeningen en bleef op deze plek.
Ik ga mij voorbereiden op de overtocht naar het schiereiland Baja California en de fietstocht aldaar. Het zal een compleet andere ervaring worden. Ik ruil de palmen, de landbouw, de verbrande grond, de supermarkten, de hotelkamers en hopelijk ook de rook in voor.... naar ik verwacht woestijn, wind, verlatenheid. Maar ik realiseer me ook dat het traject niet lang is en dat ik, naarmate de bewoning toeneemt, mogelijk zo weer terug ben in de wereld die ik achterliet. We zullen wel ruiken. Eh... zien!
-
06 Juni 2018 - 15:00
Ben :
Gewoon super hoe je alles beleeft en het plezier ervan volg elk schrijven ,en vind het erg goed verwoord.
Groet uit hellevoetsluis -
18 Juni 2018 - 20:44
Rob:
Hoi Richard! 100.000 km. Tjonge. Ik weet nog wie vertrokken is, maar vraag me af wie je zult zijn als je uiteindelijk thuis komt. Ik hoop dat het je nog lukt om af een toe te genieten van je grote avontuur. Goede reis en veel geluk,
Rob. (Ex collega:) ) -
23 Juni 2018 - 04:03
Pim Schnitker:
Hey, ik heb vanavond Javier ontmoet in La Paz baja Mexico. Hij vertelde over jullie ontmoeting eerder en dat je net als ik ook richting het noorden fietst! Zou je meteen mailtje willen sturen ik heb een paar vragen? Groetjes Pim www.therollingdutch.nl
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley