Niet alle achteruitgang is groei
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
10 Februari 2019 | Marokko, Guelmim
Ruim vier dagen was ik in Dakhla, en na de tweede nacht zaten er grote rode, jeukende beten op mijn polsen en kuiten. Het was me al stilaan duidelijk geworden dat beddengoed in goedkopere Marokkaanse hotels nooit in contact kwam met zeep, maar tot dusver had dat nog niet tot problemen geleid. Dat was nu dus anders en het werd tijd voor maatregelen. Ik spreidde de buitentent over het bed en haalde een laken uit de tas. Als ik mijn kleren 's nachts aan zou houden zou ik het onder een laken niet te koud krijgen. Dit zou in het vervolg mijn werkwijze blijven.
Er waren veel klussen te doen in Dakhla, grote en kleine. Eén van de kleine klussen was geld pinnen, maar soms is die klus groter dan je hoopt. De eerste automaat vroeg om de gebruikelijke gegevens (met altijd weer die vreemde vraag van welke rekening ik geld wil opnemen, alsof er diverse rekeningen schuilgaan achter één pasje) en toonde nadat ik de gegevens had ingevoerd doodleuk een blauw scherm. Ik wist niet dat dat nog bestond. De tweede automaat was nog komischer. Opnieuw werd ik onderworpen aan een lange reeks vragen en toen die allemaal beantwoord waren kwam er een zandloper. Ik denk dat ik twee minuten gewacht heb en ik begon steeds zorgelijker te kijken, en toen kwam de hilarische vraag: 'Heeft u meer tijd nodig?'. Ik koos het antwoord dat het meest leek op 'Ik niet, jij wel?' en daarna raakte de automaat buiten gebruik. De derde automaat vroeg weinig en gaf razendsnel geld. Sommige banken hebben wél een toereikend softwarebudget.
Waar banken in derdewereldlanden vaak werken met onderontwikkelde software vindt in de voorhoede van de technologie vaak het tegenovergestelde plaats: applicaties worden steeds verder doorontwikkeld en dit gaat net zo goed ten koste van de functionaliteit. Bij iedere tussenstop die ik onderweg maak worden er zodra er een wifiverbinding is updates uitgevoerd en zijn mijn telefoon en sommige applicaties die erop staan niet meer zoals ze waren. Ik kreeg een steeds terugkerende melding over roaming. De gegevensverbinding zou verbroken zijn. Dat vond ik niet erg, want ik gebruik geen roaming, maar die melding werd erg irritant. Om er vanaf te komen zette ik roaming aan en weer uit. Ik kreeg toen een rekening van €3,14 maar was gelukkig van de melding af. Mijn camerasoftware was zodanig gewijzigd dat er steeds vlak voor het maken van een foto een lachend beertje in beeld verscheen; ik geloof dat het hier om een optie ging om van gefotografeerde gezichten een beertjesgezicht te kunnen maken. Ik twijfelde of ik wilde huilen of emigreren naar de maan. Gelukkig is dit beertje inmiddels weer weg. En boven mijn virtuele toetsenbord zat nu plots een werkbalk met voor mij nutteloze iconen. Als ik een tekstverwerkingsprogramma gebruikte zag ik nog maar een reepje van het document dat ik bewerkte, om maar te zwijgen van de ingrepen die nodig waren als ik per ongeluk zo'n icoontje raakte. Gelukkig ben ik er inmiddels weer vanaf. Lang niet alle achteruitgang is groei.
Ik had nieuwe broeken nodig, en ook mijn Mexicaanse schoenen waren versleten. Ik liep langs tientallen marktkramen met zorgvuldig uitgestalde waren maar zat met twee problemen. Ten eerste verkocht men hier niet de kleding die ik zocht (probeer maar eens een korte broek of voor fietsen geschikte schoenen te vinden in een kleine Marokkaanse stad) en ten tweede was deze manier van shoppen niet de mijne, zonder paskamers, zonder prijskaartjes en zonder de mogelijkheid om in alle rust beslissingen te kunnen nemen. Ik had eigenlijk al het besluit genomen mijn oude kleren weer op te lappen toen ik op een plein voor een moskee ineens een soort kledingrommelmarkt zag. Karren gevuld met een berg broeken, kleden bedekt met tweedehands schoenen. Even ging ik naar mijn hotelkamer om wat maten op te nemen en keerde daarna terug met een centimeterlint, plukte in hopen textiel, mat tailles op; ik kon ongestoord shoppen, dit was een manier die wél werkte. Ik vond een afritsbare broek en van een andere zou ik later de pijpen halveren. Ook vond ik schoenen die degelijk genoeg leken, en zo was ik in korte tijd voor een totaal van 23 euro helemaal klaar.
Voor de bevoorrading voor het vervolg van de tocht had ik vooraf stiekem gehoopt op een supermarkt zo groot als die in Guelmim, maar de grootste die ik vond was niet groter dan het gemiddelde levensmiddelenwinkeltje op een Nederlandse camping. Toch bleef ik er lang en dat had twee redenen. Ten eerste kon ik er niet weg want de muziek was onweerstaanbaar. Een vrouwelijke stem leek een lange oosterse hymne te zingen en ik raakte betoverd, later zou ik begrijpen dat dit gezongen koranteksten waren. Ten tweede had ik te maken met een nieuwe kassamedewerkster. Ze bestudeerde ieder product op de band uitvoerig, spoorde codes op en toetste die in op de kassa. Als ik iets vreemds zag op de display corrigeerde ik haar. Kwetsbare producten zoals bakjes yoghurt liet ze vallen. Dat ze een kwartier bezig was maakte me niet uit want ik was half gehypnotiseerd door de stem die klonk op de achtergrond.
Ik had nog een halve middag over in Dakhla en ook die besteedde ik nuttig. De tandartsbehandeling die ik in Spanje had gehad moest eigenlijk nog voltooid worden, het stukje kies dat afgebroken was en tot de ellende had geleid moest er weer opgezet worden en dat bleek hier gewoon zonder afspraak direct te kunnen gebeuren.
Op de ochtend van vertrek had ik nieuwe rode bulten, nu op mijn rug. Dit was kennelijk nogal hardnekkige bedmijt. Ik nam een douche en stopte alle kleding die ik aan had gehad in quarantaine in een plastic zak. Op die manier wilde ik voorkomen dat, nu ik weer ging kamperen, mijn slaapzak besmet zou raken; dat zou echt dramatisch zijn.
Ik vertrok met een uitdagend perspectief nu ik omkeerde op mijn route. Ik had nu wind tegen, duizend kilometer lang. Ik kende geen gelukkige start want binnen een uur had ik een lekke band, de eerste sinds.... ik wist het niet meer... Frankrijk? Ik kon niet gaan plakken in de wind, pakte een reserveband, pompte hem op, merkte dat dat verdacht lang duurde en toen ik de fiets weer beladen had stond de band weer leeg. Gelukkig was mijn laatste reserveband nog heel. Daar rekende ik ook een klein beetje op want deze was nog nieuw.
In de avond liep ik kilometers ver het land in op zoek naar wat beschutting om toch een beetje verdekt te kunnen kamperen. Dat lukte maar ik was er niet gerust op; de waarschuwingen van de gendarmerie voerden in mijn hoofd strijd met mijn eigen nuchterheid. Hier woonde niemand, hier liep niemand, dit was een lege vlakte, wie ging mij hier vinden? Het antwoord volgde snel. Er zwierf een roedel honden rond en ze maakten duidelijk dat ze er waren. Steeds als ik geluid maakte sloegen ze aan en ook al vermoedde ik dat hier geen mensen waren, toch was ik er niet helemaal zeker van en vreesde ik dat de honden een alarmerende werking konden hebben. Ik deed maar niets meer, ging slapen en bewaarde het avondmaal voor de nacht. Het kamperen begon me op deze manier tegen te staan, de vorige twee nachten in de tent waren ook al geen succes. Daar kwam bij dat mijn mat nu definitief lek was, ondanks al mijn voorzorgsmaatregelen: ik gebruik twee grondzeilen en controleer iedere avond de ondergrond, maar één stekel die als verstekeling hangend aan een tas of shirt de tent binnenkomt en in de buurt van de mat terechtkomt vormt al een risico.
Soms had ik het idee dat ik op een hoogvlakte reed want de blauwe hemel met zijn schapenwolkjes leek nogal laag te hangen, een aparte gewaarwording. Ook apart was de race die leek plaats te vinden op dit deel van de route; er reden me veel lichte motoren tegemoet, en ook quads en assisterende voertuigen. Misschien wordt er hier toch nog een soort alternatieve Dakar-rally in leven gehouden, nu de echte rally in 2009 naar Zuid-Amerika is verplaatst in verband met een te grote terreurdreiging. De (mogelijk aangeprate) dreiging werd mij ook iets te groot en daarom was ik blij dat ik bij zonsondergang onverwacht een garage zag. Ik vroeg of ik er kon overnachten. Het was geen enkel probleem en zo kwam ik die avond tot de paradoxale conclusie dat ik mijn vrijheid terug had door een deel ervan in te leveren; ik had me afhankelijker opgesteld dan normaal maar kon nu geluid maken en volop licht gebruiken en dat laatste was welkom, want waar ik eerder nog met een zwak rood lampje een boek las, was ik sinds ik het boek uit had aangewezen op opgeslagen vermaak op mijn telefoon, die veel meer licht verspreidde dan mijn hoofdlamp. Ik had wat blogs opgeslagen maar niet alleen dat; ik was aangestoken door een nieuwe koorts. Ooit begon de interesse in Japan, in een kunstmuseum, en onverwacht kwam er pas geleden een vervolg in Malaga op een tentoonstelling half in de open lucht, en nu ging ik hier, in mijn tent, op in de afbeeldingen van schilderijen van oude meesters. Ondertussen snotterde ik erop los; voor de tweede keer in korte tijd was ik verkouden. Echt zomeren doet het tijdens deze overwintering niet en tegen de wind in fietsen mag dan goed zijn tegen de vliegen, mijn lichamelijke weerstand had het er moeilijk mee.
Deze terugreis gaf steden een tweede kans. In hoog tempo was ik naar het zuiden gereisd en behalve de wind in de rug zorgde ook het feit dat ik in de aanvangsfase van een reis weinig tussenstops maak ervoor dat ik de plaatsen op mijn route minder aandacht gaf dan ze verdienden. Boujdour bereikte ik in de vroege avond en ik ging op zoek naar een kamer. Kamers zijn erg goedkoop in Marokko, meestal lukt het wel om iets te vinden rond de vijf euro, dus had het weinig gevolgen voor mijn financiën dat ik omwille van veiligheid en comfort wat minder ging wildkamperen. Ik reed rond en zocht, over een markt, langs een kleine kermis, en nam de oriëntaalse avondsfeer in me op. Ik vond een acceptabele kamer en had al vlot gezelschap. Michael, een al wat oudere Britse docent en fietser die me deed denken aan Michael Palin, zat met een probleem. Er zat een lelijke scheur in zijn achtervelg. Hij was op weg naar Dakar en wist niet goed wat hij moest doen. Hiermee verder rijden leek me een slecht plan, en Dakhla zou niet de stad zijn waar hij goede materialen ging vinden. De mooiste oplossing leek me om met een bus naar een echte stad terug te reizen, Agadir in dit geval, om een nieuwe velg te vinden. Maar omdat zijn resterende tijd beperkt was, was het misschien praktischer om de velg op te lappen en een risico te nemen. Hij zou er een nacht over slapen. Hij was een tijd opgetrokken met een andere fietser en die was inmiddels al in Dakar en hij had vernomen dat dat een eenvoudige rit was geweest met de wind in de rug en alle politiebescherming onderweg. Hoe anders was mijn beeld thuis geweest van een tocht naar Dakar tijdens mijn voorbereidingen. Ontvoeringsgevaar, gewelddadige overvallen, mijnen, visumperikelen, het overheidsadvies ('alle reizen [in het grensgebied met Mauritanië] worden ontraden')... en in werkelijkheid fietst de ene na de andere pensionado doodleuk naar Dakar. Michael bleek een onderhoudende gesprekspartner te zijn en we spraken de hele avond vol.
De wind deed er een tandje bij. De vorige dagen reed ik nog 12 km/u, maar de wind was hier krachtiger. De verkoudheid had zich de vorige avond omgezet in een milde griep, mijn nacht was kort geweest en mijn kracht was beperkt. De lucht voor me was bruin en zandvlagen waaiden over de weg. Fietsen werd onaangenaam zwaar. Ik stapte af en ging lopen. Maar ook dat was zwaar en ik kwam nauwelijks vooruit. Dit was volkomen zinloos. Ik zou niet eens mijn tent op kunnen zetten bij deze wind. Daar kwam bij dat terugkeren aantrekkelijk was. Ik wist waar ik kon eten, waar ik kon slapen en ik had gezelschap. Ik nam een pauze en besloot om de volgende dag een nieuwe poging te wagen. Ik draaide mijn fiets om, ging op mijn zadel zitten en hoefde de pedalen niet eens in beweging te zetten.
In de avond liep ik rond in Boujdour. Wat was Marokko vertrouwd geworden. Relaxed liep ik over de markt, als een doorgewinterde reiziger, bestand tegen alles wat op me afkwam. Toch werd ik soms nog verrast. Zo hoorde ik een intrigerend gezang, ongetwijfeld religieus maar nu had het een duistere, bijna morbide klank. Ik ging erop af, liet het geluid onderweg op me inwerken, maar ik vond de bron niet want het geluid stopte. Een magisch moment in een oosterse wereld.
Ik praatte weer een tijd met Michael, achteraf bleek mijn avond na het gesprek weer voorbij te zijn. Hij was dan ook een interessant persoon die eigenlijk steeds wonderlijker werd naarmate ik hem beter leerde kennen. Hij had eerst 18 jaar lesgegeven in Engeland en daarna over de hele wereld, in China, Mongolië, Thailand en nog zo'n 20 andere landen. Hij liet me uitgeschreven songteksten zien. Hij gebruikte die als lesmateriaal maar ook om zware of monotone trajecten te overbruggen tijdens het fietsen of tijdens het zwemmen, een andere hobby van hem. Dan probeerde hij ter afleiding de teksten in zijn herinnering omhoog te halen. Ondanks al zijn omzwervingen was hij op sommige vlakken wat wereldvreemd en had hij curieuze gewoonten. Ik was er getuige van hoe hij een maaltijd klaarmaakte en opat. Hij had mijn waterkoker gezien en zag zijn kans schoon een pakje noodles te bereiden en hij wilde daar nog wat aan toevoegen. In zijn voorraad eten had hij dezelfde worst als ik. Beiden waren we er niet heel enthousiast over, het is een soort smac in de vorm van een kleine leverworst, maar het is zo droog dat het plantaardig lijkt. Na mijn echec met de aluminiumkaasjes was ik er min of meer op aangewezen als ik brood wilde beleggen, voor hem was het een eerste kennismaking. Hij vroeg me of het een goed idee was om deze worst en een blik (koude) doperwten aan de noodles toe te voegen. Ik raadde de doperwten af omdat je dan de noodles niet meer terugvindt en het idee van een warme maaltijd weg is, maar de worst kon er in de soep alleen beter op worden. En al pratend werd de maaltijd bereid. Hij pakte een lege jampot, deed de noodles erin, goot er heet water over en van wat hij toen deed krijg ik nog steeds rillingen. Hij ontdeed de worst van zijn verpakking, legde het in het wasbakje dat zich in de gang bevond, direct op het oppervlak, en begon de worst in stukken te snijden. 'Wat?', vroeg hij toen hij mijn blik zag. Ik legde hem uit dat uit onderzoek is gebleken dat de gemiddelde wasbak viezer is dan een gemiddeld toilet, en dat hij misschien beter zijn eten in het hurktoilet kon snijden. Hij schrok even op van deze informatie maar herpakte zich en ging verder met de bereiding. Hij voegde niet zozeer wat vlees toe aan de noodles, hij propte het jampotje simpelweg steeds voller tot de worst op was en het potje uitpuilde. Van roeren kon geen sprake meer zijn. En toen ging hij eten. Eerst alle droge worst, en daarna de inmiddels koude noodles. Hij deed er anderhalf uur over, hij vond het walgelijk en daar kon ik me iets bij voorstellen, maar eten verspillen deed hij nooit, en hij was dankbaar voor de afleiding die ik bood tijdens de maaltijd. Het mooie aan dit soort ervaringen is dat je een spiegel voorgehouden wordt, want ik realiseerde me dat als het om eten gaat ik juist overmatig hygiënisch ben. Ik kan maar moeilijk wennen aan het feit dat winkeliers het brood dat ik koop gewoon met hun handen beetpakken en het op de toonbank leggen. Ik gruwel van vingers aan voedsel, op borden, aan drinkranden, want ik kan me zo levendig voorstellen waar die vingers geweest zijn. Misschien dat dat slijt als ook bij mij, net als bij Michael, lijf en geest gaan slijten.
Michael ging zijn voor- en achtervelg van plek laten wisselen om de druk op de gescheurde velg te verminderen en hoopte zo Dakar te halen. Ik ging een nieuwe poging wagen Boujdour te verlaten. Door mijn omgang met Michael was me na slechts 37 dagen in Marokko duidelijk geworden dat mijn telefoon niet de juiste tijd aangaf. Het uur tijdsverschil bleek niet te bestaan en dat verklaarde de verwarring bij aankomst in Marokko, toen ik meende al om vijf uur 's morgens van de boot te rijden, een uur eerder dan verwacht.
De wind zou op deze nieuwe dag wederom krachtig zijn en ik twijfelde of ik niet beter een bus kon nemen over dat traject dat ik toch al gereden had maar ik wilde toch een poging wagen. Ik kon altijd nog van gedachten veranderen en alsnog de bus nemen want de dag was nog lang. Dacht ik naïef. Ik nam me voor te stoppen als ik weer terug zou zakken naar 7 km/u, maar toen het daadwerkelijk zover was na enige uren wilde ik niet stoppen. Ik had meer kracht dan de vorige dag, had langer geslapen en voelde me beter en ik was gemotiveerd door te gaan. En toen kreeg ik er een obstakel bij. Ik had 41 km gevochten en kwam aan bij een gendarmeriepost. Daar was die vraag weer. Waar ik dacht te gaan slapen. Ik zei Lamssid. Maar dat lag 40 km verder en was met deze wind niet meer haalbaar voor het over 2,5 uur donker werd. Ik mocht kiezen: hier stoppen of geëscorteerd worden naar Lamssid, waarbij niet helemaal duidelijk was in hoeverre ik zelf kon fietsen. Ik vond het beide niets, ging in discussie, raakte gefrustreerd, werd rebels. Het was 190 km naar Laayoune, hoe lang ging ik er op deze manier wel niet over doen, als ik moest strijden tegen wind én gendarmerie? Ik moest oppassen geen beslissingen te nemen die door emoties ingegeven waren. Ik was geneigd terug te rijden en alsnog de bus te nemen, maar daar kon ik later weer spijt van krijgen. Ik legde me er uiteindelijk bij neer en bleef op deze plek. De volgende dag zag de situatie er immers misschien weer anders uit. En toen mijn tent stond, iets verderop in het geraamte van een gebouw, kwam ik tot een inzicht. Want ik realiseerde me dat ik hier iets raakte dat voor mij de essentie van het reizen leek te zijn. Ik had vanuit Dakhla de bus naar Guelmim kunnen nemen en mezelf 1000 zware kilometers kunnen besparen door een gebied dat ik al gezien had, en in plaats daarvan had ik nieuwe gebieden kunnen zien in Marokko, maar kennelijk liggen mijn voorkeuren hier, blijf ik liever langer in de woestijn, en hecht ik eraan ook nu weer iedere meter zelf af te leggen, wie of wat me ook dwarsboomt, en ben ik bereid ervoor te strijden. Déze terugtocht is de herinnering die ik later wil hebben. Met enig gevoel voor symboliek kun je zeggen dat deze weg terug me sterker maakte, dat deze achteruitgang groei was.
En ik glimlachte. Want op de heenweg had ik 29 km verderop gekampeerd op een schapenweitje. Zorgeloos. En nu was het 'gevaarlijk'. En ik keek naar de statistieken. Maximum snelheid vandaag: 12,33 km.
Een vrachtwagen stond langs de kant. De zijkant was open. Op de weg was het een ravage. Er lagen eieren, kapot, sommige nog heel, schone eierdozen, besmeurde eierdozen. Een groep mensen was bezig dat wat er te redden viel te verzamelen en in een andere vrachtwagen te laden. Ik keek ernaar terwijl ik verder vocht tegen de wind. De gendarmerie vertraagde me niet meer en na nog twee dagen bereikte ik Laayoune. Michael had me een hotel aangeraden dus hoefde ik niet lang te zoeken naar een kamer. In de schemering maakte ik een wandeling door de stad, langs fonteinen en gebouwen in een prachtige, betoverende bouwstijl.
Laayoune zou het startpunt zijn van een woestijnintermezzo. De 1000 km terug naar Guelmim hoefden niet volledig over dezelfde weg afgelegd te worden, ik had hier de mogelijkheid om via de stad Smara in het binnenland naar Tan-Tan te reizen en die mogelijkheid ging ik gebruiken. In de ochtend zag ik vanuit mijn hotelkamer een kar met mandarijnen staan en het leek mij een goed moment, vlak voor mijn vertrek, om wat vitamines binnen te krijgen. En dus ging ik eens buiten kijken en ik bleek voor 23 cent een kilo mandarijnen te kunnen krijgen, dat waren ongeveer twaalf stuks. In een schandalige aanval van vraatzucht ging op mijn kamer de hele kilo er doorheen.
En toen ging ik op weg. Mijn route ging tijdelijk naar het zuidoosten en dat betekende dat ik nu, in tegenstelling tot eerder op de reis, wel Laayoune in zijn geheel te zien kreeg, en eerlijk gezegd had ik niet veel gemist want de pracht en praal van de stad was met name geconcentreerd in het noorden. Buiten Laayoune was er weer een gendarmepost, maar de situatie was deze keer anders. Ik had namelijk geen informatie over het gebied waar ik heen ging en was bereid alle adviezen op te volgen. Als ik zou horen dat het niet verstandig was om verder te gaan zou ik weer omkeren. Maar de aard van het advies was anders. 'Er is een kans dat je Smara vandaag niet meer haalt', zei de gendarme. Dat durfde ik gerust een zekerheid te noemen, Smara lag op ruim 200 km. 'Je moet weten dat je een woestijn in rijdt en daar is geen toezicht meer. Je bent kwetsbaar'. Ik verwachtte dat hij zou zeggen: 'Je kunt het beter niet doen', maar hij liet het besluit aan mij over. Dat was ik niet meer gewend, dat ik zelf de inschatting moest maken. Omdat dit een avontuur was nam ik de risico's voor lief en reed door. Ik reed een nieuwe wereld in. Eerst was er verspreid in het land nog bewoning maar die verdween langzaam. Opvallend waren de bomen waarvan de takken in één richting gegroeid waren vanwege de permanente krachtige wind die ik nu tijdelijk in de rug had. De struikjes namen in aantal af, steeds vaker zag ik schaars begroeide zandvlakten. Ik leek dan toch eindelijk een woestijn in te rijden die voldeed aan het beeld dat ik ervan had. Aan het eind van de middag was er een kruising, hier moest ik de weg naar het oosten nemen. Er was een restaurant. Het leek me verstandig hier te stoppen en te overnachten. Maar het liep anders. Op de veranda zat een man. Hij staarde voor zich uit, keek me niet aan. Ik liep naar binnen. Er was niemand. Op de tafels stonden lege theeglazen en er was een dobbelspel gespeeld. Ik liep weer naar buiten. Een man had een generator opgestart en kwam terug naar het restaurant. Strak keek hij voor zich uit, negeerde mijn aanwezigheid. Dit leken mannen die al geruime tijd in een isolement leefden. Ik weigerde mijn veiligheid in handen te leggen van mensen die me negeerden. Ik staarde nog even naar de horizon en stapte weer op. Even leek dat een dwaas idee maar dat was het niet. Zeven kilometer verderop waren er enkele stations met radiomasten. Twee mannen groetten me en ik maakte van de gelegenheid gebruik om te vragen of ik er kon slapen. Het was geen enkel probleem. Ik kon uit het zicht van de weg mijn tent opzetten tussen de muur van het station en een reeks zonnepanelen. Ik maakte kennis met de opzichter, later met een opgetrommelde militair en nog later arriveerde er zelfs een kolonel om mijn gegevens te noteren. Mijn veiligheid was volledig gegarandeerd, zo werd mij verzekerd.
De volgende ochtend liep ik over het terrein. Enkele honden liepen mee en één ervan was nogal speels. Ik dolde wat met 'm, kneep zijn bek dicht, hij hapte nog wat en stoeide daarna met een andere hond. Toen ik terug was bij de tent zag ik dat mijn hand bloedde. Het was een wondje van niks. Twee militairen zagen het en kwamen snel aanzetten met een verbanddoos. Het bloeden stopte al vlot, en na water en zeep, een scheut betadine en een pleister was de zaak weer afgehandeld. Dacht ik. Toen ik weer fietste vroeg ik me eerst af of de militairen heel de nacht speciaal voor mij aanwezig waren geweest. En daarna begon er iets anders te knagen. Hoe speels en onschuldig het allemaal ook was geweest en hoe miniem het wondje ook was, toch waren dit de feiten: ik was in Marokko gebeten door een onbekende hond. Het rabiës-spook kwam in mijn gedachten weer tot leven. Welke gedachten waren rationeel, en welke waren valse sentimenten? Ik wist het niet, maar ik had enige bedenktijd. Op het traject dat volgde waren de woorden van de gendarme geen loze kreten. Ik was kwetsbaar en er reed hier van alles rond. Naast me stopte een auto, ik stopte ook en de bestuurder wees op mijn cola. 'Cola. Cola speciale'. Er was ook een bijrijder en achter geblindeerde ruiten zat ook nog volk op de achterbank. De chauffeur wees nogmaals op de cola, en pakte toen iets dat leek op een pakje kauwgom en wees daarop. Dit was niet het soort conversatie dat ik wilde voeren en ik reed weg. De auto reed traag verder, slingerend, en stopte 300m voor me opnieuw. Onmiddellijk stopte ik ook, stapte af en ging op de weg staan, alsof ik verkeer wilde gaan aanhouden. De auto kwam na enkele minuten weer in beweging en reeds haaks op de weg de woestijn in. Ik kon verder.
Ik was niet helemaal overgeleverd aan de omstandigheden, er was toch nog een gendarmepost op weg naar Smara. Ik kreeg nieuwe informatie: 'Er liggen mijnen in dit gebied en niemand weet precies waar. Er zijn ook slangen en schorpioenen. Blijf dichtbij de weg'. Om 16.30 uur was ik bij een radiostation. Ik zocht op de kaart naar het volgende station. Dat lag ongeveer 30 km verder. Ik reed 10 km/u en om 19.30 uur zou de zon onder gaan. Ik gokte erop dat ik het ging halen. Ik reed langs afgeplatte heuvels die op maankraters leken en de dromedarissen die ervoor liepen maakten het surrealistische beeld af. De wind nam toe en de weg begon te stijgen. Het werd onder deze omstandigheden een loodzware opgave om nog voor het donker werd het radiostation te halen maar ik slaagde in mijn plan. Maar toen ik er was was ik nog niet klaar. Het station lag op hoogte en ik moest de fiets over een mul zandpad omhoog duwen. En ook toen was mijn slaapplaats nog niet gegarandeerd. Ik vond met moeite een oude man die geen Frans sprak. Met gebaren maakte ik duidelijk dat ik een slaapplaats zocht en hij bracht me naar een geschikte plek. Hij zou nog iemand waarschuwen die Frans sprak, zo maakte hij duidelijk. Even later kwam er een vriendelijke besnorde jongeman op me af en schudde me de hand. Hij wendde zich even af en liet toen een tekst zien op zijn telefoon. Ik kon niet geloven wat ik las. 'Je bent niet geautoriseerd deze militaire zone te betreden. Je moet vertrekken'. Ik zei dat ik juist het advies had gehad om niet het land in te lopen, en dat ik altijd beschermd was geweest door het leger. Waar moest ik heen in het donker? Hij wees naar een willekeurig weg-van-hier en met spijt in zijn blik zei hij 'Non, monsieur' en hij liep terug naar zijn eenvoudige woning. Wat kon ik doen? De zaak laten escaleren door te blijven, tot er een echt uniform zou verschijnen? Geen enkele autoriteit ging mij wegsturen, integendeel. Of zou ik gewoon achter de heuvel waarop ik me bevond gaan staan, uit het zicht van de weg? Terwijl ik de tijd nam voor een beslissing kwam de jongeman terug en vroeg om legitimatie. Dat was een opening. Hij noteerde mijn gegevens en toonde me weer een tekst: 'Je kunt blijven tot de ochtend'. Hij gebaarde me hem te volgen. In de ruimte waarin hij leefde lagen twee matjes. Hier kon ik slapen. Dit was een opmerkelijk snelle verandering van de situatie. Ik zei hem dat ik een tent had. 'Goed', zei hij, liep met me terug en hielp met het vastzetten van de haringen. Hij liet een nieuwe tekst zien: 'Waarschuw me als je iets nodig hebt'. Ik had geen idee waarom hij alles uittypte, maar ik was opgelucht. En in de tent merkte ik dat de sterke wind waartegen ik gestreden had eigenlijk nog maar een begin was. Maar ik had beschutting.
Ik reed de laatste 37 km door de woestijn naar Smara en vond een hotel. Ik denk dat ik hier met €2,82 voor een kamer de bodem wel bereikt had. Ik zocht informatie op over het risico op hondsdolheid in Marokko. Ik kreeg een pagina vol artikelen over een Brit die in november overleden was na een vakantie in Marokko. Ik zocht naar statistieken en vond ze: Marokko viel in de categorie met het hoogste risico. Ik wist voldoende, ik ging geen risico's nemen en ik ging mezelf niet meer kwellen met gedachten. Ik moest zo snel mogelijk een arts vinden. Maar eerst de tweede helft van Excelsior-Feyenoord, die kon ik nog helemaal volgen. Een kwestie van prioriteiten stellen. (Achteraf had het niet gehoeven.)
Ik ging 'even' een prik halen in het lokale ziekenhuis. Dat liep iets uit. Het werd weer een avontuur dat ik misschien ooit uitvoeriger ga beschrijven, maar dat ik hier in gecomprimeerde vorm weergeef. Op het ommuurde terrein vond ik een spoedafdeling, het leek de enige afdeling die open was. De situatie was onduidelijk, er was geen receptie, in sommige ruimtes waren mensen. Ik bleek buiten bij een loket vooraf te moeten betalen voor een consult. Een jongeman sprak Engels en begeleidde me. Na de betaling verzocht hij me plaats te nemen op een stoel in de hal en hij wilde weer gaan. 'En weet iemand dat ik hier wacht?, vroeg ik hem. 'Iedereen weet dat je hier wacht', zei hij. Even later werd ik binnengeroepen. De jongeman was er ook weer, ineens was hij politieagent; kennelijk had hij zich verkleed. Er was een man in pak, een man in trainingspak, een man in een gewaad, een vrouw keek naar de beet, veel mensen hielden zich met mijn zaak bezig. Na een half uur kwam er een bebaarde man in een lang groen gewaad die vriendelijk en met zachte stem in vrij hoog tempo een verhaal vertelde. Zo goed was mijn Frans niet. De agent vertaalde het. Het kabinet met bevroren vaccins was kapot. Ik ging per ambulance geëvacueerd worden naar Laayoune voor een vaccinatie. Met een rit van twee uur, een uur in Laayoune en twee uur terug zou de hele onderneming maar vijf uur duren. En hier was mijn chauffeur. Mijn eerste gedachte over dit plan was 'Neeeeee!', mijn laatste gedachte was 'Luister naar deze mensen'. Er volgde een dolle rit terug naar Laayoune. Een arts en een vaccin werden onderweg telefonisch geregeld. De secundaire missie die de chauffeur meekreeg was het opsporen van de hond, wat niet meeviel want eenmaal ter plaatse bleek de hond steeds een andere eigenaar te hebben. De kliniek in Laayoune werd speciaal voor mij geopend na het arriveren van de arts. Ik kreeg twee injecties en na een maaltijd op kosten van het restaurant waar chauffeur Mohamed en ik dineerden reden we door een donkere woestijn terug naar Smara en om 23.45 uur keerde ik terug in mijn kamer. De hele onderneming kostte me €3,75 aan consultkosten. Dank u Marokko.
Ik had nog niet veel van Smara gezien maar het was niet de mysterieuze woestijnstad waarop ik een beetje hoopte. Een groot dorp, bedrijvig, maar niet wezenlijk anders dan andere plaatsen. Toch tourde ik een uur door de straten om boodschappen te doen en zo kreeg ik toch een goede indruk van deze plaats. Er waren enkele interessante ontmoetingen. Er was een jongen die heel enthousiast werd toen ik even zijn winkel in keek. Toevallig had hij de chocoladereepjes die ik zocht en zelfs de verpakkingen met dubbele reepjes waren goedkoop. 'Alles één dirham', zei hij. Dat was mooi, tien cent, en ik nam er 12. Hij rekende en kwam op 24 dirham. 'Ik denk dat dat 12 dirham moet zijn', zei ik. 'Haha, ook goed', zei hij. Hij voegde er een puddinkje bij. 'Cadeau', zei hij, 'wil je nog thee?'. Bij mijn vertrek verliet hij zijn toonbank, kwam naar buiten en omhelsde me hartelijk. Thuis zou ik gedacht hebben dat deze jongen op de winkel van zijn vader moest passen en de biervoorraad geplunderd had, hier was dat onwaarschijnlijk vanwege de absentie van alcohol. De mevrouw die bij de winkel stond en alles grinnikend gadesloeg leek ook ontsnapt te zijn aan een verborgen carnavalsgedruis om even de drank te laten zakken. Ze waren niet de enige wonderlijke personen. Voor de derde maal kwam de dorpsdichter op me af. Hij had weer een gedicht voor me en wilde het voordragen en begon direct weer met reciteren: 'Je vous raconte une histoire...'. Snel vluchtte ik Smara uit.
In de middag verbaasde ik me over de wind in de rug. Zuidenwind was zeldzaam hier. In de vroege avond wachtte een auto me op. Een man in burger maakte een stopteken, ik stopte met trappen maar wel onder voorbehoud totdat er een andere man verscheen in uniform en ik er gerust op was dat ik kon stoppen. Het waren gendarmes en ze waren hier, ik had dat vaker gehoord, 'voor mijn veiligheid'. Ze hadden een wonderlijk verzoek. Of ik de fiets in hun bescheiden auto wilde leggen, dan konden ze mij naar een veilige slaapplaats brengen, dertig km verderop. Ik zei dat ik dat stuk nog wel kon fietsen in het laatste anderhalf uur daglicht. Ze lieten me begaan maar volgden me wel op een paar honderd meter. Op dat laatste stuk vond ik bijna datgene waarnaar ik al bijna zes jaar zoek: het ultieme niets. In het ultieme niets is de aarde plat en zijn er hooguit drie dingen zichtbaar: een streep asfalt met links en rechts alleen zand en hooguit struikjes. Je kijkt 360° om je heen en krijgt het idee dat je je in het midden van een grote pannenkoek bevindt. Ik dacht echt dat ik het gevonden had totdat ik links van me, voorbij de horizon, in een waas een deel van een gebergte zag. Missie mislukt en ik kon mij weer richten op mijn doel: de gendarmepost. Ik hield woord en kwam er aan voor het donker werd. Achter de post kon mijn tent staan. Ik was hier twee kilometer verwijderd van de theoretische grens tussen de Westelijke Sahara en Marokko, de volgende dagen zou ik weer onbeschermd kunnen kamperen voor zover ik niet in een hotelkamer lag.
Ik werd op een originele manier wakker. Er lag een piepende kluwen puppies tegen mijn binnentent aan en ik moest snel voor een contragewicht zorgen anders ging er misschien een tentstok breken. Ik verplaatste een tas en ontbeet. Deze dag wilde ik Tan-Tan halen op 124 km en dat leek goed te doen maar na de lunch draaide de wind en begon ik me zorgen te maken over mijn beperkte voorraad vocht. De omgeving was prachtig; eerder had ik al feeërieke lemen huisjes gezien die toeliepen in een punt en later was er veel reliëf in het landschap.
Ik wist Tan-Tan te halen. Ik liep een hotel binnen waar niemand leek te zijn tot ik om een hoekje iemand hoorde roepen. Ik liep een ruimte in en het eerste wat ik zag was een uitgestrekte hand met een gepelde halve sinaasappel. 'Stukje fruit misschien?', zei de man vanachter zijn bureau. Hij had een ruime kamer voor me met twee bedden, waaronder een tweepersoonsbed. Ik mocht kiezen. En toen zag ik dat ik ook nog een eigen badkamer had, mijn eerste op deze reis.
Ik heb een curieuze set fietstassen. Twee nieuwe, blauwe achtertassen, een oude, zwarte voortas en een nog oudere zwarte achtertas die dienstdoet als voortas. Een achtertas aan de voorkant, dat werkt zolang je 'm hangt aan de andere kant dan waar de stoepen zich bevinden en zolang de ophanging deugt, en dat laatste was niet meer het geval. Steeds was er het risico dat de tas ging vallen en ik moest er niet aan denken dat de tas op een ongeschikt moment onder mijn pedaal terecht zou komen. Ik wisselde achter- en 'voortas' om en hoopte dat ik de reis zo kon voltooien en dat de toestand van de probleemtas niet verder achteruitging.
Ik zat weer op de route van de heenreis. Daar werd ik niet vrolijk van want ik had weer te maken met grote aantallen vrachtwagens vol vis. Maar 's avonds kampeerde ik tenminste weer in het wild.
Eigenzinnige snuiters op de fiets, in een vorig verhaal zei ik al dat er in Afrika een verhoogde kans was om ze tegen te komen. Florian uit Duitsland wist niet meer of hij in 2006 of 2007 was begonnen met fietsen. Eigenlijk was het een combinatie van lopen, fietsen en werken. Hij reed op een fiets van 20 euro. Achterop was een bak gebonden en er lagen mandarijnen in en wortelen en wat uitrusting. Hij had oude tassen en droeg opgelapte kleding. Er zijn nog steeds fietsers die zuiniger leven dan ik. Hij zou wel zien hoe ver hij kwam, zei hij. Ik denk dat dat wel eens heel ver kon zijn.
En later was ik weer terug bij die enorme supermarkt vlak buiten Guelmim. Daar stonden ze weer op de parkeerplaats, de campers. Ik zag iemand in de zon zitten. Een klein groepje speelde jeu de boules. Ik zag twee busjes met vrijbuiters, allebei met hond. Een Duits echtpaar zei tegen me: 'Kom erbij staan, je hebt hier alles wat je nodig hebt'. Toch gaf ik na de boodschappen de voorkeur aan een hotel en door de geringe keus die ik had kwam ik weer terecht in hetzelfde hotel als op die ene stop tussen Bouarfa en Dakhla, de plaatsen waar ik mijn vorige verhalen schreef.
Door mijn omweg via Smara en de tegenwind reis ik trager dan op de heenreis maar mijn streven is om toch in drie weken weer de aan de noordkust aan te komen. Door de betere infrastructuur heb ik weer de vrijheid om nieuwe routes te kiezen, en door de grotere veiligheid heb ik weer de vrijheid om te wildkamperen. En na de nuttige en leerzame beperkingen van de afgelopen weken ben ik toch geneigd te zeggen: vrijheid is zo beroerd nog niet.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley