Over ezeldichtheid en een discrete hond
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
14 Mei 2019 | Zambia, Lusaka
Door Angola ging een streep. Het was een interessante gedachte om het land in te voegen in mijn reisplan, maar er waren twee belangrijke struikelblokken. Met de kosten en de taaiere omstandigheden kon ik leven, maar vooral door de rompslomp voor het verkrijgen van een visum en het inleveren van een maand reistijd (de einddatum van deze reis staat immers min of meer vast) besloot ik af te zien van deze zijsprong.
Ik vulde mijn uitrusting aan. Ik vond bij een drogist een geschikte zonnebril en bij de kassa bleek deze flink afgeprijsd te zijn; voor 18 Namibische dollar, ruim een euro, mocht ik 'm meenemen. Er was ook een akkefietje geweest op de camping. In de nacht was het gaan regenen en ik ging naar buiten om mijn kersverse reisstekker voor zuidelijk Afrika uit het stopcontact te trekken en stond even later met een halve stekker in mijn handen terwijl de andere helft knetterend in de regen achterbleef in het stopcontact. Met een snelle beweging bevrijdde ik het onwillige deel en zag dat er met de twee stukken die ik had niets meer viel te beginnen. En daarom was ik erg blij toen ik in de vroege ochtend gewoon een exemplaar in het schap van de supermarkt zag liggen en ik alsnog de waterkoker kon gebruiken om met koffie te ontbijten. In de avond ging ik een biertje halen in de bar van het resort, dat veel op een sportbar leek. Op een scherm zag ik Tottenham Hotspur op de valreep winnen van Brighton. Ook sprak ik een Belg die met een auto vanuit België via Azië naar Afrika was gereisd en die zijn einddoel Kaapstad bijna in zicht had. Ik kleurde groen toen ik hoorde dat hij via Saoedi-Arabië was gereden. In december was er een experiment geweest met het verstrekken van toeristenvisums, iets waar dit land normaal niet aan doet, en dat kwam voor hem op het juiste moment. Mijn overwintering in de afgelopen maanden had er heel anders uit kunnen zien. Anderzijds had ik nu niet in zuidelijk Afrika gezeten als ik in Marokko niet enthousiast gemaakt was voor Afrika. De reis van mijn Vlaamse collega was niet zonder serieuze problemen geweest; hij had vier dagen gevangen gezeten in Kenia op verdenking van spionage. Ik had eerder al gelezen dat het bezit van een plastic tasje in Kenia al kan resulteren in een gevangenisstraf, want plastic tasjes zijn verboden in dit land. Betrokkenheid met het milieu is één ding, maar is het ooit zo toeristenvriendelijke Kenia krankzinnig aan het worden?
Voor me lagen 800 kilometers naar de Zambiaanse grens. Eerst moest ik noordwaarts naar de stad Rundu fietsen en vanaf daar oostwaarts door de Caprivistrook, een 450 km lange reep Namibië dat tussen Botswana en Angola/Zambia ligt. Die strook is best merkwaardig. Stelt u zich maar eens voor dat er een 30 km brede strook vanuit Limburg helemaal door zou lopen tot aan Zwitserland. Dat zou raar zijn, toch? Ik bevoorraadde me in de supermarkt en kocht als lunch een vetkoek met kipsalade. Van een vetkoek had ik nog nooit gehoord. Het zag er uit als een broodje dus ik verwachtte dat het smaakte als een broodje maar het smaakte naar oliebol. Ik had 26,5 liter water en limonade bij me en vroeg me af of ik ooit meer dan 14 petflessen meegezeuld had. Ik fietste de wijde wereld weer in, langs mooi vlaktes met geel gras en verspreid staande bomen, waaronder ook palmbomen. Er waren veel vliegen en ik voelde me genoodzaakt te rijden met een vliegennet, een longsleeve, en sokken aan mijn handen. Ik moest van hoofdweg wisselen via een gravelroute waar ik zwijntjes en giraffes zag lopen. Toen ik terug was op asfalt merkte ik dat van de voorste versnelling de buitenkabel kapot was en dat de verroeste binnenkabel half doorgesleten was. Tot aan de eerstvolgende fietswinkel zou ik maar één kettingblad kunnen gebruiken want schakelen lukte niet goed meer, maar dat was in dit vlakke gebied geen probleem. Eerder die dag was mijn tentzak al uitgescheurd. Twee flessen bij de tent voegen was geen goed idee geweest, gelukkig kon ik de tentzak repareren. Soms waren er politieposten en de agent waar ik nu mee te maken kreeg wilde dat ik mijn helm ging dragen. Ik zei dat ik een hoed droeg omdat die mij beter beschermde tegen de zon. De agent zei dat een helm mij zou beschermen tegen ongelukken. Ik zei dat de kans op een zonnesteek vele malen groter was dan de kans op een ongeluk. Ik won de discussie en mocht door. (Enkele dagen later kwam ik een agent tegen die meer gehecht was aan de letter dan aan de geest van de wet. Toen plaatste ik mijn helm op mijn hoed en reed verder.) Er vond een belangrijke verandering plaats. Ik liet de privégronden achter me en kreeg staatsgrond om me heen. Staatsgrond is van iedereen. In theorie kon ik nu overal wildkamperen, in de praktijk eigenlijk nergens want het land was ook gewoon in gebruik, nu niet door grootgrondbezitters maar door mensen met weinig of geen bezittingen. Ik reed langs hutten van stro en golfplaat, en overal liepen mensen en vee. Als er al een plek was waar ruimte was om te wildkamperen dan zou ik daar nooit ongezien kunnen komen. Waar ging ik hier slapen? Ik zag een pad waar ik in kon slaan, het leek te leiden naar een stuk natuur, weg van de hoofdweg. Maar er stond ook een jongen met zijn fiets. Terwijl ik het pad zag als mijn redding en de jongen als een obstakel om dat pad ongezien te betreden, bleek juist de jongen mijn redding te zijn. 'Er is een school verderop, daar zou je de nacht kunnen doorbrengen', zei hij. Dat klonk niet verkeerd. Hij leidde me naar het dorp Mbeyo. Het terrein waarop de school stond was afgesloten, maar naast het terrein woonde hoofdmeester Manfred en die belde de security, het hek werd geopend en ik kreeg een lokaal toegewezen. Er waren veel te weinig klaslokalen voor de 400 kinderen uit de omgeving, en daarom waren ook de grote bomen op het terrein in gebruik als klaslokaal. Ze boden bescherming tegen de zon maar niet tegen de regen in het regenseizoen en de kou van de winter, dan hadden ze een probleem. Kou was niet mijn probleem toen me geïnstalleerd had, integendeel, het was ruim 30°C binnen. Ik had bij nader inzien beter naast de school kunnen liggen, maar wist eigenlijk niet hoe veilig dat was. Maar het was te doen. Ik bekeek de educatieve wandposters. Op één poster stond een afbeelding van de ezeldichtheid in Namibië, dat vond ik interessante materie.
Na zes jaar sliep ik voor het eerst in een school, nadat ik in mijn eerste jaar al eens gehuisvest was in het onderkomen van een leraar bij een Cambodjaanse school. Scholen, kerken, moskeeën, missieposten, politie, brandweer, ze worden vaak genoemd in fietsverslagen als het gaat om overnachtingen maar voor mij zijn deze ervaringen vooralsnog zeldzaamheden. Misschien gaat dat in Afrika snel veranderen.
Het werd mijn vaste nieuwe omgeving: verzamelingen hutten in de bush, vaak omheind met verticaal naast elkaar geplaatste en met elkaar verbonden stammetjes en takken. Ik kreeg structureel wind tegen en dat kwam me goed uit, dat hield de vliegen weg. Ik bereikte Rundu en eigenlijk had ik niet verrast hoeven zijn over het karakter van dit stadje, maar ik was het wel. Dit was nog hetzelfde land als dat van die blanke kustnederzetting Hentiesbaai, maar toch was dit een compleet ander Afrika. Het voelde alsof ik in Nigeria beland was. Achteraf gezien raakte ik dus al heel snel in het 'echte Afrika' waar ik in mijn vorige verhaal over sprak. Ik deed boodschappen en had een tekort aan ruimte in de tassen. Daarom gooide ik een halfvolle fles chutneysaus weg die na openen koel bewaard had moeten worden maar die al vijf dagen kookte in mijn tas. De fles heeft nog geen volle minuut in de vuilnisbak gelegen, verguld liep de nieuwe eigenaar er mee weg. Ik vond het nog te vroeg om de dag te beëindigen en verliet Rundu, maar dat betekende wel dat ik ook de kans op accommodatie achter me liet. En dus had ik na nog een paar uur fietsen maar één reële keus toen ik in een wereld met slechts hutten om me heen reed, en dat was vragen of ik ergens bij zo'n groep strohutten kon overnachten. Het was een nieuwe drempel waar ik overheen moest, maar wel een logische stap die ik gemakkelijk nam. Vrij snel ontwikkelde ik een selectiemechanisme. Grote kampen reed ik voorbij, en ook kampen waar mannen bijeen zaten, zeker als ze bier dronken of als er muziek aan stond. Te rokerige kampen reed ik ook voorbij. En zo kwam ik aan bij een bescheiden, rustig kamp met één man zittend voor de omheining. Ik sprak hem aan en hij vond het geen enkel probleem dat ik hier overnachtte. Ik kon bij de hutten slapen maar ik stelde voor dat ik onder de grote boom achter het kamp zou slapen, met het idee dat ik dan iets meer privacy zou hebben, en dat was geen probleem. Een aanzwellende menigte keek toe hoe ik de tent opzette maar toen deze stond ging ieder weer zijn eigen ding doen. Deze oplossing beviel me, dit kon ik vaker doen. De wetenschap dat ik bij deze hutten terecht kon nam de zorgen omtrent het vinden van een slaapplaats in de namiddag weg en ook de onzekerheden, angsten en risico's van het wildkamperen werden zo vermeden. Een nadeel was wel dat ik me wat ongemakkelijk voelde bij het contrast tussen wat deze mensen hadden en wat ik had. Daar zat ik met mijn dollars en mijn voorraad supermarktvoer in mijn tassen. Voedsel delen zou al snel onpraktisch zijn; hoe deel je tonijn in olie, of pindakaas? Mensen hebben geen bestek, geen borden. Met gedempt geluid eten en drinken leek me het beste.
Bij het klaarzetten van mijn fiets zag ik in de ochtend in de verte een groep kinderen naderen, ze hadden water gehaald bij de rivier. In de tent deed ik mijn laatste tassen dicht en hoorde de groep passeren. Eén meisje zong een mooi lied. Het leek me beleefd om even mijn gezicht te laten zien en ze te groeten, maar toen ik dat deed zag ik dat de groep al gepasseerd was en er nog maar één meisje liep met een emmer water op haar hoofd. Haar gezicht kreeg een angstige uitstraling toen ze mij zag, ze versnelde en het water in de emmer begon te klotsen. Ik probeerde haar gerust te stellen maar huilend rende ze weg en de emmer kwakte op de grond. Verderop hoorde ik een vrouw lachen. Blijkbaar had nog niet iedereen me gezien toen ik mijn tent de vorige avond opzette.
Op de avond die volgde was het contact persoonlijker. Het omheinde kampje waar ik strandde was van één man, Erestos, en het terrein eromheen was van anderen dus sliep ik deze keer in het kamp zelf. Onder de sterren vertelde hij in de avond over het leven in dit stuk Afrika. Veertig kilometer verderop woonde de 'chief', die bemiddelde bij conflicten en stond ook in contact met de politie. Die kon hij inschakelen in geval van nood, als bijvoorbeeld een man wild geworden was na het eten van bepaalde kruiden. Hij vertelde me over de strafmaten die hier werden gehanteerd. Ik heb ze niet precies onthouden, maar ik keek op van de hoogte van de straffen. Slapen met andermans vrouw werd beboet met ongeveer een bedrag van 1500 euro of het inleveren van zo'n 20 stuks vee. De straf voor een messteek lag iets hoger, en tot mijn verrassing was er een straf voor iemand uitschelden, en die was maar nauwelijks lager dan die voor overspel. Kon de dader niet aan de straf voldoen dan volgde een terbeschikkingstelling aan de chief, en dat betekende zware arbeid. De chief betaalde dan het slachtoffer.
In de wereld waar ik was waren geen wc's, hier gebruikte je het 'bush toilet'. Vroeg of laat komt er een moment dat je moet hurken, en dat in een gebied waar overal mensen kunnen lopen. Ik waagde mijn kans in een stuk natuur dat onbewoond leek. Binnen één minuut liep er een jongetje langs, gelukkig keek hij heel discreet recht voor zich uit. Ook een tweede jongen keek heel discreet recht voor zich uit en ook de hond die volgde keek heel discreet recht voor zich uit. Toen ik weer fietste renden twee meisjes van een jaar of zestien een stuk met me mee. Ik kreeg last van plaatsvervangende pijnscheuten toen ik zag hoe ze blootvoets over de vluchtstrook holden, waar volop steentjes en glas lagen. Verderop zat een groep mannen bijeen. 'Hallo meneer, hoe gaat het?, riep er één. Nederlands is wijder verspreid dan ik dacht.
Divundu leek eigenlijk geen echte plaats, eerder een tankstation en supermarkt langs de weg en een wirwar aan paden. Eén van die paden moest ik volgen om het Divindu Guest House te bereiken. Daar was een kampeerterrein en het leek me een goed idee om hier een korte stop te houden voor een douche, wat fietsonderhoud en om wat kleding te wassen. Het was een eenvoudigere camping dan in Uis en Tsumeb. Ik was de enige bezoeker en na de activiteiten in de middag sloot ik me op in mijn tent; ik kampeerde pal aan de Okavango, een rivier met krokodillen en nijlpaarden, maar vooral met muggen. Divindu was voorlopig het laatste bastion op mijn route, en de politie bevestigde dat de volgende dag. 'Weet je zeker dat je dit op de fiets gaat doen? Verderop is geen bewoning meer, het is een nationaal park met olifanten en leeuwen. Pas op 70 km is er een dorp, en daarna weer lange tijd niets. Pas na ruim 200 km eindigt het park', zo sprak de agent. Dat wild zou toch wel wegblijven van de weg? 'Nee, die steken over', luidde het antwoord. Ik had picknickplaatsen gezien op de kaart. 'Die zijn afgezet en niet meer toegankelijk'. Maar er waren toch veel meer fietsers geweest die dit gedaan hadden? 'Dan wens ik je een goede reis', was de onverwachte reactie. En dus ging ik maar verder. Er was nog één gebouw, in aanbouw, en ik zag wegwerkers. Dit was waarschijnlijk de toekomstige entree. Een man zei dat ik niet op de fiets naar binnen kon. Ik zei van wel. Hij vroeg om papieren. Ik zei dat ik geen papieren nodig had. Deze man had in tegenstelling tot de politie geen autoriteit. 'Oké, rij verder', zei hij. Het is zaak om op verstandige wijze te laveren tussen naïviteit en paniek. Zelf blijven nadenken. Ik was er niet helemaal gerust op maar het risico was beredeneerd. Er was geen officieel fietsverbod. Er was geen scheiding tussen park en omgeving. Er waren dorpen in het park. Olifanten kunnen de weg oversteken, leeuwen kijken wel tien keer uit, die mijden mensen en verkeer. Er waren geen wildspotters. Genoeg redenen om door te gaan. Voor de zekerheid hield ik mijn bord, een pan zonder steel, binnen handbereik, daarmee kon ik op mijn frame slaan om wild te alarmeren. Die leeuw kan er immers toch staan, hoe je ook redeneert. Ik realiseerde me hoe je vooraf dapper bent als je een gebied met leeuwen doorkruist, en ook achteraf, als het voorbij is. Maar met dezelfde hoeveelheid getoonde moed verander je in een sukkel zodra je gedood wordt door een leeuw. Als dat zou gebeuren zou ik reeds in de kop van het krantenartikel gedegradeerd worden van wereldfietser tot toerist. En in het artikel zelf zou te lezen zijn: 'Ondanks herhaalde waarschuwingen van parkautoriteiten besloot de Nederlandse toerist Richard Dijk toch per fiets de nationale parken in de Namibische Caprivistrook te doorkruisen, een gebied dat bekend is om zijn overvloedige leeuwenpopulatie'. In een reactie op het online krantenbericht zal staan: 'Weer zo'n backpacker sukkel die letterlijk een fiets huurt en even op safari gaat, terwijl iedere kneus weet dat die caprivi strook in Mozambiqeu levensgevaarlijk is. Boontje komt letterlijk om zijn loontje'.
Ik zag inderdaad met betonpaaltjes afgezette ruimtes langs de weg waar mogelijk picknicktafels hadden gestaan, maar ik zag minder dieren dan ooit tevoren. De vaart zat er goed in en het dorp Omega op 70 km haalde ik met gemak. Ik reed verder en kon in de naderende schemering weer eens wildkamperen. Wildkamperen in een Afrikaans nationaal park met leeuwen, dat is de overtreffende trap van wildkamperen, dat is wildstkamperen. Struiken hadden hier geen doorns, dat was een verademing. Ik sloeg met mijn pan op mijn frame en praatte hardop terwijl ik de tent opzette. Toen ik in mijn tent lag hoorde ik één krijs, waarschijnlijk een vogel. Meer wild was er deze avond niet.
Wel in de ochtend. Er liep iets rond dat snoof en knorde. Het was weg toen ik me liet zien. Ik vervolgde mijn weg door het park. Veel uitzicht was er niet, links en rechts waren bomen en struiken. Er lagen nog enkele dorpen op de route, waaronder Omega 3, de vindplaats van de oudst bekende fossiele vetzuren. Water dronk ik niet meer voor mijn plezier; het kraanwater in Uis en Tsumeb was vol van smaak geweest, bijna als melk, maar het water uit Divundu smaakte net als het klinische water uit Nederlandse kranen. Later op de route zou het water bruin en zanderig worden, ongeschikt voor consumptie, en dus zou ik geleidelijk aan weer volledig op frisdrank overschakelen tijdens het fietsen. Ik bereikte de Zambezi-regio. Ik reed het park uit en onmiddellijk week de begroeiing en had ik uitzicht op een vlakte met gazelles en één aap had zich er bij aangesloten. Typisch, al dat wild ineens. In een huttenkamp dat bijna de naam vesting mocht dragen werd ik binnengelaten en kreeg ik een plek toegewezen. Na nog een dag fietsen langs hutten, mensen en vee kwam ik aan in grensplaats Katie Melua. Herstel: Katima Mulilo. Ik kampeerde bij de Zambezi River Lodge en bestelde in de avond een biertje in de bar. Ik wilde ook aan die bar plaatsnemen tot ik zag dat ik ook buiten kon zitten, op de veranda, uitkijkend over de Zambezi. Naar dit soort buitenkansjes had ik uitgekeken, dit zijn de gouden momenten van een Afrikareis. Momenten die elders in de wereld schaarser zijn. Ik herinnerde mij de Laotiaanse restaurants aan de Mekong, paradijselijke stranden in Maleisië, fabelachtige hoteltuinen in Mexico. Maar Afrika is hét continent van magische avonden, Afrika zit vol sfeervolle, stijlvolle accommodatie onder de sterren, met de geluiden en geuren van de tropen.
Vlak voor de grens met Zambia lunchte ik in het gras. Een jongeman kwam naar me toe. 'Ik zoek een baan', zei hij. 'Ik heb geen banen in de aanbieding', zei ik. 'Oké', zei hij en vertrok weer. Namibië vroeg bij mijn vertrek om een ingevuld formulier, Zambia bij mijn entree eigenlijk alleen om $50. Daarmee had ik een visum voor 30 dagen en dat moest voldoende zijn. Er waren veel geldwisselaars maar ik gokte erop dat ik over twee dagen in Livingstone kon pinnen; met het voedsel in mijn tas moest ik het tot die tijd kunnen redden zonder geld. Via een brug stak ik de Zambezi over en reed door een druk gebied maar daarna was er veel natuur, dichter bij de weg maar ruimer, minder compact. Toch kreeg ik geen vat op de omgeving, was dit strikt natuur of woonden er toch mensen in? Op onverwachte momenten zag ik mensen lopen of waren er tekenen van bewoning. Ik koos voor zekerheid op deze eerste dag in een nieuw land en stopte weer bij een verzameling hutten. Het was geen probleem dat ik er kampeerde. De bewoners keken toe hoe ik de tent opzette totdat een vrouw zei: 'Laat die man'. Een andere vrouw was het daarmee eens en herhaalde het, en iedereen vertrok, terwijl ik dacht: 'Laat die man?'. Soms denk ik dat het hele leven een toneelstuk is, een simulatie, een 'Truman Show', en dat soms iemand uit zijn of haar rol valt en bijvoorbeeld vergeet in een fantasietaal te spreken.
De avond erop probeerde ik een stap verder te gaan. Ik zag wel mensen die pakketten houtskool verkochten langs de weg en soms een pad met een bord met daarop bijvoorbeeld 'Welcome to Makongo village', maar er was toch vooral veel natuur. Ik waagde het erop, liep de natuur in en vond een plek achter een heuvel die geschikt leek. Ik begon de tent op te zetten en hoorde toen een baby huilen. Er woonden toch mensen om me heen. Ik brak het experiment en de tent af, ging niet op zoek naar die mensen maar ging terug naar de laatste hutten die ik zag langs de weg. Het was inmiddels al donker. Er was niemand bij die hutten, op een grommende hond en wat vee na. Er brandde een klein vuur. Nu werd het lastig. Waar kon ik nog heen? Gelukkig arriveerde er een vrouw. Ze hoorde me aan, bood me een stoel aan en vroeg me te wachten op de eigenaar van deze plaats. Ze zei niet 'mijn man' maar bedoelde dat wel. Ze vulde een uitgeholde boomstam met water en de honden en eenden vielen erop aan. Vier kinderen kwamen thuis maar de eigenaar liet op zich wachten. Ik kreeg vast een plaats toegewezen en ik richtte mijn tent in. Halverwege de avond arriveerde Patrick, de man des huizes, een diepgelovig man, en hij voelde zich gezegend met de komst van een bezoeker. Hij ging zitten en bood me een stoel aan. We praatten en zijn vrouw Winnie kwam er bij zitten. 'Ik heb negen kinderen', vertelde Patrick. 'Tien', corrigeerde zijn vrouw.
Het gezin ging vroeg slapen, ik denk dat er een vroege zondagsdienst op het programma stond. Al voor het licht werd waren ze weer actief en het leek me gepast niet te lang te dralen. Om 7 uur zwaaide Patrick me uit langs de weg. Na enkele kilometers zag ik een man met een kapotte fiets langs de weg. Het leek me tijd om eens wat terug te doen. Er was een probleem met de ketting, die lag eraf. Ik legde hem erom en zag dat hij vrij strak om beide kleinste tandwielen zat. Deze ketting was maximaal ingekort. De derailleur werd omzeild en liep aan tegen de ketting. Die moest er maar af als hij toch niet gebruikt werd. Ik demonteerde hem, de man legde een knoop in de versnellingskabel, ik smeerde de ketting en de fiets was weer bruikbaar, al twijfelde ik of ik geholpen had op de manier die de bedoeling was, want de man had die bedoeling niet goed duidelijk kunnen maken. Edoch, hij kon verder.
Normaal fiets ik om toeristisch centra heen maar hier had ik geen keus, ik moest door Livingstone. Livingstone is bekend om zijn watervallen, de Victoria Falls, behorend tot de grootste ter wereld. In hoogte en lengte samen zijn alleen de Iguazu watervallen tussen Brazilië en Argentinië groter. Ik kon niet ontkennen dat dit natuurwonder me aantrok nu ik er was. Ik nam geld op in het centrum en reed alvast een stukje in de richting van het watergeweld. Langs de Zambezi zag ik opstuivende massa's vocht op de plek waar het water ruim 100 meter omlaag donderde. Die plek lag uiteraard voorbij de entree en ik hield het hier even bij. Ik ontmoette een jonge Duitser die lopend op weg was naar de watervallen. Hij was oorspronkelijk fietser en was gestart in Ethiopië. In Rwanda was zijn fiets gestolen en hij was met allerlei alternatieve middelen verder gereisd. In Namibië zou hij een auto gaan huren. Hij adviseerde me een bepaald hostel in de stad waar het zo rustig was dat iedere bezoeker zijn eigen slaapzaal kreeg toegewezen, maar ik had mijn zinnen gezet op een lodge. Het mooie is dat dit type accommodatie luxe parken zijn met mooie chalets, maar dat je er geregeld goedkoop kunt kamperen en van alle voorzieningen gebruik kunt maken. Het is simpelweg een betere optie dan een eigen kamer in een hotel. En dus ging ik naar de Maramba River Lodge en dat was precies wat ik zocht. Het bevond zich in een nationaal park en op het kampeerterrein werd met borden gewaarschuwd voor olifanten en nijlpaarden. Borden die waarschuwden voor bavianen waren niet nodig, hun aanwezigheid was overduidelijk. Toen ik het terrein verkende hoorde ik een grote plons in de rivier, een zijtakje van de Zambezi, en ik zag een groot object drijven. Op het terras nam ik die avond weer een grote teug Afrikasfeer, uitkijkend over het water vol planten. Het vergt wel inspanning om de muggen op afstand te houden aan een rivier in de tropen. Kleding vormt vaak geen beletsel voor die ellendelingen en het koelt hier ook af in de avond waardoor je geen alcohol uitzweet, terwijl dat juist zo'n probaat middel is tegen muggen. En dus is het een kwestie van smeren, met wisselend succes afhankelijk van het merk stick of lotion.
Aan de ontbijttafel hoorde ik helicopters en gemotoriseerde deltavliegers maar kon niet te lang omhoog kijken anders verdwenen er delen van mijn ontbijt. Eenmaal telde ik 17 bavianen binnen een afstand van twintig meter. Vandaag zou ik één dag toerist zijn, net als die lieden boven me maar dan met een kleiner budget. Ik liet de fiets staan en liep vijf kilometer naar de Victoria Falls. Voor toeristen was de entree 240 kwacha's (€16,31), voor locals 12 kwacha's (€0,82). En €16,31 vond zelfs ik nog betaalbaar. Ik begon bij het begin, de plek waar het water naar de afgrond stroomt. Daarna volgde ik het traject in de lengte van, en met zicht op de waterval, over de Knife Edge Bridge, een loopbrug waarop je drijfnat wordt (ik was voorbereid en had regenkleding, maar die was ook te huur), naar een soort jungle-eiland op hoogte, en weer terug. Daarna daalde ik af, een kloof in, naar de zogeheten Boiling Pot, een knik in de Zambezi waar geraft wordt en waar je zicht heb op de Victoria Falls Bridge naar Zimbabwe van waaraf gebungeejumpt wordt. En na weer teruggeklommen te zijn over het junglepad nam ik de meest zuidelijke route, parallel aan de autoweg, voor een mooi overzicht over het hele gebied. Het was mooi en indrukwekkend om deze wonderlijke natuur te zien met al zijn pracht en geweld. Ik was er ruim drie uur en mocht toen weer vijf kilometer teruglopen, en mijn spieren hebben me nog een dag of zes aan deze wandelactiviteiten herinnerd. Terug bij mijn bavianen raakte ik wat geïrriteerd. Dat ze mijn fiets als opstapje gebruikten om in de boom te klimmen was tot daaraan toe. Maar nu zat er één op mijn zadel. Hij bewoog zijn kop naar mijn zadel toe en keek me aan, alsof hij wilde zeggen: 'Kijk eens. Kijk eens wat ik ga doen', en hij zette zijn tanden in mijn zadel terwijl hij bleef kijken. Ik stoof op. Hij klom omhoog, daalde weer af toen ik weer ging zitten en deed precies hetzelfde. Ik besloot de fiets tijdelijk tien meter van de boom vandaan te parkeren.
Twee Zuid-Afrikanen verlieten hun chalet in de ochtend en hun resterende cola en bier gaven ze aan mij. Nadat ik ook vertrokken was werd ik nogmaals verrast in een supermarkt in het centrum van Livingstone. De slagerijafdeling had behalve rauw ook bereid vlees! Ik nam drie lappen bacon mee en liep naar de kassa. Juist toen ik aan de beurt was kreeg de caissière een zak met muntjes aangereikt die ze alle tweehonderd even moest tellen, maar dat kwam me goed uit want van het flesje muggenlotion dat ik kocht ging de dop los en ik had het een en ander schoon te maken. Ik stopte buiten de boodschappen in de tassen en was blij dat bij vrijwel iedere supermarkt tot nu toe security over mijn fiets had gewaakt. In de schaduw stonden houten tafels en ik verorberde de bacon. Dit ging ik onthouden. Supermarkt: lap vlees. Ik reed door de straten van Livingstone, een schoon en aantrekkelijk plaatsje, en ging op weg voor een tocht van vijf dagen naar hoofdstad Lusaka.
Over een goede, ruime weg met weinig verkeer reed ik naar mijn eerste wildkampeerstek in Zambia. Ik wilde het toch eens proberen en het lukte, al was er wel geregeld een hond aan het blaffen. Echt helemaal op mijn gemak was ik niet. Wildkamperen gaat waarschijnlijk in het vervolg een uitzondering worden. De landen die voor me liggen zijn dichter bevolkt dan Zambia en hier is het al lastig, als je net als ik nerveus wordt van stemmen om je heen. Maar het is niet erg, ik heb een manier gevonden die werkt: slapen bij de hutten. Dat wordt anders als ik in landen kom waar je de hele avond in het middelpunt van de belangstelling staat als je in een dorp of kamp kampeert, dat realiseer ik me. Maar voorlopig was ik nog in het discrete Zambia en de volgende avond werd ik naar een heuse boerderij gebracht waar ik op het erf kon slapen. Er sijpelde wat nieuws door uit Europa. Tottenham Hotspur had weer op de valreep een overwinning geboekt, ik meen tegen een Nederlandse club. Wat een duivelse rakkers toch.
Steeds weer die vrachtwagens, met achter de cabine op een plat oppervlak grote witte zakken op enige afstand van elkaar, bedekt met een groot groen of bruin zeil. Als er één voorbijrijdt, en dat gebeurt een keer of twintig in een uur, ruik je een soort gekookte witte kool dat tegen bederf aan zit. Ik heb langs de kant van de weg eens aan iemand gevraagd wat dat was maar het antwoord was niet bevredigend en een onderzoek op Google van drie kwartier leverde ook niets op. Maar ik zet mijn onderzoek voort. Wat ik ook veel zie bij zijpaden zijn stenen met tekst die aangeven dat er een school is aan het pad. Ze hebben de vorm van (staande) grafstenen en wat ik schattig vind is dat er altijd een motto op staat, het motto van de school. Vaak is zo'n motto een typisch Afrikaanse, bijna hippie-achtige uitdrukking zoals 'Onderwijs is het licht in jouw toekomst'. Soms staat er ook een 'mission statement' op en dat klinkt dan weer vrij zakelijk. In een supermarkt zocht ik in de late ochtend weer een lap vlees maar mijn ontbijt was nog te kort geleden dus had ik niet zo'n honger. Kon ik niet beter een lichte salade nemen bij de afdeling zelfbediening, of iets dergelijks? Ik maakte toen twee fouten: ik koos geen lichte salade maar bezweek voor een eiersalade en pakte per ongeluk een groot formaat bak, en zo kon het gebeuren dat ik buiten zo'n twaalf halve eieren mocht verstouwen. Ergens in de middag stopte ik om muziek op te zetten en een snel en onduidelijk pratende man kwam op me af en ik ving de woorden 'marry' en 'white man' op. Hij had een meisje bij zich van ongeveer 11 jaar, met een kindje op haar rug. Haar shirt was grauw grijs, ooit had het waarschijnlijk een vrolijker kleur gehad, toen er nog geen gat in zat ter grootte van een pingpongbal. Het meisje was gedwee, als een meegevoerd lam. Dit kind had een bad nodig, kleding, gezonde voeding, scholing. Niet de zorg voor een kind, misbruik en uithuwelijking. De man ratelde verder, het was meer Tonga dan Engels. Ik zei dat ik maar weer eens ging. Wat kun je doen? Je wilt helpen, je wilt iets doen, net als al die mensen voor me die wel iets hebben gedaan. Die wel de druppel oppakten en die op een gloeiende plaat wierpen. Of naar zee brachten.
De dag eindigde ongewild in Monze. Eerst had ik geen geschikte slaapplaats kunnen vinden, daarna kon ik het niet meer maken om een beroep te doen op de goedheid van mensen terwijl er accommodatie op fietsafstand was, en nu zocht ik in het donker naar een kamer. Kamers zijn duurder dan ik dacht in Zambia, vaak meer dan tien euro. Ik vond iets, mijn eerste kamer sinds Windhoek, en was ook wel weer blij met wat luxe, maar ik kreeg er ook weer gratis dingen bij die in mijn tent ontbraken: muggen, een kakkerlak en schimmels. Die kakkerlak was een bijzondere, het was een nieuw model: zwart metallic en aerodynamisch. En wat onzuivere lucht betreft: op mijn reis in Marokko zwoer ik dat het mijn laatste reis was zonder gasmasker. Ik heb woord gehouden, al was dat wat ik nodig had feitelijk een stofmasker en die schafte ik dan ook aan. Ik ben benieuwd of er een tweede wereldfietser te vinden is met een masker. Misschien een gepensioneerde militair. Het is prettig om te weten dat je je kunt beschermen als het nodig is. Ik ben niet meer weerloos als ik in mijn tent overvallen wordt door een nachtelijke wolk fijnstof, of een plasticverbranding vlakbij mijn airco. Afrika is een rokerig continent maar tot dusver bleven de excessen uit en beperkt men zich tot kookvuurtjes, en heeft verbranding van dode vegetatie al eerder in het seizoen plaatsgevonden, zo is mij onderweg duidelijk geworden. Maar tegen deze schimmelsporen wilde ik me wel beschermen en dus gebruikte ik in de avond en in de nacht voor het eerst mijn stofmasker.
De weg werd alsmaar slechter. Steeds meer gaten, de vluchtstrook versmalde en het vrachtverkeer nam toe. De hekken langs de weg keerden terug en verminderden de mogelijkheid tot wildkamperen nog verder. Tussen hek en weg woonde de zestigjarige Kosmas in zijn hut, en mijn mobiele hut paste daar nog bij. Op een boomstam praatten we in de avond tot het koud werd. Door de gesprekken en de gastvrijheid die mij ten deel valt, door het contact met de mensen, valt het me veel minder zwaar om door bevolkte gebieden te rijden. Ik rij positiever rond en relativeer meer. Kosmas had in de ochtend nog wat mais te oogsten, ik had nog zeker 80 km te fietsen naar Lusaka. Ik kwam de eerste wereldfietsers tegen, een stel uit Duitsland. Waren via Azië naar Oman afgebogen en overgesprongen naar Afrika.
De weg verbeterde en toen ik een afslag naar Lusaka nam door weg T1 te verruilen voor de T2 had ik ook ineens wind mee. Ik begon voor het eerst in lange tijd te zweten en was blij dat er in Zambia tot dusver niet veel vliegen op mijn route waren. In Kafue scoorde ik een karbonade en een koude cola en reed door naar de campsite die ik op het oog had, ruim 10 km voor Lusaka. Ik verliet de weg en reed door een stuk bos waar gewaarschuwd werd voor de aanwezigheid van wild. Ik deed wat smalend toen een groep parelhoenders de weg overstak maar was stil toen de weg versperd werd door een giraffe. Na nog een kudde gazelles gepasseerd te zijn kwam ik in het kamp aan. Ik vond de deal hier niet goed genoeg, het was vrij duur en ik moest wifi er ook nog apart bijkopen, niet in tijd maar in aantallen Mb's en dat zegt me helemaal niets. En dus moest ik verder naar het centrum van Lusaka. Het voordeel daarvan was dat dat dan in ieder geval achter de rug was, want er waren opstoppingen, omleidingen, wegversmallingen en vooral druk verkeer met slechte bestuurders. Aan Lusaka kon ik niets moois ontdekken en ik meende waarlijk dat ik een hoofdstad had ontdekt die lelijker was dan Bishkek. Er was een hostel in de stad met een kampeertuin en daar was alles wat ik nodig had.
Ik had een levendige backpackeromgeving verwacht maar tot nu toe is het een vrij dooie boel, maar dat is dan weer goed voor mijn rust. Ik word ook een dagje ouder. Wat zeg ik, een jaar. Over een paar uur. Happy birthday to me. Nou, breng de boel dan toch maar weer tot leven hier. Ober, bier!
-
15 Mei 2019 - 17:25
Leon Imandt:
Beste Richard,
Wat je ruikt bij die vrachtwagens is millie-meal, gemalen maismeel dat de basis is van nsjima,het stapelvoedsel van Zambianen (of eigenlijk alle Afrikanen beneden de evenaar). Dat is hele dikke maispap die meestal twee keer per dag wordt gegeten. Moet je ook proberen met relish (groente) en een lekkere pindasaus en eventueel een stukje kip.
Veel plezier in het mooie Zambia en ga zeker naar South Luanga National Parc, het mooiste natuurpark dat ik ken.
Leon -
15 Mei 2019 - 18:43
Richard Van Dijke:
Kijk, dat antwoord is wel bevredigend, bedankt. Ns(h)ima ken ik uit mijn backpacktijd in Oost-Afrika. Het is tijd voor een nieuwe kennismaking, al was ik destijds niet enthousiast over deze suikervrije stijve pudding; inderdaad goed om daar wat aan toe te voegen. Over dat park zal ik eens wat meer informatie zoeken.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley