Doe Maar, doping en Dzjengis Khan
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
29 Juli 2013 | Oezbekistan, Khiva
Lars was een Deense kamergenoot van mijn leeftijd. Hij had mij de vorige dag zijn knakworsten cadeau gedaan. Hij vond ze niet lekker.
Uitstekend, zei ik.
Vond je ze niet taai dan?, vroeg hij.
Je hebt toch wel het plastic eraf gehaald?, vroeg ik.
Ineens werd hem alles duidelijk. En nee, ik kon hem ook niet vertellen waarom ze hier de worstjes behalve gezamenlijk ook nog eens per stuk van een laagje plastic voorzien.
Lars was één van de velen die ik heb zien komen en gaan tijdens mijn verblijf van dertien dagen in Baku. Ik was de enige sukkel die zo'n late entreedatum had bedacht voor mijn Kazachstaanse visum. Ik had een waslijst aan dingen die gedaan moesten worden, maar de laatste drie, vier dagen was ik daar wel zo'n beetje doorheen. Vooraf stelde ik me voor dat ik vanaf een bepaald moment alleen nog maar apathisch naar het plafond zou staren, liggend op mijn stapelbed, maar ik denk dat ik daar inmiddels te oud voor ben. Als je ouder wordt lijkt de tijd steeds sneller te gaan en ik kon mijn dagen vullen met mijn dagelijkse gang naar de supermarkt, eten, een lulpraatje met deze of gene, toch nog even een klein dingetje regelen... Het was een lui leven. Het was een goed leven. Maar liever zette ik mijn avontuur voort en ook voor mij kwam de dag dat ik het hostel verliet om per boot de Kaspische Zee over te steken. Er zijn geen passagiersschepen, alleen vrachtschepen waarop enkele plaatsen te vergeven zijn. Er is een klein bureautje dat tickets voor deze schepen verkoopt. Er is geen tijdschema, het is een kwestie van blijven vragen of er een schip komt. En nu was het antwoord positief. Met een absurde hoeveelheid voedsel voor op de boot en het eerste traject in Kazachstan in mijn tassen zwalkte ik door de drukke straten van Baku. Om acht uur 's ochtends stond ik in de haven, om half tien kon ik een ticket kopen en nadat alle bagage door de scanner was gegaan kon ik aan boord. Ik wist niet wat ik kon verwachten, maar ik kreeg een hut toegewezen en er waren vier maaltijden per dag. Kokkin Irina was een echte Russische moeke die acceptabele maaltijden neerzette. Mijn voedsel kon voorlopig in de tas blijven. Het toilet in de hut was overigens bijzonder. Als je na gebruik de hendel overhaalde om te spoelen konden er twee dingen gebeuren. Of de inhoud van de pot verdween. Of je kreeg er juist inhoud bij, dan kwam er een bruine brij omhoogzetten. Meestal gebeurde dat laatste.
Ik maakte kennis met een opmerkelijke medepassagier, die later ook mijn hutgenoot zou worden. Paul was een Franse professor, geboren in New York. Had in Nederland in de horeca gewerkt, in Frankrijk als fruitplukker, ook nog als flamencogitarist in Spanje, was een studie begonnen in Frankrijk, stichtte daar een gezin en leidde nu een zwervend bestaan als universitair docent in China, Rusland en Turkije. Zijn huidige standplaats was Istanbul, deze reis was voor een tiendaagse studie in Kazachstan. Terwijl we een gesprek hadden kwam er een piepjong Duits stel de boot op, Janusch en Lilli, en daarmee was de westerse equipe compleet. Om vier uur vertrokken we. En opnieuw begon er een lui leven. Uurtje in de hut liggen, eten met de bemanning, de zonsondergang gadeslaan, gesprekken op het dek... Van mij had het tien dagen mogen duren maar na 34 uur was het feest afgelopen, en zo stonden we om twee uur 's nachts in de haven van Aktau. Het centrum van Aktau lag op negen kilometer afstand. Na het dure verblijf in Baku werd het tijd om de vinger op de knip te gaan houden. Geen taxi en hotel voor mij voor deze halve nacht, ik zou hier de nacht wel doorbrengen. Paul dacht er hetzelfde over. Lilli was een wijf dus die had een echt bed nodig.* Het Duitse tweetal verdween in de duisternis. Paul en ik verruilden de wachtruimte, waar Azerbeidzjaanse chauffeurs sliepen, voor de buitenlucht, en zittend praatten we de nacht vol. Paul was een groot en enthousiast verteller. Hij verhaalde over beroemde Oosterse reizigers die in de westerse geschiedenisboeken ontbreken.
Bij de eerste signalen dat de dag aanbrak begonnen we te lopen, Paul met zijn rugzak om en ik met mijn fiets aan de hand. Door een bizar landschap vol oliepijpleidingen liepen we in twee uur naar het centrum. In het hotel dat we op het oog hadden konden we pas vier uur later inchecken. We rustten wat in een parkje waar een koe in een verhoogd bloemperkje stond te grazen en we besloten daarna om op zoek te gaan naar het immigratiekantoor, om alvast de registratie te regelen. Iedere buitenlander is verplicht zich binnen enkele dagen te registreren, dat kon maar beter direct gebeurd zijn. Waar Baku een stad was vol pracht en praal, een stad waar iedere voetbalvrouw zich op haar gemak zou voelen tussen Gucci en Dolce & Gabbana, daar was Aktau, aan de andere kant van de plas, een stad vol Sovjetflats. Maar het was geen grijze stad. De betonnen gebouwen hadden kleuren als roze en mintgroen. Die ochtend zou ik Doe Maar niet meer uit mijn hoofd krijgen. Het immigratiekantoor was zo ongeveer de hel. Allemaal vage loketten (we hadden gelukkig bij binnenkomst een getal meegekregen), een grote horde mensen, nare mensen, voordringende mensen. Op een zeker moment liep ik alle voordringers weer voorbij en ging pal achter degene staan die geholpen werd. Een forse vrouw was het hier niet mee eens en begon tegen me aan te ratelen.
O ja joh?, zei ik.
Een loketbeambte schoot te hulp, vroeg om onze paspoorten en beval de vrouw te vertrekken. Een uurtje later konden we onze gestempelde briefjes in ontvangst nemen. De registratie was eigenlijk het enige wat voor mij op het programma stond in Aktau en dat was gedaan. Feitelijk lag de weg voor me open en ik besloot het hotel dan ook maar te laten voor wat het was en de steppe in te rijden. Ik nam afscheid van Paul maar kon nog niet direct vertrekken; een korte check bracht gebroken spaak nummer 9 aan het licht. Een half uur later vertrok ik alsnog. Geen ideale start, na een overgeslagen nacht, maar het was niet anders.
Wat ligt er voor me? Voor me liggen 900 kilometers steppe, tussen Aktau in Kazachstan en Kungrad, de eerste stad over de grens, in Oezbekistan. Op pakweg 170 km ligt het plaatsje Shetpe, op 475 km ligt de stad Beyneu. De paar overige dorpjes hebben geen voorzieningen. Op 555 km ligt de Oezbeekse grens. Tot Beyneu is er gemiddeld om de 50 km een zgn. chaikana, een theehuis waar ook eenvoudige maaltijden worden geserveerd. Na Beyneu is dat gemiddeld om de 125 km. Tussen Shetpe en de Oezbeekse grens ligt nauwelijks asfalt. Hier ligt een stenige ondergrond, met kiezels en poederzand. Op het Kazachstaanse deel van het traject moet er ook nog verrassend vaak geklommen worden, het is zeker geen vlak traject.
Ik reed de stad uit. Voorbij de flatgebouwen met op de zijkanten de geschilderde beeltenissen van roemruchte heersers uit voorbij eeuwen. Dzjengis Khan, Chaka Khan, Wim Khan. De eerste avond was ik kapot na 70 km. Ik zette mijn tent op, ging even liggen en werd midden in de nacht wakker. Voor de vorm at ik wat en sliep verder, bijna de klok rond. En ook de volgende dagen waren zwaar. Het was niet iets waar ik van genoot. Het was verplichte arbeid, noodzakelijk om verder te komen. Gelukkig waren de weersomstandigheden mild. Tijdens het fietsen maakte het me niet zoveel uit hoe heet het werd, maar daarbuiten is hitte gewoon vervelend. Een enkele keer maakte ik gebruik van de afvoerbuizen die om de zoveel kilometer onder de weg door lopen. Vaak was dat de enige kans op wat schaduw tijdens een pauze. Soms sliep ik er een uurtje. De chaikana's verschilden veel van elkaar. Soms leek het een voetbalkantine of een schaftkeet voor bouwvakkers. Een andere keer weer een authentiek restaurantje met kleden, kussens en lage tafels. Eenmaal kon ik aanschuiven bij een groep arbeiders. Een andere keer werd mijn hele maaltijd betaald door een chauffeur.
Zoeken naar een slaapplaats voor de nacht hoefde hier niet. Remmen inknijpen, stukje rechts- of linksaf en zet maar neer die tent. Dat viel vaak nog niet mee. Het kan verschrikkelijk waaien in deze contreien, en dat deed het dan ook. Het kostte soms heel wat acrobatiek voordat ik een onderkomen voor de nacht had. Eenmaal viel mijn fiets om en brak de tentstok. Met een haring heb ik hem tijdelijk kunnen spalken.
Wat valt er eigenlijk te zien onderweg? Vooral zandgrond met lage struikjes. Ik weet niet precies wanneer je een gebied een woestijn noemt, maar zolang er nog iets groeit noem ik het maar een steppe. Er zijn kuddes dromedarissen, kamelen en paarden. En vrachtwagens. Op veel stukken staat iedere passerende vrachtwagen garant voor een verse stofdouche. Soms stoppen voertuigen om je een fles water aan te bieden. En er is de spoorweg, en de vele treinen die dag en nacht langskomen.
Na een dag of vier veranderde alles. Ik raakte in een bloedvorm. Ik begon langere dagen te maken en de aantallen kilometers liepen hoog op. Deels kwam dat door doping. In dit klimaat heeft ijskoude cola nogal een stimulerende werking. De combinatie van cafeïne, suiker en koeling zorgde ervoor dat ik razendsnel weer energie kreeg. Ik trakteerde mezelf daarom in iedere chaikana op minstens een liter cola. Het is overigens bizar hoeveel vocht je weg kunt tanken hier. In één chaikana dronk ik bij een bord aardappelschijfjes en een bord salade 1,5 liter cola in een prachtige relaxruimte, en werd daarna door de eigenaar vriendelijk doch urgent verzocht mijn voeten te gaan wassen. Klanten hadden geklaagd. Ik was voldoende bijgekomen en besloot in plaats daarvan weer te vertrekken maar had toch nog een beetje dorst en wierp er nog 1,5 liter Fanta achteraan. En dat zijn dan de extraatjes, dat komt bovenop de standaard hoeveelheid water.
Maar het bleef niet leuk. Het gebrek aan afleiding begon me parten te spelen. Het werd heter. Op een zeker moment gaf de fietscomputer 48 graden aan. Water drinken gaf geen enkele voldoening meer. Mijn eetlust verdween. Ik had wel honger maar gewoon geen zin om te eten. Ik was het blikvoer zat. Uiteraard eet je toch. Maar ik wilde alleen maar grote hoeveelheden koud vocht. En slapen. En vooral niet fietsen.
Mijn buitenband was versleten. Op enkele punten dreigde de binnenband te ontsnappen. Die binnenband was ook nog eens lek geraakt. Een lek vinden is hier niet moeilijk. Leg de band neer, ga pompen en daar waar het zand woest uiteenspat moet je zijn. Ik had gelukkig veel reservemateriaal bij me. Ik plakte de binnenband, verving de buitenband en het voelde net of ik in een western meespeelde. Zinderende hitte aan de kant van de weg, zweet dat onder mijn hoed over mijn bevuilde voorhoofd loopt, een vlieg die om mijn hoofd zoemt, en verder doodse stilte.
Ik had de stad Kungrad overgeslagen. Ik had een afslag gemist, het was al laat en ik wist dat er toch geen hotel was. Ik reed door naar Nukus. Om die stad te bereiken heb ik de volgende dag iedere kilometer op mijn teller voorbij zien komen, op een tergend trage manier. Het was de meest vreselijke fietsdag ooit. Ik sloeg de eetpauze over. Het enige wat ik wilde was aankomen. Een douche, een bed. Een dag rust.
En ik kreeg mijn douche. En ik kreeg mijn bed. Maar daar bleef het bij. Ik verlangde naar iets anders dan blikvoer, ging naar een restaurant en kreeg een bord gortdroge pasta. Mijn hotelkamer was alleen betaalbaar als ik hem deelde. Helaas stierf het van de jonge militairen die de halve nacht bleven praten, roken en muziek luisteren. Ik denk dat ik twee uur geslapen heb. Dit was geen plek waar ik tot rust ging komen. Ik ben de volgende dag weer vertrokken en reed in twee dagen door naar Khiva, een alleraardigst historisch stadje. Het fietsen was meegevallen, er was weer wat afleiding. Ik reed door dorpjes en door het groen. In Khiva vond ik de rust die ik inmiddels heel hard kon gebruiken. In 12 achtereenvolgende dagen had ik 1227 km afgelegd. Het was een zware, maar rijke, wonderlijke ervaring.
* Naschrift: dit klinkt wat vrouwonvriendelijk maar ik was achteraf gepikeerd, want het tot dan toe onschuldige duo onderging bij vertrek een ware metamorfose. Onder felle druk, alsof het om de finale van spelprogramma Peking Express ging, probeerden ze Paul mee te krijgen, vermoedelijk omdat ze hem goed konden gebruiken vanwege zijn kennis van het Russisch.
-
29 Juli 2013 - 13:00
Anita:
Hoi Richard,
Ik denk dat je boek al aardig vordert zo. Drie van deze lappen tekst en je bent al op de helft!
Misschien dat je door 'Lilli was een wijf dus die had een echt bed nodig' uiteindelijk wel alleen mannelijke lezers overhoudt! :-)
Heb wederom genoten (van de rest) van de tekst en kan me Lars zn gezicht goed voorstellen bij je verhaal over het plastic en zie je versleten band zo voor me. Heb zelfs een idee gekregen van hoe het voelt om zo'n mega zandvlakte te doorklieven. Heb best een aantal etappes van Dakar gekeken, maar dit spreekt toch meer tot mn verbeelding!
Dat van die w.c. op een boot, dat was niet nieuw voor me. Maar vind het wel heel leuk om te lezen, dat Irina voor je zorgde, dat Paul je vermaakte en dat er mensen zijn die je onderweg van water voorzien!!! Hoop (voor de volgende keer?) dat je weet, dat te veel drinken levensgevaarlijk is. 'k Denk dat het niet uitmaakt of dat dan cola of sinas of water is.
"k Ga nog even je foto's bewonderen en wens je wederom een goede reis!
Grtz,
Anita -
30 Juli 2013 - 12:38
Monica:
Cola drinken is altijd goed! -
03 Augustus 2013 - 15:48
Rob:
Dit klinkt wel echt als afzien zeg. Ik ben zelf al trots als ik 100km gefietst heb. Maar 12 dagen achterelkaar in de bloedhete zon... Respect hoor! Goeie reis verder, ik hoop dat je het snel weer leuker gaat vinden. Groetjes, Rob -
06 Augustus 2013 - 23:27
Lawrence:
Weer een erg tot de verbeelding sprekend verslag! Ik zie het allemaal voor me terwijl ik het lees. Ik voel het zelfs bijna, hoe zwaar het regelmatig moet zijn. Toch weet je er steeds iets positiefs in te verwerken en dat is maar goed ook, hoe moet je het anders vol houden? Thanks voor je boeiende verslag! Op naar het volgende......
Groet,
Lawrence
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley