Fietsend aapje in themapark Zijderoute
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
22 Augustus 2013 | Kyrgizië, Bisjkek
We waren fietsers. We waren avonturiers. Allen gingen we de uitdaging aan om vanuit Aktau de steppe te doorkruisen, om vervolgens de zijderoute te kunnen befietsen. We waren op verschillende momenten klaar om per boot vanuit Baku naar Aktau te varen, en omdat de anderen minimaal een dag voor of achter me zaten kon het gebeuren dat ik de zware tocht oostwaarts stiekem als een race ging beschouwen. Zou ik mijn voorganger inhalen? Zou ik ingehaald worden? Ik zag de documentaire op Discovery al voor me. Beelden van zwoegende fietsers in dat stoffige niemandsland. Schakelen van kopgroep naar achtervolgers. En dan in dikke blauwe letters over het hele scherm:
*** RANKING SILK ROAD RACE 2013 ***
1. James Kinicki (USA) ------------- 06d 06h 24m
2. Richard van Dijke (HOL) ------- 06d 12h 34m
3. Frédéric Pénicaud (FRA) ------- 09d 04h 11m
4. Hugh Bergin (IRE) ------------- 09d 04h 12m
5. Will Wolf (USA) --------------- 09d 04h 16m
Maar het was alleen maar iets om de gedachten bezig te houden. Ik heb geen van mijn collega's teruggezien in de steppe. Toen ik bijna Oezbekistan uit was kwam in een stadje plots Frédéric een zijstraat uit rijden. Hij had na een kleine 600 km de trein genomen. Ik moest hem helaas diskwalificeren.
Frédéric verdient overigens een uitgebreidere vermelding. In Albanië ontmoette ik hem voor het eerst. Vader van drie kinderen, op weg naar Bangkok. We spraken elkaar kort. Hij stopte om te overnachten in een dorp. Ik wilde de berg die voor me lag nog over en beleefde het avontuur met het Innemende Pisventje. In Batumi in Georgië zag ik hem opnieuw bij het Azerbeidzjaanse consulaat, want beiden hadden we een visum nodig. In Baku in Azerbeidzjan kwam hij plots 's avonds laat de dorm room binnenlopen. Hij had eerder in zijn hangmat buiten overnacht en iemand had die opengesneden en zijn stuurtas en geldbuidel ontvreemd. De Franse ambassadeur had hem naar de hoofdstad en naar mijn pension gebracht. Het kostte Frédéric twee weken om alle benodigde documenten opnieuw te verzamelen. Mijn verblijf in Baku viel bijna geheel samen met dat van hem. En nu zag ik hem weer, in Angren, in het oosten van Oezbekistan. In China gaat hij over een lang traject de trein nemen, zei hij. Daar zal ik hem voorgoed uit het oog verliezen.
Vóór deze reis had ik een site bezocht van een fietsend stel dat door Centraal-Azië gereisd had. Hun mening over Oezbekistan was kort en cryptisch: 'Disneyland'. Ik wist niet goed wat ik met deze informatie aan moest, maar nu ik er zelf was werd het me langzaam duidelijk. Toeristisch Oezbekistan bestaat uit drie pijlers: de steden Khiva, Bukhara en Samarkand (Tashkent schijnt niet meer te zijn dan een drukke Sovjet-stad). Het zijn steden met een gerestaureerd verleden in de vorm van forse, zandkleurige bouwwerken met vaak kleurrijke koepels. In ere hersteld om het Zijderoute-gevoel op te wekken. De bouwsels zijn zonder meer fraai, maar het doet allemaal wel wat kitscherig aan. Vanwege de zomerse hitte is dit het laagseizoen, maar de straten zijn niet vrij van groepen Japanse bejaarden. Dit is themapark Zijderoute.
Khiva spant de kroon. Het is een ommuurd openluchtmuseum. Accommodatie bevindt zich in het museum zelf; er zijn vele bed-and-breakfasts. Ik slenter een poosje rond maar ben vooral bezig met 'administratie' na al die dagen in de steppe. Ik dacht dat ik die steppe voorgoed achter me had gelaten, maar tot mijn stomme verbazing begint het doodleuk opnieuw na het verlaten van Khiva. Ik ben totaal niet voorbereid en heb nauwelijks water bij me. Na 60 kilometer leegte tref ik een meer, loop een kilometer door het lage struikgewas en filter water. Na vijf liter raakt het filter verstopt en met deze schamele oogst kom ik een klein uur later weer aan bij mijn fiets. Ik rijd door. Vijfhonderd meter verder verkoopt men frisdrank langs de weg, nog eens vijfhonderd meter verder is er een winkel. Dat zijn zo van die wetten. Gelukkig zijn er op het vervolg van het traject voldoende eetgelegenheden om energie op te doen. Over Bukhara kan ik kort zijn. Het gerestaureerde centrum bevat wederom fraaie zandkleurige bouwsels. Ik breng er 2,5 dag door. Eén uur besteed ik aan de bezichtiging van de buitenwereld, de overige tijd spendeer ik bij de airco. Ik heb een heerlijke, luxe éénpersoonskamer en moest ik in Khiva 's nachts bij 30 graden nog mijn slaapkamer verlaten om buiten te kunnen liggen en naar restaurants gaan om te kunnen internetten, hier heb ik pijlsnel internet bij een verrukkelijke temperatuur.
Het traject van Bukhara naar Samarkand ervaar ik als ronduit vervelend. Heel even is er nog een stukje steppe maar verder lijkt het net of ik door één langgerekt dorp met akkers rijd. En vooral met mensen. Dik 200 km lang mag ik genieten van het joelen, loeien, roepen en fluiten vanaf de kant. Allemaal positief bedoeld, maar het komt me de strot uit. Er zijn natuurlijk ook automobilisten, dus het toeteren gaat ook in Oezbekistan gewoon door. Het lijkt wel of ik er nooit meer vanaf kom. Het toeteren is niet zuiver ter begroeting, zo krijg ik het idee. Het lijkt de functie te hebben van tegen het raam tikken, zoals dat in dierentuinen gebeurt. Kijken hoe het fietsende aapje reageert. Kunnen we hem uit zijn routine halen? Kijkt hij naar ons? Steekt hij een pootje op? Vaak zie ik een busje zijn gang vertragen, en zie ik vijf neuzen tegen het raam geplakt zitten. Ik ben hier de lokale Blijdorp-attractie.
'Atkoeda?', wordt er tientallen malen gevraagd, 'Waar kom je vandaan?'. Meestal verloopt het gesprek alsvolgt:
Atkoeda?
Galandia.
Heh?
Ga-lan-di-a.
Heh?
GA-LAN-DI-A
Colombia?
En dan zie je ze denken. Wel een rare Colombiaan dan. Dit kan niet kloppen.
Njet, Galandia.
Canada?
Galandia.
Galandia! Aaah!
En de grap is: ze spreken het net zo uit als ik net vijf keer heb gedaan. Ze doen het er om. De klootzakjes.
De Oezbeken zijn een blij volk. Zo blij dat ik er wel eens van moet zuchten. Het is dat de experimenteerlust me ontbrak, anders was deze conversatie vrij reëel geweest:
'Ali, kijk, die gekke buitenlander doet zijn broek naar beneden!"
'Haha, het lijkt wel of hij op mijn hoofd gaat poepen, Abdullah!"
'Ha, hij doet het echt! Wat een vreemde man! Wat een bijzondere dag! Hahaha!'
'Wat zijn wij een blij volk, Abdullah!'
'Ja, hahahaha!'
Ik bereik Samarkand en het wordt tijd om eens goed te eten. Ziedaar, een restaurant. Een tv verspreidt het geluid van een cover van de helaas te laat overleden Whitney Houston. Er is soep en er is manti, pasta gevuld met gehakt en uien. Lekker. Uiteindelijk blijkt er toch alleen maar soep te zijn. Ik neem soep. Ik doe mijn best aan te sterken als ik in een stad verblijf maar het valt niet mee. De soep bevat een stuk rubber met vleessmaak. Ik moet denken aan survival-expert Bear Grylls terwijl hij kauwt op één of andere larve: 'Het is walgelijk, maar het zit bomvol eiwitten.' Braaf kauw ik een kwartiertje op mijn stuk rubber.
Samarkand is een stad vol mausolea, musea en moskea. Ook zag ik een kunstgalerij. Ik ben een groot liefhebber van cultuur. Dus breng ik mijn tijd door in mijn hotel met het downloaden van de meesterlijke chansons van jaren-tachtig-icoon Rubberen Robbie. Ik moet aan mijn toekomst denken, ziet u? Als ik mij straks een weg moet vechten door de bergen van China put ik meer kracht uit het oeuvre van Rubberen Robbie op mijn mp3-speler dan uit een herinnering aan een mausoleum.
In iedere stad word ik anoniem zodra ik ergens mijn fiets stal en als toerist rondloop. Zoniet Samarkand. Ik word permanent aangestaard. Een extra reden om vooral binnen te blijven.
Om Oezbekistan te kunnen verlaten moet ik nog vijf volle dagen door dit land rijden. Ik vrees het ergste. En ik krijg de volle laag. Ik word sufgetoeterd. En in ieder groepje mannen langs de weg zit wel een idioot die begint te loeien. Wheeeeej! WHEEEEEJ! Kinderen rennen naar de weg en beginnen te tateren. 'Atkoeda?', blaft iedere wegwerker. Vanuit de katoenvelden wordt schel gefloten. Uit iedere vrachtwagen hangt een bijrijder die iets roept. Meestal atkoeda. Auto's gaan traag naast me rijden. Vaak roept iemand atkoeda vanuit de wagen. Als ik stop om de route te kunnen bekijken of een slok water te nemen doe ik dat op een plek waar in een straal van 100 meter geen mens te bekennen is. Toch duurt het nooit lang of uit het niets komt plots iemand naar me toe. Atkoeda? Het toeteren gebeurt vooral op ongepaste momenten. Als ik sta te pissen, in sta te zoomen voor een foto of zwetend over een lekke band gebogen sta. Nieuw voer voor mijn 'Raam-tik-theorie'. Wie valt een ander serieus lastig in deze omstandigheden? Zou het aapje zich omdraaien en blij ga staan zwaaien? Als ik een ferme straal had, had ik me bij het pissen met liefde omgedraaid. Flats, vól door het open raam. Dat zal ze leren.
Op gevaarlijk drukke kruisingen en op ongeasfalteerde stuitertrajecten komen auto's en vrachtwagens enkele decimeters naast me hangen om een praatje te maken.
Ik begin te verlangen naar een land waar ik straal genegeerd word. Een land zonder 'vriendelijke' mensen. Ik ben ze spuugzat. Ik dien dat wel te nuanceren. Ik ben de mannen spuugzat. Die hele mannencultuur. Overal die groepjes langs de weg. WHEEEEJ! En de starende puberjongens die overal in duo's rondlopen. En de schreeuwende jongetjes. Soms zie ik dartelende vlechtjes, glimlachende tienermeisjes of hoor ik vrouwen iets tegen me zeggen, op een normaal volume. Dan krijgt het fietsleven weer even kleur. Kunnen niet gewoon alle mannen van het toneel verdwijnen?
Gaandeweg trek ik het niet meer. Ik probeer de wereld om me heen volkomen te negeren, vermijd ieder oogcontact om maar geen geluid uit te lokken. Iedere poging om mijn aandacht te trekken word olie op het vuur. Het negeren lukt me lang niet altijd. Daar is er weer één. 'Atkoeda!', brult hij.
'Ut me moedah!', rijm ik in plat Haags, wat nog niet meevalt voor een geboren Rotterdammer.
Gefluit vanuit de velden beantwoord ik met geblaf. Fluit maar naar je hond. Getoeter beantwoord ik met het zingen van het 'Toeter in je hol'-lied. Als dit geen bevrediging meer biedt zing ik een nieuw lied op de melodie van 'Visite' van Lennie Kuhr: 'Debielen, debielen, een land vol debielen. Getoeter, atkoeda, geschreeuw en gefluit'.
Reflexmatig gaat steeds vaker de middelvinger omhoog. Ik begin 'Atkoeda!' te blaffen naar argeloze wegwerkers. Om ze voor te zijn. Iedereen die naast me komt fietsen of naar me toe komt bij een stop verzoek ik vriendelijk doch woest om op te sodemieteren. Ik zet metal op en playback mee met Strapping Young Lad: 'Fuck you!'. Dit is wat een land met hardnekkig aandachttrekkende mensen met mij doet.
Dan breekt de laatste avond in dit land aan. Nergens kan ik mijn tent kwijt. Iedere meter grond is in gebruik. Overal zijn mensen. Ik strand op een koeienweitje aan een rivier. Mooie plek, maar er lopen vijf kinderen rond van een jaar of twaalf. Ik gooi het maar in de groep, ik heb geen keus: 'Ik wil slapen. Waar kan ik mijn tent opzetten?'.
'Hier, op dit veld. Heerlijk slapen en drinken uit de rivier', zo maakt één van de jongens duidelijk met behulp van gebaren. Het is een aardig, rustig jongetje. Niet zo'n tetteraar. De twee meisjes beginnen te flirten. De dag krijgt een vreemde, komische wending. Als het donker wordt staat mijn tent en nemen ze afscheid. Even later komen ze terug om een chocolaatje te brengen.
De volgende dag zitten ze al weer om zes uur in de wei, op een discrete afstand zachtjes te praten. Ik ben blij dat ze er weer zijn. Op de valreep heb ik leuke mensen gevonden. Kinderen nota bene. Ik sta niet echt bekend als de Grote Kindervriend. Met heel veel geduld proberen we wat te converseren. Eén van de dames doet alsof ze een baby in haar armen wiegt. Ze kijkt me vragend aan.
'Nee, ik heb geen baby's', zeg ik.
'Baby!', roept ze verrukt, 'Make?'. Ze wijst naar mij en naar zichzelf en kijkt hoopvol.
Goeiemorgen, deze dame laat er geen gras over groeien.
'Eh, eerst maar eens ontbijten', probeer ik.
Zonder gedwongen te worden tot strafbare feiten verlaat ik die ochtend het land, in een uitstekende bui. Wat natuurlijk prima van pas komt bij de douane, waar geduld en een goed humeur al voor driekwart garant staan voor een succesvolle passage. Op de achtergrond toetert nog een laatste automobilist. 'Gefeliciteerd, u bent de miljoenste toetersukkel', mompel ik.
Een maand eerder diende ik me in Azerbeidzjan plots te laten registreren. Nieuwe wet. Nalatigheid kon resulteren in een boete van 400 dollar bij het verlaten van het land. En mogelijk in het missen van een boot. Ik deed moeite me te laten registreren, maar geen haan die er ooit naar gekraaid heeft. In Kazachstan dient iedereen zich binnen drie dagen te laten registreren. Ik heb daarover verteld in mijn vorige epistel. Ik verliet het land en hield mijn registratiebewijs paraat, maar geen haan die er ooit naar gekraaid heeft. Oezbekistan spant de kroon. Iedere drie à vier dagen dien je je te laten registreren.
Nalatigheid kon resulteren in een boete van 12000 dollar bij het verlaten van het land. Ik verliet het land en hield mijn vijf registratiebewijzen paraat, maar. Ach, u raadde het al.
Ik rijd Kirgizië in. Het contrast tussen twee landen kon niet groter zijn. Was Oezbekistan na de steppe één ellendige, verrekte, lange klerepolder, hier zat ik in een mum van tijd in een machtige bergwereld. In het grensgebied klinkt nog getoeter en een enkele atkoeda. Maar gaandeweg verstomt alles. Iedereen leidt een eigen leven en laat me met rust. En ik kijk mijn ogen uit. In de bergen, rijdend langs een lang azuurblauw waterreservoir. Langs weidse weiden met paardrijders en yurts, de traditionele tenten. Boven mij vliegen roofvogels. Ik passeer oude mannen met lange, grijze sikken. Overal is paardenmelk en honing te koop. Ik ben in een compleet andere wereld verzeild geraakt.
Oezbekistan was vooraf dat stuk land geweest waar ik niet in geïnteresseerd was, een saai land dat nu eenmaal doorkruist moest worden. Het heeft die status volledig waargemaakt. Kirgizië leek vooraf een wonderlijk, indrukwekkend, mysterieus en bloedstollend mooi land en het is bezig die status volop waar te maken. Het knalt met volle overtuiging binnen op de eerste positie in mijn ranglijst van meest favoriete landen. Ik ben van de hel in het paradijs beland. Ik ben weer een gezond, gelukkig man.
---
Meer lezen? Op de fraaie reizigerssite van vriendin Manu zijn eerder drie (engelstalige) verhalen van mijn hand geplaatst. Hierin stel ik andere aspecten dan mijn belevenissen centraal, zoals bv. de achtergronden van de reis en wat het reizen doet met een mens.
http://my1stimpressions.com/2012/12/19/richard-dream-by-bike-through-4-continents/
http://my1stimpressions.com/2013/05/07/richard-and-the-start-of-a-new-life/
http://my1stimpressions.com/2013/07/14/richards-stopover-in-azerbaijan/
-
22 Augustus 2013 - 08:44
Monica:
Handig zo iemand die voor ons op verkenning gaat. Kirgizie is the place to be dus. Weer echt een mooi verhaal. Ben benieuwd naar de volgende etappe. -
22 Augustus 2013 - 11:44
Rob:
Hoi Richard, tijdens je relaas over Oezbekistan moest ff denken aan je zure stemming wanneer het slecht met Feyenoord ging. Grappig dat je dat nog steeds hebt en fijn dat je nee weer blij bent. Goeie reis! -
02 September 2013 - 11:54
Henk Van Zeyl:
He die Richard,
Ik zit eens je verhalen te lezen.
Man wat een trip af en toe. Hoe houdt je het vol. Complimenten.
En wat een waanzinnig mooie fotos. Je komt op plekken waar toeristen niet komen. Dit is heel bijzonder.
Goede tocht verder. Hartelijke groeten van Henk van Zeyl -
17 September 2013 - 16:28
Anita:
Hoi Richard,
Ben opgelucht te lezen, dat je in het paradijs bent aangekomen en je zodoende weer beter voelt.
Na het lezen van je ellende - klinkt azuurblauw echt spectaculair mooi!!!
Groetjes en prettige stemmingen,
Anita
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley