Strakke plannen
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
17 December 2013 | Cambodja, Phnom-Penh
Een week, zo lang bleef ik in Hoi An. En toen kwam het mijn neus uit. Wat deed ik hier? Wegwezen, fietsen! En wat was dat voor geneuzel over een verlangen naar leegte? Gewoon die toeristenhordes mijden en blijven trappen. En dat deed ik. Ik bleef de route langs de kust volgen en ging net iets ten noorden van Ho Chi Minh Stad westwaarts naar Cambodja. Die route was druk maar het stoorde me niet. Het was tenminste vlak. Het alternatief was een bergachtige route direct landinwaarts maar met de herinnering aan de zware tijd in Noord-Laos maakte ik liever vaart over het snelle asfalt; ik had even genoeg geklommen. Ik reed elf dagen achtereen en sliep iedere nacht in een hotel. Het was gedaan met het wildkamperen. Het kon niet echt meer en ik wilde het ook niet meer. Niet hier. Er kleefden teveel nadelen aan. De dagen waren nu aangenaam, de nachten waren nu aangenaam, en ik wist nu al dat ik ooit, zwoegend door de vijandige Australische outback, met weemoed terug zou denken aan die zorgeloze dagen in Vietnam.
Met het vertrek uit Hoi An was ik ook tijdelijk verlost van de vele toeristen. Geen westerlingen op brommers meer. De afstand naar de volgende poel des verderfs, Nha Trang, was te groot om te brommeren. Ik trof alleen wat medefietsers aan. Misschien dat die ook hun buik vol hadden van westerlingen, want doorgaans werd ik zonder enige vorm van contact gepasseerd. Niet iedere confrontatie hoeft te resulteren in een gesprek van een half uur, maar even een pootje opsteken is toch niet teveel gevraagd?
Korte tijd had ik wat last van het befaamde Vietnamese gezelschapsspel 'Fietsertje inhalen'. Dan was er een weg van rechts waar net een stoet schoolkinderen vandaan kwam en daar kwam ik dan middenin terecht. Die kinderen rijden met een kwakkelsnelheid van zo'n 12 km/u en ik toch net even sneller. Zodra je een groepje jongens inhaalt gaan ze versnellen. Ze doen hun uiterste best je weer in te halen en als dat gelukt is gaan ze net even langzamer rijden dan jij zou willen, waardoor jij ze weer in moet halen. Maar ik bedacht mijn eigen spelregels. Er is altijd een klein sliertje nonconformisten op fiets of brommer dat tegen het verkeer in rijdt, uiterst rechts op jouw baan. Soms ging ik dan naast mijn plaaggeest rijden en hield ik precies zijn snelheid aan teneinde hem af te laten koersen op zo'n spookrijder. Of ik sneed hem de pas af en drukte hem gewoon de berm in. Naarmate ik zuidelijker kwam werd het spel minder populair.
Zodra je hier begint te puberen rijd je brommer. Auto's zijn onnodig, op een brommer past een heel gezin. En het varken past daar eventueel ook nog wel bij. In een parkeergarage onder een winkelcentrum zag ik eens vele vakken met honderden brommers. Buiten was nog een parkeerplaatsje voor pakweg 20 auto's. Er stonden er twee geloof ik.
Vrouwen en meisjes dragen mondkapjes in het verkeer. Omdat er meestal niet zoveel tijd zit tussen twee ritten -iedere verplaatsing gaat per brommer- blijft het mondkapje altijd op zijn plek, dat is wat praktischer dan 'm steeds opbergen en weer tevoorschijn halen. Steeds de helm afdoen is ook lastig, dus zie je hier vaak een soort geanonimiseerde verschijningen in het openbaar rondlopen. Ik moet nog eens opzoeken waar zo'n mondkapje voor dient. Is het tegen de luchtvervuiling? Zit er dan een luchtfilter in? Ik vind de vochtige lucht hier de meest heilzame lucht sinds maanden. De kurkdroge lucht in de steppe en de verschrikkelijke smog in Bishkek deden mijn longen geen goed. Als je in Bishkek op het terras van je guesthouse zat en je kreeg het benauwd dan zette je een raam open zodat er wat frisse lucht naar buiten kon stromen. Die lucht in Vietnam, daar lijkt mij niets mis mee.
In deze contreien is men doorgaans iets doller op zoetigheid dan wij gewend zijn. Soms tref ik tot mijn vreugde borrelnootjes aan, maar mijn enthousiasme zakt als ik merk dat de smaak niet 'barbecue' of 'bacon', maar 'coconut' is. Voor het eerst sinds lange tijd trof ik weer betaalbare salamiworsten aan, maar begon toch licht sip te kijken toen bleek dat ook hier een flinke schep suiker in verwerkt was. Het lied 'Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan?' maakte destijds in Vietnam dan ook weinig indruk. Na een kort verblijf in de Vietnamese tipparade verdween het nummer in de anonimiteit. 'Je maakt toch ook geen lied over wie er suiker in de koffie heeft gedaan? Dat doen zoveel menschen!', aldus Nguyen Thinh, een 19-jarige leerling-klerk in een straatinterview in de Viet Nam Post van 11 augustus 1939.
Wat ook wennen is zijn de hypercorrecte antwoorden op vragen. De volgende dialoog is heel normaal hier. Als iemand in Nederland zo zou antwoorden op mijn vragen zou ik het tijd vinden voor billekoek, maar hier kun je erop vertrouwen dat je niet in de zeik wordt genomen:
Ik: 'Hé, is er geen warm water hier?'
Hotelmevrouw: 'Ja'
Ik: 'Er is wél warm water?'
Hotelmevrouw: 'Nee'
Ik: 'Nee?'
Hotelmevrouw: 'Ja'
De communicatieproblemen zijn groot. Als de mensen in de straat al een beetje Engels spreken, dan verdwijnen er hele lettergrepen. 'Masa' is 'massage', 'tuan' is 'two hundred'. Vaak moest ik verschrikkelijk veel moeite doen om iets duidelijk te maken. Dan wilde ik bijvoorbeeld de prijs van een kamer weten. Dat ze de vraag 'How much money?' niet begrijpen, daar kan ik inkomen, maar als ik dan op een bankbiljet wijs en ik trek er een vragend gezicht bij, als ik het woord 'dong' (Vietnamese munteenheid) opschrijf met een vraagteken erachter, als ik allerlei potentiële prijzen noteer en die één voor één aanwijs en ik krijg als respons alleen wat gegiechel, dan raak ik wat vermoeid. Eens was ik in een restaurant waar ik niets van het menu begreep. Men haalde een boek met plaatjes. Ik wees rijst, groenten en een koe aan. Daarna bleef men eindeloos bladeren en overal waar ik opnieuw rijst, groenten en een koe ontwaarde ging mijn wijsvinger opnieuw naar het plaatje. Kom op dames, duidelijker kan het niet meer, ga koken. Na tien minuten wilde ik weglopen, maar net op tijd verdween men naar de keuken en vijf minuten later had ik mijn rijst met groenten en koe. Later was ik in een winkel en vroeg naar de prijs van een fles cola. Een norse man blafte iets in mijn richting. Ik weet niet of dat de prijs was of dat hij zei: 'Wegwezen, vuile hippie'. Ik vroeg het nog een keer en hij blafte nog een keer. Ik zei 'Okee' en liep de winkel van de buurvrouw in, die had ook cola. Ze schakelde na enige tijd een buiten rondhangende puber in die wat Engels sprak om me de prijs duidelijk te laten maken. Maar even later pakte ze alsnog een groot formaat rekenmachine die iedere middenstander heeft en toetste het bedrag in. Briljant! Je kunt het bedrag tonen op je 'kassa'!
Maar verder geen kwaad woord over (Zuid-)Vietnamezen. Nou, nog een paar dan. Zodra je ergens iets wilt eten of drinken krijg je bijna zonder uitzondering te maken met vrouwen. Zijn ze jonger dan 40 dan zijn ze doorgaans vriendelijk, komen soms bij je zitten, proberen wat vragen te stellen en berekenen een eerlijke prijs. Bij de categorie 40 en ouder kan er vaak geen lachje vanaf en dan weet je het al: 'Na de maaltijd wordt ik genaaid'. Zonder blikken of blozen vragen ze anderhalf maal de prijs die redelijk zou zijn. Dat is nog steeds goedkoop maar het bevalt me niet.
Nha Trang, dat was de volgende toeristenkolonie op de route. Het kwam me voor als een gewone badplaats, zoals je er zoveel hebt in Europa. In een kwartiertje reed ik er doorheen. Even geen toeristen meer graag. Ik realiseerde me dat ik een mijlpaal was gepasseerd: ik kon niet verder naar het oosten. Ik moest verder naar het zuiden en westen om pas in Indonesië weer verder naar het oosten te kunnen. Toen ik enkele dagen later landinwaarts naar het westen reed keek ik ineens 's middags tegen de zon in en hoefde ik me niet meer om te draaien voor een zonsondergang. Dat was voor het eerst, als ik me niet vergis. En ja, de zon was weer terug. Na de koude, regenachtige start in Vietnam was ik ten eerste in de richting van warmere streken gereden en ten tweede was het regenseizoen geëindigd. Ik was er genadig vanaf gekomen; vrijwel alle regen was gevallen op vrije dagen. De temperatuur overschreed de dertig graden weer. Voor het eerst sinds maanden kleurde ik weer bij.
Ook Ho Chi Minh Stad liet ik liggen. Vietnam heeft nogal veel inwoners en ik kreeg angstvisioenen over één grote knetterende brommerhel. Als het nou nog Saigon had geheten... Wat is dat toch met die teloorgang van al die prachtige, mystieke, nieuwsgierigheid opwekkende, bombastische namen als Siam, Perzië, Dahomey, Opper-Volta, Bombay en Peking? Allemaal heengezonden, enkele reis naar de geschiedenisboeken. Benin, Bejing, wat moet ik met die zaagmachinegeluiden?
Gaandeweg was er een strak plan ontstaan. Er stond een bezoek op het programma: Kris, een IJslandse vriend van me die ik tweeënhalf jaar eerder had leren kennen in Maleisië, huurde momenteel een appartement in het Thaise Pattaya en ik zou hem binnenkort, dik een jaar na onze laatste ontmoeting in Rotterdam, opnieuw gaan ontmoeten. Als ik alle tijd die me gegund was in Vietnam zou gebruiken en zoals gepland in circa 2,5 week Cambodja zou doorkruisen zou ik in de eerste week van januari bij hem aankomen. Zou het niet geweldig zijn om te pogen nog vóór de jaarwisseling in Pattaya aan te komen? Het inluiden van het nieuwe jaar in goed gezelschap leek me een buitengewoon aantrekkelijk idee. Ik mailde Kris en ik was van harte welkom om in zijn appartement te verblijven wanneer het mij maar uitkwam, en zo lang ik maar wilde. Dat was nog eens goed nieuws. Ik kon een fietsschema op gaan stellen. Ik zag dat ik me niet eens hoefde te haasten; zonder omwegen en ongeplande lange verblijven was het gewoon haalbaar. Ik had iets om naar toe te leven.
Met een feestelijke afsluiting van het jaar werd het nóg belangrijker om niet ten prooi te vallen aan een tropische ziekte. Het zou een beetje jammer zijn om tijdens het vuurwerk en de champagne koortsend te liggen ijlen, nietwaar? Vijand nummer één is de malariamug. Ik lag niet meer in de bescherming van mijn tent en ik had geen muskietennet. Maar iedere kamer had wel een ventilator of airco die wat wind over me heen wapperde tijdens de nacht en zolang dat het geval is krijgen muggen geen vat op je. Maar bij stroomuitval verander je in een weerloze, slapende prooi. Toen ik voor de derde keer in vier dagen zwetend wakker werd en me realiseerde dat opnieuw de stroom uit was gevallen leek het me toch raadzaam voortaan spray en meer kleding te gebruiken tijdens de nachtelijke uren.
Meestal waren er nauwelijks muggen, maar één nacht verbleef ik in een kamer waarin het net leek of na iedere gedode mug de volgende losgelaten werd. Bij nummer 30 gaf ik het op. In een andere kamer stond me een complete dierentuin te wachten. Ik zag een duizendpoot lopen, er zat een kikker bovenop de badkamerdeur en tot mijn afgrijzen merkte ik 's nachts na het aanknippen van het licht dat er pakweg 15 kakkerlakken onder de deur door naar binnen waren gekropen. Het kostte wat tijd en moeite om dat alles weer naar buiten te dirigeren. Een paar kakkerlakken in de badkamer hielp ik naar een andere wereld. Later zag ik dat mieren in de weer waren met kakkerlakonderdelen. Het was niet mijn aangenaamste verblijf.
Wel was het mijn laatste nacht in Vietnam. Het was nog tien kilometer rijden naar de grens. Met weemoed nam ik afscheid van dit land. Ik beleefde een onzekere start, maar wat een leuk land was dit geweest. Tegenover die paar vervelende jochies en chagrijnige vrouwen stonden honderden en honderden Vietnamezen die me vriendelijk begroet hadden. Mannen en vrouwen langs de kant riepen 'Hello', brommerrijders staken hun duim op, meisjes vormden met wijs- en middelvinger een V-teken voor hun mondkapje en zwaaiden er soms mee, en ook kinderen zwaaiden. Eén keer trof ik drie kleuters die in hun handen klapten en me aan leken te moedigen. Wat een ontzettend leuk volk.
Alleen die procedure bij de grens kon handiger. Voor een uitreisstempel moest je je paspoort afgeven bij een loket, die werd op een grote stapel gelegd, en ieder gestempeld paspoort werd onder het loketglas vandaan gehaald door een man die naast het loket stond en de naam van de gelukkige oplas. Maar wat je ziet bij binnenkomst is alleen een grote kudde wachtende mensen. Voordat je doorhebt dat deze mensen niet staan te wachten voor het loket maar voor de man naast het loket zijn er al wat minuutjes verstreken. Nee, dan Cambodja. Daar kostte het ter plaatse verkrijgen van een visum én van een inreisstempel bij elkaar minder tijd.
Cambodja was duidelijk anders dan Vietnam. Heuvels verdwenen uit het landschap. Het verkeer was een stuk rustiger; de brommerdominantie verdween. Ik zag meer tempels, kleurrijk, met die typerende zwierige punten die aan alle kanten uitsteken. Andere bouwsels zijn zwart, hebben ronde vormen en ogen wat morbide, als geërodeerde grafmonumenten. Ik zag gekleurde bogen boven zijwegen, met beelden van mensen en olifanten aan de zijkanten en hoorde luide, monotone gebeden en ook vaak muziek. Voor het eerst op mijn route trof ik vreemde etenswaren aan langs de weg. Bergen insecten en rijen schildpadden. Anderhalve dag na de grensovergang bereikte ik hoofdstad Phnom Penh. Ik was niet echt geïnteresseerd in deze stad maar ik moest een Thais visum hebben. Terwijl het Cambodjaanse visum in no time geregeld was, ging het verkrijgen van dit visum mij zes dagen kosten: de huidige dag die als werkdag al verloren was, drie volle werkdagen en natuurlijk dat weekend dat in de praktijk onvermijdelijk ergens tussen die eerste en laatste werkdag ligt.
Phnom Penh was de zoveelste plaats op rij die uitpuilde van de toeristen en nog steeds had ik daarvan mijn buik vol. Ik had geen behoefte mijn kamer te delen met vreemden, ik betaalde ondanks de overvloed aan dorm rooms wat meer voor een kamer voor mezelf. Ik liet me niet zien in de gemeenschappelijke ruimte van het guesthouse maar sloot mezelf op in mijn kamer. Slechts een paar keer ging ik even de straat op, om boodschappen te doen of om toch iets te zien van de stad. Maar de overvloedige stroom toeristen had het gedrag van de lokale bevolking op een uiterst onaangename manier aangetast. Als ik mijn guesthouse verliet was ik de drempel nog niet over of er werd gevraagd of ik een tuktuk nodig had, een fiets- of brommertaxi. Twintig meter verderop was het 'Motorbike?'. En daar was de volgende alweer: 'Tuktuk, sir?'. Voor de variatie kwam er af en toe een schimmige figuur op me af die met gedempte stem zei: 'Marihuana? Lady boom boom?'. Zelfs als je volledig bepakt op je fiets rijdt vraagt men 'Tuktuk, sir?'. Het zou me niet verbazen als je het nog steeds hoort als je in een tuktuk voorbijrijdt.
Ook buiten de deur eten deed ik niet meer; het had toch weinig zin. Een maaltijd kost weinig in Zuidoost-Azië, maar je krijgt ook niks. Ik kan daar niets mee als calorieslurpende fietser. Vaak had ik na een maaltijd meer honger dan ervoor. Als ik met een goed gevulde maag een restaurant wil verlaten moet ik 4 à 5 maaltijden nemen. Op die manier krijg ik alsnog last met mijn afdeling Financiën. Het probleem is hier dat de Grote Maagvullers zijn verdwenen. In Centraal-Azië waren de porties ook niet groot, maar daar kreeg je er altijd een mandje brood bij en kon ik een grote fles cola bestellen. Als het bord, het mandje en de fles leeg waren dan kon ik er wel weer even tegen. Maar het brood is verdwenen en alleen als je geluk hebt staat er een blikje cola in de koelkast. Wat me ook tegenstond was dat het gedaan leek met de koffie. Altijd had ik me bij aankomst in een grote stad met gretigheid op grote mokken koffie gestort. Het was bij de prijs van guesthouses inbegrepen of er was op zijn minst heet water waar je wat mee kon aanvangen, maar dat was ook langzaam uit beeld verdwenen. In Vietnam kon je nog voor een paar dubbeltjes een kopje koffie kopen, maar hier was dat onbetaalbaar voor de low-budget reiziger. En ik wilde niet eens een kopje, ik wilde een sloot. En toen kreeg ik weer een strak plan. Het luidde: Koop een waterkoker. Een brander is me te lastig maar een waterkoker doet het op stroom en dat is nu iedere dag voorhanden voor zover het niet uitvalt. De nieuwe Grote Maagvuller wordt noedels (in tegenstelling tot brood met hele schappen tegelijk verkrijgbaar) en met een pot oploskoffie kan ik op iedere vrije dag en aan de start van iedere fietsdag voorzien in mijn behoefte aan cafeïne. Buikje weer vol, hersentjes weer blij. Hoera. Dus ik ging nog een keer de straat op, kocht een waterkoker voor een tientje, koffie en noedels en keerde als een kind zo blij weer terug. Hoe ik dat lompe ding ooit in een fietstas ging proppen boeide me even niet.
En dus dronk ik koffie, at vlees en groente uit blikjes en vulde dat aan met noedels. Met havervlokken en suiker kon ik nu warme pap maken, en met poedersoep kon ik voortaan ook iets aanvangen. Ik genoot van mijn isolement. Ik dook eens diep in de reisverhalen van medefietsers en dook diep in mijn eigen plannen. Want wat nu? Ik was terug naar de kern gegaan, fietsen was de basis, en niet het bezoeken van toeristische plaatsen. Maar Cambodja is een klein land met een beperkte infrastructuur, veel mogelijkheden lijken er niet zijn. Het meest aantrekkelijke leek me nog het zuidwesten van het land, een regio met natuurparken. Dat was ook gelijk de snelste weg om het land te verlaten. Dat was niet de opzet, maar het is niet anders. Het positieve gevolg zal wel zijn dat ik nog voor de kerst in Pattaya ben, en zo alle feestdagen aldaar door zal brengen.
'Zeg, meneer van Dijke, u was die hele toeristenkermis kotsbeu. Dat Pattaya, is dat niet dat oord met die stranden en die eh.... toeristen?'
Goede vraag. Daar lijkt het inderdaad wel op, maar toch is de insteek anders. Ik ben nu in gezelschap van een persoonlijke vriend, verblijf in zijn huis, zal kennismaken met zijn vrienden. Die hele backpackersscene en toeristenkliek verhuist naar de achtergrond en wordt negeerbaar behang. En ik ben me ervan bewust geworden dat wat aanvankelijk gewoon 'een weerzien' zou zijn uit lijkt te gaan groeien tot een hele speciale tijd. Hoe vaak zit je na je dertigste nog met vrienden op een tropisch strand? En dat tijdens de feestdagen. Dit kon wel eens een Memorabel Verblijf worden. Dit is een buitenkans tussendoor die ik met beide handen aangrijp. Ik wens ook u aangename feestdagen.
-
17 December 2013 - 12:29
Joop:
Beste Richard,
Over het algemeen vond ik je reisverslag leuk om te lezen. Het valt me echter op dat je de dingen om je heen steeds meer als een last begint te zien. Teveel aandacht, teveel lawaai, teveel toeristen, een taal die je niet kunt lezen, de mensen die jij niet verstaat en zij verstaan jou niet. Ik krijg zelfs de indruk dat je jezelf nogal verheven begint te voelen over de de mensen om je heen, plaatselijke bevolking en (mede) toeristen.
Zoals jouw ergernis groeit, groeit die van mij daarin mee. Ik vind het dus niet meer prettig om te lezen en haak daarom maar af.
Ik wens je verder een behouden reis,
groet, Joop -
17 December 2013 - 19:27
Richard Van Dijke:
Beste Joop,
Vrijwel alle landen waar ik doorheen fiets zijn nieuw voor mij en ik moet ontdekken welke gebieden iets voor mij zijn en welke niet. Ik probeer te beschrijven wat het reizen met me doet. De ene keer word ik er blij van en schrijf daarover, de andere keer word ik er niet blij van en schrijf daar ook over. Ik heb ontdekt dat ik wat anders in elkaar zit dan de meeste andere reizigers. Ik grom wat meer, ik bijt wat meer. Dat is ook een betere voedingsbodem voor de humor die ik kwijt moet. Maar ik heb zelf het idee dat de balans tussen positieve en negatieve berichtgeving over het algemeen ongewijzigd is. Kan het zijn dat je vanaf een zeker moment selectiever bent gaan lezen? Want ervoer ik niet aan het begin van de reis het weer, de horde toeristen bij Plitvice, de vele honden en het getoeter als last? En halverwege de reis het Oezbeekse volk? En hoe lovend was ik recentelijk over het volk in Laos, en zei ik nu niet opnieuw 'Wat een leuk land' en 'Wat een ontzettend leuke bevolking' bij het verlaten van Vietnam?
Ik respecteer de hardwerkende bevolking in dit deel van de wereld. Dat heb ik misschien nog niet voldoende benadrukt. En ik respecteer geen domme kuddes met vakantie-instructieboekjes en afvinklijstjes.
Groeten, Richard -
19 December 2013 - 11:40
Rob:
Hoi Richard, wij genieten erg van je verhalen. Alvast hele fijne feestdagen en een gelukkig nieuwjaar! -
02 Januari 2014 - 12:44
John Krah:
Beste Richard, wat een schitterende verhalen.
Ik wens je een gelukkig en gezond 2014, geniet van je reis!
-
07 April 2014 - 20:33
Anita:
Hoi Richard,
mooie foto's weer en ik kan me helemaal voorstellen, dat borrelnootjes met cocossmaak je niet zo bevallen. En wat mij betreft : de ups and downs horen er gewoon bij.
Ben benieuwd naar het vervolg!
Groetjes,
Anita -
13 April 2021 - 20:14
Belle:
Ik las je interview in het tijdschrift De Wereldfietser en ben nu je hele blog, vanaf dag één aan het doorlezen. Ik geniet van de beschrijvingen, de humor, heerlijk! Als blogger die ook wel van stylistsche overdrijving houdt, valt het me op dat sommige mensen de humor daarvan compleet ontgaan. Wat moet het leven moeilijk zijn voor humorlozen. Lekker zo doorgaan. Oh nee, je bent alweer thuis maar ik heb nog lekker 6 jaar van je reis om te lezen. -
14 April 2021 - 09:11
Richard Van Dijke:
Leuk dat de interesse in mijn verhalen door het interview weer een opleving kent, Belle. En ik denk dat de (sporadische) kritiek uiteindelijk toch tot nét even betere blogs geleid heeft. Veel leesplezier verder, er wacht je nog veel avontuur, ik word bijna jaloers. :)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley