Leve het tomatenbestaan
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
01 September 2014 | Australië, Alice Springs
Er verscheen niets nieuws meer op de bagageband, op de luchthaven van Bali. Maar mijn fiets zou door de afmetingen vast ergens anders geplaatst zijn. Ik raadpleegde een official.
'Nee, meer bagage is er niet. En ook fietsen komen hier gewoon op de bagageband te liggen. Je kunt naar 'Lost and found', dat bureau daar in de hoek', zo zei hij.
Wat was er met mijn fiets gebeurd op tussenstop Jakarta? Het zou allemaal niet zo heel vervelend zijn geweest als ik niet diezelfde avond nog een vlucht naar Darwin zou moeten nemen. Mijn labels en paspoort werden gescand, formulieren werden ingevuld. Er zouden nog enkele vluchten uit Jakarta komen vandaag, mogelijk zou mijn fiets daarin vervoerd worden, zo zei men. Lijdzaam wachten bij de band, voor hoe lang? Maar iemand trok mijn aandacht. 'Is dat van jou?', en hij wees naar een man die een Schiphol-fietsdoos op een trolley binnenreed. Ja, dat kon niet missen. Het was even een stressbestendigheidstestje tussendoor.
De grote horde was genomen, ik was weer op Bali en mij restte alleen nog een korte vlucht naar Darwin, al moest ik daar nog een halve dag op wachten. Maar zoals dat met alles gaat: het wachten kan nog zo lang duren, op een bepaald moment is het voorbij. En op een zeker moment was het toch echt zo ver: ik liep met mijn bepakte fiets de aankomsthal van Darwin uit en de weg lag open. Ik kon mijn avontuur hervatten. Ook al reed ik door een geasfalteerde wereld, toch zag ik om me heen al sporen van die kurkdroge natuur die me te wachten stond. Ik reed door wat straten om een indruk te krijgen van deze plaats. Veel brede wegen en verwijzingen naar baaien en stranden. Het eigenlijke hart van de stad was maar klein. Ik bevoorraadde me in de supermarkt. Tussen de schappen liep ik in mijn enthousiasme bijna een oud vrouwtje omver. 'Sorry mate!', riep ik. Ik begon al redelijk in te burgeren. Ik at nog eens goed in een stadspark, daar was ik wel weer aan toe. Slaap was een ander ding. In de laatste 45 uur had ik her en der een enkel half uurtje slaap meegepikt, tijdens de laatste vlucht zelfs anderhalf. Ik was moe maar gemotiveerd, en dus ging ik gewoon op weg voor mijn eerste fietsdag. Het was wonderlijk om nu echt te rijden in het land dat ik altijd alleen van plaatjes had gekend. Mijn leren hoed van de vorige reis was niet meer bruikbaar en daarom had ik zojuist een nieuwe strohoed gekocht tegen de zon. Een paar dagen later zou hij uiteenvallen en zou ik alsnog weer een degelijke leren hoed kopen. Ik fietste vol goede wil, maar die kon mijn toestand niet verbloemen. Halverwege de middag werd de vermoeidheid al merkbaar, maar ik kon niet nu al stoppen. Het was 35 graden en ik zou gaarstoven in mijn tent. En dus reed ik door totdat ik bij een verhoogde spoorweg kwam die wat schaduw bood, waardoor ik een uur voor zonsondergang kon stoppen. Ik zette voor het eerst mijn nieuwe tent op en gaf direct toe aan de vermoeidheid. Ik sliep 4 uur, at en schreef, en sliep nog eens 9 uur. Dat had naar mijn idee voldoende moeten zijn om weer te kunnen vlammen. Maar dat kon ik vergeten. De anderhalf uur slaap in het vliegtuig had ik doorgebracht onder een frisse stroom lucht en dat mocht ik nu bezuren: ik had een dikke strot. Het werd een zware verkoudheid die twee weken lang zou aanhouden. En daar bleef het niet bij. Ik was nog vermoeider dan de dag ervoor. Ik herkende deze vermoeidheid; het voelde bijna als de uitputting die ik in Laos had meegemaakt. Toch zou het moeten lukken, met verlaagde inspanning en veel rust, zo redeneerde ik. Ik ging op pad, laste een vroege pauze in en zwoegde verder, naar Adelaide River. Het was weinig meer dan een buurtwinkel, twee tankstations waarvan er één open was, een hotel en een kampeerterrein. Het terras van het open tankstation werd mijn kuuroord. Ik ging Verstandige Dingen doen. Ik kocht een liter sinaasappelsap tegen de verkoudheid en leegde een blik spagetti, voor de energie. Dat laatste ging maar moeizaam. In fases, en hapje voor hapje. Bij hitte en oververmoeidheid blijft er weinig over van je eetlust. Ik maakte er een hele lange pauze van en reed nog een uurtje. Ik zag een grote haas wegvluchten maar realiseerde me dat ik geen grote haas maar een kleine kangoeroe had gezien. De eerste in het wild. Er zouden er nog vele volgen, vooral exemplaren die een innige band onderhielden met het wegdek. Maar na een paar dagen zouden ze weer volledig uit het beeld verdwijnen. Ook maakte ik kennis met de lokale vliegen. Toen ik mijn tent opzette gebruikte ik voor het eerst mijn hoofdnet.
Weer maakte ik een forse nacht, maar weer was ik niets waard toen ik wakker werd. Verdomme, hoe lang gaat dit duren? Wanneer krijg ik mijn energie terug? Moet ik echt één of meer dagen in een gat hier bivakkeren om weer helemaal op krachten te komen? Ik dwong mezelf om de dag te beginnen. En ik zag dat mijn tent vol termieten zat. Het duurde niet lang voordat ik zag hoe dat kwam: de plek waar drie tentritsen samenkwamen was zelfs voor een muis groot genoeg om naar binnen te kruipen. Ik maakte er een gewoonte van een sok in dat gat te steken en had sindsdien geen last meer van termieten. Nog wel van een energietekort. Maar toch ging het iets beter dan voorheen. Behalve dorpen, hoe verwaarloosbaar ook, zijn er hier ook 'rest places', parkeerplaatsen met voorzieningen. De ene keer tref je alleen picknickbanken aan, de andere keer is er een tank met water dat 'mogelijk ongeschikt is als drinkwater', en af en toe zijn er zelfs eenvoudige toiletten met een kraantje waar wel drinkwater uitkomt. Ik reed naar zo'n uitgebreide rest place, pauzeerde, en reed vervolgens door naar Hayes Creek, niet meer dan een roadhouse, een restaurant met wat extra voorzieningen, zoals een benzinepomp, een paar koelingen met frisdrank, mogelijk een bed. Ik kreeg gaandeweg mijn energie terug en daar was ik blij mee, maar het fietsen werd nog geen genot. Dat kwam door twee aspecten: de felle tegenwind en de op en neer gaande wegen. Australië is minder vlak dan ik verwachtte, en hoe zat dat met die tegenwind? Had ik mijn huiswerk niet goed gedaan? Die avond pakte ik mijn aantekeningen erbij die ik reeds in Ubud op Bali had gemaakt en het stond er wel degelijk. Die wind was bekend, en die zou afnemen naarmate ik het hart van Australië naderde. Ik leverde in op mijn tijdschema maar moest er maar op vertrouwen dat ik dat later in zou halen.
Mijn oververmoeidheid was over. Ik genoot weer van mijn kampeerleven. Na maanden had ik mijn tomatenbestaan weer terug. Nomadenbestaan zei u? Ja ook, maar toch vooral het tomatenbestaan. Ik opende weer blikken vis in tomatensaus, witte bonen in tomatensaus, spagetti in tomatensaus en blokjes tomaat in tomatensap.
Fit reed ik verder, in die droge wereld. Door een corridor van uitgedroogde bomen en dood gras. De lucht is droog; een minuut na het nemen van een slok heb je weer een droge keel, zweet verdampt direct en ochtenddauw is hier een onbekend fenomeen. De lucht is onveranderd strakblauw, er is nooit een wolk te zien. Of het zou een rookwolk moeten zijn. Want dat dode gras wil best fikken. Het is dan ook vooral een verschroeide wereld. Stukken grond zijn kaalgebrand, boomstammen zijn zwart van het roet.
Eens in de minuut passeert er een voertuig. Een roadtrain, een auto met caravan, of een oud brik vol Aboriginals. Bijna iedere tegenligger groet je. De één lift een vinger op van het stuur, in een ander voertuig zie je volop gezwaai of opgestoken duimen. Als er rond het middaguur geen picknicktafel op de route ligt eet ik in de schaduw van een boom, of in mijn binnentent op een vlak stuk grond om verlost te zijn van de vliegen. 's Avonds is de wereld van mij. Het verkeer is goeddeels weg, er lopen hier nooit mensen, de vliegen gaan na zonsondergang naar huis ('Hoe was het op je werk, schat?' 'Oh, kalm dagje. Aan een fietser gelikt en ergens nog een drol gevonden') en muggen bestaan niet. Er is niets meer, geen mens, geen dier, geen geluid, hooguit nog een zuchtje wind. En er is een overweldigende sterrenhemel, met melkwitte vlagen. Laat de buitentent eens voor wat hij is en staar een avond naar boven en je denkt: 'Ik geloof dat ik niet verkeerd bezig ben met mijn leven'. Tijdens het slapen heb je overigens niets meer aan die sterrenhemel: het is vijf graden kouder zonder buitentent en flink wat lichter, zeker als de maan zich ermee gaat bemoeien.
In Katherine bevoorraadde ik me voor een week voor de tocht naar Tennant Creek. Er veranderde iets in het landschap. Termietenheuvels waren niet langer absurd hoog, zo'n meter of drie, maar reikten hooguit nog tot borsthoogte. En dan komt de grappenmaker in de Australiër los. Dan krijgen de termietenheuvels namelijk een shirtje. En een hoedje. Een zonnebril. Een pot bier. Zoals wij sneeuwpoppen decoreren met mutsen en wortels, zo leeft men zich hier uit op termietenheuvels. Bij het verlaten van Katherine wordt het rustiger op het traject zuidwaarts. Ik vond het veilig om weer eens een muziekje op te zetten. Dat was hard nodig want het hoofd heeft wat afleiding nodig ook al zien de termietenheuvels er nog zo vrolijk uit. Het belang van dorpen op de route verminderde. Ik deed goedkoop inkopen in de supermarkten in de steden, onderweg was het levensonderhoud veel te duur. Of de voorzieningen in de dorpen waren te vaag. Een ingestort tankstation en een theetuin bijvoorbeeld. Ik had feitelijk alleen nog water nodig, en dus volstonden de rest places. Dat neemt niet weg dat je nog door een enkele plaats betoverd kunt worden. Ik reed Mataranka binnen en las de tekst 'Welcome to Mataranka, Capitol of the Never Never'. Ik vond die tekst voldoende om me in een filmwereld te wanen. En het plaatsje zag er ook charmant uit.
Ik genoot van het vrije bestaan maar om eerlijk te zijn werd het fietsen maar niet leuk. Het bleef een gevecht tegen de wind, tegen de glooiende wegen. Ik zwoegde van pauze naar pauze, de gedachte aan snoep en een glaasje ranja op de volgende rest place hield me steeds overeind. Ja, snoep en een glaasje ranja, nooit gedacht dat dit soort kindergeneugten ooit weer terug zouden keren. Maar dat het fietsen niet leuk was, was niet erg. Deze fases horen erbij. Het gaat allemaal weer goedkomen.
Op een ochtend meende ik de geur van een ontbindende kangoeroe te ontwaren, maar het was mijn eigen lichaam. De eesrtvolgende douche zou nog even duren, dus was ik aangewezen op een provisorische wasbeurt met het mogelijk ondrinkbare water op een rest place en het spitten naar schone kleren in de fietstas. In Elliott vond ik een stopcontact in het toilet van een tankstation en kon ik me even scheren. En zo schraapte ik de voorzieningen onderweg bij elkaar.
Vanaf Tennant Creek werd het lastiger met de voorzieningen. In het stadje zelf moest je bij tankstations om de sleutel vragen van het toilet, en het openbaar toilet was gesloten. Het toilet had ik niet nodig; het ging mij om water. Maar steeds vaker trof ik in dorpen en stadjes niet-werkende of niet toegankelijke kranen. Ik vond dat knap waardeloos, maar ja, wie ben ik? Ich bin nur ein Mãdchen das sagt was es fühlt. Allein bin ich hilflos, ein Vogel im Wind, der... Huh? Eenmaal werd me zelfs botweg water geweigerd toen ik erom vroeg in een roadhouse. Meer en meer was ik aangewezen op de rest places met drinkwater, die eens in de pakweg 100 km op mijn weg lagen.
Het landschap veranderde. Gedaan met de claustrofobie, vanaf nu reed ik door een savanne-acbtig landschap. Ik nam een kijkje bij de Devil's Marbles, een collectie enorme, soms huizenhoge keien die in een relatief klein gebied verspreid liggen. En het werd frisser, 's nachts moest ik toch echt mijn slaapzak in (ik gebruikte hem tot dan als deken) en overdag piekte de temperatuur op slechts 30 graden. Op mijn veertiende fietsdag op rij veranderde de koers; ik reed plots in zuidwestelijke richting en dat had een groot effect op mijn snelheid. Ik was tijdelijk verlost van de tegenwind en vloog over de weg. De spirit was helemaal terug en ik kwam voor het eerst ruim boven de 100 km uit die dag. Dat kon ik wel gebruiken. Ook om bestand te blijven tegen de tegenslagjes. Op een ochtend had ik een straaltje water uit mijn bidon nodig en bij het knijpen verbrijzelde ik het hele ding. Niet dat ik mijn eigen kracht niet kende, maar het ding was na twee jaar hard en broos geworden. En enkele dagen later merkte ik een lekkage op van een fles siroop. Toen ik op een rest place de schade inspecteerde en de betreffende voortas leegde zag ik mijn zak havervlokken en een zak suiker liggen in een kleverige plas. Ik dacht eerder nog: 'Mocht het gaan lekken dan kan het weinig kwaad, want er zit alleen in blik of plastic verpakt voedsel in. Alles wat open is, is in hersluitbare zakken verpakt. Het is alleen een kwestie van schoonmaken.' Inmiddels weet ik dat niet alleen bloed maar ook siroop kruipt waar het niet gaan kan.
Ik werd getrakteerd op een leuk geografisch feitje: ik passeerde de steenbokskeerkring. En nauwelijks zat ik na het fotograferen van het monument weer op de fiets of daar was het hoogste punt op de route Darwin-Adelaide. Vanaf nu kan het alleen nog maar bergafwaarts gaan met mij. En toen was daar 'The Alice'. Zestien dagen achtereen had ik gefietst, zestien nachten wildgekampeerd. Achttien dagen niet gedouched. Vooraf had ik adressen van hostels genoteerd, maar inmiddels wist ik iets veel leukers dan slapen op een slaapzaal. Ik was in campingland dus ging van Dijke lekker naar de kemping. Even douchen, even de wasmachine laten draaien, even de fiets wat liefde geven, 'even' bloggen en dan weer een lekker ritje maken van 1229 km naar Port Augusta. Ik kijk er nu al naar uit.
-
01 September 2014 - 10:31
Eric Westerhof:
Hoi Richard,
This brings back memories. Leuk om te lezen dat jij daar nu bent waar wij in 2002 op huwelijksreis zijn geweest. Darwin, Alice.... alleen waren wij luier en zijn gereden met de auto en de grote stukken gevlogen.
De wind en de vliegen staan zo in mijn geheugen dat ik ze weer hoor als ik lees wat je schrijft. Je gaat er aan wennen ( en missen als je ergens anders bent).
Veel plezier en tot schrijfs.
Greets,
Eric -
01 September 2014 - 16:16
Erik De Boer:
Hey Ries,
Ik heb genoten van je verhaal!
Het fietsen lijkt hier een stuk eenzamer dan in Azie. zeg!
Waarom wilde ze jou geen water geven? Das toch pretty rude!
Groetjes en succes,
Erik -
01 September 2014 - 16:27
Vic:
Mooi geschreven, kijk nu al uit naar de volgende!
Gr. Vic -
16 September 2014 - 07:18
Richard Van Dijke:
Ik heb niet naar de reden van de weigering gevraagd Erik, die boeide me verder niet meer. Waarschijnlijk hadden ze het in de schappen staan voor 4 dollar per liter.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley