Rollingmetal - Go Ahead Wind & Vliegen 1-0
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
16 September 2014 | Australië, Broken Hill
Kamperen had ik natuurlijk ook in Darwin moeten doen. Gewoon een dag, of twee, op een camping gaan staan om bij te komen van de vlucht. Maar ja, aan die mogelijkheid dacht ik toen niet. Hoe dan ook, het was nu niet meer van belang. De helft van de oversteek van het continent zat erop, nu de andere helft nog. Een goed begin is het halve werk: na een kilometer of 15 was daar mijn eerste lekke band. Ik verving de binnenband, plakken zou ik later wel doen. Mijn ketting was bij deze activiteit in een merkwaardige krul geraakt en ik ontkwam er niet aan om deze met mijn blote handen weer goed te leggen. Brandschoon en fris was ik op pad gegaan, en na een uur waren mijn handen weer pikzwart. Ach, over een week of twee kon ik weer douchen.
De hemel was al die tijd strakblauw geweest maar aan de horizon zag ik een eerste sliert wolken. Het was niet de enige verandering. Zekerheden wankelden. Ik had altijd kunnen vertrouwen op het water uit de kraantjes van de toiletten op de 'rest areas' onderweg, maar die tijd leek voorbij. De eerste twee die ik tegenkwam stonden droog, uit de derde kwamen hooguit wat druppels. Ik werd afhankelijk van tankstations en roadhouses, maar steeds vaker trof ik bordjes en stickers aan die meldden dat het water niet geschikt was voor consumptie. Ik raakte overgeleverd aan sporadische plaatsen waar wel drinkwater was, of ik nam de gok en dronk het ongeschikte water. Soms pakte dat goed uit, soms kreeg ik signalen van binnenuit dat aan vervanging van de watervoorraad een hoge prioriteit toegekend moest worden.
Ik kreeg in toenemende mate te maken met de oorspronkelijke bewoners van dit continent: vliegen werden een serieuzer probleem. Ik werd genoodzaakt om delen van het traject met een vliegennet te rijden omdat ik anders permanent met mijn handen voor mijn gezicht aan het wapperen was. Maar ook vooral tijdens pauzes werd ik belaagd, soms had ik 50 tot 100 vliegen op mij en mijn fiets zitten. Ik vrees dat dat in West-Australië nog veel erger gaat worden, maar dat is een zorg voor later. Zo'n vliegennet went overigens snel, al vlug vergeet je dat je er één om je hoofd hebt. Dat kan soms verkeerd uitpakken. Dan geeft het zenden van een fluim naar het asfalt of het snuiten van de neus verrassende effecten. Ook wordt er een nieuwe dimensie toegevoegd aan het uitzicht; op de voorgrond krioelt het ineens van het leven. Maar ze zitten niet alleen voor mijn neus, als ik omkijk zie ik er vaak een stuk of 15 op mijn rug zitten. En dat zijn dan alleen de vliegen die ik kan zien.
Op een ochtend werd ik laat wakker. Ik was gewend door de zon gewekt te worden, maar het was gedaan met het mooie weer. Het was zwaarbewolkt. De felle wind kwam ook weer terug. Eenmaal weer op de fiets kwam ik geregeld niet boven de 10 km/u. Maar toch leverde de strijd wel wat op, want op een zeker moment lag het Northern Territory achter me en reed ik South Australia binnen. En meteen veranderden er dingen voor mij. Ik werd iets meer op mezelf aangewezen want de rest areas werden niet meer aangekondigd, of althans niet eerder dan 1 km voordat ik ze bereikte, en daarom waren ze niet meer in te plannen. Daar was ik ook niet zo rouwig om toen bleek dat het vaak uiterst sobere plekken waren, met niet meer dan een bankje en een prullenbak. Het werd een gewoonte om ergens langs de weg te lunchen in mijn binnentent, beschermd tegen de vliegen. Ik werd ook wat inventiever. Als er geen water meer was langs de weg om me te wassen kon ik ook mijn waterzak aan mijn zadel hangen en het kraantje openen, als de voorraad het toestond.
Om me heen zag ik steeds vaker prikkeldraad. Zelfs in het lege hart van Australië zijn terreinen afgebakend en moet ik het vaak doen met de strook grond tussen draad en weg, maar over het algemeen is dat ruim genoeg. Het prikkeldraad in deze vrije natuur is dan wel niet fraai, het is fraaier dan al die dode koeien in de berm. Ontbreekt het prikkeldraad dan zijn de gevolgen onmiddelijk zicht- en ruikbaar. Hetzelfde geldt in iets mindere mate voor het ontbreken van toiletten op de rest areas: op vele plaatsen wappert er toiletpapier in de bermstruiken.
Ik ben voorzichtiger geworden met het plaatsen van mijn tent omdat de bodem meer en meer bedekt is met plantjes met uiterst venijnige stekels. Het mag dan allemaal dood zijn, de stekels doen het nog en het plakken van mijn slaapmat wil ik zo lang mogelijk uitstellen. Vaak is het dus even schoffelen voorafgaand aan het installeren.
Buiten vee zie je weinig dieren en eigenlijk loopt het vee ook hard weg zodra ze me zien. Een uitzondering zijn de vogels. Behalve roofvogels zie je hier vaak vogels die in onze contreien alleen in kooitjes voorkomen. Op het gevaar af dat ik, na mijn avontuur met een baviaan in Maleisië, opnieuw een terechtwijzing krijg van een biologisch onderlegde ex-collega omdat ik een dier op een verkeerd continent plaats, ga ik toch weer in het wilde weg smijten met dierennamen. Zo zag ik zwermen groene kanaries opstijgen uit bomen en werd ik, na gehard te zijn door honderden kangoeroe- en runderkarkassen, toch wat sip toen ik drie grijze kaketoes met mooie roze buiken op de weg zag liggen. Schijnbaar intact maar levenloos. Maar een dag later kwam alles goed. Ik reed en luisterde muziek. Ik hoorde juist een nummer met een sprookjesachtige passage. En plots vlogen er drie kaketoes voor me langs, grijs, met roze buiken. Ze leefden weer! Ik was blij. En het was nog niet gedaan met de verbeelding. 's Avonds kwam ik even mijn tent uit en keek in het rond. Ik stond op een soort plateau bestaande uit harde grond, en er was geen begroeiing, met uitzondering van een grote verzameling verspreid staande miniatuurboompjes. De volle maan bescheen het landschap. Ik leek in een andere werkelijkheid terechtgekomen te zijn. Dit was niet meer de wereld die ik kende, ik stond midden in een 3D-animatie. Een wonderlijke ervaring.
De bewolking verdween weer. Ik kreeg de heldere blauwe hemel weer terug waartegen de uitgedroogde bomen zo mooi afstaken. Maar de wind en de vliegen bleven. Het werd steeds erger. Ik bereikte Cooper Pedy, een mijnstadje halverwege Alice Springs en de zuidkust. Een stad ook voor gelukszoekers, want iedereen kan hier een lapje grond kopen en mag daar gaan graven, in de hoop op bodemschatten te stuiten. Overal in de omgeving zie je bergjes en bergen zand, en complete afgravingen. Industriële bedrijvigheid in de leegte, pijpleidingen, ik waande me weer in Kazachstan. Ik vulde de voorraad voedsel en water aan. En toen zag ik dat er een klein straaltje water uit mijn waterzak spoot, op een plek die niet te dichten viel. Gelukkig had ik een reserve-exemplaar bij me. Het zal de laatste waterzak zijn, ze zijn te zwak voor ondernemingen als deze. Ik ga overstappen op jerrycans.
Ik had moeite een plek te vinden die avond om te kamperen, in al die bedrijvigheid. Het was een avond waarop de wind overuren maakte. Ik wist niet of ik, daar op die stormachtige heuvel, uiteindelijk op een legale plek terechtgekomen was, en dus vertrok ik de volgende ochtend weer vroeg. En na enkele tientallen kilometers werd ik aangenaam verrast: de wind begon eindelijk in mijn voordeel te werken. Ik ging sneller en sneller. Enkele minuten lang leek het zelfs of ik een scooter gehuurd had; met 45 km/u reed ik met weinig inspanning over een licht hellende weg. Ik bleef de rest van de dag veel voordeel houden van de wind. Het ontbreken van tegenwind heeft overigens wel onmiddellijk gevolgen voor de hoeveelheid fauna in je gezicht.
Met deze snelheid moest het er maar eens van komen. Dat record van 189 km op één dag, vorig jaar neergezet in Turkije, moest eraan. Ik streed, en ik streed, en het record gíng eraan. En die 200 km-barrière, die moest er ook maar eens aan geloven. En zo stond ik bij zonsondergang aan de kant van de weg, en de teller gaf 214 km aan. En ik was moe. Maar de wind nog niet. Ik zette mijn tent op, en voor het eerst hoefde ik geen inspanning te verrichten om de haringen in de grond te krijgen want ik stond in het zand. En uitgerekend vanavond brak de zwaarste storm los die ik tot dan toe op deze trip meegemaakt had. Ik lag in mijn tent en het was al snel duidelijk dat geen enkele haring nog in het zand stond. De tassen vielen om, het tentdoek werd om mijn lijf gevouwen. Ik was het enige dat de tent op zijn plek hield. Eenmaal eerder had ik dit meegemaakt, in de Vogezen. Met alle macht had ik toen mijn tent overeind gehouden. Hoe lang wel niet? Een uur, twee uur? En toen braken de tentstokken. En toen leerde ik dat je met degelijk materiaal op reis moet gaan. En ik kon alleen maar hopen dat deze tent, nu, degelijk genoeg was. Toen de wind iets ging liggen liep ik naar buiten, zette alles opnieuw, maar nu steviger vast, en ging weer naar binnen. Eén kant hield het, maar de linkerkant wapperde er al snel weer op los. Ik ging nogmaals de tent uit en zette alle haringen op rechts. Aan de linkerkant legde ik mijn fiets neer en bond de tentlussen met touw aan mijn fiets. Nu jouw zet, storm. Maar de storm gaf het op; ik was nog maar net klaar of het was stil. En ik kon alsnog aan mijn avondroutine beginnen.
Tot dusver waren er nog wel momenten dat er even geen vliegen waren als ik buiten was, zoals bij het afbreken en inpakken van de tent. Maar die tijd leek nu ook over. Ik stond bij het eerste licht al met een net over mijn hoofd. En 's avonds stond ik in een leeg stuk Australië. Een grote gouden bol hing boven de horizon; ook de maan kon hier magisch zijn. Maar ter ontnuchtering was er wederom een storm. Storm en vliegen, tekenend voor dit deel van het traject. Maar ik liet de tent zo weinig mogelijk wind vangen, en verstevigde de meest belaagde punten. Vanavond had ik er geen kind aan.
Ik was inmiddels in een ander Australië. Waar waren al die termietenheuvels gebleven? En eens hingen in iedere stad of dorp Aboriginals rond. Waar waren ze? In plaats daarvan zag ik nu grote loopvogels. En grote kuddes schapen. En het reliëf kwam weer terug in het landschap.
Ik naderde Port Augusta, mijn eindpunt van de oversteek van dit continent. Ik stond vroeg op om vóór de winkelsluiting mijn voorraden aan te kunnen vullen; ik had besloten door te rijden tot Broken Hill, aan een tussenstop had ik nog geen behoefte. Het werd een zware dag. Het was slechts 5 graden toen ik vertrok en de temperatuur klom traag. De wind stond niet gunstig en de glooiende wegen maakten het er niet makkelijker op. Maar halverwege de middag was het moment daar. Ik had de volledige Stuart Highway afgelegd, van de eerste tot de laatste meter. Na het zicht op de baaien van Darwin vanuit het park waarin ik destijds lunchte stond ik nu op de brug in Port Augusta, uitkijkend over het water. Het hele continent overgestoken, in 27 dagen en 4 uur.
Mooi. Dan kon nu het echte werk beginnen. Nog even een rondje Australië. Te beginnen met een naar stuk van 23 km richting Adelaide, vol road trains en zonder vluchtstrook. Heel even kreeg ik een glimp te zien van hoe mijn tocht eruit zou zien als ik de zuidoostelijke kuststrook gevolgd zou hebben. Bah. Gelukkig was daar de afslag naar de plattelandsroute die me naar de Barrier Highway zou leiden. Ik rekende op een fijn ritje door het landschap, maar het werd zwaarder dan gedacht. Ik kreeg te maken met vals plat, een weg die recht lijkt maar stiekem licht klimt. Alsof er een wat dikkig kind op rolschaatsen heimelijk meelift, hangend aan je bagagedrager. Daar kwamen nog wat echte klimmetjes bij want ik zat in een heuvelachtig gebied, en dat was even wennen na een half jaar. Ik fietste langs akkers en schapenweiden en reed door dorpjes. Ik was tijdelijk in het aangeharkte Australië beland. De dorpjes waren over het algemeen uitgestorven en brachten een jaren-50-gevoel omhoog dat ik kende uit films. Op gevels stonden geschilderde namen en teksten zoals je die normaal alleen nog op af te breken pakhuizen ziet. Of op oude foto's.
Na ruim een dag bereikte ik een nieuwe highway, één die me verder oostwaarts zou brengen. De warmte keerde langzaam terug. Het was nog winter in Australië en daar merk je overdag met 23 graden niet veel van, maar in het zuiden gaat 's nachts de temperatuur richting vriespunt. Maar nu trok ik weer de leegte in en zocht langzaam weer de tropen op. De lange periodes in het zadel begonnen zich te wreken. Ik wist zo onderhand van ellende niet meer hoe ik moest zitten, maar uiteindelijk bracht een koersbroek die ik onder mijn gewone broek ging dragen uitkomst. Ik maakte weer kennis met wat nieuwe dieren. Zo pauzeerde ik eens in het gras en zag daar plots een spin lopen van ongeveer 3 cm groot. Het was het laktafeltje onder de spinnen. Pikzwart met gladde, glimmende poten. Zijn achterlijf bestond uit twee vuurrode delen. Ook maakte ik kennis met een eigenaardig reptiel dat ik vaak aan de kant van de weg aantrof. Het dier is reeds vóór een confrontatie met het verkeer vrij plat. De poten zijn bij rust ingeklapt onder het lichaam en de kop is ook vaak moeilijk van de rest van het lichaam te onderscheiden. Het dier heeft een rechthoekige vorm en is dan ook verwant aan de loempia. Slechts schubben en schutkleuren beschermen hem tegen de aandrang de frituurpan ter hand te nemen. Toen ik er één van dichtbij bekeek veerde hij op, opende zijn bek, toonde een sidderende tong en begon te sissen. Tsk, nog geen turf hoog en dan zo'n bek opzetten.
Ik zou graag eens proberen al die dieren op te zoeken op het internet, maar net zoals het in de outback behelpen is met water en telefoonnetwerken, zo is het op de pleisterplaatsen behelpen met stroom en wi-fi. Bloggen doe ik bijvoorbeeld in het douchegebouw van de camping waarop ik sta want daar is stroom, en ik ben aangewezen op bibliotheken voor wi-fi. Voor meer dan de noodzakelijke internetactiviteiten is weinig tijd. Het zijn de consequenties van de keuze voor een goedkoop kampeerleven, en het heeft zijn charmes.
Het zou nog een dagrit zijn naar Broken Hill, mijn nieuwe pleisterplaats. Maar de weergoden plaatsten een storm pal in mijn rug. Met gemiddeld 29 km/u zou mijn verse record van pas geleden mogelijk weer aan diggelen zijn gegaan, maar rond lunchtijd hield de rit op. Ik was in Broken Hill. De strijd tegen wind en vliegen was in mijn voordeel beslecht.
Enerzijds mooi, die vroege aankomst, want nu kon ik als ik een beetje opschoot een dag eerder weer vertrekken, maar anderzijds doodzonde. Graag had ik doorgevlogen, maar de voorzieningen zullen na Broken Hill alleen maar verder afnemen. Tot Mount Isa mag ik niet meer rekenen op internet in openbare ruimtes, al zal het waarschijnlijk incidenteel wel te vinden zijn. Maar dan is de vraag: ben ik wel welriekend genoeg om ergens een openbare ruimte te kunnen betreden?
De tocht naar Mount Isa beslaat ruim 2200 km. Het lijkt me verstandig om halverwege in Charleville een dagje rust te nemen. Het wordt vast een mooi tochtje. Ik kijk er nu al naar uit.
-
16 September 2014 - 07:26
Monica:
Jaaaa, ik had niet overdreven met die vliegen toch? -
16 September 2014 - 11:07
Katie:
Brr spin klinkt als redback, heeeeel veel pijn als die je bijt en als je pech hebt ga je ook nog dood. Ik vind spinnen nooit zo gezellig maar in australie is t toch maar beter ze te vermijden ;-) verder, fuckin awesome mate!!! Ultimate freedom! -
16 September 2014 - 18:33
Mirjam:
Haha! Een dikkig kind op rolschaatsen? Ik ken het gevoel. Mooie omschrijving :) Je loempia lijkt me een bobtail, heeft een blauwe tong? Ik heb hem niet geproefd... Hier hoef ik me over spinnen & hagedissen geen zorgen te maken. Beren & wolven... ach. Groeten uit Canada! -
01 Oktober 2014 - 05:16
Richard Van Dijke:
Het schijnt nog mee te vallen met de vliegen dit jaar, zeggen ze hier.
En een redback spider was het niet, maar ik kan zo gauw niet vinden wat het wel was. Ik ga nog wel eens uitgebreid speuren.
En die bobtail, ja dat moet 'm zijn. Inmiddels zet ik ze terug in de berm als ze menen op de weg te moeten gaan liggen.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley