Argentinië is zeg maar echt mijn ding
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
23 Mei 2015 | Argentinië, Malargüe
Op de valreep had ik op zaterdagmiddag een nieuwe fietscomputer kunnen kopen. Terwijl ik afrekende gingen de rolluiken al half naar beneden en ik moest diep door de knieën om nog buiten te komen. De oplaadproblemen van mijn telefoon kreeg ik niet opgelost: de batterijen waren goed, de kabels waren goed, de USB-poort had ik laten vervangen, maar de problemen bleven en dus moest ik met een beperkte capaciteit verder. Dan maar schriftelijk een dagboek bijhouden en wat minder foto's nemen, ik wist het anders ook niet. Mijn mega-hotdog hield ik. Ook al kon ik me er moeilijk op bewegen, hij lag gewoon veel te goed. Ik kon niet meer zonder. Waar ik wel zonder kon waren de regen, de boerderijen en de honden, en dus verlangde ik terug naar Argentinië. Naar die heerlijke droge leegte aan de andere kant van de Andes. Het kon er flink waaien maar dat nam ik voor lief. En dus richtte ik het vizier weer op Argentinië. .
Wiebelend reed ik de daaropvolgende zondag Puerto Montt uit. Dat viel nog niet mee, dat fietsen. Geen wonder dat dat lopen zo goed beviel toen mijn frame brak: lopen is gewoon veel simpeler. En nu werkt het de andere kant op: er moest gewerkt worden. Het regende, uiteraard, maar de blijdschap dat ik weer reed na tweeënhalve maand overheerste. Er lag een meer op mijn weg en daar kon ik alleen maar omheen. Wel mocht ik kiezen: rechtsom of linksom. Rechtsom was iets korter dus was de keuze snel gemaakt. In diverse bergachtige landen hebben meren een vervelende eigenschap en Chili vormt daarop geen uitzondering: de wegen eromheen zijn net achtbanen. Ik stelde me de gesprekken voor tussen de wegontwerpers:
-'We kunnen een vlakke weg direct langs het meer leggen, dan hebben weggebruikers zicht op het meer, maar we kunnen de weg ook tachtig meter van het meer vandaan leggen, in de heuvels tussen de bomen. Dan krijg je wel een ononderbroken reeks hellingen van 45%.'
-'Veel te link, dat zicht op het meer. Dat leidt teveel af. We doen dat laatste.'
Ik wílde wel klimmen maar ik kón het niet meer. Het was net alsof de fietsspieren in de afgelopen maanden opgeofferd waren om loopspieren te kweken. Ik moest veel pauzeren om dit vol te kunnen houden.
En het was allemaal voor niets. De keuze om rechtsom langs het meer te rijden was een domme keuze. De weg ging immers langs de twee dagen eerder uitgebarsten vulkaan Calbuco en ik werd zonder pardon teruggestuurd door de politie nadat ik op wegafzettingen was gestuit. Mijn eigenwijsheid heeft geregeld gunstig uitgepakt maar nu mocht ik 32 km terugfietsen en zou ik uiteindelijk een dag voor niets gefietst hebben. Na de eerste 15 van die 32 km haalde ik op een recreatieveldje langs het meer mijn kurkdroge tent uit zijn zak en zag met lede ogen aan hoe die in de regen in no time weer veranderde in een natte berg ellende.
Chili veranderde niet. Boerderijen, honden en regen. Op de lichtste hellingen fietste ik, op de zwaardere liep ik. Aan het einde van dag twee vond ik een bijzondere slaapplek. In een nis in een berg was achter tralies een religieus tafereel tentoongesteld, met brandende kaarsen. De plek was omgeven door gras waarop enkele lange banken stonden, alsof hier kerkdiensten werden gehouden. Er stonden naaldbomen en om het terrein stond een openstaand hek. Ik vond het een ideaal kampeerterrein, liep door het hek en plaatste mijn tent temidden van de dennennaalden. Misschien was ik in overtreding maar mocht er zich een menigte bij mijn tent verzamelen dan waren het vast vergevingsgezinde lieden en zouden zij mij in vrede laten kamperen. Maar deze nacht bleek het terrein voor mij alleen te zijn.
Het klimmen ging langzaamaan beter. Wel kreeg ik last van mijn knieën. Mijn nieuwe frame was nogal klein en blijkbaar strekte ik mijn benen niet voldoende. Ik zette het zadel zo hoog mogelijk en hoopte er het beste van. Op het moment van schrijven is het probleem nog niet geheel verholpen, maar mogelijk zijn het nog de naweeën van die eerste fietsdagen met een te lage zadelstand. De zoektocht naar een langere zadelpen stel ik daarom nog even uit. Regen en zweet zorgden er in toenemende mate voor dat mijn kleding nat en onbruikbaar werd: licht vochtige kleding kon ik 's nachts aanhouden in de slaapzak, dan was het 's morgens droog, maar drijfnatte kleding kon alleen maar weggestopt worden in een plastic zak. Ooit, ooit, zou er misschien weer zon zijn en kon ik het drogen.
De ritssluitingen van mijn buitentent kregen kuren: steeds als ik de tent dichtritste ging het dichtgeritste deel weer open. Blijkbaar was dit een bekend probleen want er was een oplossing aanwezig: er was op beide ritsen een tweede ritssluiting waarmee je de rits van beneden naar boven kon sluiten. Voorlopig was ik gered.
En toen lag de pas voor me waarop de grens lag tussen Chili en Argentinië. Ik zat op een paar honderd meter hoogte en moest naar 1321 meter. Gelukkig waren de spieren inmiddels voldoende aangesterkt en was de klim vol te houden. De zon scheen terwijl ik mij een weg naar boven baande maar er waaide soms een koude wind waardoor er vele verkleedpartijen nodig waren om afwisselend oververhitting en onderkoeling te voorkomen. De wereld om me heen werd kaler en leger. Ik passeerde de Chileense grens en stond een half uur voor het intreden van de duisternis op de top. Het was inmiddels behoorlijk koud en ik voelde weinig voor een late afdaling in de ijskoude wrijvingswind en dus kampeerde ik daar boven op de berg, net als eerder in februari, tussen de Chileense en Argentijnse grens in. In mijn slaapzak was het die nacht ook koud. Het ding heeft een comforttemperatuur van -3 graden maar ik trok in de loop van de nacht steeds meer kleding aan om bij een temperatuur van 3 graden warm te blijven. Wel was ik blij dat er hier een lage luchtvochtigheid was, mijn tent was kurkdroog in de ochtend.
Ik rolde naar beneden, passeerde de Argentijnse grens en kende weer een gedenkwaardig momentje. Het was even een paar maandjes uitgesteld maar ik had dan nu echt 40000 km per fiets (en een incidenteel hellinkje te voet) afgelegd. De volgende mijlpaal, een dag later, zou ik op het moment suprème over het hoofd zien: ook de omtrek van de aarde, 40075 km langs de evenaar, had ik 'geëvenaard'.
Ik kreeg een zware beproeving voor de kiezen. Er stak een harde wind op die veel zand opwierp. Omdat er hinderlijk veel in mijn ogen terechtkwam besloot ik mijn leesbril te gaan dragen. Even later was dat niet meer nodig; er brak een hoosbui los en het zand bleef weer netjes op zijn plek. Na een pijnlijk koude, natte afdaling kwam ik druipend in het dorp San Martin de Los Andes terecht. Vlak voorbij dit dorp zette ik langs de weg mijn tent op. Er was extreem veel verkeer en alle uitlaatwalmen leken in de richting van mijn tent gedirigeerd te worden. In de verte ontstond een feestje dat lang zou duren: ik meende dat het vijf uur 's nachts was toen ik nog steeds dronken karaokezangers hoorde. Toen was ik ook al mijn tent uitgeweest om te pogen de ergste tentlekkages te voorkomen in de regen. Ik had dit probleem niet kunnen verhelpen in Puerto Montt want het middel dat ik had gevonden om de naden te dichten moest vijf uur drogen in de buitenlucht. Tss, grappenmakers. Dit was allemaal niets dan ellende. Was ik hiervoor teruggekomen naar Argentinië, voor deze misère? Was dit niet één grote vergissing? Een zinloze lange omweg in mijn zoektocht naar warmere regionen?
Ik moest de volgende dag klimmen. Het verkeer werd rustiger. De bebouwing verdween en de wereld om me heen werd leger. En toen was ik boven op een heuvel en kon ik gaan rollen en ik gleed weer die heerlijke wereld binnen van glooiende heuvels met gele pollen gras. De zon ging schijnen en de zwarte bewolking verdween naar de achtergrond. Ik kon wel janken van blijdschap en dat was precies wat ik deed. Met vochtige ogen daalde ik verder. Het was een ontlading. Eindelijk verlost van die koude, natte wereld, van die troosteloze toeristenspookdorpen en overal die blaffende mormels. De fietscomputer gaf 18 graden aan. Kijk, daar waren de guanaco's weer! Weer raakte ik geëmotioneerd, alsof ik geliefde bekenden terugzag. Wanneer wordt het weer leuk, dat was de vraag die ik zo vaak gesteld had de afgelopen tijd en het antwoord was dan eindelijk daar. Ik was blij en gelukkig, ik was terug in die schitterende wereld die er alleen nog maar mooier op was geworden, met prachtige bergformaties en uitgestrekte vergezichten. Terwijl ik eerder mijn droge tent moest uitpakken in een elledige regenbui, zo trok ik nu een natte tent uit de zak om hem op te zetten op kurkdroog poederzand. Zou het hier ooit regenen?
Ik fietste weer in de zon, in een eindeloos gebied waar een verrukkelijke stilte heerste. Niet dat het plaatje volmaakt was want de kracht van de zon was beperkt en er was vaak bewolking, maar het was zoveel beter dan ik eerder voor mijn kiezen had gekregen. Maar er moest wel gewerkt worden. De route die ik reed, Ruta 40, lag aan de rand van de Andes en dat betekende toch nog zo'n 1000 hoogtemeters per dag.
Ik bereikte het stadje Zapala. Ik had gehoopt hier geld te kunnen wisselen en boodschappen te kunnen doen; ik had geen Argentijns geld en mijn voorraad voedsel raakte op. Maar Zapala was een uiterst curieuze plaats. Er leek geen centrum te zijn, banken en horeca leken niet te bestaan, bij bedrijven stonden de namen nog op de gevel geschilderd en ik zag een middelgrote levensmiddelenwinkel zonder enige aanduiding aan de buitenkant dat dit een winkel was. Grijsheid en brede, drukke straten. Waar was ik nu beland? Was ik terug in Kazachstan? Oezbekistan? Er was wel iets dat detoneerde met de rest: er stond een joekel van een casino aan de rand van de stad. Dit leek mijn enige kans om geld te wisselen, maar ik deinsde er voor terug om er naar binnen te gaan want ik was sjofel gekleed en rook als een bunzing. Moest ik dit chique etablissement in? Maar ik had geld nodig en dacht: 'Gooien ze me eruit, dan gooien ze me eruit'. Maar ze gooiden me er niet uit. Geld wisselen deden ze ook niet. En dus kon ik niets met Zapala. In een warme namiddagzon reed ik de leegte weer in.
Uiteindelijk nam ik geld op in het dorp Las Lajas, een dorp dat wél de sprong had gemaakt naar deze eeuw. De zwarte markt kon ik vergeten in deze niet-toeristische regio dus moest ik pinnen tegen een ongunstige koers, maar omdat ik iedere nacht buiten lig blijven de uitgaven hoe dan ook beperkt. Ik deed boodschappen en fietste wederom de verlatenheid in die steeds meer leek te veranderen in een woestijn: meer en meer zand, droogstaande rivieren, geen bomen meer en meer kale gebergtes waaraan de ondergaande zon prachtige kleuren ontlokte. Dit was helemaal mijn wereld.
Ik had mijzelf willen trakteren op een rustdag, op mijn verjaardag, maar er lag op dat moment geen dorp op de route. En dus moest ik die dag gewoon werken. Het was bijzonder mooi weer en er lag een vulkaan op mijn pad en het eiste veel van de klimspieren om daar in een niet al te ruime bocht omheen te fietsen. Ik reed door een mooie, kale omgeving met fraaie vergezichten en uiteindelijk was er een afdaling langs een zoutmeer. Ik keek mijn ogen uit in dit schitterende, steeds wijzigende panorama. Hoe stond het inmiddels eigenlijk met mijn Spaans? Ik had mijn grammaticaboek nu twee keer doorgeploegd en het was me duidelijk dat Spaans een eenvoudige taal lijkt, maar als je het goed wilt leren zul je moeten zweten. Want dan blijken er bijvoorbeeld meerdere tegenwoordige en verleden tijden te zijn, en het is verrekte lastig om die uit het hoofd te leren en ook nog correct toe te passen. En dan al die vervoegingen. 'Goed' wordt vertaald met buen, bueno, buenos, buena of buenas, of zelfs bien, als het een bijwoord is. Maar ik kan me inmiddels redden. Spaans lezen is vrij eenvoudig, vragen formuleren lukt aardig, en zolang de antwoorden si of no luiden kan ik de medemens prima verstaan. En anders bedien ik mij van de zinnen 'no entiendo' (ik versta het niet') of 'no comprendo' (ik begrijp het niet).
En zo creëerde ik weer wat liedteksten tijdens het fietsen met behulp van bestaand materiaal:
'Ik ben beertje Colargol,
No entiendo español'
Ook haalde ik Ian Dury & the Blockheads van stal:
'Sex and drugs and rock and roll,
No comprendo español'
Als u snel bent en er nog een beetje aan schaaft kunt u er dit jaar nog een Europese zomerhit mee scoren.
Lange tijd hield hij zich schuil, maar daar was hij weer, midden in de nacht. De storm. Ik moest mijn slaapzak uit om de tent te gaan verstevigen. In de ochtend reed ik met een armzalige snelheid van 6 km/u. Ik stapte af en ging lopend verder, met 5 km/u en maar de helft van de inspanning. Het bleef niet bij die ochtend, het grootste deel van de dag liep ik. 's Avonds zocht ik beschutting in een droge rivierbedding. De temperaturen waren nu perfect, de vorige nacht was het 17 graden geweest en overdag tegen de 30 graden, maar de wind verstoorde het genot. De volgende dag hield de wind aan, maar nu werkte hij in mijn voordeel want ik kreeg hem in de rug. Lang duurde de pret niet want plots.... hield het asfalt op. Dat kon ook nog. Dat was ik vergeten. Gelukkig daalde de weg 20 km lang en had ik er weinig hinder van, maar daarna ging de weg omhoog en kreeg ik de fiets niet meer trappend door die grindbak heen. Ik mocht wederom lopen. 's Avonds zette ik de tent op in mul zand maar de wind nam weer in kracht toe en speelde met de haringen. Ik schoof grote hoeveelheden zand tegen het tentdoek aan totdat ik een verstevigd fort had waar de wind geen vat meer op had. Ik zat veilig deze nacht. Een kwartier later was het windstil.
Er was weer een mijlpaaltje. In de tent wilde ik op de wegenkaart kijken en ik merkte dat ik hem om moest draaien. Na 3,5 maand lag de helft van Chili/Patagonië achter me. Er volgde een periode met goede fietsomstandigheden maar er kwamen signalen dat mijn energie op begon te raken. Dan krijg ik bijvoorbeeld de neiging om met mijn onderarmen op het stuur te gaan liggen. Het werd tijd voor een pauze en die moest ik slim plannen. Ik wist dat ik terug moest naar Chili want ik wilde in de Atacama-woestijn fietsen. Er waren diverse passen door de Andes naar Chili, maar hoe verder ik noordwaarts zou fietsen, hoe hoger en kouder die passen zouden zijn. En dus leek het mij verstandig niet door te fietsen naar de steden San Rafael en Mendoza voordat duidelijk was welke pas ik zou nemen. En dus zou ik in de eerstvolgende plaats van betekenis met een hostel, een supermarkt en een wasserette mijn volgende tussenstop houden. En die plaats heette Malargüe.
Ik moest nog een vlakte doorkruisen, dat was prima te doen, en ik moest nog over een gebergte heen, en dat was wat lastiger. De trend van een steeds warmer wordende omgeving was gekeerd; het werd weer kouder, bewolkter, vochtiger. Met een tent nat van de dauw reed ik 's ochtends bij 5,9 graden Malargüe binnen, een uiterst aantrekkelijk en overzichtelijk plaatsje en ik vond er een hostel waar ik voor weinig geld een slaapzaaltje helemaal voor mezelf had. Op mijn vorige stops was ik vooral bezig geweest met een hoop geregel en zowel in Coyhaique als Puerto Montt was ik niet volledig uitgerust weer vertrokken, maar het lawaai in de hostels en de kosten van de accommodatie hadden me weggejaagd. En dus maak ik nu, na 17 inspannende fietsdagen, van Malargüe mijn kuuroord, opdat ik straks met achteloos gemak de Andes bedwing.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley