Cactus als voorgerecht
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
16 Juni 2015 | Chili, La Serena
De Atacama-woestijn, die naam sprak tot de verbeelding. Nooit eerder fietste ik in een gebied dat de naam woestijn droeg, en nu lag er zo'n gebied op mijn weg naar het noorden. Daar móest ik heen, al was het alleen al om verlost te raken van de kou die me omringde nu het winter werd. In de middag was het meestal aangenaam, maar de nachten en ochtenden konden gemeen koud zijn. De mevrouw van mijn hostel zei dat het -5 graden was geweest 's nachts. Tijd om de tropen op te zoeken. Het probleem was wel dat ik de Andes over moest om in de Chileense Atacama-woestijn te komen. Er waren drie opties: er was een doorgang op 2550 meter hoogte, maar die was ik al gepasseerd, en er waren twee passen die nog voor me lagen, op 3832 en 4779 meter. Na lang dubben schrapte ik die laatste twee mogelijkheden, de kans op extreme kou was simpelweg te groot. Op mijn wegenkaart was de pas op 2550 meter ongeasfalteerd maar deze informatie was achterhaald, er leek inmiddels asfalt te liggen op het gehele traject. Bij de gendarmeria informeerde ik of de pas geopend was, en dit werd bevestigd. En dus koos ik ervoor om 60 km terug te fietsen naar Bardas Blancas, om daar alsnog de afslag naar Chili te nemen. Deze optie had wel een belangrijk nadeel: ik moest nu meer kilometers in Chili rijden dan wanneer ik een noordelijker gelegen pas zou nemen. En op dit stuk Chili was weliswaar een weg noordwaarts, maar dit was een snelweg. Met mijn fiets was ik veroordeeld tot een schier eindeloze reeks zigzagwegen, van noordwest naar noordoost naar noordwest, van kust naar binnenland naar kust. Pas na de stad La Serena, op 17 dagen fietsen, mocht ik de hoofdweg weer op, vanaf daar is die weg geen snelweg meer.
Eerst nam ik voldoende rust om te herstellen. Zes dagen bleef ik in Malargüe, en nog steeds weet ik niet hoe je het uitspreekt. Ik ging eens kijken op de stadscamping en ontmoette de Moldavische Dumitru, een reizende kapper. Financiert zijn reizen door op drukbezochte plaatsen mensen te knippen en wil er serieus werk van gaan maken om zijn concept uit te breiden met een mobiele kapsalon waarmee hij ook clinics wil gaan geven. En ik woonde een voorstelling bij in het plaatselijke planetarium, een verleiding die ik niet kon weerstaan. Ik had niet het gevoel dat mijn conditie er beter op werd gedurende mijn tijd hier. Ik stond steeds fit op maar raakte iedere dag weer vermoeid na de geringste inspanning. Er was iets raars aan de hand. Ik had niet het idee dat dit er beter op zou worden als ik nog langer bleef dus hoopte ik deze tendens te doorbreken door gewoon weer te gaan fietsen.
En dus vertrok ik. Ik kende een soepele start en had niet veel moeite met de heuvel van 500 meter hoog die ik nu voor een tweede keer overstak. Na een lange afdaling stond ik weer bij de kruising in Bardas Blancas, en ging nu westwaarts naar Chili. Ik reed door een mooi dal langs een rivier. De zon scheen en ik had wind mee. Ik trof borden met 'Fin pavimento', einde asfalt, maar het waren borden die nog niet opgeruimd waren, alles was kort daarvoor geasfalteerd. Voor het eerst in bijna 4 maanden overtrof ik de 100 km als dagafstand, en dat terwijl er ook ruim 1000 hoogtemeters op de teller stonden. Het leek net alsof ik meteen weer de oude was, maar de wind in mijn rug verbloemde veel. In een vallei met een laagje ijs op kleine waterstroompjes en bevroren watervalletjes zette ik mijn tent op, twee km voor de douane. Zonder ronkende kamergenoten om me heen sliep ik een gat in de volgende dag, half elf werd ik wakker. Rond het middaguur passeerde ik de douane en daarna werd ik onaangenaam verrast: er was toch nog een ongeasfalteerd deel, en dat terwijl ik nog 1000 meter omhoog moest. En toen werd duidelijk hoe ik er echt voor stond. Ik was niets waard. Ik had de kracht niet om dit te doen, mijn spieren en gewrichten lieten het afweten. Ik zette de tocht lopend voort en haakte vroegtijdig af. Drieënhalf uur had ik me voortbewogen en daarmee hield het op, twee uur voordat het donker zou worden. Ik zette mijn tent op en ging liggen. De derde nacht tussen twee douaneposten sinds mijn entree in Zuid-Amerika, maar ze liggen dan ook vaak verrekte ver uiteen.
De volgende dag bracht me wind en zware bewolking. Ik dwong mezelf om te fietsen. Iedere 10 meter omhoog waren er weer 10. Ik had 50 keer zo'n stukje nodig, dan zou ik boven zijn. In een pauze kwam een Frans gezin me tegemoet gefietst. Fietsers, dat was lang geleden. Een peuter reisde mee in een aanhangwagentje, een meisje van circa 8 jaar fietste op haar eigen fietsje. Ze reisden ook globaal noordwaarts maar slalomden net even anders langs de Argentijns-Chileense grens dan ik. Ook zij waren dol geworden van de Chileense regen en hadden de bus genomen tot aan het einde van de regenzone. Na een tocht langs de kust gingen ze nu Argentinië in. Ze konden me vertellen dat ik nog maar een klein stukje gravel voor me had en dat de top van de pas niet ver meer was. De peuter zette het op een huilen en maakte een eind aan de conversatie; het gezin ging een plek zoeken voor een lunch. Terwijl ik het asfalt betrad en op weg ging naar de top vroeg ik me af hoe ze het flikten deze onderneming in stand te houden, fietsend als gezin op de soms gevaarlijke wegen, in sterke wind op hoge passen, wildkamperend in prikkeldraadland.
En daar was de top. De officiële grens. Einde derde en laatste bezoek aan Argentinië. Het was steenkoud en ik pakte me in voor de afdaling. Ik reed een fantastische wereld binnen, ik zat op kilometers hoogte en had een geweldig zicht op de wereld voor me met overal bergen om me heen, wegen ver beneden en voor me evenals een woestijnachtige vlakte waar een meanderende rivier doorheen liep op weg naar een meer. Ach ja, dat is waar, een meer, en ik was weer in Chili, en dat betekende dat ik weer een achtbaanrit te verduren kreeg. Honderd meter op, honderd meter neer, en nog een keer, en nog een keer. En toch genoot ik, want het was zo adembenemend mooi hier, ook al vroren er hier en daar bijna delen van mijn lijf af. En toen was er dan eindelijk de Chileense douane en daarna mocht ik de lang uitgestelde afdaling gaan maken. De wind nam in kracht toe en ik probeerde bij de invallende schemering een beschutte plek te vinden tussen weg en rivier maar slaagde hier nauwelijks in. Om me te herinneren aan het feit dat ik weer in Chili was, aan de andere kant van de Andes, begon het te regenen. Ik vreesde dat ik de ellende die ik destijds achter me had gelaten door Chili te verlaten nu in volle hevigheid weer op mijn kop zou krijgen, maar sinds die nacht is er tot op heden geen druppel meer uit de hemel gevallen.
Ik reed de bergen uit. Het fietsen ging langzaam beter en het hielp dat de omstandigheden milder werden. Er kwam meer en meer bewoning, ik kwam door dorpen, reed langs akkers maar dit maakte het wildkamperen er niet eenvoudiger op. Mijn eerste volledige dag in Chili eindigde op een stuk gras, vier meter groen tussen een hek en een drukke provinciale weg. Het was de beste plek die ik hier kon vinden en één van de slechtste plekken ooit. 's Nachts kreeg ik visite. Felle lampen op mijn tent. Politie. Of ik de tent even wilde openen en mijn papieren wilde laten zien. Een simpele controle, maar ik ging voortaan toch meer mijn best doen om wat meer uit het zicht te blijven. In de ochtend maakte ik kennis met een volkomen nieuw weertype op mijn reis. Dikke, drijfnatte mist. En omdat de zon hier niet doorheen kwam bleef het lang koud. Het zou niet lang duren voor ik zou ervaren dat deze mist geen incident is in deze regio.
U heeft mij in Australië geregeld horen mekkeren over het hinderlijke prikkeldraad aan beide zijden van de weg maar ik erkende dat de aanwezigheid ervan behoorlijk scheelde in de hoeveelheid dode dieren op en langs de weg. Ook hier is de natuur volledig dichtgetimmerd. Bijna al het groen zit achter slot en grendel. En ook hier heb ik gezien wat er gebeurt als er een kleine uitzondering gemaakt wordt, als er een klein stukje prikkeldraad ontbreekt. Op die plek ontstaan namelijk een vuilnishoop. Of een openbaar toilet, met overal rondwapperend gebruikt wc-papier. Later zou ik nog leren dat Chili een fors probleem heeft op dit gebied.
Ik zag de eerste cactussen op mijn route. En al begonnen mijn dagen met mist en kou, in de middagen was er altijd zon. De vreemde lichamelijke klachten in spieren en gewrichten waren verdwenen, ik was inmiddels zo sterk als een paard. Ook de pijn in mijn knieën door het lage frame waren verdwenen na de aanpassing van de hoogte van het zadel. Ik reed door boomgaarden en door gebieden die geschikt gemaakt werden om boomgaarden aan te leggen door bossen te rooien. Het was precies wat ik drie jaar eerder in Zuid-Frankrijk had gezien. Fietsen was zo onderhand ook net als fietsen in Frankrijk geworden. Ik had dit traject vooraf beschouwd als een saaie overgang van de Argentijnse vlakte naar de Chileense woestijn, maar feitelijk was dit het onbekommerde touren waar ik behoefte aan had gehad voordat ik afreisde naar Zuid-Amerika. Fietsen werd een erg aangename bezigheid, het was geen gevecht meer. De gewoontes veranderden. Ik kon geen drinkbaar water meer vinden in de natuur, rivieren stonden droog of waren vervuild, meren waren vaak onbereikbaar. En dus kocht ik weer tonnetjes water in dorpswinkels. En dan ook maar direct vers brood. Ik hoefde me niet meer voor lange periodes te bevoorraden, iedere dag kon ik boodschappen doen. Ik bereikte de zee. Ik reed langs vakantiehuisjes, campings, restaurants. Ik zag de eerste palmbomen op mijn route. Ik sliep een nacht op een gesloten camping, ik mocht er gratis overnachten van de eigenaar.
Maar zoals vermeld ging mijn weg niet recht naar het noorden maar moest ik zigzaggen. En dus verliet ik de kust en begon aan een zware klim landinwaarts. Dat zou lange tijd zo blijven, 300 hoogtemeters landinwaarts en 300 hoogtemeters dalen naar de kust. De weg voerde door bossen en langs meren. Mist en kou in de ochtend, zon in de middag. Dit was niet meer het Chili van mijn vorige bezoek met zijn boerderijen en honden, hier was meer natuur, meer stilte. En meerdere avonden op rij zwijnde ik enorm als het om het vinden van een slaapplaats ging, want steeds stond er bij zonsondergang net ergens een hek open of ontbrak er een stuk prikkeldraad en stond ik op de meest schitterende plekken, in een stuk landschap dat recht uit een western leek te komen met rotsen in een woestijnkleurig decor, op een klif hoog boven zee of in een mooi herfstbos. Zolang ik de hoeken waar het vuil gestort was vermeed had ik ideale kampeerstekken.
En dan nu een geografisch intermezzo. Ik mag graag op de wereldkaart kijken om te zien welke andere delen van de wereld op dezelfde lengte- of breedtegraad liggen als de plek waar ik mij bevind. Ik ontdekte dat ik nu, na vier maanden noordwaarts reizen, éindelijk op de breedtegraad ben aangekomen waar aan de andere kant van de wereld Afrika begint. Zó enorm veel langgerekter is Zuid-Amerika dus. Is dat niet boeiend? Ja hè?
Terzake nu. Vuilnis. Ik zag vuilnisbakken langs de weg zonder bodem. Ik zag vuilnisbakken die bijna volledig begraven waren onder het afval. Chili was zo schoon in het zuiden, maar hier was iets grondig mis. Als mensen uit wanhoop hun huisvuil weg gaan brengen naar een plek in de natuur of naar een vuilnisbak langs de weg dan schort er iets aan het ophaalsysteem. Is het misschien een idee om in plaats van het uitgeven van miljoenen aan het hermetisch afsluiten van iedere kubieke meter natuur het budget voor de vuilophaaldiensten wat te vergroten? Of ben ik nu naïef?
Ik naderde de met elkaar vergroeide steden Valparaiso en Viña del Mar. Ik moest daar deels door en deels langs en dat kon alleen via een zandpad over een heuvel, want verder was er slechts een snelweg. En langs dat zandpad zag ik het toppunt van alle vervuiling hier. Links en rechts lag tot aan de top van de heuvel over een lengte van vier km één lange sliert afval, voornamelijk grof vuil dus de stank van rottend voedsel bleef me bespaard. Het was al in de namiddag en ik dreigde midden in het stedelijk gebied te stranden dus moest ik op deze heuvel overnachten. Het geluk was weer met me. Er was een plateau waar auto's niet konden komen en dus had ik een schone ruime vlakte tot mijn beschikking met zicht op de wijde omgeving. De volgende ochtend reed ik de buitenwijken van Valparaiso in en werd aangesproken door de politie. Deze wijk was gevaarlijk, zeiden ze. Ze konden me wel naar de doorgaande weg loodsen en dus reed ik achter ze aan en keek om me heen naar de tamme wijk waar mensen op een bus wachtten of met een brood de bakker verlieten. Toen ik op de doorgaande weg zat werd het een stuk gevaarlijker. Ik mengde me in de verkeerschaos en trapte geconcentreerd door, net zolang totdat ik de boulevard bereikte van Viña del Mar en even uithijgde. En toen maakte ik de klus af en verruilde dit stedelijk gebied weer voor bos, berg en provinciale weg. Drie waterzakken had ik meegenomen voor een jaar Zuid-Amerika en de derde begaf het, vanaf nu moest ik me behelpen met wat er hier voorradig is, maar er is een vrij grote variatie aan grote petflessen. Aan de aanschaf van petflessen was ik sowieso wel toe want ik ging weer cola op het menu zetten. Ten eerste zijn de temperaturen zodanig dat ik weer dorst heb en ten tweede wordt er veel van me gevraagd: soms staat er plots doodleuk een klimmetje van een kleine 1000 hoogtemeters op het programma. En misschien weet u nog dat cola bij mij werkt als doping. Eén zo'n forse klim werd abrupt gestaakt. Ik hoefde niet verder te klimmen, ik stond voor een tunnel. Onverlicht, één rijbaan, klein stoepje en buiten een verkeerslicht dat natuurlijk geen rekening hield met het tempo van een fietser. En dus moest ik mijn eigen plan trekken. Lamp op mijn hoofd, fluorescerende jas aan, achter het verkeer aanfietsen en zodra de horde tegenliggers op me afkwam het stoepje op en mezelf en fiets tegen de muur plakken. Het was allemaal nog te doen. Maar de volgende tunnel was een grotere uitdaging. Geen asfalt meer maar gravel, zand en gaten in de weg. En dus ook geen stoepje. Geen verkeerslichten. Zoek het maar uit. Maar eigenlijk is alleen de eerste eng, de volgende gaat al vrij geroutineerd. Auto's kunnen ook niet hard rijden door zo'n tunnel dus rijden ze behoedzaam langs je als je even afgestapt bent en half in een nis bent gedoken. Maar die routine kwam later, na die eerste enge tunnel reed ik een half uur voor de schemering een compleet nieuwe wereld binnen. Overal cactussen, het asfalt kwam niet meer terug en overal lagen boerderijen in de woestijnachtige vallei waar ik plots in reed. Het was alsof ik in een volkomen ander land reed. Met moeite vond ik twee vierkante meters vlakke grond achter een wal langs de weg. Ik was niet de eerste die dit stukje land ontdekte, dit was weer zo'n openbaar toilet. Ik begon het beeld van die verspreide strontpapiertjes echt te haten, maar ik kon nu niet meer kieskeurig zijn. Gelukkig lag er een dikke laag zand en kon ik met een paar grote voetbewegingen het gebiedje schoonvegen. Wel hield ik toen de tent stond een grondige schoeninspectie en waste mijn handen even zo grondig. Aan keutels van wild en vee ben ik gewend, mensenpoep went nooit.
De volgende dag reed ik het bewoonde gebied uit. Het asfalt kwam voorlopig niet terug en ik moest aan een nieuwe klim beginnen en dat maakte het er allemaal niet eenvoudiger op. Het werd nog heet ook en ik had eigenlijk helemaal niet zoveel water meer. Gelukkig was er een dorp. Met cola. En dus maakte het allemaal niet meer uit. Moeiteloos reed ik verder tot ik na 42 km weer asfalt onder mijn wielen had. De volgende dag werd de woestijnervaring verder vervolmaakt. Of moet ik zeggen: prairie-ervaring? Overal cactussen, een vervallen spoorlijn. De mist was er al een paar dagen niet meer. De temperatuur ging naar de dertig graden. Chili werd steeds interessanter. Iedere dag maakte ik meer dan 1000 hoogtemeters, maar dat deden mijn benen met gemak. En met wat doping. Het is nauwelijks voor te stellen dat deze krachtige poten, deze spierbundels dezelfde exemplaren zijn als die slappe beentjes van tien dagen terug. Ooit moet dat persoonlijk record van 2202 hoogtemeters op één dag, neergezet in China, kapot. Geef mij een berg die hoog genoeg is en een dag die lang genoeg is en ik doe het. Nog eenmaal stond ik op een mooie plek, op een plateau in de bergen. Ik zat in mijn eigen outdoorfolder, met mijn tent op een stenige ondergrond en mijn fiets ernaast in een geweldige weidse setting. Eigenlijk moest ik nu nog buiten in dure, felgekleurde outdoorkleding een maaltijd gaan prepareren op een brander om het plaatje te vervolmaken, maar daar doe ik niet aan en dus at ik binnen in mijn tent in een metalshirt een paar broodjes.
En toen was het uit met de pret. Ik reed cactusland uit en boomgaardwereld binnen. Drukker verkeer, meer en meer dorpen, meer en meer plastic zakken en petflessen in de berm. Ik naderde mijn stop La Serena en de laatste volle dag reed ik nergens meer in de natuur. Ik had mijn eerste lekke band en moest ook mijn remmen bijstellen. Ik sliep op een te koop staande akker en reed de volgende ochtend de stad binnen.
Geen sloppenwijken hier, dit is een aangenaam, net plaatsje met pleinen, standbeelden en veel groen zonder prikkeldraad eromheen en ook zonder petflessen en wc-papier. Misschien is alles zo schoon omdat deze dagen in deze stad drie wedstrijden worden gespeeld om de Copa America, het Zuid-Amerikaanse equivalent van het EK Voetbal. Ik heb weer 17 dagen op rij gefietst, die lange periodes zijn langzaamaan een gewoonte geworden. Ik had niet eens veel behoefte aan een stop, maar mijn kleding is vuil en de batterijen van mijn telefoon zijn leeg. En nu ik hier vier dagen zit wil ik niet meer weg. Als je eenmaal in een hostel zit is het zo'n immens genot om na 2,5 week buiten leven weer een kamer met snel internet en een keuken tot je beschikking te hebben. Er is hier zelfs een ruimte waar ik mijn tent kan behandelen tegen lekkages. Op dit continent heb ik er al weer (exact) 100 nachten in gelegen en ik heb het gevoel dat hij nog wel even mee kan.
Ondanks dat ik met de vele cactussen reeds een voorproefje heb gehad is het een onwerkelijk idee dat ik, met die voetbal- en verkeersdrukte om me heen, straks de droogste woestijn ter wereld in ga rijden, met een lijstje met punten waar water te vinden is, net als ooit in Kazachstan. Eén ding zal ik moeten accepteren: in tegenstelling tot mijn ideeën in Argentinië ga ik helemaal niet van de kou verlost raken zolang ik het binnenland (waar de temperatuur 's nachts fors daalt) verkies om in te fietsen, en zolang ik de hoogvlakte van Bolivia op de verlanglijst heb staan. En dus ga ik nog even op jacht naar warme kleding. Doodvriezen in de woestijn zou zo'n lullig einde zijn, vindt u ook niet?
-
16 Juni 2015 - 16:52
Erwin:
Prachtige tekst " Ik zat in mijn eigen outdoor folder" geweldig gevonden.
-
16 Juni 2015 - 17:14
Erik :
Prachtig verslag weer, Ries. Cheers!
Wat doe jij eigenlijk zelf met je gebruikte strontpapiertjes? Doe je ze recyclen of bewaar je ze tot de eerst volgende vuilnisbak?
Hahaha Doodvriezen in de woestijn....tja...dat zou wel raar zijn; alleen verdrinken in de woestijn zou nog raarder zijn, denk ik.
groetjes en succes,
Erik -
16 Juni 2015 - 18:51
Richard Van Dijke:
Erik, die gaan in een lege verpakking (bv. blikje) => afvalzak => eerstvolgende vuilnisbak.
Prettige maaltijd verder. -
17 Juni 2015 - 20:27
Rob:
Wauw, wat een reis.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley