Een glaasje cora bij de Atkoeda-stam
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
07 Juli 2016 | Tajikistan, Doesjanbe
Hoe ging ik eigenlijk aan Tadzjieks geld komen? Er zouden vast geen banken zijn in het lege noordoosten van Tadzjikistan. Zou er uberhaupt iets te koop zijn? Maar geld ging hoe dan ook geen probleem zijn want ik trof een Nederlander die met een dik pak Tadzjiekse somoni's was blijven zitten (ik vind 'some money' overigens een fantastische naam voor een nationale munt) en tegen een gunstige koers hielp ik hem er van af. Ik was bezig met mijn laatste dagen in Kirgizië en het zuiden van dit land verschilde duidelijk van het noorden. Het leek er dichter bevolkt, minder natuurrijk. Vreemd genoeg droogden de restaurants ook op en werden de maaltijden kariger. Ik had goed gegeten op mijn weg van Astana naar hier maar wat ik op mijn eerste fietsdag vanaf Dzjalal-Abad voorgeschoteld kreeg toen ik na vijven eindelijk aan de lunch kon beginnen was typerend voor wat er in de weken erna zou volgen. Er was alleen soep en ik kreeg een kom bouillon met een bot waaraan wat resten rubber zaten en waarin verder een stuk aardappel en een stuk wortel ronddreven. Het was een hele stap terug na de lagman, manti en borsj (bietensoep) van de voorbije weken. Ik koerste al vrij snel af op de grote stad Osj maar ik had zo mijn bedenkingen. Er was een alternatieve route zuidwaarts, via Osj rijden betekende zelfs een omweg al was het wel een geasfalteerde omweg, en ik vond de mensen een beetje druk worden. Dat was ik niet van ze gewend. Misschien waren ze aangestoken door de Oezbeken, Osj ligt pal aan de grens. Oezbeken zijn immers een notoir druk volkje. Elders was ik ook al gewaarschuwd voor deze regio: 'Hoe dichter bij Osj, hoe rotter de borsj'. En dus sloeg ik af en nam een stuiterroute door de bergen. Het was warm en het ging hard met de vochtvoorraad. Ik kocht ruim in toen ik de kans kreeg en in plaats van geschreeuw en middelvingers kwam er hier weer voedsel op me af toen ik de winkel uitliep; een familie gaf me een tas met brood, fruit en chocoladekoekjes. Het weer sloeg om en aan het eind van de dag vocht ik mij in de stromende regen een weg omhoog door een dorp dat nooit leek te eindigen. Een man smeekte me bijna om in zijn huis te overnachten, maar u kent me, ik ben nogal gesteld op mijn isolement en worstelde door tot ik de beschaving uit was. Van vochttekort was geen sprake meer; in één van mijn Ortlieb-tassen, die ik vanaf nu Ortlieb-sponzen zal noemen, trof ik zelfs in mijn toilettas natte tubes tandpasta en zinkzalf aan. Ik was blij met de zonnige ochtend die erop volgde en ook met het bereiken van het dorp Gulcha dat weer aan de hoofdweg lag, de weg binnendoor was voltooid en het asfalt keerde terug. Gulcha is ook nog eens het dorp dat het volledige budget voor vuilnisbakken in Kirgizië toegewezen heeft gekregen, op iedere 15 meter vind je er één, aan beide kanten van de weg, en daarom was ik blij dat het op mijn route lag, al vulde ik slechts één vuilnisbak. Aan het eind van die dag zou ik weer in een dorp stranden omdat er een spaak brak en er weer regen dreigde. Om niet tussen mens en dier te slapen liep ik een heuvel op maar ik werkte als een magneet op de kinderen van het dorp die in een sliert achter me aan liepen. Maar ze waren erg behulpzaam en zeiden 'Goodbye' toen ik me geïnstalleerd had. In de ochtend hielpen ze mijn fiets weer over een slootje door een brug van palen te maken en zo kon ik weer de weg op. De weg was nogal vies. Er ligt hier prachtig asfalt en je kan hier in theorie snel rijden, maar dit blijft Fecaliënland. Eens in het half uur tref je over de hele breedte van de weg een kudde aan die geen enkele terughoudendheid toont in het verspreiden van vloeibaar en vast afval. Buiten de grote kuddes schapen en geiten zie je ook overal koeien, paarden en ezels. Met die laatste categorie heb ik wat moeite. Ik weet nooit zo goed wat ik tegen ze moet zeggen. Schapen en geiten da's simpel, dat is 'bèèh' resp. 'mèèh'. Maar ezels? Ik heb wel eens geprobeerd te balken maar dat was genant. En dus roep ik dan maar 'Ezeltje strek je!', en tot dusver kom ik er mee weg.
En toen was er de klim naar Sary Tash, die tot de verbeelding sprekende buitenpost in Zuid-Kirgizië. Ik haalde het niet voor het einde van de dag want door een wederom dreigende donderbui werd ik gedwongen mijn tent op te zetten in een haarspeldbocht. Ik was net op tijd binnen, oordeelde toen dat het vanwege de rukwinden verstandig was om ook de scheerlijnen te spannen en regende alsnog drijfnat. De volgende dag lag Sary Tash dan toch voor me, met die fascinerende kruising. Links China, de weg naar die andere tot de verbeelding sprekende buitenpost Kashgar, en rechts Tadzjikistan. Mocht ik ooit het in 2013 overgeslagen traject Bishkek-Xining alsnog dicht willen rijden dan mag ik vanaf nu in Sary Tash starten. Sary Tash heeft nauwelijks voorzieningen maar nauwelijks is veel in deze regio. Ik vond er een eethuisje en een winkel. Het eethuisje vergeet ik niet snel. Er was soep en manti. Ik was een beetje uitgekeken op de soep met bot dus nam ik manti. Iedereen dronk er thee maar nergens zag ik suiker en van thee zonder suiker kan mijn maag nogal furieus worden en dat heeft gevolgen voor het aanzien van tapijt, behang en disgenoten. En dus nam ik koffie bij de maaltijd. In koffie wil ik dan weer absoluut geen suiker maar dat vergat ik te melden en dat heb ik geweten. Ik kreeg de smerigste bak koffie ooit. De bereiding was alsvolgt:
1. Giet heet water in een mok. Niet teveel, er moet nog iets bij.
2. Voeg een halve theelepel oploskoffie toe.
3. Begin nu met roeren en voeg net zolang suiker toe totdat deze niet meer oplost.
4. Voeg twee klontjes suiker toe en serveren maar!
Ik trok een heel vies gezicht, schoof de koffie weg en bestelde een fles cola. De manti, deegflapjes gevuld met vlees en groente, was redelijk maar ik vroeg me wel af waarom vlees zo zelden meer iets anders was dan rubber. In de winkel maakte ik mijn laatste Kirgizische munten op en nam de rechterafslag. Misschien neem ik ooit nog die linkerafslag naar China, maar deze keer staat Tadzjikistan op het programma. Spoedig volgde een tweede splitsing: links de Pamir Highway, rechts de directe weg naar Dushanbe. Ik sloeg linksaf. En ik reed de leegte in. Links steppe, rechts steppe en voor me dat imponerende gebergte met die angstaanjagende bewolking die er boven hing. Aan één ding zou ik moeten wennen als ik dit traject wilde rijden: ik zou de kuddes boerderijdieren achter me laten, maar ik zou nu zelf een kuddedier worden. Het is zomer en de Pamir Highway is buiten Europa zo'n beetje dé zomerhit voor fietsers (de Nederlandse overheid blijft overigens stug adviseren hier alleen in noodzakelijke gevallen heen te reizen). Wat ik niet wist was dat ik, conform mijn karakter, precies tegen de stroom in fietste: vrijwel iedereen rijdt deze route van Dushanbe naar Osh. Nog voor ik de bergen bereikte trof ik het eerste kwartet fietsers. Ze verzekerden me dat ik die grijze en zwarte bewolking gewoon kon negeren, mooi weer overheerste op de hoogvlakte waar ik naartoe ging. Er waren nog wat laatste yurts, er was een grenspost en daarna was de wereld van mij. Oh, en van de krijsende bergmarmotten. Wonderlijke beesten, soms zo groot als vossen en hun gekrijs deed denken aan een badmeesterfluitje. Ik hoopte toen ik mijn tent opzette dat ze zelf iets hadden om aan te knagen, en gelukkig trof ik de volgende ochtend mijn uitrusting in ongewijzigde (niet te verwarren met onberispelijke) staat aan. Ik klom naar 4282 meter, naar een Sovjet-attribuut waarop 'Tadzjikistan' stond. Een nieuw land in mijn reeks, en ik realiseerde me dat dit het eerste land is dit jaar waar ik nog nooit geweest ben, het eerste sinds Ecuador. Het was dus zo onderhand wel eens tijd voor wat nieuws.
Ik passeerde de grenspost en reed een wasbordpiste op, de woestijn in. Dat had ik niet verwacht, dat ik op deze hoogte een woestijn in zou rijden. Eén met besneeuwde bergen op de achtergrond, onder een mooie blauwe hemel, met links van me een soort ijzeren gordijn dat zich tot de horizon uitstrekte. Misschien was dat nodig om Chinezen buiten te houden. De piste werd een acceptabele weg en de rit uiterst aantrekkelijk, met een erg mooie, lichte afdaling naar het Karakul-meer. Ik heb sommigen horen beweren dat deze omgeving op een maanlandschap lijkt, maar ik kan u verzekeren dat personen die dit zeggen zelf nog nooit op de maan gefietst hebben. Voor de laatste keer moest ik vervroegd stoppen vanwege klimatologische dreiging en toen ik in mijn tent lag volgde er een onaangename gewaarwording. Tadzjikistan hanteerde een andere tijd. Het was een uur vroeger. Voor dit moment was dat niet zo'n probleem, maar ik vreesde direct de ochtenden. Tadzjieken blijken even krankzinnig te zijn als West-Australiërs en laten de dag bij voorkeur voor vieren beginnen. Natuurlijk kan ik dat pogen te negeren, kan ik er mijn eigen dagindeling op nahouden en zonsopgang 7 uur noemen, maar dan kan ik het niet laten om te denken: 'En hoe laat is het echt?'. Werkt niet. En dus constateerde ik de volgende ochtend om 3.53 uur dat het licht werd en vocht een paar uur door om het licht te negeren en nog wat slaap te krijgen. Mijn oogmasker was daarbij weliswaar handig maar iedere minimale hoofdbeweging resulteerde toch steeds in een kier licht. Karakul is een typisch woestijndorp met, op enkele 'homestays' na (verblijf in huiselijke sfeer), voorzieningen die je met een vergrootglas moet zoeken. Mijn vergrootglas lag nog thuis en ik oordeelde dat mijn tassen nog voldoende gevuld waren en dat ik onderweg nog wel water zou treffen hier en daar en dus reed ik door. Uiteindelijk zou ik vier dagen niets uitgeven, er víel verder gewoon niets uit te geven. En toen werd ik geconfronteerd met het nadeel van mijn reisrichting: er stond een sterke wind en daar zou ik dagenlang tegen moeten gaan vechten. Waar ik ook tegen vocht was de hoogte, de grootste piek van de Pamir Highway lag nu voor me, op 4655 meter. Ik moest vlak voor deze piek op ca. 4300 meter halthouden vanwege een opkomende hoofdpijn. Die nacht zou ik ook moeite hebben om echt in slaap te vallen, steeds werd ik naar adem happend wakker. In de ochtend voltooide ik het laatste deel van de klim. Op dit stuk trof ik de Nederlander Bart-Jan aan die vanaf Istanbul was komen lopen. Hij had 7000 km achter de rug en was nu op weg naar Kirgizië en China. De ontmoeting met hem was een welkome afwisseling op de ontmoetingen met fietsers en motorrijders, we hebben een minuut of 40 staan praten. Na het laatste zware stuk waarop ik iedere 15 hoogtemeters uithijgde stond ik dan op de (weinig spectaculaire) pas. De afdaling was bijzonder mooi door de kleuren van het gebergte links van me. Vlak voor de beoogde pleisterplaats Murghab zette ik nog één keer mijn tent op en de volgende ochtend lag het dorp na het nemen van een bocht direct voor me. Ik zag enkele verspreid staande huizen en vreesde dat een verblijf hier erg Spartaans zou worden, maar toen ik verder reed begon het wat meer op een dorp te lijken en kreeg ik hoop. Ik trof er Jenny, een Britse fietsster die ik eerder in Kazachstan had ontmoet. Ze stond langs de weg met een blikje Sprite en dat soort dingen vind ik mooi. Wie haar blikje Sprite, spreidt gezelligheid. Ze verbleef in een guesthouse en vertelde dat ze een emmer koud water had gekregen als douche, een toastje als ontbijt en dat hier nergens wifi is. Ik zette mijn zinnen op het beste hotel hier en trof er op de parkeerplaats twee Nederlandse motorrijders, Wilco en Milko, die op weg waren naar Japan. Ik heb er lang staan praten, het was prettig om (opnieuw) een goed gesprek te hebben. Ondertussen was me ook duidelijk dat dit hotel weinig meer te bieden had dan het guesthouse: een maaltijd, een bed en in de avonduren wat stroom. Dat had mijn tent ook. Daar ging ik geen 20 dollar voor neerleggen. Ik moest nog even doorbijten, dit ging 'm niet worden, ik moest nog vijf dagen doortrappen naar Khoroeg. Daar zouden alle gewenste voorzieningen aanwezig zijn. Ik reed naar de bazaar, een verzameling ingerichte containers op een gravelterrein die niet bepaald de sprookjesachtige, oriëntaalse belevenis vormden die ik voor ogen had, dronk er koffie en at er lagman in een klein restaurant en scharrelde op diverse plekken voedsel en limonade bijeen voor het traject dat voor me lag.
De omgeving was niet zo spectaculair meer toen ik eenmaal weer onderweg was, maar de koffie en de ontmoetingen hadden me goed gedaan. Ze gaven me een goed gevoel, wakkerden de reiskoorts weer aan en zorgden voor nieuwe plannen en nieuwe inzichten. Aan het eind van de volgende dag passeerde ik het dorp Alichur en kwam ik terecht in een mooi duinlandschap waar ik kampeerde en de volgende dag in de stralende zon opstond met een grote behoefte om naar het strand te gaan. Er was echter geen strand en er moest gewerkt worden. Ik fietste langs meren, door de woestijn en er volgde weer een klim. Ik passeerde de afslag naar de Wakhan-vallei. De Pamir Highway is een fietshype en de Wakhan-vallei is een hypeje binnen de hype. Of liever gezegd buiten de hype want voor de vallei moet de Pamir Highway tijdelijk verlaten worden. Iemand is daarmee begonnen en vrijwel iedereen hobbelt daar nu achteraan. Het is opvallend hoe graag iedereen hetzelfde doet als de rest. Zelfde route, zelfde richting, zelfde slaapplaatsen. Veel mensen vragen me waar ik geslapen heb en tweemaal wilde men graag een nadere specificering van 'ergens langs de weg'; dan konden zij daar ook gaan liggen. Ik hield de Pamir Highway aan omdat deze mij meer aansprak en ik kreeg een paar rustige dagen qua aantallen fietscollega's. Geen makkelijke dagen, want de klim over slecht terrein tegen de wind in was zwaar en bestond uit twee pieken, en de afdaling had belangrijke gevolgen: dit was het einde van de hoogvlakte, van de leegte, van het isolement. Ik daalde met een rivier mee, een imposante stroom die de optelsom was van al die stroompjes die ik door de weilanden had zien lopen. Er kwamen dorpen op de route. Kinderen die 'Hello' riepen. Winkeltjes. De dorpen werden steeds langer totdat het een ononderbroken sliert bewoning was. Ik was hier eigenlijk niet op voorbereid. Ik was pas halverwege de Pamir Highway. Was de rest van het traject bewoond? Ik was het liefst weer omgedraaid. Maar er waren ook voordelen. Ik was afgedaald naar 2600m hoogte en sliep eindelijk weer eens goed. En er waren nog steeds mooie stukken; zo was er een kloof die me aan China deed denken, met een groene rivier en bergen links en rechts die ruim 1500 meter boven me uitstaken. Ik bereikte Khoroeg. Ik had al tegen de stroom ingefietst, alle accommodatie laten liggen en de Wakhan-vallei genegeerd, en oordeelde dat een klein beetje kuddegedrag nu wel gelegen kwam en nam een kamer in de Pamir Lodge, waar iedere Pamir-reiziger verblijft. Het was een authentieke kamer, met een verhoging met kleden en dunne matrasjes. Slapen op de grond. Eén ding beviel me daaraan wel: alle ruimte naast je is 'nachtkastje'. Slapen schoot er echter een beetje bij in, en ik haalde uiteindelijk alsnog mijn slaapmat en -zak tevoorschijn om, toen het eerste licht door het raam viel, nog wat mee te pikken. Misschien was acht mokken koffie bij aankomst ook wat veel, eerlijk gezegd.
Ik gebruikte dit verblijf onder andere voor wat fietsonderhoud. Ik ging het redden met mijn tweedehandsband uit Bishkek, dat was duidelijk, maar mijn Shimano derailleurwieltjes hadden nogal wat speling. Ik kon er niet veel meer aan doen dan reinigen en er het beste van hopen. Ik blikte eens vooruit op de route.... Shimano, dat zullen ze in Japan toch ook wel kennen? Ik sprak nog wat reizigers. Veel fietsers doen alleen Dushanbe-Osh en gaan dan weer naar huis. De langeafstandfietsers komen bijna allemaal via Iran. Opvallend veel van hen hebben geen Turkmeens visum kunnen krijgen en moesten omkeren of vliegen.
Ik wilde weer eens goed eten in een restaurant maar Tadzjikistan valt gewoon tegen op dat vlak en ik deed maar weer eens een graai uit de tas. Het werd een blik tomaten die al sinds Alma-Ata in mijn bezit was. In mijn authentieke onderkomen opende ik het lipje en toen was er een luide knal. Vervolgens bruiste de inhoud naar buiten, over mijn hand, in een bord onder het blik en een klein beetje over het tapijt. Ik realiseerde me dat ik geluk had gehad. Het had ook tegen het plafond kunnen zitten. Of stel je voor dat ik het in mijn tent geopend had. Boven mijn slaapzak. Met nergens een kraan in de buurt...
Ik hield mijn verblijf kort, ik wist niet zo goed wat ik er moest doen. Uit sommige plaatsen ben ik niet weg te slaan, andere plaatsen hebben het gewoon niet. En dus stapte ik weer op de fiets. Ik reed het dorp uit, de bocht om en... daar was het. Eén van de meest intrigerende aspecten van deze rit. Daar, aan de overkant van de rivier, lag Afghanistan. 235 km zou ik langs die rivier rijden en evenzoveel kms zou ik zicht hebben op Afghanistan. Erg veel zou er niet te zien zijn want dit was een vallei en dus was Afghanistan een bergwand. Een wand met een weg, soms wat bomen, wat lemen huizen, een tuin, wat vee. Maar het was vooral de gedachte. Dit land spreekt tot de verbeelding, net als Noord-Korea, of Irak. Schier onbereisbare landen. En nu mocht ik even door het raam kijken bij één van hen, voor een paar dagen. Er veranderden wat zaken. Na een week was ik verlost van de stevige tegenwind. En ik kwam in de wereld van de namaak. Ik had nog nooit gehoord van het Amerikaanse RC Cola, maar in Tadzjikistan is het populair. Maar ik vond ook RS Cora (nog best te doen). En ik zag een fles Sprite waarop eigenlijk Strike bleek te staan. Ik probeerde het en gruwde. Het was aspartaamwater met een heel goedkoop smaakstofje en voor de vorm wat bubbels die vervlogen bij het inschenken van de eerste mok. Van de Fanto die ik later aantrof ben ik afgebleven. Later wilde ik eens een lokale energy drink proberen totdat ik zag dat het geen cafeïne, taurine etc. bevatte, maar doodleuk 7,2% alcohol.
Het fietsen ging zwaar. Het was het oude verhaal, de rivier die geleidelijk daalt en de weg ernaast die daar langszwabbert, 6 meter omhoog, 9 meter omlaag, 10 meter omhoog, 15 meter omlaag. Maar tot mijn genoegen werden lange stukken bewoning afgewisseld met fantastische, rauwe, onbewoonbare stukken langs kaal gesteente. En tussen de gemiddeld drie ontmoetingen met fietsers per dag zaten soms hele wonderlijke. Zoals die met de Pool Adam, die Nederlands sprak omdat hij dat uit interesse geleerd had. Hij vond Nederlands een mooie taal, vooral als het door vrouwen werd gesproken. Omdat hij aan het begin van het gesprek een paar keer omkeek verwachtte ik een fietspartner. 'Reis je alleen?', vroeg ik. 'Nee, met mijn fiets", zei hij, "en een beetje met allah".
Daar waar de omstandigheden het toelieten was iedere meter Afghanistan bebouwd. Het deed me denken aan Peru en ik was blij dat ik aan deze kant fietste. Ik merkte dat de energie een beetje opraakte. In de avonden moest ik mezelf dwingen notities te maken, vechtend tegen de vermoeidheid, in de ochtenden had ik het gevoel niet voldoende geslapen te hebben en het fietsen ging steeds moeizamer. Ik besloot eens wijs te zijn en een extra stop in te plannen in Kalaikhum, aan het eind van de Afghanistan-ervaring. Toen ik er aankwam zag ik een fonkelende supermarkt met echte winkelwagens. Een mevrouw veegde de brandschone winkel aan. Klanten waren er niet. Ik denk dat deze supermarkt gebouwd was voor de gasten van het 7(!)-sterrenhotel verderop in de straat. Ik pakte een ijskoude literfles vruchtensap uit de koeling en dronk die buiten leeg. Daarna herhaalde ik die twee stappen. En toen nam ik mijn intrek in een homestay, mijn eerste ooit. Het huis was rond een terras gebouwd dat gelegen was aan een rivier. Ik kreeg een warm hok toegewezen en dineerde met Bennie en Anna uit Zwitserland die per auto rondreisden en fotografeerden en filmden om in hun thuisland audiovisuele shows te verzorgen. Ze vertrokken al vroeg, de volgende dag, en ik nam mijn dag rust. De dag erop wilde ik weer verder maar dat kon ik vergeten. In plaats van bij te komen had ik hier maar vier uur slaap per nacht gehaald, vooral omdat de dag rond vier uur begint, en dat was de genadeklap geworden. Mijn energiepeil zat ver in het rood. Gelukkig kon ik onder deze omstandigheden wél slapen en was 24 uur voldoende om weer mens te worden. Na een warme douche en een goed ontbijt met vers brood (en een Twix die na opening een vederlichte suikerwafel bleek te zijn) kon ik er weer tegen. Ik bezocht de supermarkt nog een keer en kocht zoveel Coca Cola en Fanta als ik dragen kon om toch in ieder geval goed bewapend de aspartaamzone weer te betreden. Twaalf maal anderhalve liter, daarmee ging ik het doen.
De Pamir Highway had vanaf hier concurrentie van een betere route en dus was er minder verkeer en was de wereld weer een beetje van mij alleen. Ik mocht direct aan de bak, er lag een klim voor me van een kleine 2000 meter. En die avond lag ik in mijn tent en deed tijdens het lezen de rits van de binnentent een klein stukje open voor wat frisse lucht. Daar zat een risico aan vast, dat wist ik. En op een zeker moment slaakte ik voor het eerst van mijn leven een kreet van ontzetting en afschuw. Nooit eerder kroop er zo'n monster mijn tent in. Het was bijna een achtvingerige mensenhand. Snel ingrijpen was vereist; ik tikte er mijn boek tegenaan en gelukkig lag hij buiten. Ik ritste de boel dicht en accepteerde de iets minder frisse lucht. Lucht die al weer een stuk minder zuurstof bevatte op deze hoogte. Al heb je kort geleden een week boven de 4000 meter gezeten, na een daling en weer een stijging zul je opnieuw moeten acclimatiseren. Pas bij het eerste ochtendlicht viel ik in slaap en sliep drie uur.
Ik voltooide de klim en daalde weer. Tegenliggers per fiets waren onverminderd positief over de wereld waarin ze reden. Logisch, voor velen was dit het begin van de fietsreis, voor sommigen het begin van de fietscarrière. Fris, fit, totaal nieuwe wereld. Voor mij was dit niet het meest inspirerende deel van de route. Te bewoond, te weinig natuur. Honden waren in dit land ook nog eens hinderlijk gedisciplineerd, waardoor ik niets aan mijn Dazer had. Gelukkig was het veilig, waren de mensen enigszins gereserveerd, de kinderen leuk en was er altijd wel wat ruimte om te pauzeren of kamperen. Maar toch, dit deel had van mij niet meer gehoeven, het was mooi geweest. Ik zat met mijn hoofd al in het volgende land. De laatste 90 km naar Dushanbe waren volledig bewoond en bebouwd, ik was gedwongen accommodatie te zoeken in de stad. Iedere fietser, geen één uitgezonderd, gaat in Dushanbe naar een bepaald hostel. De naam zong al weken rond. Ik ging er eens kijken. Het zag er goed uit en ik was direct verwikkeld in een geanimeerd gesprek met een Oostenrijker. Maar er was nog maar één bed vrij op een slaapzaal, en in slaapzalen wil ik niet meer liggen. En dus trok ik door de stad, tegen de avond, van guesthouse naar hotel, onder een steeds dreigender wordende lucht, met ook nog een lekke band. Ik hoorde de meest absurde prijzen aan en werd steeds wanhopiger. En toen werd ik, zoals bijna altijd, weer gered. Waarom ik dit allemaal krijg voor deze prijs weet ik niet. Ik ga ook geen opsomming geven van alle voorzieningen, dit verhaal is al lang genoeg. Maar als ik 's morgens in mijn kamerjas door mijn kamer, via mijn hal naar mijn badkamer loop en in de spiegel kijk, dan zeg ik: 'Jij zit hier prima, mannetje'.
'Atkoeda?', vroegen de mensen mij in Kazachstan, Kirgizië en Tadzjikistan. Die vraag kende ik al: 'Waar kom je vandaan?'. Meestal was de vervolgvraag: 'Atkoeda?'. Die vraag kende ik ook al, het betekent: 'Waar ga je naartoe?'. Soms vroeg men dan nog: 'Atkoeda?' (Waar ben je begonnen met fietsen?). Het woord 'atkoeda' nestelde zich in mijn hoofd en steeds vaker werden in liedjes in mijn hoofd woorden vervangen door 'atkoeda':
(Beach Boys - Kokomo) Atkoeda, Jamaica, ooh I wanna take ya, Bermuda, Bahama, come on pretty mama
(Rocco Granata - Marina) Atkoeda, atkoeda, atkoeda, ti voglio al piu' presto sposar
(Paul Young - Love of the common people) 'Cause she's living in the love of Atkoeda people, smiles from the heart of a family man
Jaja, de Atkoeda people... Ik ga het Atkoeda-volk na 3 maanden weer verlaten. Ik ga me onderdompelen in een nieuwe wereld. Als het suikerfeest over zijn hoogtepunt is en de ticketverkooppunten weer bemand raken zal ik mijn kamerjas ophangen, mijn hal doorkruisen en de stad intrekken, op jacht naar een vliegbiljet dat voor mij de poorten opent naar de Oriënt. Ik wacht geduldig, met een glaasje cora.
-
08 Juli 2016 - 13:48
B.meijer:
Vind het iedere keer weer super om je reisverhaal te lezen,en je zo te volgen over de aardbol. -
08 Juli 2016 - 14:43
CORRIE BEUTE:
wat een mooi verslag weer zo reizen we een beetje mee he. geniet van het nieuwe stuk en blijf gezond van lijf en geest -
08 Juli 2016 - 16:47
Pim:
RC Cola (Royal Crown, de nummer 3 na Coca Cola en Pepsi). Een groot deel van mijn jeugd gedronken omdat de melkboer die langs huis kwam dit in zijn assortiment had. Goed spul. -
06 September 2023 - 17:00
Reinder Klein:
Ik ben al een paar dagen je verslagen aan het lezen; genieten en dankjewel voor het delen. Je laatste verslag ook gelezen, toen had je je genesteld in het mooie Drenthe waar ik ook woon en fiets. Zit het fietsreizen erop of ben je elders te volgen?
Vriendelijke groet Reinder Klein, een mede(vakantie)fietser
-
07 September 2023 - 12:29
Richard Van Dijke:
Hallo Reinder,
Leuk dat mijn verslagen nog steeds gelezen worden. Het fietsreizen zit er inderdaad op, maar wel is er best groot nieuws. Daarover wil ik laat in het najaar meer vertellen in een nieuw blog.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley