Klassieke kotsdressoirs in een klam Korea
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
01 Augustus 2016 | Zuid-Korea, Naju
Er haperde het een en ander bij de plaatsing van mijn verhaal in Dushanbe, er lijken geen e-mails verzonden te zijn. Misschien heeft u een verhaal gemist.
In het huidige verhaal ga ik naar Zuid-Korea. Van alle landen die groter zijn dan een voetbalveld is Zuid-Korea na Bangladesh en Libanon het dichtstbevolkte land ter wereld. En het land is ook nog eens volledig gecultiveerd. Waarschijnlijk weet u dat ik nogal gesteld ben op leegtes, en dat ik liever niet al te veel mensen om me heen heb tijdens het reizen, en zeker niet om mijn tent 's nachts. Eerder sneuvelde Nieuw-Zeeland in mijn plannen, omdat ik vreesde dat ik er niet genoeg ruimte zou hebben om mijn plannen te verwezenlijken. Zelfs Mongolië gaat niet meer door. En toch had ik het gevoel dat Zuid-Korea helemaal mijn ding zou zijn. Puur vanwege de mentaliteit die er heerst. De ontspannen aard van de mensen, van de autoriteiten, de vrijheid die je er krijgt. Je mag overal kamperen. En op de stoep fietsen!
Ik had volkomen gelijk. Zuid-Korea is geweldig.
Ik dacht ruim in mijn tijd te zitten maar de vlucht naar Zuid-Korea die ik op het oog had werd uitgevoerd door S7, een vliegmaatschappij die bij nader inzien erg veel extra aan mij poogde te verdienen bij het vervoeren van mijn fiets. En daarom was ik, toen de Tadzjiekse maatschappelijke raderen weer gingen draaien na het suikerfeest, genoodzaakt te kiezen voor een vlucht bij Air Astana die al binnen 20 uur vertrok. Met Air Astana had ik al eens naar Hongkong gevlogen, en ik wist nog dat de fiets destijds in een doos vervoerd moest worden. Gelukkig kon ik een doos meekrijgen bij het fietsershostel waar ik tevergeefs had geprobeerd een kamer te vinden. En zo liep ik de volgende ochtend met mijn fiets aan de rechterhand en een fietsdoos onder de linkerarm naar het vliegveld, dat gelukkig op slechts vier km afstand lag. Halverwege kreeg ik hulp van advocaat Hasan; hij nam de fiets, ik de doos. En toen stelde hij voor om alles gewoon in een stadsbus te tillen. Mocht dat? Dat moest blijken. We wachtten bij een halte en bij aankomst van een bus vroeg hij het na. En jawel, het mocht. En zo werd het vervoer naar de luchthaven nog eens een stap eenvoudiger. Na de inpakwerkzaamheden had ik twee uur om in te checken en wat ik op dit vliegveld meemaakte grensde aan het ongelooflijke: de twee uur gingen volledig op aan bureaucratie en achteraf tolde ik van die absurde molen waar ik zojuist doorheen was gekomen. Ik moest inchecken bij balie 12-13 maar daar kwam ik nooit want ik werd een andere kant opgestuurd, naar balie 1. Ik had mijn fietsdoos opengelaten, zo kon men eventuele controles uitvoeren voordat ik de hele doos zou dichttapen (ik ken mijn pappenheimers al een beetje). De doos kon dicht, zo zei men, en onder veel begeleidend ongeduld voltooide ik de klus. Daarna zei men dat de doos mogelijk te groot was. Doos en beschikbare ruimte werden opgemeten en er was 2 cm over. Mooi. Toen was er een bagagecontrole in een kleine ruimte met een bureau. Had ik buitenlandse valuta bij me? Ja? Ik mocht alles tonen. Ik legde dollars en euro's op tafel. Briefjes van 50 euro werden opgepakt en er werd mee gegrapt: 'Eén voor mij, één voor mijn collega?'. Ik poogde vriendelijk te blijven maar ging niet mee in het voorstel. En toen mocht ik de dichtgetapte flight bag openen. Hij moest helemaal leeg, alle fietstassen moesten eruit. Toen moest er een fietstas open, alles moest eruit. En toen kon ik alles weer inpakken. Oh, en kon het wat sneller? Ondertussen was gepoogd de fietsdoos daadwerkelijk in het toestel te passen. Het bleek toch niet te lukken. Had ik misschien wat geld voor koffie, voor al dat extra gesjouw? Ik stond met een open flight bag en ik pakte een fietshoes. Ik verzocht ze te stoppen met bedelen en toonde de fietshoes als alternatief voor de te grote doos. Maar het was plots toch niet nodig, het zou allemaal wel gaan lukken. Toen moest er nog betaald worden voor het fietsvervoer. Het vaste tarief was 50 euro maar toch werd er, in weer een ander kamertje, tevergeefs gepoogd mij 100 dollar af te troggelen. Daarna volgde de afdeling customs. Had ik soms buitenlandse valuta en kon ik dat even tonen? Toen was er de officiële paspoortcontrole waarbij drie miepjes schier eindeloos bleven bladeren door al die interessante visa, terwijl de tijd ernstig begon te tikken. Toen volgde er een (tweede) scan van de handbagage. Eén pipo stond vóór de scanner. Had ik soms buitenlandse valuta? Kon ik die even tonen? En was er misschien wat geld voor koffie? Na de scan was er een volgende pipo. Had ik misschien wat geld voor koffie? Tss, wat denkt hij wel/niet? Prompt was mijn power bank verdacht. Die mocht niet mee. Het kon wel een bom zijn. Pipo werd even afgeleid en snel griste ik al mijn spullen bijeen en haastte me naar een hoekje, uit het zicht, om alles weer in te pakken. Ik schat dat uiteindelijk zo'n 15 personen om mijn paspoort gevraagd hebben. Het luchthavenpersoneel van Dushanbe was de corruptste bende machtwellustelingen die ik ooit trof. En incapabel ook, ik was er van overtuigd dat ik moeiteloos een liter explosieve vloeistof aan boord had gekregen. Geld lospeuteren, dat was alles waar het om ging hier. Ik had nog een half uurtje voordat het toestel naar tussenstop Alma-Ata vertrok en eenmaal aan boord maakte ik in pakweg anderhalf uur anderhalve maand fietsen weer ongedaan. Het vervolg naar Incheon, na een tussenstop van een uur of tien, was een wereld van verschil met de genoemde vlucht met Air Astana in 2013. Was er destijds nauwelijks zuurstof aan boord, zo benauwd was het, nu was er prachtige gekleurde sfeerverlichting en een ruimschoots toereikend aanbod aan vermaak. Ik amuseerde me een kleine drie uur met The Revenant met Leonardo DiCaprio en omdat we een paar tijdzones opschoven was het vroeg in de nacht alweer licht. Wonder boven wonder kwamen fiets en bagage vlot en intact tevoorschijn, zonder één somoni aan smeergeld te hebben betaald. Ik tuigde de fiets weer mooi op, maakte nog wat gebruik van de faciliteiten op de luchthaven en waagde mij toen in de Koreaanse buitenlucht.
Dat viel niet mee. Het was nogal een doolhof. Overal stonden verkeersagenten en allemaal stuurden ze me terug. Fietsen mocht hier niet, ik moest de metro maar nemen. Met moeite kwam ik via de roltrappen met fiets en al bij het perron aan waar twee mevrouwen me bij de ingang wezen op het bord 'Verboden voor fietsen'. Ik moest naar het andere eind van Incheon-eiland om een ferry te nemen naar het vasteland en nu was er dus geen enkele legale manier om daar met een fiets te komen. Maar als niets legaal is is alles in even grote mate toegestaan, zo oordeelde ik. Het ging er alleen om om de verkeersagenten te ontwijken, verder kon ik overal fietsen, desnoods op de snelweg. In die opzet slaagde ik. Via kleinere straten kwam ik buiten de agentenzone en reed alsnog over de hoofdwegen naar een deel van het eiland dat er al heel wat vriendelijker uitzag en dat al redelijk representatief was voor het Korea dat me te wachten stond, met fietspaden, trimtoestellen, bankjes, toiletten en veel verzorgd groen. Ik maakte ook kennis met een ander aspect van dit land; bij de ferry liep ik even een winkel in om iets te drinken te halen en kwam huilend weer naar buiten. Ik kon hier niets betalen. Alles was stervensduur. Ik nam een slok warm water uit Dushanbe en kocht een kaartje voor de boot. Dat werd een aangenaam tochtje, veel mensen hadden een zak garnalensnacks gekocht en hielden of wierpen steeds een snack in de lucht terwijl een groeiende zwerm meeuwen in een cirkel langs de boot scheerde om te pogen in de vlucht een snack mee te pikken. Het leek me nogal zonde om al je snacks weg te gooien en er zelf niets van te eten, maar twee dagen later zou ik, vreugdeloos kauwend op deze snack, concluderen dat de opoffering niet zo groot is. Voor het eerst was ik in een land waar alle mensen hetzelfde merk telefoon hebben als ik. Het schiep gelijk een band. Eenmaal op het vasteland richtte ik mij op bevoorrading. Ik trof een oude bekende uit Thailand en Maleisië, de 7 Eleven, de buurtsuper met dat compacte, handige aanbod voor de fietser. Toen ik de naam zag had ik direct weer 'Never be clever' van Herman Brood in mijn hoofd (ooh waahaa, seven eleven). Maar toen ik de prijzen zag wist ik dat dit mijn laatste bezoek aan een Koreaanse 7 Eleven was. Er was nog iets dat ik herkende: de flesjes Pocari Sweat die ik in Indonesië geregeld kocht. Ik blijf Zweet een slechte naam vinden voor een frisdrank. In de volgende winkels werd het er niet veel beter op wat betreft betaalbaarheid, de armzaligste blikjes vlees of groente waren al snel 2 euro. Ik kocht het hoogst noodzakelijke. Maar de situatie was minder erg dan het leek. Ik zag een supermarkt die Home Plus heette. Daar waren de prijzen ineens een heel stuk normaler en ik sloeg alsnog ruimer in. De Home Plus, en later ook de Lotte, zouden mijn verblijf in dit land betaalbaar houden. En toen was het alweer bijna donker. Ik zag een parkeerplaats met een stenen, kunstzinnige afbakening waar je om- en doorheen kon lopen. Daarachter was gras. Om me heen waren verder wat sportvelden en een waterzuiveringsinstallatie. Er was geen mens. Ik ben er maar gewoon gaan staan met mijn tent. In Zuid-Korea kun je op openbare grond gewoon overal gaan staan had ik ooit gelezen, dus probeerde ik het gewoon eens uit. En met succes. Ik had zo ongeveer twee nachten overgeslagen en kon wel wat slaap gebruiken. Ik at wat, viel in slaap, ontbeet, viel weer in slaap en toen was het alweer bijna middag. Ik was in een hete, klamme wereld terechtgekomen maar daar had ik nu nog geen enkele moeite mee. Dat zou later heel anders worden. Ik reed het industriegebied van Incheon uit en kwam uit bij een rivier die de grens vormde met Noord-Korea. Het had me boeiend geleken om na Afghanistan nu ook zicht te hebben op Noord-Korea, aan de andere kant van de rivier, maar het stuk rivier was kort en het fietspad lag te ver van de rivier af om iets te kunnen zien. En zo reed ik een regio in met lichtgroene rijstvelden en op de achtergrond donkergroene heuvels, volledig begroeid zoals in Vietnam en Ecuador. Die avond zette ik mijn tent op in een dorp, op een lege parkeerplaats, en de volgende ochtend zag ik toen ik mijn tent uitkwam zeven auto's staan. Het feit dat niemand bij je tent komt staan roepen, niemand naar je tent toetert of ook maar een beetje komt gluren was zo'n enorme verademing. Wat een beschaving. Minder beschaafd was al het militaire vertoon dat ik tegenkwam, de vele militairen, de militaire voertuigen, de schuttersputten, maar met Noord-Korea zo vlakbij zal het wel nodig zijn. Militairen zien er hier overigens nooit afschrikwekkend uit, het is alsof ze allemaal net uit de informatica-collegebanken geplukt zijn. Mijn lunch deze dagen bestond uit kroepoek; ik had sinds mijn laatste bezoek aan zuidoost-Azië anderhalf jaar geleden een ernstig kroepoektekort opgebouwd dus werd het tijd om daar eens wat aan te doen. Kroepoek en cola, welke diëtist raadt het niet aan? Wat ik alleraardigst vind aan dit land zijn de houten platformen met dito daken. Ze worden gebruikt als rustplaats, je kunt erop ziitten of liggen, uit de zon als die niet te laag staat. Vaak staan er trimtoestellen omheen, soms een toilet, een grasperkje. 'Rest area' of 'recreation area' staat er soms bij. Steeds vaker ging ik ze gebruiken als slaapplaats, en later zou ik zien dat anderen dat ook doen. Zo langzaamaan kreeg ik een completer beeld van dit land. Het is een enorm verzorgd land, alles is doorgaans netjes afgewerkt, je vindt er nauwelijks wildgroei, braakliggende terreinen of puin. Mensen zijn beschaafd, vriendelijk, zelden lawaaiig. Het is een veilige wereld waar ik doorheen rijd, een wereld zonder vernielingen, grafitti, dronkenschap, hangjongeren, zwervers en bedelaars. In de dorpen zie ik geen slagers of bakkers maar croissanteries en cappucino-bars. Het is, zeker na de vorige landen, zo.... zo.... zo heerlijk strontloos. Ik durf hier niet eens meer te wildplassen. 'Wat hebben we het dan toch goed in Nederland', is een vaak voorkomende gedachte als je door snikhete landen reist. Die gedachte heb ik hier niet. Au contraire. Wat wel vreemd aandoet is het gebrek aan vuilnisbakken, ook hier. Ik had eigenlijk verwacht dat ik die hier overal zou treffen, en dat iedere vuilnisbak ook gelijk wifi en stroom zou hebben, maar dat viel tegen. Als het meezit ligt of hangt er een vuilniszak of staat er een kartonnen doos daar waar je verwacht vuil kwijt te kunnen, bv. op een rest area. Het misstaat nogal vind ik, zo'n keurig gevernist houten platform met zo'n doos ernaast.
Ik stuitte op een waterval en zag daarboven een loopbrug. Ik wilde er het mijne van weten, parkeerde de fiets en klom naar boven. Daar zag ik dat de waterval maar een fractie van het hele gebied was. Er was een meer en er liep een houten brug langs de oever. Dat zag er interessant uit. Ik liep een stukje, en nog een stukje, en ach.... doe het hele meer maar. En zo liep ik ruim een uur langs het water, langs visrestaurants en waterfietsen en een kermis. Het was een prettige afwisseling, deze wandeling, en er zou meer afwisseling volgen. Ik bereikte de kust en daar raakte ik verlost van de klamme hitte. In de plaats Sokcho wilde ik een pauze inlassen, maar had bij het zoeken naar accommodatie een soortgelijke ervaring als bij de eerste boodschappen: het was allemaal niet te betalen. Niet voor een fietser met een budget van niks. Ik probeerde van alles, campings, hostels, homestays, pensions, maar het goedkoopste dat ik vond was een niet al te aantrekkelijke kamer met twee stapelbedden in een hostel voor ruim 30 euro, en het was me niet eens duidelijk of ik hem voor die prijs voor mezelf had. Ik zette het hele idee van een verblijf uit mijn hoofd en veranderde het plan. Ik zou zo veel mogelijk gebruik maken van voorzieningen langs de route: hier wat stroom aftappen, daar mijn haar wassen, elders proberen koffie te zetten.
Ik voegde direct de daad bij het woord en waste in een openbaar toilet (in de wasbak, niet in de pot) mijn shirt en trok het weer aan. Toch volgde er niet veel later een verblijf: met de frisheid van de oostkust kwamen ook de bewolking en de regen en ik was genoodzaakt om een dag door te brengen in mijn tent, op een bedrijventerrein. Daarna vervolgde ik mijn tocht langs de kust, langs eenvoudige badplaatsen en vissersdorpen, met aquaria vol monsterlijke krabben en vissen vóór de restaurants. Ik wilde die kust ook weer verlaten; ik wilde in een soort Z-vorm van Incheon in het noordwesten naar Busan in het zuidoosten rijden, dat leek me de beste manier om heel het land te zien. Ik reed het binnenland weer in maar schrok van de krappe wegen en het drukke vrachtverkeer. Dit was niets. Ik sloeg weer af naar de kust en probeerde het verder op de route nogmaals. Weer was de weg te smal voor twee rijen verkeer én een fietser. En ik dacht verder. Wil ik dit eigenlijk wel? Wil ik weer die heuvels in, wil ik rijden tussen de rijstvelden? Of ga ik niet veel liever verder langs de veel vlakkere kust, met zijn vele fietspaden en voorzieningen? Met die vragen was de beslissing genomen. Ik zou nu wel veel te vroeg in Busan zijn, waar ik een ferry wilde nemen naar Japan, maar ach, dat was een zorg voor later. Ik liet mijn eigen route varen en gaf me volledig over aan de bestaande fietsroutes. Go with the flow. Ik zag meer en meer fietsers, voorzieningen en kampeerders. Men kampeerde op de platformen en de stranden. De voorzieningen werden beter, de toiletten hadden vaak stromend water en elektriciteit en mijn pauzes werden steeds langer om hiervan gebruik te kunnen maken. Ik vroeg me af waarom Zuid-Korea geen vakantieland is voor westerlingen, maar na wat denkwerk was het me snel duidelijk. Dit land is geen tropisch land, het heeft geen palmbomen, weinig grote stranden, geen bamboebarretjes met cocktails, weinig bezienswaardigheden. Het heeft waarschijnlijk ook geen behoefte aan buitenlandse toeristen. In dit land zit voldoende geld en het toerisme is afgestemd op de recreërende Koreaan. Lekker tam vermaak. En iedere buitenlander die dat ook leuk vindt is welkom. De rest mag naar Thailand. De Duitse Anja die ik drie jaar geleden in Hongkong ontmoette was onlangs in Zuid-Korea maar had het in twee dagen wel gezien, het was niet haar ding. En ook de Franse fietser die ik nu ontmoette was weliswaar verheugd over de fietsroutes, maar het land was toch wat nikserig vond hij, en de mensen te gereserveerd. Ik kwam hem tegen in een vissersdorp en voor één keer liet ik de laffe overschakeling op het Engels achterwege en was later verbaasd te zien dat ik bijna vier uur had zitten ouwehoeren, volledig in het Frans. Hij kon me vertellen waarom mensen hier helemaal ingepakt rondfietsen. Het is een geloofskwestie: het geloof in een blanke huid. Een bruine huid is voor landarbeiders, een witte huid is de huid van een westerling. Daar waar westerlingen hun best doen bruin te worden, streeft men er hier naar wit te blijven. Ik maakte een foto van een fietsroutekaartje van de Fransman, dat kon nog van pas komen. Die avond sliep ik in een sportpark. Ik testte nog eens of ik al weer probleemloos op mijn linkerzij kon liggen en jawel, de doorbloeding in arm en hand waren weer helemaal goed. Acht maanden na de kneveling in Ecuador was ik fysiek weer volledig hersteld, en de herinneringen aan die avond teisterden me ook al enkele maanden niet meer tijdens het kamperen. Ook de rugklachten die in Italië ontstaan waren, waren na de adviezen van Kris nooit meer serieus teruggekeerd, maar ik heb wel de indruk dat ik het me niet kan veroorloven de dagelijkse strekoefeningen te staken. In de ochtend werd ik getrakteerd op een honkbalwedstrijd en ik dronk koffie tot het middaguur. Ik bereikte later op de dag Busan en wist dat het nog te vroeg was voor Japan. Dit land was veel te aangenaam om nu al te verlaten. Op de foto van het kaartje van de Fransman stonden enkele fietsroutes door het zuiden vermeld, als ik er nu eens drie aaneenreeg en weer naar het westen reed? Prima. Maar hoe kwam ik terug in Busan? Ach, dat was een zorg voor later.
Ik zocht de rivier op waar de eerste route begon en kon die route vrij eenvoudig vinden. Ondertussen was de hitte wedergekeerd, de temperatuur schommelde rond de 40 graden. Ik had een permanente laag vocht op mijn huid en het werd onderhand ook wel eens tijd voor een douche na twee weken. Soms zag ik douche-units op wielen onderweg maar ze stonden in de volle zon en ik vreesde dat ik binnen zou bezwijken. De avonden werden er niet gezelliger op. Mijn binnentent is niet afzonderlijk op te zetten (de tentstokken gaan door sleuven in de buitentent, de binnentent hangt erin) en dat maakt kamperen hier een warme ervaring. Ik kon de buitentent een stukje openzetten, maar de binnentent niet want het stikt iedere avond van de muggen. Ik kreeg nu ook te maken met een breuk in de grotere stokken, en de eerste gaten vielen in de tentbodem, met mieren in de tent als resultaat. Terwijl het buiten na een hete dag wat aangenamer wordt in de avond, zakt de temperatuur in de tent nauwelijks meer onder de dertig graden. De nachten werden uiterst kort. In benauwdheid viel ik in slaap en in benauwdheid werd ik weer wakker. De ergste concentraties rode vlekken op mijn huid, veroorzaakt door vocht en wrijving, behandelde ik met zinkzalf. Bij aanschaf in Zuid-Amerika was het een soort nauwelijks uitsmeerbare stopverf, hier lekt het de tube uit. Ik had in Kirgizië een oplossing gevonden voor mijn gebrek aan eetlust bij hitte en dat was een dagelijkse dosis zout, maar in deze klamme omgeving heeft dat een neveneffect. Kent u dat gevoel dat optreedt na dagje strand? Je zwemt in zee, je droogt op in de zon, doet je shirt weer aan en dan.... jek, wat prikt mijn huid! Met die ervaring reed ik nu permanent rond, door de uitgestoten hoeveelheden zout die op mijn huid aanwezig bleven.
En dan nu: de pissebed. Er zijn veel pissebedden hier in Zuid-Korea. Hoe lang zouden die beesten al op aarde zijn? Zouden ze de dinosaurus hebben zien komen? En wie heeft ze hun naam gegeven? Ik probeerde me voor te stellen hoe een groep vooraanstaande biologen op hun maandelijkse bijeenkomst aankomt bij het laatste exemplaar van het agendapunt 'Naamgeving nieuwe diersoorten', en hoe de voorzitter spreekt:
- Niet bepaald een nieuwe diersoort, dit sobere grijze wezentje uit een grijze historie, maar het heeft nog steeds geen naam. Iemand suggesties?
- Strontkastje!
- Kotsdressoir!
- Smegmatafel!
- Snotteplank!
- Pissebed!
Ondertussen fietste ik door. De route was aangenaam, er was heel wat werk verzet om er iets moois van te maken, met fietsbruggen daar waar geen ruimte was voor een pad, en met lange fietsdammen die door het landschap slingerden. Ik ontmoette een bijzondere fietser, een blinde Koreaanse man met zijn vrouw als navigatiesysteem op de bagagedrager. Hij was op tv geweest, vertelde hij. Ik kon hem niet bijhouden. Verder begon het me op te vallen dat er veel stokoude vrouwen zijn, ik zie ze vaak lopen, achter iets dat dient als rollator. Soms zijn die oude besjes zo krom dat een rolschaats volstaat. Ja, dat ga je krijgen als je leeft van zeewier, vis en fruit, dan word je 140. Ze vragen er zelf om. Oude mannen zijn er ook, eenmaal zag ik een hele club zitten op een variant van het houten platform. Het was omgeven door ruiten en hordeuren, er was een ventilator, een koelkast en waterdispenser. Ik keek ernaar en werd gewenkt. Daar kon ik mooi even eten. Terwijl zij verder kaartten, prepareerde ik een bord noedels bij de waterdispenser. Later vond ik weer zo'n oudemannenhuis, helemaal leeg. Er kwam een man aanlopen die hem voor me opende. Ik vroeg of ik er mocht slapen, het was dé manier om die nacht te ontsnappen aan de hitte. Het was geen probleem en even later bracht hij een dienblad met eten: soep voor hemzelf en een bord rijst met ei en worst en een schaaltje watermeloen voor mij. Een andere nacht sliep ik op een plek met diverse voorzieningen, er was zelfs een meertje in de buurt waar gezwommen kon worden. Daar had ik wel oren naar, maar andere kampeerders zeiden dat het meer droog stond. Maar wilde ik douchen? Absoluut. Eén man ging me voor en toonde een kraan achter een openbaar toilet. Hij hield er een pan onder en gooide water over zijn been. Niet de douche die ik in gedachte had, maar hitte maakt rauwe douches zoet. Of zoiets. In een korte broek nam ik een douche. Iemand kwam klagen dat dit niet de bedoeling was. Ik kende dit type mens maar al te goed, het was De Bemoeilul. Uiterst zeldzaam in Zuid-Korea maar daarbuiten wijdverspreid. Ik negeerde het sujet en voltooide de wasbeurt. Het toilet fungeerde als kleedkamer en fris hervatte ik mijn tocht. Ik reed langs een camping waar een lief meisje naar mij zwaaide. Toen ik even later terugkeerde om er mijn lekke band te plakken kwam ze me vier verpakte koekjes brengen. En er bleven fantastische ontdekkingen komen: openbare toiletten zijn niet alleen schoon en vaak voorzien van stroom en water, nu kwam er ook nog klassieke muziek uit. Wat een land.
Maar het hield maar niet op met die hitte. Ik begon ernstig te verlangen naar een airco. Frisse lucht. Eens een keer opdrogen. Even uit die benauwdheid. En om verlost te zijn van die jeukende enkels, waar iedere avond weer nieuwe aanvallen op werden uitgevoerd. Ik begon verdacht lang rond te hangen in supermarkten met airco. Lag onder viaducten uit te puffen, uit de zon, koekjes van het Lieve Meisje etend. Ik kreeg steeds meer het gevoel dat mijn weerstand aan het afbrokkelen was. Dat de zon mij wel eens een venijnige slag zou kunnen toebrengen. En dus was het goed dat ik Mokpo bereikte, het eindpunt van mijn reeks fietsroutes (een stad die ik overigens niet kan selecteren op deze site, dus wordt het Naju). Het is een stad bomvol motels en gelukkig nu ook betaalbare. Ik vond de kamer die ik nodig had, één waarin ik me even af kon sluiten van de zompige buitenwereld. Deze keer wil ik de volgende zaken vermelden: kimono's, slippers en het Japanse tafeltje. Waarschijnlijk is het gewoon een Koreaans tafeltje. Of zo'n authentiek kotsdressoir. Ik weet het niet, ik ben geen groot tafeltjesconnaisseur.
En nu? Ach, dat is een zorg voor later.
-
05 Mei 2021 - 19:37
Belle:
Het fascineerde me opeens waarom pissebedden zo heten. Dus Google ‘pissebed’ en ‘etymologie’ en dan vind je: het insect pissebed gold in ouder volksgeloof als waterafdrijvend middel, en werd in brij verwerkt waarvan de consumptie tegen bedplassen zou helpen. Mogelijk was het feit dat pissebedden zich altijd in vochtige omgevingen ophouden hier debet aan. -
05 Mei 2021 - 22:18
Richard Van Dijke:
Een waterafdrijvend middel tégen bedplassen, daar geloof ik niet in. Ik blijf bij mijn theorie. :)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley