Naar het Land van de Rijzende Uitgaven
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
27 Augustus 2016 | Japan, Komatsu
Waar waren we? In Mokpo, in een fantastische kamer, weg van die zompige buitenwereld, in het zuidwesten van Korea. Maar ik moest in het zuidoosten zijn, in Busan, om de boot te nemen naar Japan. Ik keek nog eens goed naar het kaartje met fietsroutes en zag dat als ik een stuk naar het noorden zou rijden, ik van twee routes gebruik kon maken die me naar het oosten zouden leiden, waarna ik weer zuidwaarts kon fietsen naar Busan. Ondanks dat dat betekende dat ik zo'n 2,5 dag over reeds bekende paden zou fietsen, leek me dit het beste plan. Ik moest alleen nog geld hebben. Ik ging naar buiten en twijfelde onmiddellijk aan mijn plan toen ik die klamme buitenwereld weer instapte, maar ik redeneerde dat als ik niet ging fietsen en in plaats daarvan versneld met openbaar vervoer naar Japan zou reizen, het daar net zo goed smoorheet zou zijn.
Geld pinnen is een groot probleem in Zuid-Korea. Het barst er van de pinautomaten maar ze zijn stuk voor stuk gierig. Enkele weken eerder had ik geluk gehad op het vliegveld toen de vierde en laatste pinautomaat op rij bereid was mij geld te geven. Hier in Mokpo moest ik aanzienlijk meer strijd leveren. Het maakt niet zoveel uit wat voor westers logo er op je pas staat, als het geen Koreaanse pas is zul je het lastig hebben. Je hoeft er ook niet op te rekenen dat een bank die je eerder gunstig gezind was, dit opnieuw zal zijn. Twee dagen eerder had ik al tevergeefs 1,5 uur gezocht, nu kwamen daar nog eens 3,5 uur bij. Ik denk dat ik bijna 50 automaten geprobeerd heb (ik stond op het punt om mijn beperkte voorraad dollars en euro's te wisselen om met een heel karig budget het land uit te komen) toen er dan eindelijk een automaat bereid was mij geld te geven.
Mijn overbruggingstraject naar de eerste fietsroute had een bijzonder aspect: er was een dijk die door zee liep en 33,9 km lang was. Halverwege was er een eiland zoals je dat in Zeeland op bepaalde trajecten over zee ook ziet. Bijna een hele middag waande ik me in Nederland, op een soort Zeeuwse Afsluitdijk (de Saemanguem dam, zoals de naam luidt, schijnt het record van langste dijk ter wereld afgepakt te hebben van de Afsluitdijk, las ik later).
De dijk leidde naar de stad Gunsan. Koreaanse plaatsnamen zijn vaak niet moeilijk te onthouden en deze helemaal niet, vanwege een ezelsbruggetje. Gun is namelijk Engels voor geweer, San is kort voor Sandra, en zo worden wij herinnerd aan 'Geweren Sandra' (het achternichtje van Pistolen Paultje) die enige tijd terug nog zo'n enorm succes had op de lokale radio van Lummelerbroek:
Ik ben Geweren Sandra
Heldin van 't Wilde Westen
Op een tamme dingo rijd ik rond
Naar cowboys zwaai ik met mijn kont
Wat een vreselijk liedje was dat zeg. Blij dat ik niet meer in Nederland vertoef. Edoch, waar waren we? Aan het eind van de dam. Een aardig echtpaar overhandigde me een chic verpakte tros druiven. Ik sliep die avond in het stadspark en vond in de ochtend de fietsroute terug. Heel frivool waren de gekleurde windmolentjes aan weerszijden van het fietspad gedurende enkele kilometers; op een bepaald deel hingen er vlaggetjes aan en ik vond ook de Nederlandse vlag terug. Al kan het ook de Luxemburgse geweest zijn. Niet alleen buiten waren verrassingen, ook in de toiletgebouwen. Zo zag ik eens in zowel het heren- als damestoilet een zitje aan de muur, bij de toiletpot, waarin je je baby vast kon gespen. Ook kwam ik een toiletpot tegen waarnaast een identiek peutertoiletje stond. Op de eerste avond op de fietsroute besloot ik om te doen als de Koreanen: ik zette mijn tent eens neer op een houten platform. Na 3,5 jaar mezelf verstoppen leek het wat vreemd om mij zo opzichtig op een plateau te positioneren, maar dit was Korea en Korea is anders. Het kan, en het is ook nog eens heel normaal.
In de ochtend deed ik dan eindelijk wat ik al ruim een jaar poogde te vermijden: ik deed zinkzalf op mijn tandenborstel. Die tubes lijken ook zo op elkaar! Gelukkig ontdekte ik tijdig mijn vergissing.
Ik reed soms langs een camping en steeds vroeg ik me af wat mensen bezielt om hier te gaan staan. Campings hebben hier geen zwembad, geen keuken, geen wasmachines, geen ruimte waar je binnen kunt zitten, een kantine of iets dergelijks. Vaak is er niet eens schaduw. Je krijgt een platform in de hete zon, er is een mobiele toilet-unit, een mobiele douche-unit (geen gescheiden hokjes, dus groepsdouchen), een rij kranen boven een lange bak en soms wi-fi. Dat is het. Geen enkele manier om aan de hitte te ontsnappen, nul vermaak. Van die hitte had ik ook last. Tijdens het fietsen ging het nog, maar zodra je stopte werd je direct bevangen door die vreselijke zompigheid, ingekapseld, gewurgd terwijl stromen zweet van armen en buik op het asfalt lekten.
De fietsroutes waren duidelijk aangegeven, maar de aansluiting tussen fietsroutes was steeds uiterst vaag. Ik had moeten overstappen maar reed veel te ver door en kwam uit bij een stuwdam. Die avond hield ik de temperatuur in de tent eens in de gaten. Om 20.30 was het 31,5 graden, om 21.30 was het 31,5 graden, om 22.30 was het 31,4 graden. Aan wezenlijk afkoelen wordt hier 's nachts niet gedaan. Het alternatief was buiten zitten, maar dat zet weinig zoden aan de dijk. Dan moet je kleren aantrekken, je kunt niet in je onderbroek buiten gaan zitten, en dat verhoogt de gevoelstemperatuur met pakweg 4 graden. En je krijgt er ook een pak insecten bij die je hoofdlamp erg boeiend vinden. Voordeel is wel de frissere lucht. In de ochtend raakte ik in gesprek met een local genaamd Daniel die me toonde hoe ik de vervolgroute moest vinden. In een grote spiegel in het toiletgebouw zag ik hoe verschrikkelijk ik onder de vlekken zat. De avond erop gaf mijn fietscomputer 32,7 graden aan in de tent. Het moest niet gekker worden. Ik kampeerde op een zwaar verwaarloosd terrein met half vervallen trimtoestellen en was de ochtend erop verbaasd toen ik zag hoe intensief de toestellen al voor vijf uur gebruikt werden. De overstap naar de volgende fietsroute leverde weer problemen op en in plaats van zuidwaarts richting Busan reed ik één zware halte noordwaarts, zonder dat ik wist dat ik al op de laatste route zat. Ik zag geregeld dat typisch Koreaanse verschijnsel: mensen die samenklitten onder viaducten en in tunnels om de hitte te ontvluchten. Het is allemaal tijdelijk want ondanks dat Korea nu bloedheet is en een tropisch aanzien heeft, wordt het straks gewoon herfst, en dus regenachtig en koud. Ik heb warmte altijd met open armen ontvangen, zag het zelfs als sport om zo hoog mogelijke temperaturen te verdragen, maar de tijd van fysieke uitdagingen is even voorbij. Ik kwam naar Korea en Japan om onbezorgd te touren, en dan worden dagtemperaturen van 35 tot 45 graden erg onaangenaam. Dat gold ook voor klimmen. Geregeld zaten er forse hellingen bij en daar had ik het gewoon mee gehad. Die zware arbeid hoefde niet meer van mij. Steeds vaker stapte ik af en liep ik verder. Op een zeker moment herkende ik het viaduct waaronder ik eerder geschuild had tegen de regen; ik was weer terug op het traject dat ik eerder gefietst had. De regen leek ook weer terug te komen, er kwam hele zwarte bewolking aan. Ik herkende ook de douche-unit die ik eerder gezien had met nog wat meer faciliteiten en besloot in de buurt alvast mijn tent op te zetten, om bij eventueel noodweer binnen te zitten. Er was zowaar wi-fi. Mirpia Auto Camping heette de verbinding. Ik controleerde of er ergens aanwijzingen waren dat ik misschien moest betalen voor mijn verblijf hier, maar ik kon niets anders vinden dan een douche, toilet, rij kranen, een vuurplaats en, dat dan weer wel, genummerde kampeerplaatsen. Maar geen receptie of tarievenlijst. En dus ging ik in mijn tent liggen en gebruikte ik de internetverbinding. Al het internet is raar in Korea. De verbinding valt steeds kortstondig weg, waardoor je telkens de melding 'Geen internetverbinding' ziet, maar op dat moment is die verbinding er al weer. Facebook kan er niet tegen en ververst zijn nieuwsoverzicht bijna nooit waardoor je steeds tegen oud nieuws aan kijkt. In de ochtend stond er een kerel bij mijn tent. Of ik even wou betalen. Twee miljoen won. Dat klinkt als een boel geld en dat is het ook. Ik vertaalde het naar euro's en kwam op 160 uit, maar later bedacht ik dat ik me een nul vergist had en dat het 1600 euro was. Ik nam de man hoe dan ook niet serieus waarop ik werd weggestuurd. Het inpakken ging hem niet snel genoeg en hij begon vrij hardhandig mijn tent te manipuleren, ik dacht even dat hij de boel ging vernielen. Ik stond op het punt om klappen uit te gaan delen, maar hij schakelde op tijd weer over op het reinigen van het terrein. Op afstand herhaalde hij om de minuut dat ik weg moest wezen. Ik nam de tijd die ik nodig had. Achteraf dacht ik na over die twee miljoen. Eerder, op de camping van het Lieve Meisje, had men ook om twee miljoen gevraagd, maar ik had toen slechts zijdelings naar de prijs geïnformeerd en was toen niet dieper ingegaan op die vreemde prijs. Nu ik in Japan zit heb ik wel een vermoeden hoe de vork in de steel zit. In het Japans is tienduizend geen bijzondere vorm van een duizendtal, maar is er een eigen woord voor dit getal, ik noem het even 'gnorp'. Voor miljoen hebben zij weer geen uniek woord, zij noemen dat 100 gnorp. Ik denk dat er iets soortgelijks geldt in het Koreaans en dat vele Koreanen gnorp abusievelijk vertalen met miljoen. De campingprijs zal twee gnorp geweest zijn, 16 euro. Als hij dat gevraagd had had ik betaald, en waren wij lachend, als vrienden voor het leven, uiteen gegaan. Nu reed ik 3 km verder naar een toiletgebouw met een tarief van 0 euro en prepareerde een bord noedels en een mok koffie.
Niet veel later was ik terug in Busan. Het kostte moeite om betaalbare accommodatie te vinden. Na een bezoek aan de plaatselijke VVV liep ik met wat folders in mijn hand een wijk in waar de goedkoopste motels zaten. In één ervan was de prijs redelijk. Maar de oude dame wilde zien wat ik in mijn hand had. Ze zag de folders van de hostels en was plots heel resoluut, ze had geen kamer voor me. Wat was dat nou? Ik stopte het papierwerk in mijn stuurtas. Die stoute folders waren nu uit zicht, had zij nu misschien een kamer? Maar nee, ik had het verbruid, ik was slecht, ze had geen kamer. Een volgend motel werd gerund door een aanzienlijk normaler jong, enthousiast stel. De prijs was nog net acceptabel, de kamer een forse stap terug vergeleken met mijn vorige adres in Mokpo, maar dat was dan ook een uitzonderlijk aanbod geweest. Mijn bagage werd in een winkelwagen geladen en vervoerd naar de kamer en om de situatie nog iets onwerkelijker te maken bezichtigde ik de kamer op handen en knieën, met mijn schoenen achter de drempel. Men krijgt hier namelijk een rolberoerte als je een hotelkamer met je schoenen betreedt en er zat een veter in de knoop dus ik kreeg mijn linkerschoen niet uit. En zodoende volgde ik de rondleiding op hondse wijze, als een vastgebonden viervoeter.
Busan is geen lullig plaatsje, het is ongeveer vier keer Parijs. Om het overzichtelijk te houden beperkte ik me voornamelijk tot mijn kamer en oriënteerde me op het vervolg. Ik keek enerzijds uit naar Japan maar had er moeite mee dat ik net nu ik zo vertrouwd was met Zuid-Korea weer opnieuw zou moeten beginnen in een nieuw land: het zou me weer een kleine twee weken kosten voor ik wist waar alle voorzieningen zaten. Anderhalve dag later toog ik in de bloedhitte naar de luchtgekoelde vertrekhal van de ferry naar Japan, een hal die deed denken aan een luchthaventerminal. Om 11.30 had ik uitgecheckt, om 19.00 was het inchecken op de boot, om 23.00 uur het vertrek en om 7.00 uur de aankomst. Het aanschaffen van een ticket ging soepel, en de dame achter de balie hield een vergrote, ingelijste foto omhoog waarop te zien was waar en hoe fietsen gestald werden op boot. Wat fantastisch! Duidelijker, efficiënter en servicegerichter kon het niet. Op de boot was er geen grote zitruimte met stoelen zoals dat elders in de wereld gebruikelijk is, maar slaapruimtes. Een houten vloer, matjes en ieder een eigen stopcontact. Toch was het me wat te intiem en ik vond een tafeltje met stoel waar ik de avond doorbracht. In de nacht nam ik nog eens een kijkje in mijn slaapcompartiment maar op een ruimte van 4x4 lagen en zaten zo'n zes man en ik voelde er weinig voor om er tussen te gaan liggen. Ik verdeelde mijn tijd daarom tussen de stoel van een race-spel in de kleine speelhal waar het wat te warm was, en liggend voor de tv in de lounge waar het wat te koud was. Vreemde ervaring, kou. Dat moest kunstmatige kou zijn, zoiets bestond buiten niet, ook niet 's nachts.
Ik had wat moeite om Japan binnen te komen. Ik had geen 'return flight', geen hotelbevestiging, geen bewijzen van voldoende financiële middelen en geen contactpersonen in Japan. Die heb ik als Nederlander volgens de regels ook niet nodig maar toch moest er overlegd worden door officials, terwijl steekproefgewijs enkele van mijn conservenblikken meegenomen werden voor een röntgenscan. Uiteindelijk mocht ik verder en reed ik Fukuoka, de stad van aankomst in. In een grote treinstationshal ging ik in een grote glazen lift naar de achtste verdieping, naar een grote boekhandel, op zoek naar een boek met fietsroutes in Japan. Het boek 'Cycling Japan' dat in fietskringen aangeraden werd, werd niet meer gedrukt en was niet meer in voorraad; ik kon hier wel wegenkaarten en reisgidsen kopen. Een wegenkaart had ik al, een reisgids kon ik eigenlijk wel gebruiken in een land waar ik misschien wel de volle 90 dagen die ik gekregen had zou gebruiken. Ik twijfelde tussen The Rough Guide en Lonely Planet. De laatstgenoemde sprak me net iets meer aan, maar ik voelde me genoodzaakt de daden bij mijn woord te voegen. Ik foeter al een paar decennia op de kuddes die slaafs hun bijbel volgen, de bijbel die de reiswereld ernstig verstoort. Verpest. Locaties die door Lonely Planet vermeld worden, worden overspoeld met reizigers. Faciliteiten zijn vaak niet berekend op een permanente piekbelasting, en de service holt soms achteruit omdat er toch steeds gegarandeerde aanvoer is van toeristen, toeristen die onttrokken worden aan locaties die zeer de moeite waard zijn maar die niet vermeld worden in hun gidsen. Lonely Planet is te groot, te invloedrijk geworden. En daar kunnen alleen de kopers van reisgidsen iets aan veranderen. En dus reed ik met een Rough Guide in de tas de stad uit. En passant schafte ik een nieuwe band aan, want mijn tweedehands band uit het AT House in Bishkek had niet veel profiel meer over. Mijn nieuwe band was een blauwe band. Ik had al lang geen blauwe band meer gehad, daarvoor moest ik terug naar de tijd dat ik op judo zat.
De verkoopprijzen worden in Japan getoond exclusief belasting en waar dat normaal gesproken onhandig en verneukeratief zou zijn, komt dat hier goed uit want op deze manier zijn de prijzen ongeveer gelijk aan die in eurocenten. Honderd yen op een prijskaartje is dan een euro.
Japan rijdt links. Alle stoepen zijn voet- én fietspaden en liggen dan weer links, dan weer rechts van de rijweg. Heel vaak moet je van kant wisselen, en geregeld is er ook helemaal geen stoep, of juist aan beide zijden. De breedte varieert van drie meter tot 50 cm en aan snoeien en onkruid wieden doet men hier één keer per jaar denk ik. De hitte hield aan en de grenzen van het draaglijke werden overschreden in mijn eerste nacht in Japan op een parkeerplaats achter een hamburgerkraam. Ik gooide alles open, sprayde erop los met muggenwerend middel, maar werd desondanks gestoken waar de concentraties spray het laagst waren. Maar alles was aangenamer dan die moordende benauwdheid in een dichtgeritste tent. In de ochtend liepen er mieren over mijn lijf. En er stopte een kerel bij mijn tent en stapte uit zijn auto. Ik verstond niets van wat hij zei maar ik had het idee dat hij kamperen op deze plek een afkeurenswaardig idee vond. Ik kampeerde hier uberhaupt niet met overmatig veel plezier en begon in te pakken. De zeurneus verdween. In mijn gids las ik dat wildkamperen weliswaar is toegestaan, maar dat je het het beste discreet kunt doen, tussen zonsondergang en zonsopgang. Kamperen is niet gebruikelijk hier, het is geen Korea. Japanners recreëren en sporten op geheel andere wijze. Hier geen trimtoestellen, en ook fietsers zie je weinig. Ik las ook dat het snuiten der neus erg onbeleefd is, dat moest ik even afleren. Verder vond ik het een beschaafde gedachte om te lezen dat het tonen van agressie lijdt tot totaal gezichtsverlies (ik stel me voor dat het vergelijkbaar is met keihard gaan huilen in het openbaar). Nu hebben Japanners in het verleden best veel agressie getoond, en nog steeds is er sprake van venijn, vraag maar aan de grotere vissoorten, maar tijden veranderen. Onze oosterburen waren driekwart eeuw geleden ook ronduit onsympathiek en kijk eens wat een koddig braadworstenvolkje het nu is.
De avond bracht ik nu eens een keer buiten door, lezend en schrijvend op een bankje. Veel scheelde het niet wat temperatuur betreft, het is zoals gezegd alleen minder benauwd. Om mijn spullen niet onbeheerd te laten moest ik er uiteindelijk toch weer mee de tent in aan het eind van de avond. Nu waren er geen mieren maar zweetdruppels die over mijn huid kriebelden. Ik droogde me af met mijn shirt maar het was dweilen met de poriën open, en in een plasje zweet viel ik in slaap. Ik wou dat hitte geen issue meer was.
Ik had niet alleen een bankje daar, maar ook een toilet. Er zijn veel openbare toiletten. Ze zijn schoon, de emmers met poeppapier zijn op het vasteland achtergebleven, al zijn hier wel weer veel hurktoiletten, die wat stijlvoller en schoner zijn dan elders in de wereld. Veel is bewegingsgevoelig: licht, kranen en urinoirs. Vaak is er een stopcontact maar ik heb er wel een reisstekker voor nodig. Ik kon mijn telefoon opladen en me scheren, maar met de dikke geaarde stekker van mijn dompelaar (verwarmingselement) kon ik hier niets, dus dat betekende het einde van de koffie en noedels.
Ik schoof al vrij snel een eilandje op. Een snel vaartuig zette me op hoofdeiland Honshu. Het idee was om naar het noordelijkste eiland Hokkaido te fietsen, want daar was het koeler én daar zou het ook het eerst te koud worden. Het viel me op dat Japanse automobilisten uiterst hoffelijk zijn. Weet je wat ze doen als ze een gevaarlijke situatie naderen? Ze minderen vaart en passeren wanneer dat op veilige manier mogelijk is. Noujaaaaa! In Korea zag je nog vaak de Chinese methode: toeteren en gas bij. Ik heb het idee dat een Japanner nog liever sterft dan dat hij toetert. Winkelpersoneel is ook zonder uitzondering zeer vriendelijk. Japan lijkt geen specifieke discounters te hebben, of goedkope huismerken. Diverse supermarkten hebben enkele goedkope artikelen, aan mij de taak ze te spotten en te verzamelen. Vaak staat er muziek aan, soms meerdere radio's tegen elkaar in. Vocalisten zijn altijd vrouwelijk en nooit ouder dan 14 jaar.
Ik hield de kust aan want die was mooi en ik hoefde er niet al te veel te klimmen. Vaak waren er tunnels die de noodzaak tot klimmen verder beperkten. Er waren mooie baaien en ruige rotskusten. Ik begon fraaie kampeerstekken te ontdekken langs het strand en vond in de zeewind een bondgenoot die me koeler hield in de avonden. Ik had weer veel last van een prikkelende huid en begon me te realiseren dat het waarschijnlijk niet met zout op de huid te maken had zoals ik eerder dacht. Ik herinnerde me de term 'prickly heat' uit reisgidsen en zocht later eens op wat dat was. En jawel, overal vlekken op de huid en een sterk prikkelend gevoel waren de symptomen, en de oorzaak verstopte poriën door overvloedig zweten. Bingo! Dat was wat ik iedere nacht deed in de tent (zweten, niet bingoën). Remedie: huid koel houden. En daar was de wind goed voor, de klachten zouden rap afnemen naarmate ik vaker gebruik maakte van de bries uit zee.
Vaak was ik rond zessen in de ochtend al op pad om de hitte voor te zijn én omdat Japanners ook vroege vogels zijn en in mijn buurt fietsen, vissen en honden uitlaten. Meestal is er wel een toiletgebouw om me te wassen, om tanden te poetsen en soms meer: kleren wassen, scheren en eenmaal knipte ik zelfs mijn haar met een nagelschaartje. Het werd te lang, ik kon het niet goed verzorgen en ik was die klittenbal in mijn nek spuugzat.
Een dagelijkse fles cola bij Lawson werd een gewoonte. Lawson is een 'convenience store', daar heb ik zo gauw geen Nederlands woord voor. Wij kennen ze ook, bij ons heten ze Shell, Esso of BP, maar in deze contreien staan er zelden benzinepompen bij, die dingen houden ze gescheiden. Ik geniet er van mijn dagelijkse shot cafeïne en suiker en zo'n drie kwartiertjes wi-fi.
Mijn voorband is een vervelend ding. Ongeveer sinds mijn laatste vertrek uit Bishkek kennen de binnenbanden fases van frequente, onverklaarbare doorboringen die na pakweg één pakje plakkers van 8 stuks afgewisseld worden met probleemloze periodes die weken kunnen duren. Nooit vind ik scherpe objecten in de buitenband. Ik zat weer in zo'n probleemfase en had het nu wel gehad met die mysterieuze buitenband. Bij de eerstvolgende mogelijkheid zou ik ook deze vervangen. Een blauwe zou wel zo symmetrisch ogen. Ondertussen had met al die arbeid ook mijn pompie, die ik Robodoll had genoemd, het begeven. Ik moest me nu behelpen met een reservehandpompje, waarmee 400 slagen nodig zijn om een band op te pompen.
Ik fietste door Obama (er kan veel in Japan) en vond later zowaar een douche waar ik voor 100 yen incl. BTW twee minuten kon douchen. Ik ging de uitdaging aan en slaagde. Een tweede muntje van 100 yen was niet meer nodig. Ondertussen vervaagde langzaam de behoefte aan accommodatie. Uit mijn gids maakte ik op dat ik er niet op moet rekenen voor minder dan 30 euro onderdak te hebben. Ik heb al gauw twee nachten nodig anders is het een rustpauze van niks. Had ik 60 euro over voor anderhalve dag bij de airco? Alles wat ik nodig had was buiten beschikbaar. En mijn dagbudget ging hier al volledig op aan voedsel, zelfs als ik me beperkte tot de goedkoopste waren. Als ik niet uitkeek rezen de uitgaven de wok uit. Ik moest bij een buitenleven echter ook buiten gaan bloggen. Dat zou even wennen zijn, maar in eerdere fases van mijn fietsbestaan deed ik dat ook gewoon: in Australië schreef ik bijvoorbeeld bijna al mijn verhalen buiten in de hitte. Dus. Ik vond het ook wel een uitdaging om vanaf nu uitsluitend buiten te gaan leven. Er was nog wel een kleine aanpassing nodig: ik wilde weer water kunnen koken. En dus schafte ik weer een waterkoker aan. En toen ging ik een nieuwe fase in. Het was even zoeken geweest, maar ik wist nu weer waar ik wat moest vinden. Ik had mijn manier gevonden om hier het nomadenbestaan vorm te geven. Op een mooie stek aan zee, een plein met bankjes, prepareerde ik een bord noedels en keek naar de ondergaande zon. Van de gedachte aan koffie in de ochtend werd ik erg vrolijk. Dat Japan, dat bevalt me wel.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley