Tika en de groene bebogeen
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
20 November 2016 | Thailand, Khon Kaen
Na het vervallen van Israel als volgend reisdoel kon ik eenvoudigweg een oud plan uit de kast trekken. Een maand eerder was Thailand afgevallen maar nu was het ineens een goed plan om daarheen te vliegen. Het regenseizoen in Thailand was voorbij en in plaats van een maandje tussendoor had ik nu de rest van het jaar voor dit land tot mijn beschikking en werd een vlucht er naartoe de moeite waard. Ik zou 30 dagen mogen reizen, een 'visa-run' uit kunnen voeren naar een aangrenzend land en me opnieuw bij de Thaise grens kunnen melden voor 15 nieuwe visumvrije dagen die je krijgt als je Thailand over land binnenkomt.
Ik had in de maanden ervoor veel gelezen over andere bestemmingen. De Filipijnen waren een grote kanshebber, dat was voor mij nog onontgonnen terrein, en ook leek het me fantastisch om mijn lezerspubliek te verrassen door plots op te duiken in India. Maar waar ik vooral behoefte aan had was om na Japan ongestoord en onbekommerd verder te kunnen fietsen. Zonder lawaai, zonder veel poespas. Geen ingewikkelde visumprocedures, geen vliegreizen over vier schijven, geen getetter aan mijn kop tijdens het fietsen. Al lezend werd me eens te meer duidelijk dat je voor je rust niet naar India of de Filipijnen moet gaan. Het mocht ook best weer een zware tocht worden, en heel even dacht ik: 'Zal ik mijn tocht door Australië voltooien door de Nullarbor over te steken', om er dan direct achteraan te denken: 'Je bent echt gestoord als je die vliegenhel weer in gaat'. Bij voorkeur zou ik naar een land gaan waar ik nog niet eerder geweest was, maar de mogelijkheden leken op. Thailand was de meest aantrekkelijke optie, en omdat ik eigenlijk in dit land alleen de kust bereisd had lag er nog een heel binnenland klaar om ontdekt te worden. En ik was toe aan een bord nasi. En dus werd het Thailand.
Van de 90 dagen die ik in Japan kon verblijven heb ik er 80 gebruikt. Het werd ook tijd om te vertrekken want het werd langzaamaan te koud en je moet uitkijken dat je niet te zen wordt. Voor je het weet pas je niet meer in de westerse wereld. Nu lijkt een verplaatsing naar het boeddhistische Thailand geen zoden aan de dijk te zetten, maar door betaalbare accommodatie met wifi zit je dagelijks weer urenlang in je eigen virtuele cultuur. Accommodatie, dat was lang geleden. Op 12 augustus lag ik voor het laatst in een bed, in het Koreaanse Busan. Maar ooit lag ik in Australië 123 nachten achtereen in een tent, dus zoveel stelde het ook niet voor.
Ik had te maken met een ingewikkeld eindscenario in Japan. Het vliegveld van Osaka lag op een eiland. Naar dat eiland liep een snelweg en een spoorbaan. Op beiden mocht ik niet fietsen. Ik moest een trein of een taxi nemen en in beide gevallen moest mijn fiets een handzaam en degelijk verpakt pakketje met draagriem worden, anders werd het vervoer ervan geweigerd. Het voordeel was wel dat de fiets in één moeite door acceptabel verpakt zou zijn voor de vlucht. Op de luchthaven zou ik dan nog een ticket moeten scoren, omdat ik, zoals een maand eerder bleek, geen ticket via internet kon aanschaffen. Het viel vooraf allemaal niet goed te plannen omdat ik niet wist wat er ter plaatse mogelijk was. Het werd een kwestie van steeds de situatie bekijken en het plan bijsturen. Het begon met het invalidentoilet dat op mijn route lag, daar kon ik een laatste keer 'douchen' door me op te sluiten met zeep en een steelpan. Bij de brug aangekomen naar het vliegveld-eiland was er vlakbij het treinstation waar ik de trein wilde nemen een toilet met een geschikte ruimte ernaast om de fiets te demonteren en er was ook een fietsenzaak dichtbij, handig voor als ik hulp nodig had. Op enkele kilometers vond ik een doehetzelfzaak waar ik een draagriem, bubbeltjesplastic en tape kon aanschaffen (zelf had ik nog een fietshoes) en er was ook een park in de buurt waar ik kon overnachten. Na die laatste nacht in mijn tent deed ik voor het laatst boodschappen en checkte ik op een wifi-spot nog één keer allerlei vluchtgegevens; zodra mijn fiets verpakt zou zijn zou ik zo goed als immobiel zijn. Dat verpakken duurde een uur of vier en verliep voorspoedig, ik had geen hulp nodig. Nog één keer verhitte ik water voor een lunch en liet toen de waterkoker (met Japanse stekker) achter, evenals de versleten slaapmat en tent. Ik had nu een volledig volgepropte flightbag en een schoudertas met fiets; het lukte me om hiermee 20 meter achtereen te lopen zonder ineen te storten. De afstand naar de stationsdeur was zo'n 40 meter en binnen in de hal moest ik ook nog ongeveer 40 meter afleggen, dus bereikte ik in vier etappes de trein. Gelukkig werd het kopen van een kaartje geen studie want er lag een loket op mijn route met een echt mens erin. Na de 3 km lange treinreis sleepte ik aan het eind van de middag mijn bagage naar buiten en vanaf dat punt had ik een trolley tot mijn beschikking. Einde zware arbeid. Ik had mijn zinnen gezet op een vlucht met AirAsia, de volgende ochtend om 11 uur. Maar de balies van AirAsia waren verlaten. Een mevrouw van de informatiestand vertelde me dat ze verwachtte dat deze rond 8 uur de volgende ochtend weer open zouden zijn. Maar omdat ik zag dat er nog een (voor mij te dure) nachtvlucht was ging ik laat op de avond eens kijken en jawel, de ticketbalie was open en ik kon er een ticket kopen voor de volgende ochtend. Ik sliep zowaar een paar uur en vloog de volgende dag in zeven uur naar tussenstop Kuala Lumpur. Daar leek het me bij nader inzien raadzaam om een hotel te boeken in Chiang Mai, mijn bestemming, omdat het schier ondoenlijk was om op het vliegveld mijn fiets weer in elkaar te zetten en ik dus afhankelijk was van een taxi en me ter plaatse geen zoektocht naar een kamer kon veroorloven met mijn zware bagage. Dat regelen van een kamer kon gelukkig zonder aanbetaling. Ik sliep weer een paar uur en genoot in de vroege ochtend van de regen, hoog boven me, aan de andere kant van het glas. Fantastisch, regen die niet mijn onderbroek, fietstas of tent binnensijpelde!
Ik vloog in drie uur naar Chiang Mai, werd probleemloos toegelaten ook al had ik strikt genomen een 'return ticket' moeten overleggen en nam mijn bagage en fiets weer in ontvangst. De fiets was beschadigd, het grootste voortandwiel was licht gevouwen, maar omdat het middelste (versleten) tandwiel toch ook vervangen moest worden was dit niet zo'n probleem. En alles bleef soepel verlopen, ik kon geld pinnen, een airport-taxi regelen en in no time stond ik in hartje Chiang Mai bij mijn hotel. Daar was-ie dan, de zo vurig gewenste kamer. Airco, wifi, koelkast, badkamer. Ik had zo lang geen hotelkamer gehad dat ik de zeepjes aanzag voor koekjes. Ik leverde mijn was in met het verrukkelijke vooruitzicht dat die zak vuil weer lekker ging ruiken. Ik ging naar buiten, naar de 7 Eleven. Betaalbaar eten, wat een genot! Snel kocht ik een bakje nasi (goreng). Bij het afrekenen wordt hier gevraagd of je het warm wilt hebben, maar de vraag 'Warm?' wordt hier uitgesproken als 'Wham?', waardoor ik steeds de neiging heb om zingend te antwoorden met 'Last Christmas, I gave you my heart'. Mijn gesneuvelde baardtrimmer had ik in Japan achtergelaten en ik had besloten om me voorlopig te behelpen met scheerzeep en een mesje, en dus liep ik nu voor het eerst in ruim twee jaar gladgeschoren rond. Mijn kleding was met zoveel wasverzachter behandeld dat alles in een straal van twintig meter rook naar schone was. Ik keek om me heen in mijn nieuwe reiswereld, naar de 'wats' (tempels), de boeddhabeelden, de markten, de backpackerhostels, de vele toeristen, het drukke verkeer. Ik ging op zoek naar een internetcafé om mijn mp3-speler opnieuw in te richten met alle sinds Roemenië op mijn telefoon verzamelde muziek:
- Where can I find an internet cafe?
- Very close, near the Wat Muen Ngun Gong.
- Near the what?
- Yes.
Het was aangenaam warm buiten, maar in mijn kamer was ik blij dat ik besloten had om mijn versleten slaapzak niet achter te laten in Japan. Met alleen een lakentje had ik die moeilijke airco-balans moeten vinden tussen net niet te koud en net niet te warm. Nu kon ik onder mijn slaapzak gaan liggen en Koning Winter laten heersen. Uren achtereen internetten, in of op bed, was een ander genot. Ik had weer alle tijd en kon kijken wat ik wilde en dus keek ik, uiteraard, naar Tita Tovenaar op Youtube. Ik zocht later eens op hoe het met dochter Tika was. Ik zag dat meisje Tika inmiddels 71 is. How time flies. Zelf ben ik inmiddels ook geen 4 meer.
Ik was ook blij dat ik weer pepers in mijn eten aantrof, Japanners houden daar niet zo van, maar die vreugde was tijdelijk; de Thai slaan geregeld door naar de andere kant. Ik vond het ook hoog tijd worden om dan toch eindelijk eens de meest beruchte vrucht ter wereld te proeven, de doerian. Ik had ze al vaak gezien, met name in Maleisië en Indonesië, en hier lagen ze in behapbare porties; in zijn geheel zijn ze even groot als een bowlingbal. De doerian is berucht om zijn stank. Als je bij het fietsen het idee hebt dat je gepasseerd bent door een vuilniswagen die je, waar je ook kijkt, toch nergens ziet, dan ben je een fruitkraam gepasseerd waar doerians verkocht worden. De smaak is bijzonder, aangenaam zelfs wat mij betreft, en houdt het midden tussen avocado, witte kool en vla. Ik kreeg meer en meer behoefte aan groente en fruit; ik had lang uitgekeken naar onbeschaamde vreetpartijen maar nu het zover was liet ik de 'all-you-can-eat'-buffetten en de snackbars links liggen en bestelde borden gewokt groenvoer.
In 4,5 uur zette ik mijn fiets weer in elkaar en liet later de twee genoemde tandwielen vervangen. Het werd tijd om weer te vertrekken want ik was aan het verzwakken. Ik was verkouden geworden, ging me slap voelen en ik kreeg rugpijn. Deze tendens moest gekeerd worden.
Het komt niet vaak voor dat je in de tropen de airco achter je laat, de buitenwereld in trekt en denkt: 'Oh, deze temperatuur is ook goed'. Het was gewoon lekker weer, een graad of 30. Ik reed naar supermarkt/warenhuis Big C en kocht een tent van 11 euro, voor de dagen waarop ik geen kamer zou gaan vinden. Het was een genot om over de veilige Thaise wegen te rijden, over de brede strook die gereserveerd is voor (brom)fietsers. Het was gedaan met die Japanse overgroeide, soms groen uitgeslagen klotsstoepjes die vaak versmalden en zomaar ophielden, om elders weer verder te gaan, aan deze en/of gene zijde van de weg. Thaise wegen zijn misschien wel de snelste fietswegen ter wereld, en het aantal km/u ging fors omhoog. Op deze eerste fietsdag lag er niet veel accommodatie op de route. Ik reed door een bergachtig gebied en er was tegen de avond één te duur resort en één berghut die slechts toegankelijk was door het afgesloten resort te doorkruisen. En dus haalde ik op dag één al de tent uit de verpakking en zette hem op langs een bergpaadje. Het begon te regenen, maar gelukkig niet al te hard. Weer was ik blij dat ik een slaapzak had, dan had ik iets om op te liggen; de grond was nogal hard. In de ochtend had ik zwerfhonden bij de tent, en bij het afbreken van de tent liepen er mieren over me heen, van die mieren die een branderig gevoel geven door alleen al over je huid te lopen. Ik reed verder door het bergachtige gebied en stopte rond lunchtijd bij een 7 Eleven voor een bakje spagetti en een koude cola. Ik had zo lang naar dit soort warme maaltijden uitgekeken, na zo'n lang regime van blikje-fruit-blikje-vis, maar ik raakte er ook weer snel op uitgekeken. Ik nam me voor om wat vaker naar restaurants te gaan voor een iets degelijker bord eten. Er viel weer een flinke regenbui, ik droogde weer op, en er viel weer een flinke regenbui. De warmte maakte het draaglijk. Terwijl ik een derde nat pak vlak voor de avond probeerde te voorkomen door te schuilen, bleef ik maar direct kamperen onder het afdak van de zithoek waar ik me bevond. Deze avond kwamen de mieren ín mijn tent. Gelukkig kon ik de intocht redelijk keren. In de ochtend had ik een lekke band, en bij een pauze weer. Mijn blauwe achterband was versleten. Ik had hem moeten vervangen in Chiang Mai maar ik maakte de beoordelingsfout die ik zo vaak maak door alleen naar het profiel te kijken en het deel waar de buitenband in de velg gaat te negeren; juist daar is vaak de meeste slijtage. Ik plakte binnenband én buitenband, maar bij vertrek stond de binnenband alweer plat. Het gat was te groot, de lucht ontsnapte door de nog niet volledig gedroogde lijmlaag heen. En dus haalde ik een nieuwe band uit mijn tas en legde die om de velg. Een uur later kon ik weer plakken en haalde ik allemaal draadjes afkomstig uit vrachtwagenbanden uit de buitenband. Daarna regende ik zeiknat. Daarna mocht ik weer plakken. En mijn reservepomp overleed. Gelukkig had ik sinds de onderhoudsbeurt in Japan een reservereservepomp. Ik strandde die dag in een dorp waar iemand zei dat de politie wel onderdak voor me kon regelen en inderdaad, de politie bracht me naar een resort dat ik een uur eerder niet had kunnen vinden omdat het achter een rij huizen langs de weg lag. Niet ieder resort is duur hier, voor een tientje kun je al beschikken over een mooie kamer met veel voorzieningen, en in dit geval was het zelfs inclusief ontbijtbuffet. Ik haalde de natte kleren uit mijn Ortlieb-sponzen en hing ze te drogen. Terwijl ik me in de ochtend tegoed deed aan het buffet regende het al weer. Maar ach, ik genoot van toast met een soort bebogeen, dat was lang geleden, uit de tijd dat Tika nog blond was, en deze bebogeen was zelfs van een betoverend groen. Toen ik weer fietste was het droog. Dat duurde een kwartier. Daarna volgde er een lange hoosbui. Ik nam het einde van het regenseizoen niet langer serieus. In het stadje Tak vond ik een fietsenzaak en ik kocht er nieuwe buitenbanden voor een schokkende 3,15 euro per stuk. Er zat een flink profiel op en dat had ik hard nodig tegen de ijzerdraadjes en de natte wegen. Ik kocht direct een reservereservereservepomp. Ik bleef maar gelijk hangen in Tak, het was al halverwege de middag. Er waren die avond geen restaurants in mijn wijk maar wel grote supermarkten en dus besloot ik zelf te 'koken'. Ik kocht een Chinees kooltje, een potje mayonaise en een blikje vis. En toen, toen het moment van consumptie genaderd was, werd ik bruut herinnerd aan een nare gewoonte in deze hoek van de wereld. Deze mayonaise zat tjokvol suiker. Dat was waar ook. Ze stoppen hier overal suiker in. Ik had al ruzie gehad met de sinaasappelsap en de drinkyoghurt, die zijn hier ongeveer even zoet als cola, en de kaascrackers die ik had gekocht smaakten geen moment naar kaas maar vooral naar kaakjes. Later zou me opvallen dat in restaurants standaard peper en suiker op tafel staan en ik zou mezelf net op tijd weerhouden van de aanschaf van salami, omdat ik me tijdig herinnerde dat ook die hier bomvol suiker zit.
In de ochtend regende het weer, maar het zou de laatste bui zijn. Volgens klimaatinfo.nl kon ik in november 6 dagen regen verwachten en ik had er nu 5 op rij gehad. Ik heb er dus nog één tegoed. Ik reed compleet de verkeerde kant op maar dat gaf niets, ik zat ruim in mijn tijd en het maakte me eigenlijk niet uit waar ik rijd. Het is overal prettig rijden als het niet te hard regent. Thailand zit ruim in zijn vel; er is veel ruimte, niet zoveel bebouwing, landbouw wordt afgewisseld met natuur maar er wordt ook veel aan het zicht onttrokken door bomen. Het oogt allemaal zeer natuurlijk en het is een verademing als je het vergelijkt met Europa en noordwest-Zuid-Amerika. Hoe je noordwest-Zuid-Amerika écht schrijft weet alleen Randy, mijn collega bij poppodium Baroeg en winnaar van de 25e editie van Het Groot Dictee der Nederlandse Taal; wellicht kan hij licht werpen op dit duistere vraagstuk. Wat ook opvalt is de rust in dit land. Als ik terugdenk aan sommige kamers in Peru, met overal die luide stemmen om me heen, blaffende honden, lossende vrachtwagens, muziek, 24 uur per dag, en ik vergelijk dat met die muisstille avonden en nachten hier, dan is ook dat een verademing. Mensen roepen niet of nauwelijks naar je, laten je je gang gaan, zijn niet te nieuwsgierig en niet gefascineerd door hun claxon. Toch zijn ze ook niet gereserveerd of stug, het is een en al vriendelijkheid wat ik tref.
Er ontstond een dagelijks ritme van vertrekken rond het middaguur, zo'n 70 km fietsen en tussen 5 en 6 onderdak pogen te vinden. Het idee om in de tent te moeten liggen werd steeds onaantrekkelijker met de toenemende hitte, de harde grond en de mieren. En zo ging ik langzaam meer uitgeven aan accommodatie, als ik de afweging moest maken tussen betalen voor het enige aanwezige resort of buiten liggen. Soms dacht ik dan nog iets als: 'Ik doe het alleen als ze wifi hebben'. Maar natuurlijk hebben ze wifi. Hallo. Dit is Australië niet. This is not Australia. Shalalalala. En zo kwam ik in het Rain Forest Resort terecht, een prachtig houten bouwwerk, receptie, bar, trappen, terrassen, zithoeken, een volière en diverse bungalows eromheen, en dat alles aan de rand van, nee half in de jungle; tot de verbeelding sprekende accommodatie die ik eerder vooral in Afrika tegenkwam, als backpacker.
Ondertussen werd er weer wat van me gevraagd, er waren wat klimmetjes op de route. Van 100 naar 750 meter hoogte. Tussendoor weer een mooi resort. Een afdaling en weer een nieuwe klim naar 1000 meter. Ik bereikte een nationaal park en ik verwachtte geen accommodatie, en dus had ik me mentaal voorbereid op een nacht in de tent na een week luxe. Ik stelde me er zo op in dat ik, toen ik toch een resort aantrof, dit links liet liggen en de voorkeur gaf aan een nachtje mieren. In de ochtend raapte ik buiten mijn afvalzak op en zag dat er een groot gat in zat en dat er fruitpitten op de grond lagen. Het zijn mieren ter grootte van een vlo, maar onderschat ze niet. Ik reed verder door het park dat ook olifanten schijnt te herbergen, maar ik moest het doen met de plaatjes op de waarschuwingsborden. Ik at mihoensoep in een bamboehut en daalde weer af naar de bewoonde wereld. Ik sliep in een wat eenvoudigere kamer. Ik kreeg behoefte om de reis weer wat meer in balans te brengen. Ik had bewust gekozen voor ontspanning en comfort door naar Thailand te reizen, maar inmiddels zat ik meer op Facebook dan op de fiets en vond ik de kosten te hoog oplopen. Dat laatste is de paradox van het reizen met een laag budget. Japan was een duur land en daarom bijzonder goedkoop voor mij omdat ik haast niets kon betalen en dus haast niets kocht. Thailand is een goedkoop land en daarom duur voor mij omdat ik haast alles kan betalen en dus van alles koop. Ik besloot de balans wat te herstellen. Ik zou na 12 dagen fietsen aankomen in Khon Kaen waar ik twee dagen pauze wilde nemen, maar ik dreigde daar aan te komen zonder behoefte aan comfort, rust of koffie omdat het leven zo goed was geweest. En dus vertraagde ik het tempo enigszins en sliep nog een nachtje op een betonnen vloer, langs de doorgaande weg. En ik dacht terug aan een tijd waarin ik mezelf met mijn tent verstopte vanwege de behoefte aan rust en het gevoel dat ik dan veiliger kampeerde. Fietsers die voor hun nachtrust bij politie, brandweer of eethuisjes aanklopten begreep ik nooit. Sinds Zuid-Korea is dat veranderd en sta ik daar waar meer comfort is, waan ik me veiliger als ik in het zicht lig, stoor ik me niet aan gepraat of draaiende motoren, zolang ik maar het gevoel heb dat ik met rust gelaten wordt.
Het pakte goed uit. Dankzij het nachtje op een betonnen vloer kon ik het matras in mijn hotel in Khon Kaen, waarin ik maar liefst 2 volle millimeters wegzakte, prima waarderen. Voor 53 cent liet ik mijn kleren wassen. Ja vroeger, in Japan, deed ik dat allemaal zelf en was het gratis. Ik weet wat me te doen staat. Ik ga alle zeilen bijzetten om een faillissement af te wenden. Ik moet nog wel chips halen voor vanavond. Neem ik dan nog een bak vanille-ijs mee? Pfff, denk denk, moeilijk. Onderschat dat niet, dat reizen.
-
21 November 2016 - 15:59
CORRIE BEUTE:
wat een verwennerij kerel,zorg maar dat je er niet teveel aan hecht.... geniet lekker verder wij genieten van je verhaal
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley