Synchroonblaffen in de Gein-sekte
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
29 Maart 2017 | Hongarije, Debrecen
Mijn nieuwe slaapzak was warm. De zogeheten 'comfort temperature' was -3 graden en die belofte leek waargemaakt te worden. Wat ik ook gevonden had in Praag was een opblaasbaar matras en een voetpomp, samen waren ze maar tien euro. Het was een kleine teleurstelling toen ik las dat dit matras niet gebruikt en zelfs niet eens uitgevouwen mocht worden bij temperaturen onder de 15 graden. Omdat ik geen nachten verwachtte van 15 graden of warmer gebruikte ik hem toch maar, anders was het alleen maar ballast. En het lag uitstekend. Ik lag de eerste twee nachten ook nog eens op een prettige plek, namelijk bij het spoor. Ik vind dat altijd heerlijk rustgevend. Laat ieder half uur op 500 meter een hond blaffen en er ontstaat wat irritatie. Laat iedere 5 minuten op 7 meter een trein langsrazen en ik kom tot rust. Ik lag steeds vaker op goede plekken, ik hoefde me vaak niet te haasten in de ochtend omdat ik vrijwel volledig uit het zicht lag of in een gebied lag waar zelden iemand kwam. Dan lag ik tussen het gebladerte en het getakte, temidden van het gevogelte en het geinsecte (dat niet verward moet worden met de Gein-sekte, opgericht door zanger Johan Vlemmix na het mislukken van zijn ambitie om Minister van Feest te worden, jaren geleden). Ik liep door bossen en dorpjes met veel honden. Mijn Dazer had niet meer het beoogde effect, ik denk dat de batterij het langzaam opgaf. En dus probeerde ik op andere wijzen te reageren op dit hemeltergende geblaf. Het liefst zou ik over die blaffende mormels heenpissen maar dat ligt heel gevoelig binnen de hondencultuur. Dan baken je als het ware je terrein af op de hond zelf, en dat is hondenschennis. En dus zocht ik verder. 'Je moeder is een teef', probeerde ik, maar dat had dan weer geen enkel effect. En dus zei ik maar gewoon op z'n Rotterdams 'Joh, houdt toch je muil'. Ja, ik sprak dat uit met 'dt', want in het Rotterdams eindigt de gebiedende wijs gelukkig nog gewoon op een t, zoals bijvoorbeeld in de zin 'Pleurt op met je gebiedende wijs en gaat bier halen'. Uiteindelijk bekwaamde ik mij in het synchroonblaffen. Dat is een activiteit die ontwikkeld is in de Gein-sekte, en het gaat hierbij om het playbacken van het blaffen. De timing is hierbij van groot belang en ook de mimiek: bij een gay kefje past een andere gelaatsuitdrukking dan bij een woeste blaf. Gevorderde synchroonblaffers kunnen meerdere honden tegelijk playbacken, met steeds correct wisselende gelaatsuitdrukkingen.
Na de derde nacht was mijn opblaasbare matras al een beetje leeggelopen en op de vierde avond haalde hij de nacht niet eens. Einde verhaal. Ik had dit matras gekocht om opkomende rugklachten weer te doen verdwijnen omdat eerder in Zuid-Amerika mijn opgezwollen slaapmat een gunstig effect had gehad, en ook al waren de klachten nu niet verdwenen, toch was ik over een keerpunt geraakt en zou het daarna alleen maar beter gaan.
De hoofdwegen werden te druk en gevaarlijk; ik had steeds minder ruimte. En dus zocht ik naar alternatieve wegen. Ik vond ze, en dat liep een stuk aangenamer. Wel kwam ik nu nog iets vaker door dorpen. Alle dorpen in Tsjechië heten Prejudiče, maar dat kan ook gewoon een hardnekkig vooroordeel van mij zijn. Eén dorp was maar liefst zeven km lang en er hing een vreselijke smog. Dat was niet verwonderlijk als je zag wat er uit de schoorstenen kwam.
'Schat, de haard gaat uit en het wordt fris. Hadden wij nog zakken huisvuil?'
'Nee, dit was de laatste, maar als het goed is liggen er nog autobanden in de tuin.'
Ik vond dan wel goede plekken om te kamperen, maar ik moest er steeds harder voor werken om ze te vinden. De bossen werden namelijk steeds steiler, of ze waren veel te doorzichtig, of er liepen veel te veel wandelpaden doorheen. Het kostte veel tijd, energie en kilometers. Eén keer lag ik ruim drie km van de doorgaande route, inclusief de terugweg kwam dat neer op 6,5 loze kilometers, en dat is veel op een dagtotaal van pakweg 40 km. Een andere keer was ik dermate vermoeid dat ik na het eten even wegviel en het volgende moment werd het licht en was het 5.40 uur. Binnen in de tent had ik er vaak geen idee van hoe koud het buiten was, dat zag ik pas als ik in de ochtend de bevroren condens op het tentdoek zag bij het inpakken. Zo was er een dag dat ik na anderhalf uur lopen bij een tankstation aankwam en zag dat het -3 graden was. Het was een dag waarop ik echt verwijderd raakte van de hoofdroute en een mooie tocht maakte door de bossen en even leek het alsof ik door Canada liep. In de avond liep ik weer door een steil naaldbos om de tent op te zetten en hoorde een schril gekef. Als dit Borneo was geweest dan was het een aap geweest of een hele grote vogel. Maar hier verwachtte ik geen apen of tropische vogels. Wat waren dat? Plots zag ik lichtbruine lijven door het gestruikte schieten, maar nog zag ik niet goed wat het waren. Wat ik ook niet helemaal kon plaatsen was de licht opengescheurde zak met een karkas erin. Het had een witte vacht. Een schaap? Een hond? Ik liet lijk en hondvogelapen achter me, klom tientallen meters omhoog en hoopte dat ik bovenop de heuvel veilig was. En dat was ik.
Er waren lange stukken fietspad langs een spoorweg en dat liep geweldig. Ik kwam langs een garage en een man bood hulp aan; ik liep immers nog steeds naast een fiets. Ik bedankte voor de hulp, pauzeerde in een bushokje, en iets later kwam de man terug, met een fietsketting. Wederom bedankte ik. Communicatie is moeilijk hier, men spreekt even goed Duits als de gemiddelde Nederlander Italiaans spreekt, en in tegenstelling tot de rest van de wereld lijkt hier de vraag 'Do you speak English?' in het geheel niet begrepen te worden. Elders volgt er tenminste nog minimaal een 'no' of een hoofdschudden.
Op de weg naar Praag had ik gaandeweg een rode uitslag ontwikkeld op mijn voeten. Het was weggetrokken maar keerde nu terug. Best ironisch dat je bezig bent duizenden kilometers te lopen en dat je voetzolen mooi gaaf blijven, maar er op de boven- en zijkant van de voeten problemen ontstaan. En mijn dijen begonnen schaafplekken te vertonen. De mooie routes hielden op en ik werd terug naar de hoofdweg gedwongen en dat betekende lopen in de berm, met vaak weinig ruimte, mede door vangrails, en een slecht oppervlak. Mijn voeten pakte ik uiteindelijk in, in windsels en pleisters. Pleisters hebben een hele verkeerde ontwikkeling doorgemaakt. In mijn jeugd waren pleisters robuust, ze waren stevig en de lijm maakte zelfs hechtingen bijna overbodig. Tegenwoordig heten pleisters 'hechtpleisters' en zijn het een soort postzegels. Het houdt het midden tussen papier en plastic en er zit wat gom aan. Bij het aanbrengen dien je de adem in te houden. Daarna valt de hechtpleister alsnog van de huid. Dit soort pleisters lijken de oerpleister van de EHBO-markt verdrongen te hebben. Er zijn mij geen protesten bekend, blijkbaar wordt dit geaccepteerd. U weet uit mijn vorige verhaal dat ik wel degelijk nog antieke pleisters had maar die wilde ik niet meer gebruiken uit sentimentele overwegingen. Gelukkig had ik een grote rol ouderwetse leukoplast en plakte ik grote lappen over de pleisters heen, zo bleven ze zitten. Om mijn dijen ging een rekverband om het schuren te voorkomen. Blijkbaar waren mijn dijen wat forser geworden en ik nam me plechtig voor wat meer te gaan bewegen.
Ik liep Slowakije binnen. Mijn eerste indruk was niet goed. Bijna al het land was in gebruik en de wegen waren druk. Maar ik liep tenminste pijnvrij nu alles ingepakt was. Aan het eind van de dag vond ik een stukje natuur maar ik moest er wel voor klimmen, en ook nog door de klei. Mijn wielen liepen vast en dus was ik genoodzaakt mijn bagage in delen naar boven te dragen. In mijn achterhoofd zat nog de informatie dat in Slowakije dan toch echt het berengebied begon, maar ik keek omlaag naar de drukke weg, de bebouwing en de akkers en deed doppen in mijn oren tegen het geblaf, en ik rijmde: 'Zitten hier bere? Dan zitten ze ook in Almere'. Op school leerden we al dat Almere bekend staat als één van de meest beerloze steden ter wereld. De volgende ochtend verwijderde ik de klei, rolde de fiets naar beneden, verwijderde de klei en toen ook maar meteen mijn voorspatbord want dat was nu volledig geforceerd. Voor het eerst was er geen kou in de ochtend, ik had zonder handschoenen mijn tentstokken en buitentent op kunnen bergen. Mijn muts ging de tas in en de hoed kwam tevoorschijn. De jas kon vanaf dat moment steeds vaker in mijn kussensloop achterblijven (toen ik nog met al mijn kleren aan sliep, vóór Praag, zat er een fietshoes in mijn kussensloop; da's toch minder). Het was ook in deze periode dat de twee oude lange broeken die ik als 'loopbroek' had meegenomen versleten waren en dus ging ik in korte broek verder. Goed weer betekent niet automatisch een makkelijke dag en knap vermoeid stuitte ik in de namiddag op een camping. Ik was al weer lang onderweg, ik rook bijzonder, maar toch liep ik door. Want wat kon ik daar doen? Ik kon me niet douchen met die ingepakte voeten en zelfs al kon het wel dan had ik direct zo'n druk programma. Heel mijn avond zou opgaan aan schrobben, en het ontklitten van mijn haar, en berichten lezen, en en... Ik was moe en wilde alleen maar liggen.
De volgende dag was leuk want ik liep langs een stroompje door een dal, het was rustig op de weg en ik kwam hooguit door kleine gehuchten. Wat het interessant maakte was een klim van vijf km. Soms krijg je extra energie van wat meer uitdaging. Er waren schapen langs de weg en de mama-schapen riepen hun kleintjes bij zich zodra ze het vreemde sujet met benen en wielen zagen naderen. Dolenthousiast dartelden de lammetjes naar hun moeder, ze hadden het signaal verkeerd begrepen en mekkerden blij 'Joepie, melk!' en hapten naar de spenen.
Toch was het me in het algemeen wat te druk in Slowakije. En dus dook ik iets eerder dan gepland Hongarije in. Dat pakte niet goed uit. Eerst was het nog heerlijk stil, maar toen bereikte ik het eerste dorp. En alles was plotseling anders. In Tsjechië had ik nog zoveel soortgenoten gezien. Mensen hadden lang haar of grijzende baarden, met name de mannen. En in Slowakije zag het er allemaal zo vredig uit. Oude mensen die tuintjes verzorgden. Maar hier was het anders. Een groep moslimjongeren probeerde mijn aandacht te trekken. Er waren heel veel kinderen, waaronder enkelen armoedig gekleed. En mannen rond een auto die me vuil aankeken en die Europese equivalenten leken van latino's. Wat waren het, zigeuners? Als ik een besnorde meneer zie met een aapje op zijn schouder, gezeten voor zijn woonwagen terwijl hij een stemmig wijsje speelt op de viool, dan pink ik misschien wel een traantje weg, maar van dit soort gangsters ga ik alleen maar naar dromen. Er hoorden ook vrouwen bij. Ik probeerde te ontcijferen wat hun ogen zeiden en twijfelde tussen 'Ik bijt je lul eraf' en 'Ik snij je strot door als iemand mij een euro biedt'. Met nog een paar hondekoppen uit buurland Servië was het straatbeeld wel compleet. Ik liep door het een na het andere dorp en Hongaarse plaatsnamen zijn dermate onuitspreekbaar dat ik er zelf maar wat van maakte. Aan Hongaars bleek sowieso geen touw vast te knopen. Houden Tsjechen niet van klinkers, Hongaren houden niet van spaties. Daarom is Scrabble in Hongarije nooit aangeslagen: de kortste taaluiting bestaat uit 34 letters. Oh nee, dat is niet waar, want het woord voor politie is korter. Politie heet hier geen politie, police, policia, policie of polis, nee, politie heet hier, u raadde het al, rendőrség.
Ik zag veel rokende mensen, drinkende mensen en toen ik naar de top van een heuvel liep om in isolatie de nacht door te brengen zag ik toch nog een man staan met zijn broek op zijn enkels. Of hij de (nog geklede) dame voor hem ging bedienen of juist bediend ging worden was niet duidelijk. Later op de avond was ik toch niet alleen. Er liep iets grommends rond mijn tent. Toch sliep ik goed maar hoopte wel dat het beeld snel zou veranderen.
In de ochtend bereikte ik de stad Escargot-Arjan. Oude mannen dronken bier op een terras. Het was 8.30 uur. Eén had een spiegelzonnebril op. Een gangsterliefje liep voorbij. Nee, het beeld veranderde nog niet. In de volgende plaats, Balkontétteretéttet, ging ik naar mijn eerste Hongaarse Lidl. Hoera, hier hadden ze weer wasabi-borrelnoten! Daar was ik in Duitsland (en eerder in Thailand) zo ongeveer verslaafd aan geraakt. Helaas betekende Hongarije wel het einde van de maaltijden in blik: de stamppotten en maaltijdsoepen en pasta's. En omdat het nu toch echt lente was moest ik ook uit gaan kijken met gekoelde waren. Achttien graden is niet goed voor boterhamworst.
Het straatbeeld veranderde langzaam. Ik zag weer tuinierende oudjes. Misschien was ik Hongarije via de anus binnengetreden. Of had ik teveel films gezien. Na een wat relaxter nachtje werd ik om 4.57 uur wakker. Enerzijds klopte dat want het werd licht, maar het werd onderhand een beetje te gek. Mijn dagindeling begon helemaal scheef te lopen. Het was hoog tijd voor de zomertijd, zeker door dat vreemde effect dat optreedt als je oostwaarts loopt in het voorjaar. De dagen worden langer maar alleen 's ochtends krijg je er tijd bij. Het lengen van de avond deed ik teniet door mijn verplaatsing. Al sinds mijn vertrek wordt het rond 18.00 uur donker, maar het eerste licht is verschoven van pakweg 7.15 uur naar.... 4.57 uur dus. En hoe eerder je ontbijt, hoe eerder je wilt lunchen, en zo zie je 'halverwege' de middag dat het 13.15 uur is.
Ik verwijderde wat pleisters, bracht nieuwe aan, trok mijn rekverbanden aan en inmiddels had ook mijn lip zorg nodig. En dus liep ik er een uur later modieus bij met mijn beige netkousen onder mijn korte broek, een hoed op mijn hoofd en een lap voor mijn gezicht. Ik nam het de honden niet meer kwalijk dat ze aansloegen zodra ik passeerde. Maar na Petervaseline was het afgelopen met de dorpen en volgde er een mooie route en was er prachtig weer, en er was geregeld een uitdagend klimmetje. 's Avonds kampeerde ik in de bush. Ik kreeg te maken met een indringer. In mijn huid, om precies te zijn. Net buiten het zicht hing er iets in mijn oksel. Met moeite, een hoofdlamp en een spiegel kreeg ik er zicht op. Ik meende pootjes te ontwaren dus pakte ik mijn tekentang erbij. Maar ik kon er niets mee, het was allemaal veel te minuscuul. Ik liet het beest begaan, dan viel hij later misschien wat eenvoudiger te grijpen. Maar hij zou klein blijven. Ik had hem al gesloopt. Mocht u ooit een oppas nodig hebben voor uw huisdier, dan kunt u beter geen beroep op mij doen als uw lieveling niet groter dan 2 mm is. Een dag later heb ik hem alsnog verwijderd, met een pincet.
Hoera, om 6 uur wakker! En ik zou tot 19.00 mogen lopen. Ik was dubbel blij. Dit was ook de dag dat ik de heuvels achter me liet. Ik liep door een vlak, groen land, het was net Nederland. Meteen had de wind vrij spel en die blies behoorlijk krachtig in mijn zij. Langs een lange, rechte weg liep ik een volle dag in de leegte. Dit beviel me wel. Later volgde er een lange dam en een natuurgebied en op een open plek in een bos zette ik mijn tent neer. Het laatste half uur had ik in het donker gelopen en verbaasd keek ik in mijn tent naar mijn fietscomputer. Voor het eerst stond er 50 km op de teller, maar dan ook exact 50,00 km. De volgende dag liep ik door Tiscaliführer, deed boodschappen en liep weer een leegte in. Op mijn digitale kaart had ik gezien dat het gebied geel werd en ik was benieuwd wat me te wachten stond. Het bleek te gaan om watervlaktes vol riet, en moerassen en weiden. Ik had niet gedacht dat ik in Centraal-Europa dit soort gebieden aan zou treffen, al was het niet één en al natuur en passeerde ik geregeld een boerderij. Het werd een aangename dag, lang ook want ik werd min of meer gedwongen het hele gebied uit te lopen omdat het beschermd was. Vlak voor de bebouwing vond ik in het donker een strookje bos en keek in de tent opnieuw verbaasd naar mijn fietscomputer. Dat er bijna 55 km op stond was niet zo heel verwonderlijk, maar ik had het gelopen in 10:00:00 uur. Dat was zó toevallig dat je bijna zou denken dat dat de maximale displaywaarde is.
De laatste 22 km verliepen moeizaam. Zo gaat dat als er een 'aankomst' op het programma staat. Je zit met je hoofd bij de koffie, de douche, internet. In het gasthuis van een humeurige vrouw die geen idee had wat ik met 'Sprechen Sie Deutsch?' bedoelde betrok ik met telefonische hulp van een Engelssprekende neef een grote zolderkamer, en betaalde deze keer maar direct voor drie dagen. Niet alleen de kamer is groot maar ook de badkamer, en op momenten dat kabaal en rook van medegasthuisgasten door de dunne wand komen kan ik gewoon wonen in de buurloze (en verbluffend beerloze) badkamer.
En toen vond er een slachting plaats onder ettelijke zeldzame bacterieculturen die meedogenloos verdwenen in het doucheputje.
Na opnieuw 19,5 dag lopen ziet de situatie er nog steeds goed uit. De rug houdt zich goed, de nek went dan uiteindelijk toch aan de dagelijkse bewegingen en zeurt steeds minder, maar de uitslag op mijn voeten is toch een punt van zorg. Het houdt me op deze tocht niet tegen maar kan op de langere termijn een obstakel worden.
Ik blijf nog even in Gebreke en dan gaat de tocht verder. Een beslissing die ik nog moet nemen is of ik het oorspronkelijke richtpunt Odessa aanhoud, of dat het praktischer is een andere richting in te slaan. Ik ben heel benieuwd. Gelukkig mag ik altijd als eerste mijn blog lezen.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley