Zwaardvechten met billenbijters
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
18 December 2017 | Argentinië, San Rafael
Ik ging een doorsteek maken door Argentinië, van Trelew aan de kust naar het Andesgebergte in het westen, en er lagen maar een paar gehuchten op de route dus ging ik op weg met tassen vol voedsel. Toen de bewoning achter me lag reed ik weer door struikjesland, veel meer viel er niet te zien, maar toen ik iets beter keek zag ik fruitvliegjes op mijn huid die venijnig bleken te bijten. Dit had ik eerder meegemaakt in Peru, zaten die krengen ook hier? Het zijn vervelende beten die lang jeuken en zelfs zwellingen en blaasjes veroorzaken. Ik was zowaar blij met de opkomende zuidwestenwind, dit maakte ze kansloos. Maar de volgende ochtend was ik minder blij met de wind; die was zo krachtig dat ik met moeite in balans bleef en geregeld de berm werd ingeblazen. Uiteindelijk ging ik lopen, dat was een stuk beter te doen al kwamen er na een aantal uren wat oude klachten om de hoek kijken: de eerste voorzichtige blaren, pijn in mijn nek en geschuurde dijen. Daarom was ik blij dat er aan het eind van de middag weer te fietsen viel. Het werd er nog leuker op toen het prikkeldraad aan beide zijden van de weg verdween en ik in een mooie vallei met rode rotswanden terechtkwam. In dit gebied stroomde ook de rivier Chubut en ik vulde de voorraad water aan, maar kieperde iets later de gevulde fles weer leeg omdat deze stoffige regio het water bruin had gekleurd. Zo wanhopig was ik nog niet dat ik dit ging drinken. Ik reed verder door de vallei en ik had het gevoel dat ik door een nationaal park in de VS reed. Rotsen, droge beddingen en ik mocht eindelijk eens overal kamperen, maar toch was mijn keuze beperkt want ik moest beschut liggen tegen de wind. Toen ik de volgende dag in zware wind langs een lange, hoge rots reed zag ik mooie vogels die in de rotsspleten leefden. Ik zou deze zgn. holenparkiet veel vaker gaan zien, en ook horen want ze kunnen goed krijsen. In een laatste vallei werd het gevecht tegen de wind zwaarder want de vallei werkte als een flessenhals waar de wind doorheen geperst werd. En toen was het over met de natuurlijke pracht en fietste ik weer door droge vlaktes met prikkeldraad, al stonden er hier en daar nog rotsen en kleine gebergtes in het land. Ik vind het jammer dat zo goed als al het land privéland is, dat al die duizenden hectares droge grond afgezet zijn met duizenden kms prikkeldraad om vijf schapen te kunnen houden. Was het maar allemaal vrije natuur. De wind viel me tegen, ik had gehoopt dat ik noordelijk genoeg zat om er grotendeels aan te ontkomen maar dat was niet het geval. De motivatie om er tegen te strijden was ook minder aanwezig dan in 2015, ik had deze strijd al geleverd en had geen behoefte aan een nieuw gevecht. Mijn tocht naar het westen ging al met al langer duren dan gepland en ik hoopte dat ik uitkwam met mijn voedselvoorraad. Ik reed ondertussen wel een mooie afstand vol. Ik had nu in totaal 90.000 km afgelegd. Ik had opgezocht of ik Frank van Rijn al bijna ingehaald had, maar die is de half miljoen gepasseerd dus ik moet nog even. Ik bereikte Los Altares, om 3 uur 's middags. Alles was gesloten, behalve een tankstation. Ik kocht er een cola en vulde een lege zesliterfles met water in het toiletgebouw. Ik zou er uiteindelijk weinig van drinken want er zat een dubieuze chemische bijsmaak aan. In de avond zette ik de tent tussen struiken, het was de enige beschutting tegen de wind. In de nacht werd het muisstil maar bij het ontbijt zwelde het geweld weer aan en daarna maakte ik een grote fout. In zware wind brak ik de tent af. Eerst nam ik de haringen weg waar geen druk op stond, maar eens moet je een haring uit de grond trekken die je tent op zijn plaats houdt. En dat deed ik. Onmiddellijk werd mijn tent gegrepen door de wind. Er vlogen meer haringen de grond uit en mijn tent werd ineengedrukt. Ik deed alles wat ik kon om de tent tussen de struiken vandaan te krijgen omdat er aan drie kanten struiken met doorns van vijf centimeter klaar stonden om het tentdoek open te rijten. Ik slaagde er in de tent in veiligheid te brengen en nam snel alle delen uiteen op een manier die niet in de handleiding staat. Ik keek naar de staat van de tentstokken. Ze waren niet gebroken maar wel flink doorgebogen. Ik propte alles in de tenthoes en zou later de schade wel verder bekijken, op een plek waar geen windkracht 8 stond. Fietsen kon ik uiteraard vergeten, zelfs gewoon lopen was niet te doen. Voorovergebogen duwde ik de fiets vooruit. Boven het land zag ik zandvlagen maar waar ik liep lag geen zand meer. Wel gruis, en de wind was krachtig genoeg om kleine steentjes in mijn gezicht te blazen. Later op de dag zou de wind afnemen. Ik was kwaad op mezelf dat ik de tent had afgebroken in zware wind, want zolang hij stond was hij sterk genoeg, en de hele dag liep ik met de vrees dat mijn tent nu al, in deze vroege fase van de reis, vernield was. Was hij überhaupt nog op te zetten?
Ik kwam goed weg. Want in de avond zag ik dat de tent er weer heel acceptabel bij stond, al stond het doek strakker en ging de rits moeizamer open en dicht. Ik hoopte dat de stokken niet te zeer verzwakt waren en dat ze de komende tijd niet verder zouden doorbuigen.
Er kwam wat meer reliëf in de omgeving. Ik moest over kleine gebergtes klimmen en had zicht op vlaktes en lagunes. In mijn lunchpauze maakte ik een verkeerde inschatting. Ik ging op de grond zitten en plaatste daarbij ter ondersteuning mijn hand in het mos. Fout! Patagonië kent geen mos. Dit was een bedje piepkleine plantjes met nog kleinere naaldjes. Ik bekeek mijn hand en zag allemaal puntjes bloed verschijnen. Het was niet de enige vijandigheid die ik kreeg te verduren. Horzels ontdekten me en streken neer op mijn huid. Uiteindelijk at ik even later toch maar staand in een regenpak. Het fietsen was vandaag prettiger dan het pauzeren. In milde wind reed ik over vlaktes van gebergte naar gebergte. 's Avonds in de tent keek ik met tevredenheid om me heen. Over alles lag een dun laagje poeder. Het was de heerlijke bevestiging van de droogte die hier heerst, de droogte waar ik zo naar verlangde in Finland. Al het vocht dat niet opgeborgen is wordt hier genadeloos verdampt.
Ik naderde mijn doel, het plaatsje Tecka aan de rand van de Andes. Volgens mijn apps was daar de eerste echte supermarkt te vinden sinds Trelew. Ik moest mijn aankomst wel plannen vanwege de siësta. En daarom las ik tot 11.30 uur in de tent, teneinde na vijven in Tecka aan te komen en me opnieuw te kunnen bevoorraden. Eenmaal op de fiets had ik zicht op besneeuwde toppen, het bewijs dat ik ook echt de Andes bereikt had. Ik was blij dat ik het gered had met mijn voedselvoorraad en het water, dat ik hier en daar had kunnen bijvullen, maar ik werd nog iets langer op de proef gesteld. Tecka was niet de oase die ik zocht, eerder eenzelfde plaats als de gehuchten waar ik onderweg doorheen was gereden. De supermarkt bleek een kleine kruidenier te zijn. Ik verplaatste mijn hoop naar het stadje Esquel.
Esquel was een charmant plaatsje, gebouwd op een vlakke heuvelwand. Ik bereikte het de volgende dag. Eindelijk kon ik weer voedsel inslaan, maar het werd een beetje een domper. Levensmiddelen zijn al vrij duur in Argentinië (ga gemiddeld uit van Albert Heijn-prijzen maal 1,5), dus kan ik me al niet veel veroorloven met mijn lage budget, maar daar kwam bij dat ook enkele van mijn favoriete producten hier niet verkrijgbaar waren. En dus zou ik de komende tijd vooral meer van hetzelfde eten terwijl ik hoopte dat ik eens wat anders kon eten. Eens een stukje kaas of salami in plaats van altijd gemalen tonijn. Maar ik prentte mezelf in dat ik iets minder de nadruk op voedsel moest leggen en meer op de omgeving, tenslotte smaakte dat wat ik at nog steeds goed.
Ik moest een keus maken. Nationaal park Los Alerces lag verscholen tussen de bergen en daar wilde ik oorspronkelijk heen maar die bergen hadden wel een nadeel: ze werken als een magneet op regenwolken. Reeds hier was het al zwaarbewolkt. En mijn Finse trauma was nog niet verwerkt. Het alternatief was om via hoofdroute 40 noordwaarts te gaan. Dat trok me nu meer aan, maar om nu zomaar dat nationale park over te slaan voelde ook niet goed. Ik wist het niet, maar blijven staan was geen optie. En dus stelde ik de beslissing uit en reed alvast naar het nationale park. Als het me tegen ging staan zou ik omdraaien. Nou, tegenstaan deed het zeker, ik reed door heuvels met alleen maar landbouw, met prikkeldraad bijna stijf tegen de weg, maar omkeren deed ik niet want dan zou ik in Esquel stranden bij zonsondergang. Ik reed lang door tot ik een hoekje vond voor de tent. En de volgende dag hoefde ik geen spijt te hebben. Het was schitterend weer en met overal bloemen om me heen reed ik het nationale park in. Het asfalt maakte plaats voor gravel en ik kwam langs een groot blauw meer te rijden, met besneeuwde bergen erachter. Misschien kent u van vroeger nog de ansichtkaart, welnu, die kwamen hier vandaan. Soms was er een natuurcamping, soms een restaurant, heel soms een woning, maar toch vooral natuurschoon. Ik vulde deze dag flessen bij met water uit beken en watervallen en waste mijn handen en gezicht, maar het water was pijnlijk koud dus een bad zat er niet in. Het karakter van de dag veranderde. Er moest steeds meer geklommen worden en kamperen was hier, uitgezonderd op de paar campings, verboden. Ik streefde ernaar om het park voor zonsondergang te verlaten maar dit werd een taaie opdracht. Toch slaagde ik erin en zette de tent vlak buiten het park neer op een klein, verscholen weitje. Het was al met al een aangename dag geweest, met mooie uitzichten en een mooie uitdaging.
Na het park nam ik alsnog 'Ruta 40'. Deze weg liep hier langs een rivier door een vallei. Er werd veel landbouw bedreven en het gebied was ook vrij toeristisch: overal stonden borden met de aanduiding 'Cabañas' (bungalows). En overal langs de weg was bewoning, ook langs iedere zijweg, en daarom zat ik aan het eind van deze nieuwe dag met een probleem: ik kon nergens wildkamperen. Hoe lang ik ook doorfietste, nooit kwam ik uit deze drukke regio. En dus was ik genoodzaakt om een nacht op een camping te staan. Ik volgde een bord, reed een lang stuk over gravel, rechtsaf, linksaf, zou ik er ooit aankomen? Ondertussen was nog steeds al het land om me heen privégrond dus moest ik door. En uiteindelijk strandde ik bij een hek. Op het terrein erachter liep een man. Ik vroeg waar de camping was.
'Dit is de camping, maar hij is momenteel gesloten omdat het toiletblok afgebrand is. Maar je mag hier wel staan, je kunt van de faciliteiten in mijn huis gebruik maken', zei hij. Hij heette Pio. Hij sprak geen woord Engels, maar gelukkig werkte er een Israelische vrijwilliger op het terrein, Roy, die tot tolk werd gebombardeerd. We liepen naar een staanplaats met elektriciteit en een tafel. In de buurt liep een paard dat volgens Pio niet tam was en dat ik met een stok moest verjagen als hij te dichtbij kwam. Binnenkort zou hij opgevoed worden. Als om de noodzaak te illustreren sloopte het paard een tuinstoel. Het was al laat, ik sloeg de douche over en ging direct over op de avondroutine terwijl Pio iets ging drinken bij vrienden. Terwijl ik mijn administratie bijwerkte aan de tafel, weerklonk er muziek uit een speaker bij Pio's huis, loungemuziek die de avond een magisch karakter gaf, alsof ik in de Afrikaanse rimboe op een eco-lodge met barretje was gestuit.
In de ochtend dronk ik maté, de nationale drank, bij Pio's eenvoudige huis. Het ging hier om een kruikje vol gesneden theebladeren waarop heet water werd gegoten dat gedronken wordt door een solide 'rietje'. Roy vertelde me dat ik het leeg moest drinken, terug moest geven en daarna werd er opnieuw water opgeschonken, en ging het kruikje naar een andere gebruiker. Er zit veel cafeïne in en is aanvankelijk lichtzoet, maar die zoete smaak verdwijnt na meerdere malen opschenken. Na vier kruikjes paste ik omdat mijn hoofd begon te tollen. Ondertussen kwamen de buren buurten; zij spraken Engels. Door met Pio te spreken en meerdere vertalers om me heen te hebben ging mijn Spaans met sprongen vooruit. Het werd een onverwacht aangenaam verblijf hier, maar tegen het middaguur besloot ik toch weer verder te fietsen. De douche was er ook nu in de ochtend bij in geschoten omdat het warme water op was, maar ik had me 11 dagen eerder nog gedoucht dus de nood was niet hoog. Omdat het zo afweek van wat ik normaal doe én omdat het zo plezierig en leerzaam was geweest, maakte deze ervaring een diepe indruk op me. Dit was zo anders geweest dan mijn meestal zo anonieme verblijven in hostels en op campings, vooral door het karakter van deze mensen in deze kleine gemeenschap. Misschien moet ik wat vaker het lot deze kant op sturen.
Tussen gele en paarse bloemen reed ik opnieuw langs meren en bergen naar Bariloche. Maar steeds vaker was er regen en ik ruilde de omgeving toch graag weer in voor de droogte van de pampa's en dus laadde ik de tassen weer vol en ging weer oostwaarts, om later in het hart van Argentinië weer verder noordwaarts te gaan.
Maar ik kwam wel voor een verrassing te staan. Want vlak nadat ik de afslag had genomen hield het asfalt op en keek ik uit over een brede gravelpiste. Ik keek nog eens naar mijn kaart. Daar stond toch echt een rode lijn en die betekende 'Hoofdweg (geasfalteerd)'. Ik pakte mijn kaart van 2015 er nog eens bij die ik voor vertrek op de valreep had teruggevonden. 'Weg in aanleg' stond er. Mijn nieuwe kaart was dus iets te voorbarig. Ik twijfelde. In het ergste geval moest ik maar liefst 381 km over gravel rijden. Het alternatief was route 40, die hier druk was, zonder vluchtstrook. Door boerderijland en regen. Ik wist het niet, maar blijven staan was geen optie. En dus stelde ik de beslissing uit en reed alvast het gravel op. Als het me tegen ging staan zou ik omdraaien. Nou, tegenstaan deed het zeker, ik reed over wasbord, door fijn gruis, en kreeg bij ieder passerend voertuig een lading stof over me heen geworpen. En de 'weg' ging nog omhoog ook. Maar toch ging ik door. Door het gestuiter verloor ik een fles water. Ik probeerde dat te compenseren door in een rivier de voorraad aan te vullen, maar het water was me te groen. Jezelf wassen in Patagonië wordt mede hierdoor bemoeilijkt. Water is schaars en als het er is is het vaak groen slijk, of modderig. Ik vond die dag wel een ideale kampeerplaats. Een 'culvert' was groot genoeg om mijn tent te herbergen en dus sliep ik onder de weg, uit het zicht, uit de zon, uit de wind. Meestal was ik met één van de drie al blij als ik tussen weg en prikkeldraad lag.
De volgende dag lunchte ik in een kleine oase. Er gebeurde iets opmerkelijks. Er raasde een kleine wervelstorm voorbij en ik zat even in het epicentrum. Ik greep al mijn spullen bijeen. Gelukkig was ik net klaar met eten, maar er dreef wel ineens een laag stof in mijn cola. Van het fietsen kon ik niet echt genieten; er was nu toch echt sprake van bouwactiviteit. Er lag een nieuwe weg, ongeasfalteerd en nog onbruikbaar, er was veel vrachtverkeer, veel bergen zand, en veel stof. Wel genoot ik kortstondig van het zicht op een passerende emoe met tien forse kuikens. Halverwege de middag bereikte ik Ingeniero Jacobacci en wilde de voorraad cola en water aanvullen. Maar dan moest ik geduld hebben. Het zijn de twee grote nadelen van reizen door Argentinië. Alle natuur zit achter prikkeldraad en de economie ligt bijna de hele middag op zijn gat. Ik pauzeerde, strekte de benen en reed eindeloos rond tot het eerste winkeltje openging (openingstijden staan nergens vermeld) en telde een dagbudget neer voor een tonnetje water en drie flessen cola. Buiten het dorp stopte een auto met vier mannen erin naast me. Eén vertelde me dat ik iets verderop een parallelweg op kan, dat was de oude asfaltweg. Daar had ik wel oren naar. En zo reed ik even later over enigszins afbrokkelend asfalt verder. Enkele tientallen kms verderop lag er nieuw asfalt op mijn route. Er stonden overal verbodsborden, deze (perfecte) weg mocht nog niet betreden worden, maar ik liet me niet meer de piste op jagen, en ik kreeg zelfs gezelschap van het overige verkeer. Iedereen liet de gravelpiste liggen en reed bij de eerste gelegenheid de weg op. Bij Maquinchao werd de weg legaal en dus was dit voorlopig echt het einde van de piste. Ik keek naar mijn shirt. Het was twee keer zo dik geworden door stof en zout. Rijden op legaal asfalt kent natuurlijk minder spanning dan rijden op pistes en illegale wegen, en ter compensatie greep het lot in. De natuur riep. Mijn eigen natuur. Daar wordt ik sowieso al niet vrolijk van tijdens het fietsen, maar nu nog minder want er kwam een ontberinkje bij. Ik zette de fiets in de berm en hurkte achter een zandheuvel. Misschien weet u nog dat ik in Australië bij deze daad geteisterd werd door vliegen die bij de uitgang gingen zitten. Het kan erger. Nu voelde ik er plots een beest zitten dat niet te verjagen was met handengewapper. Wat nu? Ik ging zeker niet met mijn blote vingers naar die regio. Snel, papier! Maar ik was te laat. Aaaah, verdomme! Ik schoot overeind en dat was ook een effectieve manier om mijn plaaggeest te verjagen. Ik pakte mijn bucket list erbij en vinkte 'Door horzel in aars laten bijten' aan. Je maakt wat mee. Even later nam ik de laatste slok uit een fles cola en draaide de dop erop. En daar was weer zo'n ellendeling, hij danste voor me, zoekend naar een stuk vel om te landen, om te steken. Ik pakte de fles bij de dop en begon een zwaardgevecht. Hij was snel en behendig. Maar ik ook. 'Pok', hoorde ik, en ik wist dat ik 'm buiten gevecht had gesteld.
Daarna ging het een stuk beter. Ik had nu eindelijk eens wind mee en goed ook. Maar ik naderde het punt waarop ik af ging slaan naar het noorden en dat maakte na tientallen kms vliegen een einde aan mijn snelheid. Net voor ik de afslag nam, tijdens een pauze in Los Menucos, kwam er politie op me af. Het was me eerder overkomen. Politieagenten hebben niets te doen in dorpen als deze en grijpen iedere vorm van vermaak aan. En wereldfietsers worden daarvan de dupe. Dan willen ze even vijf minuten in je paspoort bladeren. Waar komt-ie vandaan? Hoe oud is-ie? Wat voor stempels staan erin? Ik maak er dan een sport van om de gang van zaken zoveel mogelijk tegen te werken, binnen de marges van het toelaatbare want er schjnen wel eens mensen zomaar te verdwijnen in Argentinië.
'Waar kom je vandaan?', werd er door één van de twee mannen gevraagd. Met mijn duim wees ik naar achteren.
'Welk land?'
'Staat daar in', zei ik, wijzend naar het paspoort dat ze in handen hadden.
'Waar ga je naartoe?' Met mijn wijsvinger wees ik naar voren.
Ze begonnen te giechelen, mogelijk vanwege mijn pasfoto. Ik liep langzaam weg van dit clownsduo en ging honden fotograferen. Even later kwam het signaal dat alles in orde was en kon ik verder. Ik word moe van dit soort figuren die hun gezag misbruiken om hun nieuwsgierigheid te bevredigen en hun verveling te verdrijven.
Maar daarna zat het mee. Op mijn beide wegenkaarten werd een gravelweg beloofd, maar er lag asfalt. Later reed ik in de avondzon. Een lange weg naar de horizon. Naast me een afgeplat gebergte. De lucht triilde van de hitte. Eddie Vedder zong een lied op mijn mp3-speler. Een magisch moment. Ik kampeerde in de natuur. Ik wildkampeerde al ruim een maand maar als ik me niet vergis was dit de tweede keer dat ik echt in de natuur stond.
Wind zorgt dat ik slechter slaap maar nu was het overdag mijn vriend en in een flink tempo reed ik naar het noorden. Mijn in Thailand gekochte camo broek was versleten en ik hing 'm aan het prikkeldraad ter decoratie van het landschap, vergelijkbaar met shirts over Australische termietenheuvels. Ik kwam via El Cuy (De Cavia) aan in General Roca. Argentijnen vinden ongeveer alles geschikt als plaatsnaam. Een gesprek als dit is hier heel normaal:
- Hé, wat doe jij in Generaal Roca? Jij woonde toch in 25 mei?
- Nee, in Blauw. Ik ben toevallig hier voor bankzaken. Ik heb ook nog kort bij mijn broer ingewoond in Perzik, maar die is na een ongeluk verhuisd naar een aangepaste woning in Het Negerinnetje. Dat heeft een zorginstelling in De Lente geregeld.
Ik sloeg weer proviand in in General Roca. In de fietsenstalling bij de supermarkt was een heel aardige mevrouw. Ze stelde wat vragen over mijn reis en zei dat ene Dios mij zou beschermen. Nee sterker nog, omhelzen. Nou, ben benieuwd. Mijn entree in deze plaats voerde langs bomen en rivieren, maar de weg naar buiten langs afval, kilometers lang. Het werd duidelijk warmer, en het aangeschafte vocht ging er sneller doorheen. De volgende namiddag ging ik rekenen en kwam op een verbruik van 6 liter water en 1,5 liter cola sinds ik General Roca verliet. Geen puur water, hè. Water verdund met poeder. Ik ben nog steeds geen cavia. Gelukkig was er bij Casa de Piedras een groot meer met een dam ernaast en kon ik door over de rotsen af te dalen beneden bijtanken. Ik waste meteen ook mijn armen, dat was nodig om al die dode huid kwijt te raken. Alles droogt uit in Patagonië, ikzelf ook. Na het meer moest ik het asfalt af en toch echt nog een stukje gravel doen van zo'n 70 km naar Veinticinco de Mayo. Het was geen beste piste maar de harde stukken grond ernaast waren goed te berijden. Het was 's avonds 27 graden in de tent, het werd al leuker. Opvallend waren de jaknikkers in het land die ik de volgende dag zag. Een vrachtwagenchauffeur gaf me een fles bevroren water. Voor de verandering was er noordenwind dus moest er nog een beetje extra strijd gevoerd worden op en langs het gravel. Er was iets dat me motiveerde en dat was een verblijf in een appartement over een dag of vier. Als ik niet langer bleef dan twee dagen kon ik het me net permitteren; naarmate ik noordelijker kwam leek het land namelijk wat goedkoper te worden wat accommodatie betreft. Gravel werd weer asfalt en in Veinticinco de Mayo sloeg ik voldoende water in want op de 300 km die volgden lagen nauwelijks dorpen. Ik was gebrand op het vinden van een goede kampeerplaats want ik werd al drie nachten achtereen geteisterd door het geluid van de wind op mijn tent. Het beste dat ik kon vinden waren struiken, maar die namen toch verrassend veel wind weg. Het was 29 graden in de tent die avond.
Beschutting tegen de zon was er bij ingeschoten en dus was het de volgende ochtend 31 graden in de tent voor ik eruit kwam. Het werd steeds leuker. Maar in de vroege avond kwam er plots noodweer opzetten. Ik was te laat om mijn tent op te zetten, want in één seconde vertienvoudigde de windkracht. Ik trok een regenpak aan en zocht een paar struiken op ter beschutting en toen bereikten regen, donder en bliksem mijn schuilplaats en als een koe wachtte ik tot de meeste ellende voorbij was en na een uur reed ik verder.
Het dorp Algarrobo del Aguita was veel meer dan een enkele boerderij en zo kon het gebeuren dat ik de volgende dag rond lunchtijd ergens een ijskoude cola uit de koeling kon plukken en kon eten in de schaduw in een park. Een paar uur later twijfelde ik of het nog wel helemaal goed ging met mijn fiets na een dubieus geluid, en een controle bracht een gebroken spaak aan het licht. Het was een gecompliceerde breuk want hij bevond zich in de nippel, en dus moest behalve de tandwielcassette ook de band eraf om het velglint op te kunnen lichten om een nieuwe nippel te plaatsen. Maar later volgde er weer een beloning. Ik kreeg namelijk weer een magisch momentje. Er was een stuk zandgrond met bomen en struiken en daar paste mooi mijn tent in. Even had ik het gevoel dat ik in Botswana kampeerde en het zicht op een cactus en het geluid van krekels (beide voor het eerst deze reis) resulteerden in een soort aangename tropenkolder.
Maar op een nieuwe fietsdag kreeg ik het idee dat ik een beetje op begon te raken. Een licht stijgende weg en een lichte tegenwind waren voldoende om me het idee te geven dat het niet meer ging. Mijn hersenen voerden ook geen nieuwe gedachten meer aan, dezelfde gedachten werden eindeloos geherkauwd. Mijn eten begon op te raken, mijn voorraad kleding en mijn stroom ook. Zonder stroom houdt het op. Ik doe tegenwoordig buiten het fietsen bijna alles met mijn telefoon. Het is mijn notitieboek, mijn camera, mijn leesboek, mijn stadsplattegrond, mijn contact met het thuisfront. Zonder telefoon heb ik alleen nog mijn mp3-speler. En die loopt ook op stroom. Zonder stroom kan ik alleen nog maar fietsen, eten en liggen. Vanwege de hoge accommodatiekosten had ik geprobeerd zo lang mogelijk onderweg te blijven en bij zo'n 25 dagen leek de teller te blijven staan. Ik stopte eerder dan gebruikelijk maar had me niet gerealiseerd dat dat eigenlijk niet meer kon bij deze temperaturen; het was 33 graden in de tent. In het vervolg moest ik doorrijden tot zonsondergang, zo rond 21.00 uur.
Ik ontbeet met maispap en een restje limonade. Veel aangemaakte poederlimonade komt verrassend dichtbij het origineel, geregeld heb ik het idee vruchtensap te drinken. En zo dronk ik deze ochtend net perensap. Het deed me denken aan een liedje uit de jaren 80, van Barbarella. 'We cheer you up, we cheer you up, we cheer you up met wat perensap'.
Het was gedaan met het isolement. Want daar was het stadje General Alvear en 82 km verderop zou San Rafael liggen en op die 82 km heb ik 300 meter natuur gezien, verder alleen boomgaarden en bewoning langs de weg. Ik wilde in de ochtend aankomen in San Rafael en moest dus nog een nacht in deze volledig bewoonde wereld zien te overnachten. Zou het er dan toch van komen? Dat ik naar een huis loop en aan de bewoners ga vragen of ik op hun land mag kamperen? Nee. Ik zwijnde deze avond. Want er was een grote brug met daaronder een droogliggende rivier met veel begroeiing. Daar woonde niemand. Nog geen zwerfhond. En dus woonde ik er een nachtje.
In de ochtend ging ik op zoek naar het door mij begeerde appartement. Het stond op een op mijn telefoon opgeslagen pagina met accommodatie in San Rafael. Het adres had ik niet, ik was aangewezen op mijn apps. Maps.me situeerde het ten onrechte in een wijk in verval. Osmand kende het niet. Ik liet het voor wat het was en wist wat me te doen stond. Op naar de goedkoopste slaapzaal. Ik had in de dagen ervoor ook hier en daar eens wat campings bekeken, maar campings zijn in dit land voornamelijk veredelde barbecueveldjes.
En toch genoot ik volop in het hostel. Ik kon een frisse douche nemen. Scheren met warm water. Mijn dranken koelen. Binnen een paar uur schone én droge was hebben (dat gaat snel, je kleren drogen bij 38 graden in de schaduw, helemaal als je je kleren niet in de schaduw hangt). Of simpelweg soep eten, want warm eten had ik echt gemist. Onderweg had ik verslagen gelezen van Afrika-fietsers en hunkerend gekeken naar de foto's van borden met rijst en vlees.
Ik zit weer op dezelfde breedtegraad als waar ik begin november landde. Patagonië ligt achter me. Mijn nadere verkenning van dit fantastische stuk aarde zit erop. Nu ga ik een klein stukje westwaarts, terug naar Ruta 40, om de draad op te pakken waar ik 'm in mei 2015 liet liggen. Het was het punt waar ik Argentinië vaarwel zei om in Chili in de Atacamawoestijn te kunnen fietsen. Nu ga ik de Noord-Argentijnse Andes zien. Op naar grotere hoogtes en nieuwe leegtes.
-
27 December 2017 - 12:13
Monica :
Ik had je verhaal even bewaard voor een rustig moment! Leuk te lezen weer. En mooi he, ontmoetingen met locals. Dat vind ik het leukste van reizen!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley