Met volle nipjes genieten van het reizen
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
12 Januari 2018 | Argentinië, Cachí
Het was tijd voor nieuwe schoenen, de aanschaf daarvan stond nog op mijn 'to do list' na mijn vertrek uit het hostel. Ik vond zaken met sportschoenen, zaken met modeschoenen, en de aanbiedingen begonnen bij 70 euro. Zelf dacht ik aan 30 euro. En toen gingen alle winkels ook nog eens dicht. Het went nooit, die siësta. Ik keek naar de ingescheurde zool van mijn linkerschoen. En ik reed maar weer verder.
Ik reed een vallei in. Er was een wilde rivier en er werd volop geraft. Ik had al mijn flessen in het hostel gevuld met water en het deed een beetje dwaas aan om met al dat gewicht langs een rivier te rijden. Maar ik hou minder van rivierwater dan kraanwater. Ik vind rivierwater altijd zo naar chloor smaken. Nou doe ik dat er wel zelf in, maar toch. De weg verliet de rivier en dus was mijn voorraad water toch niet zo'n gek idee, asfalt werd gravel, en ik mocht steil omhoog. Er stond me een mooi traject door een rotsachtig gebied te wachten. In een droge bedding sliep ik die eerste nacht fors bij na de reeks korte nachten in het hostel. Bij het opbreken van mijn kamp rende er een schorpioentje tussen grondzeil en binnentent vandaan. Ik daalde af en bereikte de rivier weer, en klom langs deze rivier weer omhoog. Het was nu maar een lullig stroompje want een paar maal kwam ik langs een stuwmeer waar al het water opgeslagen was. Eenmaal uit het gebergte bereikte ik het dorp El Nihuil waar ik een vlakke gravelweg naar het zuiden nam. Het was mijn bedoeling om de kortste route in zuidwestelijke richting naar Malargüe te nemen, om vanuit die stad mijn weg over route 40 van drie jaar terug te hervatten. Bij Malargüe boog ik destijds af naar Chili, nu wilde ik het als startpunt nemen voor mijn tocht door Noord-Argentinië. Om er te komen moest ik wel over een dubieuze weg. Volgens twee van mijn kaarten liep hij dood, volgens drie ervan liep hij naar Malargüe. Ik nam de bewuste afslag en de weg leek goed berijdbaar, maar werd gaandeweg nogal zanderig en ik moest een stuk lopen. Een automobilist kwam me tegemoet en zei dat het verderop niet te doen was. Toch waagde ik een poging. Ik kon verderop weer fietsen maar strandde weer. Een paar keer liep ik zonder fiets vooruit om de kwaliteit van de weg te controleren en steeds oordeelde ik dat ik nog wel iets verder kon. Maar toen kwamen er klimmetjes. Fietsen was niet meer mogelijk, en vanaf een bepaald moment duwen ook niet meer; ik trok de fiets aan het zadel naar voren. Dit was gekkenwerk. Ik stopte, liep een kilometer of drie zonder fiets en zag dat er niets meer veranderde. Wat was ik aan het doen? Ik was een fiets door de duinen aan het trekken. En ik moest nog 57 km. Er zat niets anders op dan terug te keren. Helaas, maar het was zeker geen zinloze onderneming geweest, want ik vond het leuk, vermakelijk, had de wereld voor mezelf gehad en maar twee auto's gezien deze dag.
Malargüe verviel (en daarmee heb ik geen enkele meter van mijn Argentijnse traject uit 2015 opnieuw gereden). Terug in El Nihuil had ik twee opties. Ik kon (min of meer) westwaarts naar El Sosneado of terug naar San Rafael om vandaaruit noordwestwaarts te gaan om de 40 te bereiken. Een groep mannen in een park bood me wat te drinken aan en vroeg me waar ik heen ging. Ik legde ze mijn opties voor. Ik had mijn twijfels over de El Sosneado-variant, omdat vanuit die plaats route 40 op mijn oude kaart uit 2015 nog niet geasfalteerd was. 'Heel route 40 is nu geasfalteerd', zei een van hen. Dat was goed nieuws. Ik kon ook mijn water in dit park bijvullen en mijn voedselvoorraad in een nabijgelegen winkel aanvullen dus hoefde niet om die reden terug naar San Rafael. En dus was het pleit beslecht. Op naar El Sosneado. De mannen gaven me een fles 7-up en limonade mee. Met 29,5 liter vocht ging ik op pad en ik vroeg me af of ik voortaan niet eens wat lege flessen weg moest gooien in plaats van bijvullen.
En zo reed ik op de Andes af. Het lag vlak voor me maar toch verder weg dan El Sosneado, dat op 75 km lag. Best apart om de hele dag naar een gebergte te rijden dat zo dichtbij lijkt te liggen. Bij El Sosneado ging het mis. De weg boog af naar het zuiden en ik dacht: 'Ja ho nou, zo rij ik alsnog naar Malargüe. Ik moet nu naar het noorden. Waar is de afslag?' Ik pakte toevallig de kaart die het dichtst bij de waarheid kwam (Osmand) en zag dat ik hier een gravelweg naar het noorden kon nemen, en dat de nieuwe, geasfalteerde route 40 twaalf km terug lag. Hoe had ik die afslag kunnen missen? Ik reed terug en was kwaad op mezelf maar het was niet nodig. De afslag was er nog niet. Op de bewuste plek was een hek met een bouwterrein erachter. Verderop waren de contouren van een nieuwe weg zichtbaar, maar alles was nog van zand. Ik keek nog eens naar mijn kaarten en zag hoe Google Maps blunderde, hoe mijn nieuwe wegenkaart van Reise Know How blunderde, en blijkbaar wist de bevolking ook niet hoe de situatie ruim 50 km verderop was. Ik wilde nu geen risico's meer nemen, twee min of meer doodlopende wegen waren voldoende geweest. Geen gravel meer nu, alleen asfalt. En dus moest ik bijna helemaal terug naar San Rafael. Dat ging deels over een stuk weg waar ik nog niet geweest was en ik werd getrakteerd op een afdaling door een bijzonder mooi rotsgebergte. En uiteindelijk kwam ik op de weg die me noordwestwaarts naar route 40 ging brengen. Na zes dagen fietsen zat ik 40 km buiten San Rafael. Dat had in een halve dag gekund, en toch had ik deze omzwerving niet willen missen.
Ik had geen cola meer. Toch had ik mijn shot cafeïne nodig. En daarom vatte ik het plan op om de 7-up die ik nog in bezit had van een bijsmaak te voorzien. Ik pakte mijn mok, deed er een schep oploskoffie in en voegde 7-up toe. De bereiding nam enige tijd in beslag want er kwam nogal veel schuim bij kijken, maar het resultaat mocht er zijn en zo dronk ik bij mijn lunch 4 mokken koffie-up en kon weer vliegen. Lang reed ik door een leegte maar daar kwam een eind aan toen ik bij Pereditas route 40 bereikte, die aansprekende route die in het uiterste zuiden bij de Chileense grens begint en in het noorden ophoudt bij de Boliviaanse grens. Ik had 'm weer bereikt, nadat ik 'm drie weken eerder bij Bariloche verliet. De hernieuwde kennismaking beviel niet zo goed, want juist toen het tijd werd om de tent op te zetten reed ik door dorp na dorp. Ik sloeg een zandpad in om een stuk natuur te vinden, of eventueel een camping. Die camping vond ik. Tientallen gezinnen waren aan het barbecuen, er klonk muziek en er werd gevoetbald. Ik werd buiten het hek al dol van het lawaai. Ik had bovendien maar vier euro aan pesos op zak; ik had willen pinnen in Malargüe. Maar verderop was een stuk zandgrond en ik vond een fantastische plek, verscholen tussen een groep grote struiken, al moest ik zelf een paar vierkante meter grond ontdoen van minuscule struikjes met venijnige doorns. Dat dit al weer mijn vijftigste nacht in mijn tent was in Argentinië dit jaar was niet zo bijzonder, wel dat dit mijn duizendste tentovernachting was sinds mijn eerste fietstocht door Nederland in 2012. Beeld je dat eens in: duizend nachten in een tent.
Ik wilde pinnen in Tunuyán maar ik schrok me wild. De commissie die al zo hoog was, was verder opgehoogd. Per opname moest ik nu ruim 9 euro betalen, en dat was exclusief de commissie die er in Nederland nog bij kwam. Ik ging eerst maar vast boodschappen doen, dat kon ook met pinpas. Dacht ik. Zorgvuldig verzamelde ik voor een dag of vijf eten, dubbeltjes wegend, hier en daar toch een extraatje toevoegend voor de motivatie onderweg. Ik zat mijn tijd uit in de rij bij de kassa en toen al mijn boodschappen gescand waren kwam het slechte nieuws. Ze konden niets aanvangen met mijn pas, ondanks dat ik 'm probleemloos had kunnen gebruiken in andere vestigingen van deze supermarkt. De caissière stelde voor dat ik alsnog bij een bank zou pinnen. Ik liet mijn kar met boodschappen achter en waagde bij diverse banken een poging, maar overal moest ik nu die nieuwe hoge commissie betalen. Dat weigerde ik voorlopig. En ondertussen sloot de supermarkt want het was 13.00 uur. Met mijn vier euro op zak kocht ik ergens een cola en ging lunchen in een park. En toen ging ik maar weer verder, het enige dat ik hier bereikt had in drie uur was dat ik gegeten had. Ik stuitte op een snelweg maar had geen trek om een alternatief te zoeken en ging er gewoon op fietsen. Dat was een goede keus want die hele snelweg stelde niets voor, vangrails en gescheiden banen verdwenen net zo snel als ze gekomen waren en enkele kms verderop reed ik weer gewoon op een matige asfaltweg zoals ik dat gewend was. In Luján de Cujo, 60 km verderop, probeerde ik weer te pinnen. Zelfde hoge commissie, maar bij één bank ontdekte ik dat ik het astronomische bedrag van 150 euro op kon nemen in plaats van 100 euro. Ik ging akkoord en had weer cash. Omdat ik een stedelijk gebied had bereikt en de dag eindigde reed ik 7 km terug naar een afgravingsgebied en zette daar net op tijd de tent op want even later viel er regen als hagelstenen zo hard op mijn tent en donderde de zwarte hemel.
De volgende dag reed ik naar en door de stad Mendoza en het was best wel weer eens aardig om te moeten navigeren door de stadsdrukte. Bij de stadsgrens negeerde ik opnieuw fietsverboden en reed verder noordwaarts over een slechte weg die ook nog eens krap was waardoor ik geregeld de berm in moest om vrachtwagens te laten passeren. Maar ook al bleef de weg slecht, verderop werd de omgeving interessant omdat het er woestijnachtig uit ging zien: rozige, harde, soms gebarsten zandgrond met hier en daar wat struikjes. Ik keek volop om me heen en genoot van dit zicht, maar kampte ook met vermoeidheid en zadelpijn. Toen ik zocht naar een geschikte kampeerplaats om vroegtijdig te kunnen stoppen werd ik gepasseerd door een trio Spaanse Vuurland-Alaskafietsers. Ze vertelden me dat er verderop een politiepost was, en dat ze daar zouden slapen. Vanbinnen moest ik huilen. Dan zit je hier in een fantastisch woestijngebied met hier en daar een oase, je hebt dé kans om een onvergetelijke kampeerervaring aan je reeks reisherinneringen toe te voegen en dan wil je naast een betonnen gebouwtje langs de weg gaan slapen. Met blaffende honden, pratende mensen, auto's die over het gravel het terrein op en af rijden. Die avond stond ik met mijn tent in het zand, met boompjes om me heen. Het licht van de volle maan tekende de contouren van de boompjes op het zand en net als ooit in Australië had ik het gevoel dat ik me in een surrealistische 3d-wereld bevond, in een wonderlijke animatiefilm. En dan te bedenken dat ik bij de politie had kunnen liggen. Gemiste kans.
De volgende dag was ik snel terug in de bewoonde wereld. Halverwege de middag was ik in San Juan, dat vanwege het tijdstip net een spookstad was maar gelukkig was er één supermarkt open. Ik kocht voldoende voedsel maar weinig water, want ik had gezien dat er veel rivieren en ook meren op de route lagen en dat water is een stuk goedkoper. Ik nam een pauze in een stadspark en zag dat het 37 graden in de schaduw was. Omdat het laatste Finse vocht nog niet uit mijn botten verdampt was was deze warmte nog steeds welkom, al kreeg ik het zwaar te verduren toen ik buiten San Juan over een rechte helling met mijn tassen vol voer naar een gebergte toe moest klimmen en gezelschap kreeg van vele vliegen. Het enige dat ik snel kon grijpen om van het gekriebel op mijn armen verlost te zijn was mijn regenjas en het dragen van een regenjas tijdens een klim bij deze temperatuur had grote gevolgen voor mijn warmte- en waterhuishouding. Gelukkig naderde het einde van de dag en kon ik stoppen, en ik zette mijn tent in een rivierbedding met cactussen. Die cactussen gaven me het zekere gevoel dat er een lage kans op overstroming zou zijn. Voor het eerst gebruikte ik alleen mijn binnentent, dat was heet genoeg. En ik begon me toch wat zorgen te maken over mijn voorraad water.
Toch was ik vastbesloten om te pogen met mijn beperkte voorraad vocht de leegte die voor me lag te doorkruisen. En daarom nam ik bij het ontbijt een halve mok limonade in plaats van twee mokken. Ik reed door een mooi droog gebied en de weg golfde omhoog. Steeds had ik zicht op één of twee golven voor me, en was ik er overheen dan volgden er weer een nieuwe golf. Maar uiteindelijk was ik boven en daalde af naar een dorre vlakte. Ik kreeg zicht op het gebied waar meren en rivieren zouden moeten liggen volgens mijn kaart, maar alles was kurkdroog. Ik moest het toch echt doen met mijn eigen voorraad. Het was heet maar gelukkig stond er wat wind. Iedere tien km nam ik twee keer een halve mok limonade en dronk met de kleinst mogelijke slokjes om er zo lang mogelijk van te kunnen genieten, en ik vroeg me af waar je, als je de keus hebt, het best mee af bent: met volle teugen genieten of langzaam genieten van ieder nipje. Ik kwam er zo gauw niet uit. Na 70 km kreeg ik te maken met broeierige namiddaghitte en had dolgraag weer met volle teugen genoten, maar ik moest me houden aan mijn nipjes-regime. Acht km verder was er schaduw en ik ging even liggen, de hitte en dorst hadden me behoorlijk gesloopt. Maar ik was ongedurig en de vliegen ontdekten me ook nog. Kon ik niet beter mijn binnentent opzetten? Ik besloot om er maar helemaal mee te stoppen, ik was kapot en er naderde ook nog eens zwarte bewolking. Ik sleepte al mijn uitrusting naar een kloof en zette daar de tent op. Ik had ernaar gesnakt te kunnen gaan liggen in mijn tent maar toen het zover was werd ik weer ongedurig en het was ook veel te heet in de tent; het onweer waaide een andere kant op. Wat een dwaze zet was dit geweest. Ook al had ik weinig energie, waarom was ik niet doorgereden? Alles beter dan een lange, hete avond in een tent te moeten sudderen met te weinig water. En dat eventuele noodweer was alleen maar verfrissend geweest. Nu lag ik alleen maar, en heel de avond bleef het 34 graden. Ik had geen energie om iets te doen, maar ook het nietsdoen voelde vervelend. Ik probeerde wel een stuk te gaan lopen maar dat werkte ook niet en vermoeid ging ik weer liggen. Later op de avond raapte ik mezelf op en deed mijn avondroutine. Ik was ondanks alles blij met deze dag door dat landschap met struikjes, cactussen, een spoorweg en droge beddingen. En die ontberingen hoorden erbij.
Na 20 km kwam er een rij bomen in zicht. Daar was bewoning, daar was water en ik zou het bemachtigen al moest ik het bij mensen thuis uit de kraan trekken. Bij 33 km, met nog 0,3 liter vocht in mijn flessen, bereikte ik het gehucht Niquivil. Ik zag hoe een vrachtwagen een klein winkeltje bevoorraadde met.... kratten limonade! Ik stapte af en wankelde naar binnen, recht op de koelkast af. Ik zag flessen cola, vruchtensappen, grote flessen limonade. Ik begon met 1,5 liter Pepsi en nam plaats op de veranda voor de winkel. Ik nam drie slokjes en stopte want de extreme kou was een forse aanslag op mijn inwendig gestel, maar daarna ging het beter. De ene mok volgde na de andere en de fles was snel leeg. Ik ben bij nader inzien toch meer iemand van de volle teugen. Ik had gedacht hier snel energie van te krijgen, maar dat viel tegen. Toch dwong ik mezelf overeind te komen. Ik vulde al mijn flessen met water en probeerde daarna wat te eten, al wilde mijn lijf alleen vocht. Ik at doperwten bij mijn laatste mok limonade. Dat ging goed. Ik kocht een liter koude sinaasappellimonade en at daarbij een blikje vis. Mijn lunch was in ieder geval binnen. Maar ik had nog dorst. En dus kocht ik een liter sap. Naast de winkel was een kroeg en op dit uur van de dag strompelden er al mannen in kennelijke staat naar binnen en buiten. De luide muziek, genre levenslied, was uit te houden; het was niet die hinderlijke muziek die ik de laatste tijd in supermarkten hoorde, met een salsaritme en een zanger die honderd keer onnozel blij 'Corazon' zong, uiteraard met dichtgeknepen neus want zo hoort dat in de hedendaagse popmuziek. Halverwege het pak sap ging mijn maag pijn doen. Met moeite werkte ik de tweede helft weg, want koud vocht warm laten worden was zonde, en daarna voelde ik me anders dan voorheen. Ik had nu energie, en pijn in maag en slokdarm, dubbele reden om weer snel te gaan fietsen om overtollig vocht uit te zweten. Ik had in twee uur 3,8 liter vocht weggewerkt en dat tikt aan. Ik geloof niet dat ik ooit meer dan 3 liter getankt heb in een pauze.
In de avond werd het frisser en dat kwam me goed uit, zo kon ik na die vorige, waardeloze, zweterige nacht tien uur achtereen slapen. Overdag lag er een gebergte voor me, maar ik fietste er mooi tussendoor, met rechts groen gesteente en links rood met zwart, kleuren die in het zonlicht erg mooi werden. Later las ik de hele avond vol en klokslag twaalf uur klonk er een bescheiden vuurwerk, zes km verderop in het plaatsje Villa Union.
Op een nieuwe dag klom ik door een mooi gebergte met rood gesteente en enorme cactussen van misschien wel zes meter hoog. Daarna kwam ik op grotere hoogte en de begroeiing verdween. Ik reed door een kale wereld met mooie uitzichten. Voor het eerst op deze reis kwam ik op 2000m. Ik daalde af met het licht van de avondzon op de bergwanden, wat een mooi effect gaf, en kampeerde in een vallei bij een stroompje. In de avond stond dat stroompje nog in de weg bij het zoeken naar een geschikte plaats, in de ochtend realiseerde ik me dat ik dat stroompje na 14 dagen fietsen goed kon gebruiken. Voor het eerst kon ik me wassen in de natuur! Ik waste lijf en shirt en vulde flessen bij, en daarna rolde ik verder de berg af naar Nonogasta, waar het weer ouderwets heet was en ik bij gebrek aan beter lunchte op een stoep, in de schaduw van een boom.
De Andes was ondertussen niet meer het gebergte dat links van me lag, het lag nu ook rechts van me; ik zat er middenin. Kamperen deed ik deze dagen steeds vaker in droge rivierbeddingen, onder of achter grote bomen. De warmte begon langzaam zijn tol te eisen op een lange tocht als deze, ik voelde hoe mijn energie en motivatie daalden. Dat gold vooral toen ik meerdere dagen achtereen langdurig te maken kreeg met vals plat, wegen die vlak lijken maar een heel licht hellingspercentage hebben. Mijn ogen zagen een rechte weg maar mijn benen voelden als lood. De dagen begonnen te lang te worden, de hitte dwong me lang door te fietsen en daarom was ik blij met een nieuw verschijnsel in deze hoek van het land: het namiddagonweer. Vaak bleef het bij dreiging, maar dan is er aan het eind van de fietsdag tenminste bewolking en heb ik de keus om te stoppen en te rusten.
En toch was ik niet blij toen ik op een ochtend door de regen naar Santa Maria reed, van mij had het zo weer 45 graden mogen worden. Ik was een ander Argentinië binnengereden. Het was nu gedaan met de echt grote leegtes, er waren hier veel dorpen in en langs de valleien en ik had het idee dat blank Argentinië achter me lag, mensen hadden hier een Indiaans uiterlijk, al is daar vast een correcter woord voor. Ik zou vanaf nu ook steeds vaker tussen wijngaarden rijden, want dit was een groot wijngebied. Ik ontmoette een bijzonder stel fietsers. Henk kwam uit Nederland en was 8 maanden geleden gestart in Alaska. Jean-Claude kwam uit Frankrijk en was 33 (!) jaar geleden gestart, ik vermoed in Frankrijk. Ze hadden elkaar net ontmoet en reden voorlopig samen op. Daar sta je tegenover een schat aan interessante ervaring, maar de tijd die je langs de weg hebt voor een gesprek is beperkt. Met ieder van deze heren had ik graag een hele avond volgepraat, maar dat liet de situatie niet toe. En dus gingen we na een half uur ieder ons weegs, en reed ik verder met nieuwe inspiratie.
Na 19 dagen had ik nergens stroom meer in mijn tassen en dat betekende dat het tijd was voor een tussenstop. Nu lag het plaatsje Cafayate, met veel accommodatie, als volgende op mijn route dus dat kwam goed uit. Maar wat schrok ik toen ik er binnenreed. Ik had totaal niet verwacht dat dit zo'n kitscherig toeristenplaatsje zou zijn, vol 'hostals' en 'hospedajes' (vaak een soort 'bed & breakfasts' met chique binnenplaatsjes) en vol handwerk- en souvenirwinkels. Voor accommodatie binnen mijn budget leek ik aangewezen op hostels, en ik stapte er eentje binnen. Ik kwam terecht in een enorm kippenhok, precies zo'n hostel dat als eerste genoemd staat onder 'Budget accommodation' in de Lonely Planet gids, en ik stond snel weer buiten. Ik geloof dat niemand me waargenomen heeft, zo hectisch was het er. Uit een tweede hostel klonk luide muziek, terwijl ik juist rust nodig had. Bij een derde stonden acht personen te wachten bij de balie. Ik gaf het op. Low budget betekende in deze plaats uitsluitend druk en lawaaiig. Toch kon ik niet verder, ik had stroom nodig. Ik reed naar de rand van het plaatsje, misschien dat dat uitmaakte in prijs of drukte, en daar zag ik een camping, weggemoffeld naast een zwembad. Een jongedame sprak me aan, liet me het terrein zien en op zich was dat wat ik het hardst nodig had aanwezig: bruikbare stopcontacten, een douche, een mogelijkheid om kleren te wassen en koffie te zetten met mijn dompelaar (verwarmingselement met netsnoer) en wifi. Ik ging akkoord, maar had even later al weer spijt. Het was nu nog rustig maar in de loop van de dag zou het terrein vast vol lopen, en zou mijn verblijf hier een lawaaiige hel worden met nul uur slaap. Maar na 6 mokken koffie zag ik alles weer wat rooskleuriger. Ik zou een douche nemen, enkele kleren wassen, wat stroom laden, op internet de goedkoopste kamer opzoeken voor de volgende dag, tegen de avond vertrekken, in de natuur slapen en de dag erop mijn eigen kamer hebben. Maar mijn eerdere vrees werd later bevestigd: tussen het duurste bed in het hostel (13 euro) en de goedkoopste kamer (49 euro) zat niets. Dan maar weer verder fietsen in de avond naar een volgende plaats. Maar toen het eenmaal avond was, was het niet eens zo druk en zoals gebruikelijk dreigde er onweer, en dus bleef ik. Uiteraard was het 's nachts toch dermate rumoerig dat ik krap een uurtje slaap meepikte, maar dat had ik ingecalculeerd.
Noodgedwongen reed ik verder. Na 29 km zag ik een bord waarvan ik normaal gesproken heel teleurgesteld raak, maar dat me nu wel goed uitkwam. 'Fin pavimento', oftewel 'Einde asfalt', en dat betekende meteen het einde van die saaie wijngaarden. In plaats daarvan reed ik langs een vallei met woestijnvlaktes. Verderop stopte een auto en een mevrouw informeerde me over de toestand verderop. Door hevige regenval was op twee plaatsen de weg overstroomd. Maar ik had geoefend in IJsland dus ik was voorbereid. De eerste doorwading was goed te doen, de tweede zag er linker uit. Aan beide kanten van de stroom stond een kleine file, met politie voorop. Auto's weken uit naar een verdergelegen punt en waagden de overtocht. Ik inspecteerde het water stroomop- en -afwaarts en concludeerde dat het voor mij weinig uitmaakte waar ik overstak. Het grote verschil met IJsland was dat je daar met stenen en helder water te maken had, hier met slijk en modderwater. Ik nam de gok en spurtte er doorheen. Het viel me alles mee. Maar ik zou nog een veel grotere beproeving krijgen. Voorlopig werd de wereld eerst een heel stuk mooier. Ik reed een heel bijzonder gebergte binnen dat bestond uit geërodeerd zandsteen. Omdat de weg een zandpiste was en de sporadische huizen zandkleurig waren reed ik in een prachtig uniform decor, en omdat ik wat slaap in te halen had verliet ik de weg en reed ik dieper het decor in om wederom op een betoverende plek te kamperen.
Ik sliep bijna de klok rond en reed verder door deze onverwacht mooie wereld. Het gaf me de kracht om nieuwe tegenslagen te kunnen verwerken en dat kwam goed van pas nadat ik het gebied verlaten had. Een diarreeaanval noodzaakte me tweemaal een stop te maken. Daarna kwam de regen. Nu is regen op zich al vervelend, maar de weg kon er minder tegen dan ik. Ik doorkruiste waterstromen over de breedte van de weg, maar later ook over de lengte van de weg. En vandaag onderschatte ik de stromen en haalde natte voeten. Totaal onverwacht kreeg ik in deze steeds modderiger wordende wereld een lekke band. Ik kon niets plakken in de regen en verving de band. Daarna zei een man me dat de weg verderop dicht was, ik kon er niet door. Toch wilde ik dat graag zelf bekijken en ik ging verder. Het zag er inderdaad niet best uit. Ik reed een modderbad in en het leek me geen goed plan zo verder te gaan. Er waren mannen aan het scheppen. Auto's stonden stil aan de overkant. Ik controleerde of ik langs het modderbad kon, over een boerderijterrein, en dat leek te lukken. Een man hielp me de fiets op het hoger gelegen terrein te tillen. En zo liep ik de plek des onheils voorbij, maar iets verderop, toen ik weer over de weg liep, zag ik een stilstaande auto, en alle inzittenden hadden bemodderde voeten. 'Je krijgt die fiets er niet doorheen', zei de bestuurder. Toch wilde ik dat graag zelf bekijken en ik ging verder. Het zag er inderdaad niet best uit. Enkele mannen duwden een gestrande auto. Ik duwde mijn fiets, door zware modder, pogend drijfzandachtige delen te vermijden, door plassen en spekglad slijk. Mijn gevecht met de modder duurde een uur, daarna bereikte ik droger terrein en verwijderde een deel van de modder onder de spatborden en rondom de remmen. Daarna was mijn achterband weer lek. Ik zette de tent op en bekeek mijn situatie. Ik was onvoorbereid, onuitgerust en met nauwelijks proviand aan een zware tocht begonnen. Binnenkort volgde een klim over gravel naar 4895 meter. Kon ik niet beter tijdelijk de route verlaten en in een dag of vier naar de grote stad Salta rijden, dat tjokvol betaalbare accommodatie zat? Ik veegde mijn info bijeen en ging rekenen. Ik zou dan rond 14 januari aankomen. Op 15 januari doet de Dakar-rally tussenstop Salta aan. Wat zou er overblijven van al die betaalbare accommodatie? Het feit dat ik na Salta dezelfde route terug moest nemen naar route 40 zinde me ook niet. Ik besloot voorlopig door te rijden.
Ik had wat banden te plakken. Wat de achterband betreft: de binnenband waarmee ik de dag begon had drie lekken, die waar ik de dag mee eindigde één. Omdat ik de buitenbanden om wilde wisselen kon ik in één moeite door proberen het trage lek in de (voor)binnenband te vinden. Wat bleek? Ook daar zaten drie lekken in. Blijkbaar hadden de doorns de lekken grotendeels afgedekt en hoefde ik slechts af en toe bij te pompen. Toen alle modder verwijderd was, de remmen opnieuw gesteld waren en de wielen weer onder de fiets stonden bleek de voorband nog een vierde lek te hebben die ik vreemd genoeg niet meer heb kunnen vinden. Gelukkig heb ik in deze fase van de reis nog voldoende reservebanden. En plakkers.
Ik had iets over het hoofd gezien. Er lag een plaats op mijn route met de naam Cachi, nog vóór de zware klim naar grote hoogten, en daar was een redelijk aanbod aan accommodatie. Wellicht dat de hostels er iets leefbaarder zouden zijn, langs deze gravelroute in de bergen.
Erg enthousiast ben ik niet nu ik uiteindelijk in een hostel in Cachi zit. Krappe kamer waarin ik waarschijnlijk niet ga slapen, veel vliegen, rumoerig, slechte internetverbinding en geen wasmachine dus ga ik zelf de was doen. Ik ben hier snel weer weg. Ik ben liever buiten.
Mijn 90 dagen in Argentinië zijn bijna op. Maar minstens zo belangrijk: mijn schoenen zijn bijna op. Ik wil het moment voor zijn dat plots een voet door de zool heen schiet. En dus moet ik een grens over. En voorbij die grens zullen winkels open zijn, en zij zullen betaalbare schoenen verkopen. En mijn voeten zullen beschermd zijn en ik zal zonder vrees door beddingen vol cactusnaalden lopen. Tsjakka.
P.S. Onder 'Reisdetails' heb ik nu ook de kosten per deel van de reis vermeld (kosten per dag voor voedsel, accommodatie en overige, kleine uitgaven). Opvallend is dat ik in Noord-Europa voor het eerst onder de 10 euro-grens gebleven ben!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley