Ik ben Pedrito Loco niet
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
07 Februari 2018 | Chili, San Pedro de Atacama
Nooit eerder was ik in een hostel dat geen waterkoker had en geen stroom had in de slaapzaal. Nouja, slaapzaal.... hok. Een meter links van mijn bed stond een stapelbed, rechts ook. Alle bedden waren bezet. Lekker intiem. Ik had mijn spullen in de gang laten staan en ben alleen in de nacht het hok ingegaan om een paar uurtjes te gaan liggen. Ik vertrok in de ochtend en bleef hopen op fatsoenlijke accommodatie, ooit.
Cachi lag op zo'n 2400m hoogte. Ik moest naar de pas Abra del Acay, op 4895m hoogte. Dat was niet niks. In Tadzjikistan kwam ik eens tot 4655m, in Peru tot 4720m, maar zo hoog als hier had ik nog nooit geklommen. Ik fietste naar steeds hogere valleien, langs herders met geiten. De wind nam toe, de temperatuur daalde merkbaar. Een enkele keer moest ik door een stroom water rijden. De vlakten werden gaandeweg leger en bij 3000m hoogte was extra kleding benodigd. Kou was iets van een tijd geleden. Ik hield iets verderop halt en bewaarde de rest voor de volgende dag. Met hier en daar een kleine afdaling tussendoor zou ik nog bijna 2000m moeten klimmen en dat wilde ik in een dag gaan proberen. Ik had wel eerder 2000m omhoog gefietst, maar altijd óf met tussentijdse forse dalingen, zoals in China, óf vanaf een veel lager punt, nooit vanaf 3000m. Ik was benieuwd naar de fysieke gevolgen van zo'n 'sprong'. Ik twijfelde of het na zo'n korte nacht in het hostel niet verstandiger was om bij te slapen, maar koos toch voor een vroege start om de top te halen en mogelijk weer wat te kunnen dalen om het lichaam niet te veel te beproeven op grote hoogte. De start van de tocht was me te tam, het stijgingspercentage lag veel te laag en dat kostte onevenredig veel energie en betekende dat het vervolg des te steiler zou zijn: de klim van ca. 2000m zou ik afleggen over 40 km, maar halverwege de rit was ik nog maar 400m gestegen. Ik kreeg te maken met honden die zich in eerdere regio's voorbeeldig gedroegen maar hier regelrechte misbaksels waren. De doorwadingen werden heftiger en natte voeten waren niet meer te voorkomen. Later verdwenen de bewoning en de honden, en werd de omgeving droger. Twee lama's vochten om een vrouwtje door hun nekken tegen elkaar te slaan, en toen er een dekking ingezet werd vluchtte het vrouwtje en rende rakelings langs me. Vergeet de honden, pas op voor lama's! De klim viel me uiteindelijk mee, tot ik ongeveer bij 4600m was. Toen moest ik iedere 20 hoogtemeters stoppen, om uit te hijgen en mijn hartslag omlaag te krijgen, al lukte dat laatste op een gegeven moment nauwelijks meer. Maar eerder dan verwacht was ik boven, mijn fietscomputer gaf een te lage hoogte aan. Ik had mijn hoogste pas in mijn fietscarrière gehaald. Ik had 1980 hoogtemeters op de teller staan en kon voor het eerst in jaren mijn lijstje met 'meeste hoogtemeters' bijwerken (in Noorwegen heb ik afgelopen zomer op twee afzonderlijke dagen ook rond de 2000m geklommen - denk bv. aan de dag met die avondklim van 1300m -, maar ik reed daar helaas met fietscomputer zonder hoogtefuncties). Maar het leed was nog niet geleden. Want nu ik klaar was met de zware inspanning werd duidelijk hoe koud het was. Het was 1,8 graad. En nu mocht ik afdalen. De pijn in mijn vingers verbijtend rolde ik 500m naar beneden tot ik een doodlopend gravelpad zag, en dat was de eerste geschikte kampeerplaats die ik tegenkwam. Ik had de proef goed doorstaan, er waren geen signalen van hoogteziekte geweest, ik had alleen een verhoogde hartslag en ademhaling gehad. Ik had in tegenstelling tot destijds in Tadzjikistan ook geen ademhalingsproblemen bij het in slaap vallen die avond, had ook geen last van kou, maar sliep wel uiterst slecht op 4400m hoogte, ondanks inspanningen en een slaaptekort. Vreemd genoeg gaat slapen na een slapeloze nacht ineens prima als de ochtend nadert. Daar had ik geen boodschap aan en ik stond op. Nu ik de pas achter me had liggen moest er een beslissing gemaakt worden. Bleef ik route 40 volgen richting Bolivia, of ging ik westwaarts naar Chili? Ik was eigenlijk helemaal nog niet klaar met Argentinië en wilde de noordelijkste provincie Jujuy nog rondfietsen. Maar mogelijk paste dat net niet meer binnen de mij toegekende 90 dagen. Ik besloot nog even in Argentinië te blijven en indien nodig kortstondig Bolivia aan te doen om weer een nieuwe periode van 90 dagen in Argentinië te krijgen, al had ik daar maar ca. een week van nodig om na Jujuy alsnog Chili te bereiken.
Ik liet het gebergte achter me en reed over gravel door een wijde leegte. Leegte op hoogte is anders dan eerder in Patagonië. De temperatuur is lager en dat scheelt aanzienlijk in het aantal vliegende insecten, die laten zich meestal niet zien bij temperaturen onder de 20 graden. Planten zijn hier niet bewapend, en er is eigenlijk voornamelijk lang, droog, hard gras en waar water over de vlakte stroomt kort moerasgras. Ik was op weg naar San Antonio de Los Cobres en speurde de omgeving af toen het vlakbij moest liggen, en plotseling openbaarde het zich onverwacht in een diepte. Het was een verrassende plaats die in niets leek op de kitscherige toeristenplaatsjes eerder op de route. Dit was een typisch woestijndorp, uitgerekt, met brede straten. Ik bevoorraadde mezelf, lunchte in het park en behield ondanks overdadige hoeveelheden mayonaise op mijn broodjes knakworst een schone snor. Het vervolg van route 40 viel me zwaar. Deze zanderige rivierbedding had alleen op mijn wegenkaart een nummer, de Argentijnen hadden dat waarschijnlijk uit schaamte achterwege gelaten. Ik had volstrekt geen zin in deze worsteling, ging dit tot de Boliviaanse grens zo door? Ik stopte en pakte de kaart erbij. Ik had feitelijk maar twee opties: doorgaan of terugkeren en naar Chili rijden. Ik vond omkeren best drastisch, blijven staan kwam me ook vrij zinloos voor en dus ging ik maar door, tegen mijn zin in. Gelukkig verbeterde de situatie doordat de bedding en de 'weg' gescheiden werden, dit had een gunstig effect op het wegdek. Gaandeweg werd de route acceptabeler. Automobilisten staken hun duim omhoog als ze me zagen en trokken een 'Respect dude'-gezicht. Ik wás ook een zeldzame verschijning, ik ontmoette geen andere fietsers of motorrijders op dit deel van de route. Ik reed door mooie groene dalen de provincie Jujuy binnen en kampeerde die avond op een vlakte met zicht op een vulkaan. Het was koud en ik dacht eraan hoe kort geleden het was dat ik tot de zonsondergang moest doorfietsen om niet geroosterd te worden in mijn tent. Al met al was ik blij dat ik doorgezet had deze dag.
De volgende dag lunchte ik in een lieflijke vallei met enorme rotsblokken, het zag er fantastisch uit. In de middag ging de 40 door het gehucht Huancar. De weg voerde door zulke krappe steegjes dat ik bijna intiem werd met de bevolking. Dit was in niets Argentinië meer, ik had het idee midden in Bolivia te fietsen. Bruine gezichten, hoeden, vlechten, armoede en pluizige lama's met strikjes waren wat ik zag. Ik fietste verder tussen wonderlijk gekleurde bergen en sliep in een klein privé-valleitje met rood zandsteen. In de ochtend volgde een wilde rit, een slingerroute met enorm steile korte klimmen en afdalingen naar het dorp Susques. Het was gedaan met de buurtsupers, vanaf nu werd het eten sprokkelen bij kleine kruideniers. Dingen aanwijzen achter de toonbank en vragen wat het kost. In de middag reed ik in de zon met een shirt over mijn hoofd. Na bijna vijf jaar fietsen word ik vreemd genoeg vatbaarder voor verbranding en moet vreemde fratsen uithalen om de zon uit mijn gezicht te weren. Ik heb het idee dat tegenwoordig daglicht alleen al voldoende is om mijn neus te verbranden. Op fotogenieke wijze klom ik deze middag naar grote hoogte en had weer een moeizame nacht. Misschien dat mede daardoor mentaal het een en ander niet goed zat de volgende ochtend. Ik wist dat ik genoot van de speciale momenten, maar voor het merendeel reed ik omhoog over gravel tussen heuvelwanden met struikjes en graspollen. Deed ik gewoon mijn werk. Zeven uurtjes trappen, uren noteren, 'prettige avond', uitklokken en op naar het avondmaal. Ik was al ruim 2,5 maand bijna non-stop aan het fietsen. Ik had een zware behoefte aan een echte stop, meerdere dagen in een eigen kamer, zodat het fietsen daarna weer bijzonder werd. Gelukkig lag Bolivia voor me, met zijn goedkope accommodatie. De noodzaak Argentinië te verlaten kon wel eens een gunstig neveneffect hebben. Ik ging op pad en bleef op en neer rijden tussen 4000 en 4300m, ik zag veel lama's, zowel wilde lama's met lichtbruine kleur en weinig vacht, een soort gazelles met x-benen, als de snoezige, donzige boerderijlama's met lintjes en overige ornamenten. De doorwadingen waren deze dag goed te doen. Net als in Zuid-Argentinië is ook hier een enorme hemel, en in deze contreien zie je met name 's middags overal concurrerende onweerswolken, en vandaag raakte ik ingesloten door grijsheid en bliksem. Ern automobilist waarschuwde me voor hagel verderop. Het was niet eens het weer dat me deed stoppen, ik was het klimmen zat. Ik zette de tent op tussen fraaie rotsformaties op een heuvel en was net op tijd binnen toen er een forse hagelbui neerkletterde. De volgende dag was ik minder fortuinlijk. Al voor drieën was ik omsingeld en kreeg nu wel hagel over me heen. Gelukkig stond de wind, en ook de hagel, in mijn rug, maar soms werden ook mijn oren geraakt en daar was ik minder blij mee. De hagel ging over in regen. Het ging me tegenstaan, de neerslag, de dreiging van neerslag... Ik had toch heel zorgvuldig een route gekozen door de droge delen van Zuid-Amerika?
De Andes was anders dan ik had verwacht. Ik dacht aan wegen langs steile, bruine wanden, met beneden een rivier. Veel hoogte, veel diepte. Maar er zijn juist vooral veel vlaktes, met meestal aan de zijden heuvels, soms dichtbij, soms ver weg. Ik reed weer door een vlakte met monsterlijke keien en aansluitend zag ik bergen met vele kleuren; deze ervaringen maakten de reis bijzonder. Ik hoopte dat ik in het gehucht Pacoine wat voedsel zou kunnen vinden. Het lag tegen een gele berg en maakte een uitgestorven indruk. In de straten liepen bijna alleen lama's. Ik kon geen winkel vinden. Ik zag een meisje lopen en vroeg of er ergens één was. Ze leidde me naar een huis en een mevrouw ging een sleutel halen. Even later ging een deur open en daar was een kleine kruidenierszaak. Ik vond wat ik zocht voor de komende dagen en kon er weer tegen.
De volgende dag werd ik compleet verrast toen ik aan een klim bezig was en de weg plots de diepte in ging terwijl ik nog veel hoger moest. Ik werd gedropt in een kloof, daar hield de weg op. Er stond een bord met informatie: route 40 zou 11 km lang door de bedding van de rivier gaan. Aanvankelijk vond ik het niets maar ging deze twist toch waarderen. Aan beide zijden rezen steile wanden omhoog en overal waren cactussen. Ik kreeg het gevoel alsof ik door een drooggevallen Grand Canyon fietste, al was dit een Little Canyon. Ik reed 'stroomopwaarts' en na het verlaten van de kloof werd de helling steiler, en nog later werd ik beloond: ik had een fantastisch uitzicht over een berglandschap dat leek op een grote verzameling wallen en dat zich uitstrekte tot aan de horizon.
De dag erop was ik minder enthousiast. Ik had niet verwacht dat ik ineens kilometers lang langs stomvervelend boerderijland zou rijden. Maar van het aantrekkelijke parkje met beelden in Cieneguillas werd ik weer vrolijker en via doordeweekse heuvels gevolgd door een mooi gebergte kreeg ik zicht op een bijzondere sliert bebouwing. Het waren twee bijna aaneengegroeide plaatsen, La Quiaca en Villazón. Er zat alleen een grens tussen. La Quiaca was Argentijns en Villazón Boliviaans. Ik kon erheen rollen maar besloot te wachten tot de volgende dag. Om mogelijk maximaal te kunnen genieten van een bijzonder moment. Want daar aan de andere kant van de grens lag de betaalbare wereld. Zou het gaan gebeuren dat ik de volgende dag mijn eerste betaalbare eigen kamer ga vinden onderweg sinds 13 april vorig jaar in Vraneşti, Roemenië? Ik las een paar uur in een bedding en zette mijn tent op. In de nacht kwam het tentdoek heel dichtbij me liggen. Dat was geen goed teken. Ik deed mijn schoenen aan, zette een haring weer vast en nagelde direct maar alle scheerlijnen aan de grond. Ik deed mijn oordoppen weer in en sliep door de storm. In de ochtend reed ik eerst langs vuilnis, daarna kwamen de honden en toen de bewoning. Even stond ik in het centrum van La Quiaca stil bij het einde van route 40, de route die ik drie jaar geleden een paar duizend km zuidelijker ontdekte. Zonder woord of bord hield het hier op. Het was ook het einde van zo'n 750 km gravel. Een paar jaar geleden zou ik niet gedacht hebben dat ik dat ooit zou doen. Ik schonk La Quiaca verder geen aandacht en reed direct naar de grens. Buiten stond een unit met loket en ik kreeg een stempel in mijn paspoort en een bon. Verderop vroeg ik waar ik mijn Boliviaanse stempel kon krijgen. 'Dat is die bon, daarmee kun je 90 dagen in Bolivia verblijven', zei de geüniformeerde man. Goedemorgen, er zijn lastigere grensovergangen geweest. En toen keek ik mijn ogen uit. Alles om me heen puilde uit van de producten. Vrijwel ieder stuk onroerend goed was een winkel met uitstalling op de stoep. Ineens was alles te koop, de hele dag. Ik zag miljoenen schoenen en dat bood hoop want die zocht ik nog steeds. Ik had het gevoel dat ik net uit een streng communistisch land kwam waar producten op gezette tijden op geheime locaties met bonnen verkrijgbaar waren, rechtstreeks het rijke, nee arme westen in waar alles verkrijgbaar was. Argentinië blijft absoluut mijn favoriete fietsland, maar wat is het behelpen als je iets nodig hebt. Het was nog maar enkele dagen geleden dat een meisje voor mij zocht naar de vrouw met de sleutel van de enige (verborgen) winkel in het dorp. Ik liep naar een pinautomaat en kreeg gratis een boel geld. Ik zag een tweesterrenhotel en checkte de prijs. Een tientje voor een kamer met eigen badkamer en wifi en ontbijt. Ik was heel snel klaar met mijn kamerjacht. Na 6 à 7 mokken koffie en een douche ging ik op zoek naar een restaurant. Die vond ik met gemak. Ik koos een kotelet met patat en rijst en wat sla. Op tafel stonden mayonaise, ketchup, mosterd en een hete saus. Man, wat smaakte alles goed! Stel je even voor dat je in oktober je laatste echte warme maaltijd at. Ik hoef dat denk ik niet duidelijker te maken. Ik hoestte twee euro zevenendertig aan bolivianos op en verliet tevreden het pand.
Vijf dagen bleef ik in Villazón en genoot tot de laatste minuut. Eindelijk was er ruimte voor alles wat elders te veel tijd of geld kostte of onmogelijk bleek te zijn. Tweemaal per dag ging ik naar een restaurant om op krachten te komen. Ik at koekjes gevuld met marshmellows en hele speciale chips. Ik kocht handschoenen voor de volgende afdaling. Volgens de verkoopster waren ze voor 'chicas' maar ze pasten, waren handig en niet roze dus het boeide mij niet. Verder was ik zo blij met mijn kamer met internet dat ik in het weekend een volksfeest buiten langs me heen liet gaan. Terecht, zo bleek later, want het ging hier om een (besloten) bruiloftsviering in de evenementenzaal die bij het hotel hoorde. Zelfs toen in mijn laatste nacht het lawaai om 3 uur 's nachts ophield deed ik liever nog een uurtje extra Youtube dan dat ik ging slapen. Slapen kon altijd nog. Eén ding lukte niet. Schoenen kopen. Ik kon het niet. Ik werd zo overweldigd dat ik niet meer wist wat ik wilde. Niets was geprijsd, alle schoenen bleken na verwijdering van de prop papier een te kleine maat te tonen, en passen en beslissen op straat of in een piepklein winkeltje, onder permanente aandacht.... nee. Ik gok op Chili en hoop dat mijn huidige schoenen het houden. Ik had weer Argentijnse pesos nodig dus pinde ik dollars en wisselde ze bij een wisselkantoor om in pesos, dat leek me slimmer dan pinnen in Argentinië gezien die absurde commissie. No soy Pedrito Loco (ik ben Malle Pietje niet). Ik stond er versteld van hoeveel geld ik kreeg en had er een klein probleem bij: hoe kwam ik er weer vanaf? Niet in La Quiaca, zo bleek toen ik weer aan de andere kant van de grens stond. Ik zocht naar een supermarkt, maar ja, alles dicht of onvindbaar. Gelukkig had ik een klein voorraadje voedsel bij me.
De herstart was moeizaam, ik reed door regen langs boerenland. Maar na anderhalve dag verdween het prikkeldraad, kwamen cactussen terug in beeld en de heuvels dichterbij, en brak de zon door. En dus sliep ik tevreden in cactusland op mijn tweede avond. Over één ding was ik minder tevreden: aan één kant van de binnentent bleven de ritsen open na het dichtritsen, een euvel dat ik eerder meegemaakt heb met andere tenten. Maar er schijnt een remedie te zijn: met een tangetje kun je de achterkant van de ritssluiting wat inknijpen en dan werkt het weer als vanouds, zo las ik in een fietsblog. Ik kan nog niet testen of het werkt, ik moet eerst op zoek naar een tangetje. Maar ondertussen is er hoop.
Humahuasi heeft een historisch centrum en trekt veel toeristen. Ik vond het er druk, maar na het verdijnen van een omroepwagen met megafoon wat het plots een stuk aangenamer. Ik lunchte er in het park en had een lange afdaling in het vooruitzicht. De zon scheen en ik had ook nog eens uitgeslapen. Wat een leven. Zoals wel vaker gaat dan alles mis. Eerst kwam de zware tegenwind. Toen diarree. Regen. Saai landbouwgebied. Krappe wegen. Normaal verkeer maar ik was niets meer gewend op die lege wegen in de vorige weken dus: druk verkeer. Lekke band. Pomp en reservepomp kapot. Met kunst- en vliegwerk kreeg ik de hele boel weer rijdend en sloeg af naar het westen, naar Purmamarca. Purmamarca is een toeristenplaatsje. Omdat ik er geen accommodatie nodig had en direct weer kon vluchten was ik mild in mijn oordeel. Ik zag hostels, veel souvenirwinkels, restaurants, een enkele bar en een park met musicerende backpackers. Rond het park waren kleurrijke stoffen en hoeden uitgestald. Leuk om even met je motorvrienden te vertoeven, leek me. Ik had hier geen motorvrienden dus kocht ik een grote fles cola voor de komende twee dagen en reed verder. Het was zwaar klimmen en ik kwam de bewoning maar niet uit. Later wel, tijdelijk, maar dat was omdat er naast de weg geen grond meer was. Ja, afgrond. Uiteindelijk kon ik laat op de avond in deze kloof mijn tent toch nog kwijt in de droogliggende rivier. De volgende dag ging de klim door. Binnen een uur begon het te regenen. Waarom is hier iedere dag regen? Het is hartje zomer. Toen ik mijn huiswerk deed voorafgaand aan de reis en een steekproef nam van plaatsen in deze regio zag ik bij iedere plaats vermeld staan 'The climate in ... is called a desert climate. There is virtually no rainfall during the year'. Grappenmakers. Ik was het spuugzat. Als het niet regende dan was je er wel voor aan het vluchten, want er was altijd dreiging. Voor nu moest ik blij zijn dat er een stukje berm was waarin ik kon gaan zitten in de regen om te lunchen; ik moest eten om die zware klim aan te kunnen. Het was één van mijn meest miserabele reismomenten. Na de lunch ging het klimmen beter, maar er stak een dikke mist op waar het gewoon doorheen bleef regenen. Ik zag niets meer van de wereld om me heen, alleen de 50m asfalt voor me. En dat was voldoende om te zien waaraan ik ontsnapte. Want plots was er beweging en lawaai. Ik remde af en keek verbijsterd naar wat er zeven meter voor me gebeurde. Een deel van de bergwand stortte in en deponeerde zo'n 80 cm puin op de weg voor me. Ik keek naar de keien die in het puin lagen. Stel dat ik zo'n joekel van 50 cm doorsnee tegen mijn enkel had gekregen, of op mijn knie. Dan was mijn avontuur voorlopig voorbij en mocht ik één of meerdere maanden revalideren.
1500m klom ik omhoog in de mist en mocht daarna een klein stukje afdalen. Een klein stukje maar want in de afdaling was er een afslag die ik moest nemen. Het zat zo: er zijn in het uiterste noorden van Argentinië twee wegen naar Chili, één over de noordelijke bergpas Paso de Jama en één over de zuidelijke Paso de Sico. De noordelijke route ging over asfalt, de zuidelijke over gravel en die laatste leek me mooier en avontuurlijker. Ik zat op de noordelijke route en nam nu dus gebruik van de eerste mogelijkheid om op de zuidelijke route terecht te komen. Maar het was nogal een dubieuze weg. Drie keer reed ik door taaie rode klei en moest die van mijn banden en remmen verwijderen om verder te kunnen. 's Avonds zag ik op mijn kaart dat me heel veel doorwadingen te wachten stonden. En dat terwijl ik door mijn watervoorraad heen begon te raken en snel op de zuidroute terecht moest komen om vocht aan te schaffen, want natuurlijk water is hier bijna per definitie bruin. Ik zette mijn opties op een rij en stelde de beslissing uit tot de volgende ochtend.
Het werd me heel eenvoudig gemaakt. Ik zag de net opgekomen zon verzwolgen worden door de mist en er waaide een spray in mijn gezicht. In de tent waren mijn slaapzak en tassen nat door de hoge luchtvochtigheid. Ik liet dit kleipad voor wat het was en besloot terug te keren naar het asfalt om voorlopig de noordroute aan te houden. Een paar uur later was ik erg blij met deze beslissing want ik reed over de Salinas Grandes, een groot zoutmeer waar een dam overheen gelegd was. Ik zag hoe de bergen prachtig weerspiegeld werden in het water en de witte hopen zout contrasteerden mooi met de dreigende lucht op de achtergrond. Na het meer was het prettig fietsen over een kaarsrechte weg, maar op een zeker moment was er een zorgwekkende ontwikkeling. Rechts van mij zag ik water over het land stromen. Niet door voorgevormde geulen maar direct over het normaal zo droge land. Hoe verder ik fietste, hoe meer het begon te kolken. Mensen begonnen me te waarschuwen. Verderop zou de route door wateroverlast geblokkeerd zijn. Ik kon weinig anders doen dan doorfietsen en zelf gaan kijken. En jawel, daar was het punt waar de waterstroom dermate groot was geworden dat de weg niet langer ontzien werd. Er lag een enorme, wild stromende plas van een paar honderd meter lang op de weg. Twee mannen regelden het verkeer en beeldden uit dat het water verderop tot aan de dijen kwam. Dat leek me wat overdreven want ik zag dat auto's niet verder dan tot hun bumper in het water kwamen. Toch zag het er hevig uit, vooral door de stevige stroming. De mannen opperden dat ik even zou wachten, dan kon ik later met een kleine vrachtwagen of pickup een stukje meeliften. Dat leek me een acceptabel plan gedurende één minuut, en toen herinnerde een inwendig stemmetje mij eraan dat ik geacht wordt iedere meter op eigen kracht af te leggen. En dus ging ik op onderzoek uit om te zien of ik om de plas heen kon lopen. Dat kon inderdaad, maar dat zou een lange, zware tocht worden van ruim een uur want er was nogal een groot gebied overstroomd. En dus zat er eigenlijk maar één ding op: dwars door de plas. Ik stroopte mijn broek op en ging een poging wagen. Ik schatte in dat fietsen onmogelijk was en dat was een heel goede inschatting. Met grote stappen plonsde ik door de watermassa die net boven de assen van mijn wielen uitkwam. Als er een auto passeerde kreeg ik golven op me af van 70 á 80 cm hoog, genoeg om mijn voortassen onder water te zien verdwijnen. Enkele minuten later stond ik aan de overkant en uiteindelijk hield ik nergens waterschade aan over. Die horde was genomen. Het was voor mij het bewijs dat de noordroute naar Chili de enige acceptabele optie was om verder te gaan; als het asfalt door overvloedige regenval al in een meer veranderde, hoe zou de gravelroute er dan uitzien? Hoe dan ook, het plezier was even voorbij want, hoe kon het ook anders, het ging regenen en het was gedaan met de rechte weg en ik mocht 400m omhoog.
Ik kruiste route 40 in het dorp Susques waar ik ruim twee weken eerder al was. Ik had hier een missie: ik moest een groot deel van mijn pesos uitgeven. Ik sprokkelde bij diverse kruideniertjes voor 45 euro aan voedsel bijeen en had toen nog voor zo'n 13 euro aan pesos over. Dat bewaarde ik voor een volgende dorp. Ik reed verder, klom 500m en kwam terecht op een prachtige zoutvlakte genaamd Salar de Oloruz, die deed denken aan een woestijn. Niet zomaar een woestijn maar de Atacama-woestijn, en dat was niet zo vreemd want die lag hier niet zo gek ver vandaan. Ook na de zoutvlakte bleef ik door woestijnland fietsen. Toen ik de allerlaatste mogelijkheid naderde om alsnog op de zuidelijke route over Paso de Sico terecht te komen twijfelde ik even, maar toen ik bij de afslag aankwam en zag dat ik al binnen vijf meter een doorwading moest trotseren hoefde ik niet lang meer na te denken. Kon ook niet want er stonden drie honden heel hinderlijk te blaffen, zodanig dat denken schier onmogelijk werd. Normaal zou het voor mij lood om oud ijzer geweest zijn, maar mijn interesse voor de Paso de Sico was gewekt door een Frans stel dat zeer enthousiast was geweest. De vrouwelijke helft had in met een schitterend accent verklaard: 'The wynde can be very strong, but the scèneries are so beautiful!'. Het zal voor een andere keer zijn. Ik reed over een rechte weg op een vulkaan af. Die vulkaan lag in Chili. Ervoor lag grensplaats Jama naast opnieuw een zoutvlakte. In Jama maakte ik mijn laatste geld op. Uitgerekend nu kreeg ik het gevoel dat ik eens wat vitamines moest scoren en had volop fruit gekocht en maar nauwelijks later herinnerde ik me dat dat nou precies het product is waarmee je Chili niet binnenkomt. Ik verstopte alles in mijn slaapzak en reed naar de douane, maar ik was te laat; de grens was al een uur dicht. Ik reed zeven km terug en zette de tent neer in de heuvels, op een vlakte met zwart vulkanisch gesteente en even dacht ik dat ik weer in IJsland was. Ik had nu in ieder geval ruim de tijd om mijn fruit te consumeren.
Ik kreeg een kaart met vijf vakjes. Het was de bedoeling dat ik stempels ging verzamelen. Er waren vijf rijen voor de afdelingen migratie, politie, de Argentijnse en Chileense douane, en de afdeling landbouw om fruit te weren, en ik moest bij iedere afdeling een stempeltje halen. Ik vroeg me af, om tien uur in de ochtend, of ik deze dag Chili nog zou halen en bedacht dat qua stempeljacht de Elfstedentocht waarschijnlijk een eenvoudigere opgave zou zijn, maar hier en daar kreeg ik als fietser een speciale behandeling en stond toch voor de middag al aan de andere kant. Leuk detail: de ochtend viel op mijn 91e dag in Argentinië. Mijn visa run naar Bolivia was behalve aangenaam ook terecht geweest. Ik klom 200m door niemandsland en genoot van het prachtige panorama toen ik boven was: ik kon in bijna alle richtingen misschien wel meer dan 100 km ver kijken en zag vulkanen, valleien, puinvlaktes en zandduinen.
Ik reed Chili binnen en bevond me nu echt in een woestijn: een rozige ondergrond met gele pollen stug gras, kale bergen en watervlaktes met flamingo's. Een middag lang genoot ik van de wereld om me heen. Daarna stak er een krachtige tegenwind op, werd het kouder en dreigde er regen en ik scherpte mijn definitie van een woestijn nog verder aan. Er was hier nauwelijks een mogelijkheid om te schuilen en ik zette mijn zinnen op een verzameling losse rotsen in het landschap voor me. Ik had gedacht er binnen een half uur aan te komen, maar na een gevecht van een uur tegen wind en helling schatte ik nog steeds dat de rotsen op een half uur afstand lagen. Het was om gek van te worden. Ze lagen uiteindelijk ook nog eens een flink stuk van de weg en met veel duwen en adem happen kwam ik er ten slotte aan en kon, drie uur na mijn besluit om te stoppen vanwege de weersomstandigheden, op 4400m hoogte mijn tent in.
De volgende ochtend merkte ik pas hoe taai de klim was waar ik de vorige dag mee bezig was nu de wind afwezig was. Een man genaamd Jorge stopte zijn auto en vroeg of ik water nodig had. Ik zat niet ruim in mijn voorraad omdat het water in Jama bij het tankstation en de douane ondrinkbaar was geweest dus dit aanbod was welkom. Het zou wederom een mooie dag worden wat omgeving betreft, maar niet qua weersomstandigheden. Nog voor de helft van de middag naderde er noodweer. Onder een monsterlijke kei in het landschap schuilde ik voor een flinke hagelbui, een flinke hagelbui en een regenbui. Daarna was het een paar uur droog maar toen het opnieuw mis dreigde te gaan stopte ik vervroegd en zette de tent naast de dijk waarover de weg liep. Deze nacht zou ik slapen op ruim 4700m hoogte, nooit eerder lag ik zo hoog.
Bij het verlaten van de tent had de zon de strijd al weer verloren van de opkomende grijze massa. De temperatuur lag net boven nul. Na een uur fietsen kwam ik Jorge weer tegen. Hij had nu twee fietsers bij zich en één van hen vertelde dat ze net uit Bolivia kwamen en iedere dag halverwege de middag hadden moeten stoppen vanwege het weer. Hij vertelde me ook dat de hobbel die voor me lag de laatste was en dat het daarna 42 km omlaagsuizen was, naar San Pedro de Atacama op 2435 meter. Wooooot? Ik nam de hobbel, suisde, suisde en suisde, over een bijna rechte weg de laagvlakte in. Weg woestijn, weg bergen, weg wolken, ik reed onder een blauwe hemel in toenemende warmte ruim tweeduizend meter omlaag, op naar San Pedro de Atacama. En daar ga ik, hopelijk met waterkoker en stopcontact in mijn directe nabijheid (ja, ik zal mij vermoedelijk weer met een slaapzaal tevreden moeten stellen), weer een leuk nieuw tochtje uitstippelen. Ik vraag wel even de weersverwachting op. Ik ga niet twee weken door de regen rijden. Ik ben Pedrito Loco niet.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley