Met een beetje hulp van Khadaffi
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
27 Februari 2018 | Peru, Tacna
San Pedro de Atacama. Zandstraatjes vol toeristen, vele tientallen wisselkantoren en evenzoveel 'tourist agencies' om tegen flinke betaling in de buurt te gaan fietsen, wandelen of brommeren. Met Chili had deze plaats niet zoveel te maken en eigenlijk wilde ik er ook niet zijn, maar mijn stroom was op. En ik had Chileens geld nodig. En dus streek ik er voor één dag neer in een hostel voor de meest noodzakelijke dingen. Aanvankelijk leek dit hostel een krappe bedoening, maar toen ontdekte ik het terras naast het hostel en daar bracht ik voornamelijk mijn tijd door, stroom ladend, backups makend, informatie verzamelend. Geld opnemen werd nog een hele klus want er was maar één pinautomaat en die bevond zich binnen in de bank en de bank was overdag gesloten want het personeel moest slapen. Ik had de siësta blijkbaar nog niet achter me gelaten. Dan heb je een dorp dat uitsluitend leeft van het toerisme, dat bijna schreeuwt 'Geef ons al je geld!' en wat doe je? Je draait de geldkraan dicht. Onbegrijpelijk. In de avond was de bank open maar was er een stroomstoring en even wist ik niet meer of ik in Chili of Congo was. Ik wilde me hier ook bevoorraden en hoopte op een supermarkt, al was het maar een kleintje, met schappen, vitrines, koelingen en prijsstickers in dit Chileense, kustloze stukje Costa Brava, maar al wat ik vond waren kleine winkeltjes die net als Laotiaanse kraampjes limonade, rolletjes met koekjes en driegramszakjes chips verkochten. De weersverwachting loog er niet om, bewolking en regen zouden mijn deel zijn als ik in dit gebied zou blijven en dus was er maar één acceptabele optie: doorrijden naar de kust. Ik wilde eigenlijk deze regio verder bekijken en aansluitend naar zuidelijk Bolivia fietsen, maar niet in deze omstandigheden. En dus kwam nu de Chileense kust en aansluitend een stuk door het binnenland over route 5 naar Arica in het uiterste noorden van Chili op het programma te staan. Dan zou ik daarna de situatie herevalueren.
Mét geld en zonder nieuwe voorraad voedsel reed ik San Pedro uit en direct kwam ik in een mooi gebergte terecht, het leken wel zandsculpturen waar ik tussendoor reed. Het was een raar idee om deze hoek van het land te moeten verlaten vanwege de slechte weersomstandigheden terwijl het schitterend weer was, maar ik wist dat halverwege de middag de hemel weer donker zou kleuren. Sinds ik westwaarts reed had ik te kampen met een vervelende westenwind; toen ik na mijn tussenstop in het Boliviaanse Villazon naar het zuiden reed had ik tenminste nog zuidenwind. Met inmiddels volop bliksemschichten in de hemel rechts voor me stopte een bezorgd echtpaar om me een lift aan te bieden en ik stelde ze gerust door te zeggen dat dit het dagelijkse beeld was en dat ik me wel zou redden zolang de wegen geen rivieren werden. In toenemende wind zwoegde ik door op een zware helling. Ik was weer eens naïef geweest en had blindelings aangenomen dat ik na het rollen naar San Pedro gewoon verder zou rollen naar zeeniveau maar er zouden meerdere gebergtes op mijn weg liggen naar de kust. Ik stopte deze dag vervroegd, ik had niet voldoende kracht en de wind vertraagde me teveel. Ook de volgende dag hield ik het al in de tweede helft van de middag voor gezien, terwijl ik doorgaans 19.30 uur als richttijd aanhield om te stoppen. De wind was weer zo krachtig dat fietsen met 5 à 6 km/u me onzinnig voorkwam in de wetenschap dat de ochtenden windstil zijn en ik door een uur eerder te gaan fietsen hetzelfde zou bereiken als in twee à drie zware avonduren. Wat me wel opviel was dat de donkere bewolking en de bliksem deze middag rechts achter me lagen. Was ik de onweerszone aan het verlaten? Wat ook opviel was het hoge gebergte waaruit ik was komen rollen voor mijn aankomst in San Pedro: daar zag ik nu sneeuw liggen, niet alleen op de vulkaan maar ook ter hoogte van waar ik gefietst had (het hoogstgelegen deel van die weg lag overigens op 4810 m hoogte, mijn op één na hoogste route ooit; zie ook mijn nieuwe topdrietje - topje drie? - onder Reisdetails).
Wekenlang had ik er naar uitgekeken. Mijn zijsprong naar Bolivia had het later op de agenda gezet. Maar nu was het zover. Ik bereikte Calama, de eerste stad sinds het Argentijnse San Juan in december. Ik verheugde me op supermarkten, hipermarkten en winkelcentra om eindelijk al die dingen te kunnen kopen die ik al weken of maanden nodig had en ik werd niet teleurgesteld. Want Calama zit inderdaad tjokvol winkelcentra en hipermarkten. Bij de Jumbo kocht ik fietshandschoenen en slaagde in vier minuten voor een nieuw paar schoenen, bij een doehetzelfzaak kocht ik een tang om mijn tent te repareren en ook schafte ik nieuwe afdichtringetjes aan voor mijn twee defecte Beto voetpompen. Ooit waren het perfecte pompen totdat de makers inferieure ringetjes gingen gebruiken, en zelfs met perfect passende nieuwe ringetjes was er geen druk meer in het interieur en waren deze pompen, die toch niet goedkoop waren geweest, vuilnisbakvoer. Ik kocht bij Lider (wat een bedrieglijk vertrouwde namen allemaal) alsnog nieuwe pompen en was al met al de hele dag aan het shoppen. Met loodzware tassen fietste ik in de invallende duisternis over een steile helling verder, langs een mijnbouwgebied. Verandering van spijs doet eten en ik genoot van allerlei etenswaren die nog niet eerder op het menu hadden gestaan op deze reis, zoals aardbeien en mosselen. Dit ondanks een kwaal waar ik al enige tijd last van had en die me blijvend het gevoel gaf dat ik een winterse vetbol voor vogels geconsumeerd had: een volle maag, een lichte misselijkheid en een gebrekkige eetlust.
In de ochtend repareerde ik mijn tent. Het was onvoorstelbaar eenvoudig. Een licht kneepje aan beide zijden van de ritssluitingen met het tangetje en de ritsen sloten weer keurig en soepel. Na een ochtend klimmen pauzeerde ik voor een lunch en kreeg gezelschap van twee Zwitserse motorrijders. Net als ik hadden ze hun route verlegd door het slechte weer. Ze hadden vier dagen achtereen het nieuws op tv gevolgd en beelden gezien van overstroomde wegen, en daarna koers gezet naar het westen. Ik voelde me gesterkt in mijn besluit om naar de kust te rijden. In de middag stond me bevrijdende ellende te wachten. Ik had geen vetbolletje meer in mijn maag, het was iets anders. Misschien kent u de strijdvlegel, een Middeleeuws wapen bestaande uit een met elkaar verbonden staf, ketting en ijzeren bal met punten. Nou, die bal had ik nu in mijn maag. Mogelijk dat de mosselen of de te warm geworden mayonaise als katalysator hebben gediend, hoe dan ook vond er een massale uittocht van kwade bacterieën plaats en keerden kracht en eetlust, waaraan het al weken in toenemende mate ontbrak, terug. En zo ging ik op weg naar een persoonlijk geografisch aardigheidje: ik ging route 5 kruisen. Drie jaar geleden reed ik over route 5 noordwaarts door de Atacama-woestijn en nu deed ik dat westwaarts. Voor het eerst kruiste ik mijn oude route, veel later dan verwacht. Ik kon me niets herinneren van een sterke, dominante westenwind en ook in mijn aantekeningen waren er geen tekenen van terug te vinden; ik had destijds meewind en dan weer tegenwind. Ik zette vroeg in de avond vlak na de kruising de tent op bij wat zandophopingen die me net uit de wind hielden. 's Avonds berekende ik dat ik in dit trage tempo, veroorzaakt door wind en klim, na de vier dagen die nu achter me lagen nog acht dagen nodig zou hebben om Arica te bereiken, terwijl ik in San Pedro nog dacht aan ruim een week in totaal genoeg te hebben.
Mijn lunch vond de volgende dag plaats bij een 'Difunta Correa' (overleden Correa). De mythische figuur Deolinda Correa, die stierf tijdens de zoektocht naar haar ten strijde getrokken man maar na haar overlijden haar baby in leven hield aan de borst, is een cult-heilige geworden aan wie wonderen worden toegeschreven, en in Argentinië, en nu ook in Chili, kwam ik veel geïmproviseerde gedenkplaatsen tegen waar toegewijden flessen water offeren. De gedenkplaats van vandaag was van het uitgebreidere soort: het had o.a. een open woonkamer en een afgezet tuintje met een dood boompje. Niet iedere bezoeker is even toegewijd, sommigen zien in een object in de woestijn een uitgelezen kans om ongezien een drol te offeren. Ik nam de gulden middenweg en doneerde een shirt; ik versierde de muur van de woonkamer door mijn versleten Baroeg Open Air 2006 shirt aan twee spijkers op te hangen, dichtbij de teddybeer op de boekenplank. Na de lunch stak de wind weer op maar ik naderde de definitieve afdaling naar de kust dus liet ik me niet meer tegenhouden. Door een wereld van steen en puin rolde ik 1000m naar beneden en.... stond aan zee. En het was ineens windstil toen ik halt hield, die vervelende wind was tot mijn verbazing weg. En ik realiseerde me dat ik het continent had overgestoken, via een lange omweg.
Tocopilla had een voorgoed gesloten supermarkt. Ik had eigenlijk gehoopt op een geopende supermarkt, maar al wat ik vond waren kleine winkeltjes die limonade, rolletjes met koekjes en driegramszakjes chips verkochten. Ik besloot te overleven op de voorraden uit mijn tas en dat was eigenlijk geen moeilijke opgave. Sterker nog, eigenlijk vroeg ik me af of ik ooit door die voorraad ingeblikt Argentijns vlees heen kwam. Ja, ik moest anderhalve week geleden toch érgens mijn laatste pesos aan uitgeven.
Ik ging de kust volgen en ik keek mijn ogen uit. De zee ging direct over in woestijn en dat beeld was nieuw voor mij. Dit was nog mooier dan wat ik aan de westkust van het Japanse eiland Honshu zag. Toch kon ik hier niet op het strand slapen; er lag teveel steen, teveel bergpuin. En dus zette ik in de schemering de tent neer op een helling, aan de andere kant van de weg. De volgende ochtend zag ik afzonderlijke woningen links en rechts in het zand staan, soms degelijk, soms geïmproviseerd, en geregeld ook hele nederzettingen, maar na Rio Loa had ik een tijd de wereld voor mezelf, al moest ik hem delen met mijn medeweggebruikers. Daarna kwam ik terug in de bewoonde wereld maar die was wel bijzonder, want de grond was wit uitgeslagen. Het leek op de grond die ik destijds oostelijk van hier ook zag, toen ik door een woestijnbos reed en aan Moeder Aarde likte om te testen of het geen zoute bosgrond was. Om wat meer privacy te hebben reed ik een heuvelachtig gebied in om te kamperen en stond versteld van deze schilderachtige omgeving in het avondlicht. Iedere foto die ik hier maakte was een kunstwerk op zich. Dit alles was een bonus, deze prachtige tocht langs de kust was ongepland, alleen de voltooiing van mijn tocht over route 5, verderop, kwam vooraf in mijn plannen voor. Vanaf de rotsen in zee weerklonk het geluid van koeien die geslacht werden, maar ik werd op het verkeerde been gezet; het betrof hier zeezoogdieren die ik van afstand niet kon zien.
In de ochtend genoot ik verder van de omgeving, daarna werd het rap minder. Meer publieke stranden, mijnbouw en later raakte de zee uit zicht en werd de weg een snelweg. Bij iedere toegang waren verbodsborden voor fietsers geplaatst, maar het waren onwerkbare tekentafelverboden. Er is geen alternatief voor fietsers die naar Iquique rijden want er is vanuit Iquique maar één weg naar het zuiden en één weg naar het noorden en dat zijn beide snelwegen, en dus wordt hier gewoon gefietst en dat wordt ook gedoogd. Ik deed 20 km snelweg, bewaarde de resterende 20 voor de volgende dag en kampeerde in een leeg natuurpark langs de weg.
Iquique kende ik al. Ik kwam bij mijn eerste bezoek vanaf route 5 naar beneden rollen over de noordroute en ging via die weg ook weer terug, nu kwam ik dus vanuit het zuiden de stad binnenrijden. Meer dan destijds viel me op hoe aantrekkelijk deze badplaats is. De boulevard is mooi en er zijn volop voorzieningen voor recreanten. Het is authentiek, dit is een plaats waar Chilenen zich vermaken; er wordt gesurft, gedanst, gerollerskatet. Ik pauzeerde temidden van dit vermaak, verzamelde informatie op een plein met wifi en hield mijn verblijf deze keer beperkt. Omdat er zoals gezegd maar één manier was om noordwaarts te rijden moest ik verplicht het traject Iquique - Huara opnieuw rijden en dat betekende een overlapping van 78 km met mijn route uit 2015. Met het drukke verkeer naast me begon ik weer aan de klim van pakweg 1000m omhoog om op route 5 terecht te komen. Gelukkig raakte ik bij het stadje Alto Hospicio het meeste verkeer kwijt. Toen ik na een dag in Huara aankwam was ik al weer een ton armer. Gelukkig ging het om een ton water, het was warm geweest, en kon ik een nieuwe fles van 7 liter vinden in een winkel. Nou, daar was ik dan, terug op route 5. Hier ging ik ooit, deels tot mijn spijt, de Atacama-route verlaten om naar de Boliviaanse hoogvlakte te fietsen (nog steeds mijn grootste dagklim ooit), en nu mag ik dan alsnog rechtdoor naar Arica en kan ik zien wat destijds voor me verborgen bleef. Mijn enthousiasme werd wat getemperd door de hernieuwde kennismaking met de westenwind maar in het rotsgebergte waar ik kampeerde stond ik goed beschut.
De woestijn tussen Iquique en Arica kent niet zulke prachtige delen als die ten zuiden van Iquique, met duinen en zandgolfjes. Dit was een rauwe woestijn, met vooral veel steen. Rechts van me liep het landschap omhoog, naar de zgn. altiplano op ruim 3000m. Erboven hingen veel regenwolken en dat moest ik allemaal missen daar waar ik fietste. Jammer hoor. In bepaalde delen van de woestijn waarin ik nu reed was zelfs nog nooit regen waargenomen. En toch reed ik plots weer door een bos. Wel een schamel, dor bos, maar toch oogde het vreemd. Vreemd was ook dat het nu, in de zomer, niet heet was in deze woestijn. Aan het einde van het bos, bij de afslag naar kustplaats Pisagua, was een kleine spooknederzetting. Het enige leven dat ik er vond was een enthousiast Chileens echtpaar bij een geparkeerde auto. Ze waren op vakantie en gaven me een stuk gegrilld varkensvlees en een Monster Energy en ook zij hadden hun route verlegd naar de kust vanwege het weer in de bergen. Ze zouden afslaan naar Pisagua en de vrouw vertelde dat daar in 1973 mensen met een onwelgevallige politieke mening waren verdwenen. Pas in 2010 is aan het licht gekomen dat ze hier vermoord waren, en sindsdien worden ze met een monument herdacht.
Dat er rechts van me bergen lagen, daar was ik aan gewend, maar op een zeker moment lagen ze ook voor me. Vrij plotseling hield het plateau waarop ik reed op en kreeg ik zicht op wat me te wachten stond: een 17 km lange afdaling langs de plateauwand! Ik suisde naar beneden langs een kloof en belandde 900m lager in een droge rivierbedding met de fantastisch naam Miñi-Miñe (Mienji-Mienje). De locatie was al even fraai. Ik liet de wind die weer volop waaide voor wat-ie was en zette mijn tent neer op het zand bij een wuivende boom en hoefde zelf alleen de Bacardi er nog maar bij te denken. Erg best slapen zat er niet in deze keer en ik theoretiseerde over de oorzaak. Ik vond drie potentiële verdachten: 1) de Monster Energy, 2) de dubieuze deeltjes scheikunde in het lijstje ingrediënten in mijn siroop (titaandioxide? tricalciumfosfaat?) en 3) de invloed van de zon. Voorlopig gaf ik de siroop de schuld. Dat was niet de meest rationele keuze, maar blijkbaar ga je zo denken bij een milde zonnesteek. Ondanks de korte nacht had ik de volgende ochtend genoeg energie om mijn gevreesde lot te ondergaan: ik mocht doodleuk weer terug het plateau op, bijna 1000m hoger. Ik had me voorgenomen de dubieuze siroop te mijden deze dag maar toen ik geconfronteerd werd met de consequenties van mijn besluit en warm water moest gaan drinken, besloot ik alsnog dat ik liever de zonnesteek als schuldige aanwees van mijn slapeloosheid en dat leek ook echt de meest plausibele verklaring: de schaal van mijn helm (de buitenlaag) had ik verloren en ik reed rond met alleen de binnenlaag van polystyreen, en dit was niet voldoende meer om me te beschermen tegen de zon. Uit de wind kon ik met mijn hoed rijden, maar in de wind waaide die toch echt weg en had ik mijn helm nodig. Totdat ik een nieuwe helm zou vinden zou ik consequent een helm én t-shirt op mijn hoofd moeten dragen. Ik klom naar 1296m en daar wachtte mij weer een plateau. Pfew, die grap moesten ze niet nog een keer uithalen. Ik reed 19 zorgeloze kilometers verder en toen... werd de grap opnieuw uitgehaald. Weer stond ik aan de rand van een kloof en zag ik een bord met de aanduiding dat er een afdaling volgde van 20 km. Ik suisde 1000m omlaag, stak een rivier over en mocht weer aan de bak. Maar eigenlijk vond ik het niet erg. Ik ben nogal dol op persoonlijke records, lijstjes en statistieken en als ik deze dag 1727m zou klimmen zou ik mijn 10e notering uit mijn lijstje met dagklimmen verbeteren (ik schraap werkelijk overal motivatie vandaan). Deze klim deed echter flauw en hield al op toen ik nog maar op 1630m was. Dat was onverdraaglijk. Daar sta je dan, met je energie en gedrevenheid op een kaarsrechte vlakte. Ik draaide om, rolde 100m naar beneden en zwoegde weer omhoog. Zo, die 10e plek had ik gepakt. Ik mocht gelijk stoppen want het werd donker. Er was geen wind meer en voor het eerst plaatste ik mijn tent onbeschut in de open woestijn, op ruim een halve kilometer van de weg. En weer was ik blij met mijn kampeerstek. Op hoeveel fantastische locaties had ik inmiddels al niet gestaan op dit continent?
De ochtend erop was het klaar. De afdaling die nu volgde werd niet meer gevolgd door een klim; geleidelijk aan daalde ik af naar zeeniveau en de daling eindigde bij een grote zandvlakte in een kloof. Die zandbak lag rechts van me, enkele tientallen meters lager dan de weg, en het zag er heel bijzonder uit want in het zand was overal bewoning: hele wijken waren opgetrokken uit hout en golfplaat en het deed even vreemd aan als een dorp op een dobberend plateau op zee. Het was de aanzet tot meer bewoning en niet veel later reed ik door Arica. Arica is geen Iquique. Arica is niet mooi, het is een rauwe stad met een haven, twee dichtgetimmerde winkelcentra en nauwelijks voorzieningen voor recreanten. Toch was er wel een park met wifi en ik bereidde me voor op wat komen ging. Ik had besloten om ook nu, net als enige weken terug, even een grens over te steken. Over de grens lag Peru en daar lag voor mij weer de betaalbare wereld. Ik zou er ruim de tijd kunnen nemen om het vervolg van mijn reis te plannen en ik zou er aan kunnen sterken in de restaurants met die in Peru zo gevarieerde keuken. Ik zocht de koers op van de Peruaanse sol en zag dat de waarde 25 eurocent is. Dat is nog eens makkelijk rekenen; ik vond die deling door 737 in Chili, want zoveel Chileense pesos gaan er in een euro, eerlijk gezegd een beetje lastig. Ik liep door Arica's winkelstraten die de stad alsnog een wat vriendelijker gezicht gaven en kocht een nieuwe helm. In de vroege avond reed ik het laatste stukje Chileense woestijn in en kampeerde tussen enkele zandwallen langs de weg. Even liep ik tussen de wallen vandaan en keek naar de zee verderop. Ik nam vast afscheid van Chili, ik wist niet of ik weer om zou draaien. Ik wist ook niet wanneer ik mijn volgende nacht in mijn tent zou beleven. Dit was mijn 99e overnachting in deze tent (dat had ik niet durven denken nadat de wind mijn tentstokken na nacht 23 zo had toegetakeld) en ik heb mezelf voorgenomen alleen nog in veilige kampeerlanden buiten te slapen. Peru komt in dat rijtje landen niet voor.
De wachtrij was lang, heel lang. En dat was dan alleen nog maar de rij om Chili uit te komen. Maar er was afleiding. Want wie stond daar aan de zijlijn, als een soort toeschouwer van het hele gebeuren? Ik geloofde mijn ogen niet. Die kende ik! Dat gegroefde, getaande gelaat. Die grote zonnebril. En uiteraard één van zijn excentrieke hoofddeksels boven dat statige gezicht. Ja hoor, dat was 'm: Muammar Khadaffi. Ik kreeg een onweerstaanbare drang om met hem op de foto te gaan, maar ik stond halverwege de rij en ging mijn plek niet zomaar opgeven. Misschien kon het later. Aan het eind van de rij, toen ik dan eindelijk voor het loket stond, wachtte me een vervelend bericht. Het duurde even voor ik de situatie begreep, maar het was de bedoeling dat ik op een passagierslijst zou staan. Dat ik een fietser was boeide niet, en ik werd weggewuifd. Daar stond ik dan. Zonder resultaat een klein uur in een rij gestaan. Wat nu? Soms komt de hulp uit onverwachte hoek. Ineens stond daar Khadaffi bij me. Hij sprak al een aardig mondje Spaans sinds zijn heimelijke ontsnapping uit Libië. Hij informeerde naar mijn probleem en legde het aan anderen voor. Vragen om een selfie met hem leek me nu even niet gepast. Een man zei te kunnen helpen en liep naar zijn auto. Khadaffi zei: 'Vlug, loop met hem mee, hij weet een oplossing". Ik werd meegezogen in de situatie en volgde. Ik liet Khadaffi achter maar werd inwendig verscheurd. Daar ging mijn kans om vereeuwigd te worden met een doodgewaande Libische dictator. De man viste in zijn auto een oud formulier uit een map, kraste alle voorgedrukte informatie door en gezamenlijk vulden we mijn gegevens in. Op hoop van zegen liep ik via de uitgang direct naar het loket en jawel, ik kreeg mijn uitreisstempel in mijn paspoort. Buiten was Khadaffi nergens meer te vinden. Ik was sip. Als troost kreeg ik vlot mijn Peruaanse inreisstempel in mijn paspoort. Ik had nu ook een passagierslijst met één ingevulde regel en vier stempels maar geen hond was er verder nog in geïnteresseerd. Ik reed Peru in en zong: 'Oh, I get by with a little help from Khadaffi, mm, gonna try with a little help from Khadaffi'.
Peru. Het meest opvallende aan dit land tijdens mijn vorige verblijf was de grenzeloze ijver om natuur om te zetten in landbouwgrond, en ik grinnikte toen ik de moestuintjes zag in deze woestijn. Het zou me niet verbazen als Peru geen marine kent omdat de zeewierteelt dat niet toestaat. De weg steeg licht en dat versterkte een ander verschijnsel: het was heerlijk tropisch warm. Ook werd er volop getoeterd. Jawel, ik was terug in Landje Toetervreugd.
In het drukke Tacna, een stad zonder franje, nam ik een kamer voor een langere periode. Ik wilde proberen te komen tot een antwoord op de vraag: 'Hoe nu verder?'. Voor de korte termijn wordt het me vooralsnog niet moeilijk gemaakt: zodra ik het in mijn hoofd haal de bergen in te rijden krijg ik veel natte ellende over me uitgestort. En ik geniet momenteel juist zo van de warmte. Als u momenteel in Nederland bent kunt u zich daar vast iets bij voorstellen. Ik wil tropen. Ik wil zweten. En dat kan voorlopig, als ik gewoon de woestijn blijf volgen. Dat betekent wel dat er wéér een streep gaat door de Boliviaanse zoutvlakte Salar de Uyuni. Maar wilde ik daar eigenlijk wel zo graag heen? Feit is dat dit een grote toeristenattractie is, en die sla ik doorgaans met genoegen over, en daar komt bij dat ik inmiddels zoveel Uyuni-fietsverslagen gezien heb, inclusief alle grappige perspectieffoto's in die witte wereld, dat ik me afvraag of mijn fysieke aanwezigheid aldaar, met al die opgeslagen ervaringen van anderen, nog toegevoegde waarde heeft. Er is dus al met al een grote kans dat ik mijn sprongetje over de grens, dit verblijf in Peru, oorspronkelijk slechts ten behoeve van wat betaalbaar comfort, ga verlengen. En eigenlijk bevalt die gedachte me wel: teruggaan naar het land waar ik het het minst naar mijn zin had om het, ondanks de overmijdelijke herinneringen en kennis van toen, met andere ogen te bekijken, om het een nieuwe kans te geven. Voorlopig bevalt Peru me uitstekend. Toch zal het niet voor lang zijn omdat ik nieuwe ervaringen wil, en niet opnieuw naar Ecuador wil rijden. Dat betekent dat mijn route doodloopt en dat ik voor de wat langere termijn een nieuw gebied nodig heb. Nu had ik vooraf wel een sprong in gedachten, maar klimaattechnisch is het daarvoor nog te vroeg en dus moet ik schuiven, passen en meten, want ook voor de lange termijn geldt dat ik onder dat gele bolletje wil blijven rijden. Daar kunt u zich vast iets bij voorstellen.
-
27 Februari 2018 - 09:52
Ben:
Ik volg al die jaren inmiddels je reisverslagen en vind het super,zoals je het omschrijft,
Heel veel fietsplezier nog de komende jaren .?
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley