Warme hond
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
25 Maart 2018 | Peru, Lima
In de grote markthal in Tacna hield ik halt bij een kraam met shirts. In één van de shirts raakte ik geïnteresseerd. 'Heeft u dat shirt in XL?', vroeg ik, en
voegde daaraan toe: 'Extra grande?' De man keek me niet eens aan en bromde: 'Welke maat?'. Ja, goeiemorgen zeg, welke maat... En toen klonk er gegiechel, ergens tussen zijn benen. Geanimeerd onderging hij iets waar ik geen zicht op had. Deze man had duidelijk zijn prioriteit niet bij de verkoop van zijn shirts liggen. Terecht natuurlijk. En net zo terecht negeerde ik de man verder en liep door. Bij een vriendelijke mevrouw kocht ik alsnog een shirt. Het gaat namelijk hard met de voorraad, ik heb al drie oude shirts afgedragen.
Ik was vaak naar restaurants geweest in Tacna. Op één van de laatste dagen at ik soep en een hoofdgerecht, en ik kreeg er een beker limonade bij. Ik denk dat ik door een ondergrens ben gedoken want de rekening bedroeg 63 cent. Dat is me zelfs in het spotgoedkope Indonesië niet overkomen. Negen dagen bleef ik in Tacna, veel meer dan verwacht. Je kunt maandenlang buiten leven met een minimum aan betaalde overnachtingen, maar blijkbaar haal je ergens vroeg of laat vanzelf de schade weer in. Het kostte me moeite mezelf los te weken van mijn kamer, maar toen ik eenmaal weer buiten fietste voelde ik me bevrijd, alsof ik ontsnapt was aan een gevangenschap die ik mezelf opgelegd had. Bij het verlaten van de stad kwam ik een weegschaal tegen en ging er op staan. Ik was 11 kg lichaamsvet verloren tussen Buenos Aires en hier. En dat was ná negen dagen bijvoeren.
Tacna lag iets landinwaarts en ik reed terug naar de kust en verder westwaarts, door die woestijn aan zee. Het kostte me de eerste avond moeite om accommodatie te vinden, het aanbod was niet groot in de kustdorpen, en de kamers waren duur of de hotels waren gesloten. Uit veiligheidsoverwegingen had ik me voorgenomen niet meer te wildkamperen en dat noopte me op een andere manier te gaan reizen. Er was een douanepost, redelijk misplaatst leek mij, zo ver van de grens, maar ik greep mijn kans en vroeg of ik er mijn tent op mocht zetten. Toestemming vragen om ergens te kamperen, dat was lang geleden; ik herinnerde mij enkele instanties, in Turkije en een paar in Indonesië. Net als toen was het hier geen probleem. Er was zelfs een schoon toiletgebouw.
De vlakte eindigde en ik kreeg te maken met heuvels die reikten tot aan zee. De heuvels van Chili werden hier als het ware voortgezet en dat betekende weer volop klimmen, maar ook genieten van de omgeving. Aan het eind van de dag had ik in de stad Ilo weer moeite om een betaalbare kamer te vinden, maar het zouden startproblemen blijken te zijn, want het aanbod aan goede accommodatie zou verderop op de route enorm toenemen. In de ochtend deed ik boodschappen en in de koeling vond ik worstjes. 'Perro caliente', stond er op de verpakking. Warme hond? Zou men dan eindelijk worsten zijn gaan draaien van dat blaffend ongerief hier? Maar toen viel het kwartje. Natuurlijk. Hot dog. Het was al laat en ik besloot maar direct te lunchen in het park aan het water waar vele bootjes dreven. De honden om me heen gedroegen zich voorbeeldig, maar ik trok ook zwervers aan die expliciet wezen naar mijn voedsel en flessen limonade. Het leek me beter te verkassen en wat centraler in het park te gaan zitten, bij de gezinnetjes. In de middag reed ik weer door de woestijn, met op een bepaald deel van het traject een compact industriegebied met grote rokende pijpen. Er lag die dag geen dorp of stad meer op mijn pad en zo kwam het dat ik deze dag in het donker strandde, nergens had ik een politiepost of een dergelijk veilig baken gezien. Links van mij liep een helling naar zee, rechts een helling naar een heuveltop. Geen beschutting, niets. Beheerste paniek. Wat nu? Ik zag geen andere mogelijkheid dan rechts de helling op te lopen, en zo ver mogelijk van de weg verwijderd te raken. En dat deed ik dus maar. Eerst was het zwaar om de fiets door het zand omhoog te duwen, verderop werd de ondergrond minder mul. Na een tijd duwen merkte ik dat er een knikje in de heuvel zat. Als ik bukte kon ik het verkeer niet meer zien. Ik liet de fiets even staan en liep verder om het terrein te onderzoeken, maar nergens was ik zo onzichtbaar als op de plek waar mijn fiets stond. En dus werd dat mijn stek voor de nacht. Als ik mijn tent op zou zetten zou ik weer zichtbaar zijn, en dus blies ik mijn nog immer halflekke slaapmat op en ging ik zitten. Ik at en bewonderde daarna de sterrenhemel, die zoveel rijker aan sterren is dan de hemel op het noordelijk halfrond. Links voor me lag in de verte een grote concentratie lichtjes. Dat was Ilo, 66 km terug, waar ik na de lunch was vertrokken. De temperatuur was goed en er waren geen insecten, mijn gedwongen avond op de helling werd een welkom geschenk. Ik dacht terug aan eerdere avonden onder de sterren in mijn leven, en moest toegeven dat de avonden met een fles wijn of scheut whisky toch iets extra's hadden, en ik realiseerde me ook dat deze nacht, als ik het me goed herinner, de eerste wildkampeernacht ging worden zonder tent in bijna vijf jaar fietsen. Ik sliep nog best goed ondanks dat de wind vrij krachtig werd en ik me volledig moest verstoppen onder mijn opengeritste slaapzak, en het was al lang licht toen ik weer overeind kwam.
De nieuwe dag stond garant voor veel klimwerk, schitterende uitzichten over de kust en ik kruiste een rivierengebied; het was plots groen om me heen en ik reed zelfs tussen rijstvelden door, het was alsof ik door Indonesië reed (ik ben mij ervan bewust dat dit al de derde Indonesië-associatie is, ik kom daar zo nog op terug). In het plaatsje Mollendo nam ik een kamer bij een grappige oude mevrouw. Ik had haar gevraagd of er ook plaats was voor mijn fiets. 'Waar staat die dan?', vroeg ze. 'In de straat', zei ik. 'Op het strand?', vroeg ze. Toen ze 'm zag staan riep ze verschrikt uit: 'Dat is een motor!'. Ik haalde de bagage eraf en toen zag ze dat ik haar niet in de maling nam. Ze was niet de eerste die mijn fiets aanzag voor een motor, ik had het eerder meegemaakt op een Australische camping. Ik kreeg een mooi ouderwets bed met springveren en at.... noedels! Ik had ze gevonden in Ilo en nu ik ook stroom had stond niets me in de weg om een paar borden bamisliertjes te consumeren. In de avond checkte ik Facebook en zag wat Wayne uitvrat. Wayne bent u vaker tegengekomen in mijn verhalen. Ik kwam hem tegen in Baku (Azerbeidzjan) in 2013; hij was toen al bijna vier jaar onderweg en hij is nog steeds onderweg. Wayne is een beetje een etter. Hij doet alles wat ik ook graag had willen doen maar waar ik vanaf moest zien, uit tijdgebrek, door weersomstandigheden of door andere beren op de weg. Hij doorkruiste wél de Australische Nullarbor, hij reed wél door de Amazone naar Suriname (en nam de boot daar waar hij tot zijn knieën in de modder zakte), hij reed wél door de Emiraten (waar fietsen feitelijk verboden is) en nu zat die ellendeling me op de hielen en toonde foto's van de Paso de Sico, de route die ik vorige maand vanwege overvloedige regenval moest laten liggen.
Ik denk niet dat de springveren er mee te maken hadden. Maar de volgende ochtend voelde ik mijn rug verzwakken. Het sjouwen met de bagage maakte de zaak er niet beter op. Er volgde een tweede aanval en ik kon niet meer lopen. Dat wil zeggen: ik kon wel lopen maar alleen met mijn rug horizontaal. En dat terwijl ik nog steeds zo braaf dagelijks mijn stretchoefeningen deed. Gelukkig kon ik wel fietsen, en dat deed ik dan maar, ook omdat fietsen me heilzamer leek dan op bed te herstellen van deze plotse verzwakking. Ik klom 70m terug naar de hoofdweg en reed deze dag door een lege woestijn zonder bewoning. Ik had nu een handicap dus kon ik aan het eind van de dag mijn fiets niet een terrein in duwen, en dat terwijl ik toch echt weer buiten moest liggen, uit het zicht. Gelukkig was er een pad naar een bedding waarin ik me achter rotsen deels kon verschuilen. Deze avond waren er muggen en dus wilde ik toch mijn tent opzetten ondanks dat ik daarmee zichtbaarder zou worden, maar plots liet de maan zich zien en zette mij in het licht, waardoor ik van mijn plan afzag en onder mijn slaapzak dook, maar vroeg in de nacht smoorde ik en zette alsnog de tent op.
In Camaná vond ik een buurtsuper. Dat was best bijzonder want die zag ik niet veel op mijn route. De grote stad Tacna leek er bijvoorbeeld niet één te hebben, daar vond ik alleen kleine kruideniers. Ik liep nog steeds krom en was daarom blij dat deze buurtsuper ook winkelwagens had. Een rollator! Yeah! Later was ik in het plaatsje Ocoña en kreeg ik veel positieve respons van de bewoners; er werd gegroet, gelachen, gezwaaid. Dit begon zo onderhand, ondanks mijn rug, een erg aangename tocht te worden. Iedere dag fietste ik zo'n 70 km en geregeld vond ik 's avonds een prima kamer van pakweg €7,50... Daar bleef ik dan tot een uur of elf en dan ging ik weer. Soms stelde ik mezelf de vraag: Was dit echt hetzelfde Peru als drie jaar geleden? Het Peru waar ik zoveel moeite mee had? Enkele weken terug leek het me heerlijk om weer door Thailand of Maleisië te kunnen fietsen, maar feitelijk verschilt mijn leven hier niet veel van mijn leven in die landen. Dit is een woestijn en er is geen 7 Eleven, maar het is net zo geweldig. Zodra ik dit land verlaten heb wordt het tijd voor een herwaardering. En ook dat andere vermaledijde land, dat land waar ik nog op terug zou komen, verdient een herwaardering. Want er borrelen steeds meer positieve punten omhoog als ik aan Indonesië denk, en ik weet misschien niet wat ik zeg maar ik zou daar momenteel, denk ik, met plezier rondrijden. Het is maar net waar je aan toe bent.
Ik ontmoette de eerste fietser sinds lange tijd, een Colombiaan, misschien wel de eerste fietser sinds route 40 in Argentinië. De meeste fietsers laten Noord-Chili en de Peruaanse zuidkust liggen ten faveure van Bolivia en het Titicaca-meer, en zelf was ik op mijn eerste tocht in Zuid-Amerika geen uitzondering. Ik ben op z'n minst even enthousiast over het alternatief, mijn huidige route, zoniet enthousiaster. Inmiddels zat ik dus klaarblijkelijk op het gangbare fietstraject. Ik genoot deze dag van de vergezichten, van de bruisende zee en de stranden beneden mij en de natuurlijke zandsculpturen rechts van mij en in de avond besloot ik om toch gewoon te kamperen. Dit was een onbewoond gebied, dus was het risico op problemen beperkt, en de mensen die ik onderweg zag, in voertuigen en in dorpen, waren dermate braaf dat je ze zo over hun bolletje zou willen aaien. Wat had ik te vrezen hier? Ik kampeerde zo onzichtbaar mogelijk, dat nog wel, maar ik kampeerde tenminste weer. En ondertussen liep ik al weer redelijk recht. Dit was desondanks toch best een venijnige inzinking van mijn rug.
De volgende dag werd ik ingehaald. Dat gebeurt wel vaker, maar vandaag werd ik diverse malen ingehaald door afval, en dat is vrij uniek. Er ligt veel afval in Peru en bovendien heb ik hier bijna dagelijks wind mee, en vandaag was de wind zo krachtig dat papieren zakken en kartonnen doosjes mij voorbij streefden. Er pauzeerde een Koreaanse fietser aan de overzijde. Hij was in Alaska gestart, voor wat betreft zijn Amerikaanse fietsreis, en had een ongebruikelijke route genomen. Daar waar anderen Panama laten volgen door Colombia was hij naar Frans Guyana gevlogen en van daaruit naar Colombia gefietst, door Suriname, Guyana, Brazilië en Venezuela. Venezuela wordt aan alle kanten afgeraden, dus ik vroeg 'm of dat niet link was. Volgens hem was het alleszins beter dan fietsen door Afrika. Dat had hij ook gedaan, van Cairo naar Kaapstad, en zijn mening over dat continent was: 'Nèh'. Ik blijf verhalen verzamelen om een definitief oordeel te vormen of fietsen in Afrika een goed idee is.
Ik merkte dat ik al lange tijd op halve kracht fietste, en ik kon geen oorzaak vinden. Waar was die power van weleer? Had ik echt vorige zomer dagen van 200+ km gekend, dagen waarop ik 14 uur in het zadel zat? Het was moeilijk meer voor te stellen. Er zijn dagen, met wind mee, na vier mokken koffie, dat ik binnen drie kwartier na vertrek al weer in de berm zit om te snacken. Anderzijds: deze fases zijn niet nieuw. Steeds vraag ik me af of bepaalde prestaties nog wel mogelijk zijn, en steeds ben ik weer tot nieuwe pieken in staat.
In Chala vond ik een kamer voor 20 sol (€5) en dat is zelfs in Peru uitzonderlijk weinig. Maar er schortte ook wat aan dit verblijf. Ik had wifi-ontvangst tot op de drempel van mijn kamer, zodra ik over de drempel in mijn kamer stapte was er geen signaal meer. Er was een verbouwing gaande, met alle rumoer van dien, en de badkamer bevond zich op de verdieping die door de verbouwing grotendeels buiten gebruik was gesteld. En er was meer. Want ineens herinnerde ik me iets. Dit was toch niet dat hotel dat ik tegenkwam in een reisverslag, het hotel met de bedden vol minuscuul ongedierte? Ik zocht het op op internet en verdomd, ik zat middenin dat hotel. Toch bagatelliseerde ik de situatie. Ik zag niets kruipen; zodra ik jeuk zou krijgen zou ik Azaron gebruiken en mijn grondzeil over het bed leggen. En ik kreeg jeuk. Ik volgde mijn plan maar was veel te laat, ik was ongemerkt al flink toegetakeld. En het uitspreiden van mijn grondzeil zou slechts een beperkt effect hebben, want later zag ik ook ongedierte over het zeil lopen. Ik verbeet de jeuk die op allerlei plekken aanzwol en wegebde, en fietste de volgende dag verder. Voor ik het plaatsje verliet kocht ik een drieliterfles 7-up die ik bij mijn fiets neerzette. Ik moet 'm omgestoten hebben, want even later lag hij op straat en er spoot een straaltje vocht uit de zijkant. Gelukkig had ik nog een lege fles om een en ander over te gieten en een deel ging daarbij over mijn broek heen. Wat een fijne dag! Maar er volgde weer een mooie tocht door de woestijnheuvels aan zee en ik kampeerde die avond in een mooi duinlandschap. In de avond gebeurde er iets heel ongebruikelijks: het regende een tijdje. Het was goed dat ik tegenwoordig weer in mijn tent lag. In de nacht was er weer veel jeuk. Zaten die krengen in mijn kleding soms? Of waren dit oude beten met oplaaiende jeuk? Snel propte ik mijn slaapzak terug in de hoes. Ik had hem net een half uur gebruikt en wilde 'm niet besmetten. Ik haalde een sweater uit mijn kussen tegen de kou. In de ochtend had ik veel rode vlekken en onderhuidse bulten. Mijn onachtzaamheid leek vrij grote gevolgen te gaan hebben. Bij de eerstvolgende gelegenheid tot wassen moest er radicaal gehandeld worden. Ik reed door een prototypische woestijn: de wereld leek bijna alleen nog uit zand te bestaan en daar waar asfalt lag dreigde dat in de harde wind te verdwijnen onder zand. In de restaurants in de dorpen onderweg stonden menu's op schoolborden geschreven maar de gerechten herkende ik niet. Mijn woordenboek kon er ook weinig van maken. Ik vond één woord: egel. Warme honden, dat is nog tot daaraan toe, maar egels... Ik besloot de restaurants te mijden. Op weg naar Nazca kwam ik de eerste lelijkheid tegen: rommeligheid, muren met partij-propaganda, borden met 'privéterrein' en het onvermijdelijke afval. Ook zag ik vele kleine wervelstormen, niet eerder zag ik er zoveel tegelijk. In Nazca nam ik een grondige douche en bracht al mijn kleding naar de wasserij voordat ik ook maar iets anders deed. Eerst het eventuele gespuis dood. Het hielp. De vlekken en bulten verdwenen maar nu kreeg ik te maken met jeuk van kleine mugjes die, nu de route door het binnenland voerde, volop aanwezig waren, dag en nacht. Hier moet je direct na het douchen en afdrogen je enkels (opnieuw) insmeren met muggenmelk. Kam je eerst je haar dan ben je te laat. Om de muggen buiten te houden moesten de ramen dicht en mede door de afwezigheid van afkoeling uit zee kon het knap warm worden, ook omdat een ventilator, laat staan airconditioning, vrij ongebruikelijk was in het type accommodatie waarin ik doorgaans vertoefde.
Ik nam een dag rust in Nazca. Het plaatsje is beroemd vanwege de monsterlijke tekeningen in het landschap, veelal dierentekeningen die gemaakt zijn door geulen (de zgn. Nazca-lijnen) in het zand te trekken. Ik liet het aan anderen over om die tekeningen vanuit een vliegtuigje te bestuderen, ik hield me bezig met aardse zaken als een bezoek aan de buurtsuper en luieren op een bed.
Er was tot dan toe veel leegte geweest, met soms wat huizen, schuurtjes, landbouw, maar de woestijn overheerste. Vanaf Nazca was er meer bewoning en langzaam ging ik naar een situatie toe waarin ik het rijk niet meer alleen had. Als er nog woestijn was, was dat steeds vaker privéterrein. Niet meer mijn privéterrein maar dat van een ander. Een jongen in een tegemoetkomende brommertaxi hield halt, maande me tot stoppen en gaf me mango's. De omgeving was me nog steeds goed gezind. Ik wilde nog een keer wildkamperen maar het was voorbij, de wereld werd te bewoond. Het was niet eens de bedoeling geweest maar ik had toch nog zes keer buiten gelegen in Peru. Nu strandde ik in het donker en vond een klein dorpje met een 'hospedaje', doorgaans de eenvoudigste vorm van accommodatie maar meestal nog altijd zeer acceptabel en zo ook nu.
De dagen veranderden. Het verkeer nam toe, de bebouwing nam toe, de omgeving werd rommeliger en vuiler. Het fietsen was niet interessant meer maar het was niet erg. Het was mooi geweest, ik had genoten, ik maakte gewoon mijn kilometers tussen 11 en 6 en genoot nog steeds van mijn onderkomens en keek uit naar wat komen ging, in een nieuwe omgeving, in een nieuw land.
In de grote stad Ica was er dan eindelijk weer een grote supermarkt, de eerste sinds Chili. Maar eigenlijk lag hij te laat op mijn route. Lima was niet ver meer en ik had geen bevoorrading meer nodig. Ik beperkte me tot wat snacks die ik gemist had. Mueslirepen. Dorito's. In de avond merkte ik dat het karakter van de accommodatie langzaam veranderde. Er ontstond verwarring over de kamerprijs. Ik was akkoord gegaan met een prijs, maar het ging hier om de prijs tot middernacht en ik was niet van plan om op dat tijdstip weer te vertrekken. Ik meende me te herinneren dat deze fratsen op de vorige reis pas in Ecuador begonnen, maar aan de kust in Peru is het blijkbaar ook gebruikelijk. Door akkoord te gaan met een soberdere kamer sliep ik alsnog voor hetzelfde bedrag.
Er was een vreemde ontmoeting. Bij een omleiding zag ik plots een verwilderde westerling lopen. Hij stelde zich voor als Andrew. Hij vertelde dat hij hier gekomen was voor een tocht van zes maanden door de bergen, maar het was al direct misgegaan. Hij had gekampeerd op het strand, daar waar anderen ook kampeerden. Maar die anderen waren vertrokken in de loop van de avond en dus stond hij alleen. Terwijl hij nog wat aan het filmen was kwamen drie man op hem af. Onder bedreiging van een pistool namen ze echt alles mee, zijn hele uitrusting. Ze lieten hem achter met alleen de kleding die hij droeg. Hij had inmiddels van alles in gang gezet: de verzekering was op de hoogte, er zat geld aan te komen en het zou anderhalve maand duren voor hij nieuwe documenten had. Tot het moment dat het geld arriveerde was hij afhankelijk van donaties want de ambassade verstrekte geen geld, alleen informatie en de mogelijkheid te telefoneren. Zijn manier om te overleven was om bussen binnen te stappen en de mensen te vragen om wat kleingeld. Terwijl hij vertelde ging er een flinke alarmbel af, ik verwachtte een verzoek om een aanzienlijke lening of iets dergelijks, maar alles wat hij zei was 'mocht je wat kleingeld kunnen missen...". Dat kon ik en hij was er blij mee. Hij wenste me het beste en hield een bus aan. Hij leek oprecht maar het bedelen in bussen vond ik een vreemd onderdeel van het geheel. Was dat nodig? En waarom was hij zo ver van Lima, waar de ambassade was? Toevallig las ik later op een site met informatie over Lima: 'Pas ook op voor medereizigers met een zielig verhaal'. Ik wist niet meer wat ik er van moest denken.
Ik kwam op een snelweg te rijden en daarmee verdwenen de voorzieningen langs de weg. Pauzeren deed ik niet meer in aardige parkjes maar zittend op de vluchtstrook. Ik zat weer aan de kust dus de muggen verdwenen weer uit beeld en in de avonden koelde de lucht weer af. In de avond stopte ik bij een vreemd dorp, het leek wel een compound. Het was omheind met prikkeldraad, er was een slagboom, en behalve een asfaltweg waren er ook paden aangelegd met witte stenen aan weerszijden. Aan de man bij de slagboom vroeg ik of er een hospedaje was en hij wees het aan. Hij liet me door en ik volgde het pad. Ik belde aan en een klein meisje deed open. Ik wilde vragen of haar moeder thuis was totdat ik de tatoeage op haar schouder zag en daarom maar zei dat ik een kamer zocht. 'Die hebben we', zei ze en ze liet me een ruimte zien. Ik kende die ruimte, die had ik eerder gezien in Oezbekistan. Een rechthoekig vertrek met vier bedden en het was 35 graden binnen. In Oezbekistan nam ik 'm (en kampeerde alsnog buiten), hier was er geen haar op mijn hoofd die er aan dacht hier te gaan slapen. 'In de avond koelt het af', zei het meisje. Ik zei dat ik daar niet op ging wachten. Ze had nog iets anders. In een aanzienlijk koelere kamer toonde ze me een bed dat beslapen was. Ze haalde twee aktentassen weg. Dit was een beter aanbod. Ze maakte het bed weer op en ik vroeg of het schoon was. 'Ja hoor', loog ze, maar ik ging niet moeilijk doen want ze had verteld dat deze kamer 15 sol was (€3,75) en ik heb alles bij me voor een comfortabele nacht. Ik keek goed of ik geen ongedierte zag, maar ik vond niets en ging akkoord. Toen ze vertrok rook ik aan het kussen. Het was overduidelijk niet fris en ik legde mijn binnentent omgekeerd op bed en had zo een schone, verende ondergrond om te slapen; een laken was niet nodig in deze warmte. Ik ging nog even naar buiten om water te kopen en werd belaagd door een hond die zijn tanden ontblootte, maar er lag veel gravel op de grond. Ik had niet eens daadwerkelijk een handvol gravel hoeven grijpen, de hond liep al op 15 meter afstand. Bij terugkeer liet ik de douchebeurt schieten toen ik de elektriciteitsdraadjes met stukjes tape zag die naar de douchekop liepen. Desondanks had ik een uiterst acceptabele kamer, zeker voor het bedrag dat ik betaald had.
In de ochtend kreeg ik een tegenslag te verwerken. Opnieuw kreeg ik een plotse pijn in mijn rug en het voelde alsof ik een week teruggeworpen werd in mijn herstel, een week van fietsen, stretchen en aanvullende oefeningen. Dit begon zorgelijke vormen aan te nemen. In de middag kreeg ik er een zorg bij. Mijn achterband had een zwelling en dreigde bij de velgrand uit te scheuren. Ik gokte erop dat ik het nog 15 km zou redden en gokte goed. In het dorp Rosario de Asia waar ik overnachtte bracht ik de volgende ochtend een binnenbandplakker aan en wisselde voor- en achterband; op de voorband staat minder druk. En zo hoopte ik Lima te halen, op nog ruim 130 km. Dit betekende dat mijn Schwalbe Marathon Mondial banden van 50 euro na 5 maanden en bijna 10000 km op waren. De Schwalbes waar ik afgelopen jaar 5 maanden mee door Noord-Europa reed, een ander type, waren de helft goedkoper en desondanks nog niet helemaal versleten. Ik geef toe dat ik in Zuid-Amerika meer op gravel gereden heb, maar dat is geen rechtvaardiging voor zo'n enorm prijsverschil. Ik had dit moeten weten, ik heb deze banden vaker gehad. Dom. Voortaan leg ik voor een band niet meer dan 30 euro neer. Na de wisseling der banden pakte ik mijn spullen in en wilde ze naar beneden sjouwen maar.... de galerijdeur zat op slot. Ik kon roepen wat ik wilde, niemand hoorde me. Ik was genoodzaakt door een raam te klimmen, met mijn brakke rug, zo kon ik net bij de trap komen. Van de familie was alleen oma nog thuis en die opende de deur voor me. Ik denk dat het de bedoeling was geweest dat ik behalve een kamersleutel ook een galerijsleutel aan mijn sleutelring had gehad, als ik oma goed begreep.
Er waren vele restaurants tot aan de lunchtijd, maar toen ik daadwerkelijk wilde eten kreeg ik te maken met een curieuze, eindeloze rij kraampjes met zogenaamd ambachtelijk ijs met de naam 'E.T. ijs'. 'De smaak van een andere wereld', zo stond er. Bijna alle kraampjes waren onbemand of zelfs geheel afgesloten, en eigenlijk wilde ik gewoon een bord voer. Dat kon ik vergeten, en tussen de zoemende vliegen at ik op de vluchtstrook enkele mueslirepen en reed weer verder. De woestijn was nu echt volledig naar de achtergrond gedrukt en ik reed tussen de lelijkheid: de rommel, het afval, de (vaak onafgewerkte) bouwsels, puin en steen, reclameborden en wegwerkzaamheden. Het enthousiasme van de mensen leek verdwenen. En voor het eerst zag ik ook dikke mist aan de zeekant. In de avond had ik een kamer in een hotel dat feitelijk bedoeld was voor stellen met hoge nood, er was niet veel anders meer in de aanbieding. De kamer was mooi maar ik was wat huiverig en verwijderde vast een klamme sprei. De lakens leken gewassen maar dan zonder zeep, voor de zekerheid legde ik alsnog de binnentent weer op het bed. Even vreesde ik dat mijn verzoek om te kunnen blijven tot 'morgen 12 uur' bij nader inzien zou leiden tot geklop op mijn deur vlak na middernacht, maar gelukkig was er geen misverstand en had ik in de ochtend nog enkele plezierige uren in de fraaie zithoek die de kamer de uitstraling gaf van een mediterraan appartement.
Ik zette geest en lichaam schrap, in 'Bangkok-modus', want ik stevende af op miljoenenstad Lima. De snelweg er naartoe was niet prettig met geparkeerde vrachtwagens op de vluchtstrook terwijl het overige verkeer langsraasde, en bussen die dezelfde strook op- en afdoken om passagiers te laden en lossen, maar de transitie van rommel en lelijkheid naar een moderne stad was mooi om te aanschouwen. Ik had het gevoel dat Peru langzaam verdween, dat ik bezig was een moderne Spaanse stad binnen te rijden. Rijden in de binnenstad was goed te doen en om bij de luchthaven te komen nam ik weer een stuk snelweg langs de kust, nu zonder vluchtstrook maar desondanks veilig. Toen ik wat ruimte had at ik de laatste restjes uit de tas: een blikje tonijn en een paar mueslirepen. Ik probeerde op mijn bestemming, in de wijk die grenst aan de luchthaven, iets anders te vinden dan zo'n 'love hotel' maar slaagde daar niet in. Toch kwam ik prima terecht, en per slot van rekening ben ik uitgerust met prima oordoppen die me beschermen tegen het merendeel van alle enthousiaste uitingen.
Wat mij betreft ben ik klaar hier. De lente breekt aan op het noordelijk halfrond en ik ben klaar voor een sprong. En ik kan alleen maar hopen dat mijn rug straks ook klaar is voor het vervolg, want het herstel verloopt traag. Het probleem is wel dat plots alle betaalbare tickets voor de komende week vergeven lijken te zijn. Misschien moet ik dan maar een ticket kopen voor over een week of twee en nog even een rondje gaan fietsen. Ik kijk het nog even aan. Tot die tijd eet ik nog wat warme honden en volg ik de verrichtingen van collega Wayne. Onlangs schrapte ik zoutvlakte Salar de Uyuni vanwege de overvloedige regenval en... u raadt het al. Daar is Wayne nu. Maar wat blijkt? De hele vlakte staat nog steeds onder water en is niet te befietsen. Dat zal 'm leren.
-
19 Mei 2021 - 15:36
Belle:
Erg leuk verslag weer. Enorm inspirerend. Wayne is natuurlijk zo’n Instagrammer waar de wereld aan kapot gaat. -
20 Mei 2021 - 11:20
Richard Van Dijke:
Ik gebruik geen Instagram dus dat zou ik niet kunnen zeggen. Wel is het bovenstaande met ironie geschreven. Wayne is een goeie gast, maar deed vaak net de dingen waar ik een beetje groen van kleurde, van jaloezie dus. Maar misschien was dat wederzijds.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley