De Grote Herkansing Die In De Schoot Geworpen Werd
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
24 Juli 2018 | Brazilië, Assis Brasil
Verder bereidde ik mijn tocht door de VS voor. Ik maakte een planning en printte hem uit. Ook verzamelde ik bewijzen dat ik kapitaalkrachtig genoeg was om mezelf te bedruipen in de VS. Ik had een verzekeringsbewijs, en bewaarde het regelen van een verblijfadres en een (tijdelijk) vliegticket tot het eind.
Ik bekroonde mijn verblijf in Mexico met een bezoek aan de Chinees. En ik kreeg een mail van Pim. Pim was ook een wereldfietser. Bij mijn aankomst in Mexicali zat hij nog 12 dagen achter me maar hij had flink de vaart erin gezet, hij had het laatste stuk zelfs gelift en was in één ruk de VS binnengetreden. 'Supervriendelijk, geen moeilijke vragen', schreef hij. Waar maakte ik me druk om? Ik liet het verblijfadres en return ticket achterwege en waagde de volgende dag ook de sprong.
Geschoren en in een nieuw overhemd gestoken en een lange broek, met gereinigde en herstelde fiets en tassen, wisselde ik mijn laatste pesos om in dollars en hoopte net als Pim fluitend de grens over te gaan. Het liep iets anders.
Er werd me verteld dat ik een 'permit' moest hebben en hiervoor moest ik plaatsnemen in een wachtruimte met 17 Mexicanen. Twee mensen werden in een naastgelegen ruimte ondervraagd. Het proces ging traag, heel traag. Na een minuut of 20 was de beurt aan twee volgende wachtenden. Na enige tijd liep één van de twee ambtenaren met een mok de deur uit. De ondervraagden verlieten even later ook het kantoor, en daarna de tweede ambtenaar eveneens. Er gebeurde nu dus niets meer. En zo zou dat blijven gaan. Ambtenaren zouden het kantoor binnenkomen, na enige tijd twee tot vier zaken behandelen, en weer vertrekken, zonder een woord. Eenmaal werd zelfs bij vertrek het licht van het kantoor uitgedaan. Het hele proces was ontdaan van menselijkheid. We zaten daar, als asielhonden, wachtend tot iemand de goedheid had om ons aandacht te geven, ooit. Ik dacht dat deze toestanden alleen in communistische regimes bestonden en in Afrika. Ik wachtte, had uiteraard geen idee hoe lang dit ging duren, bleef vriendelijk en protesteerde niet.
Na 3,5 uur was het mijn beurt. Ik vroeg in het Engels of mijn fiets het kantoor in mocht. Ik was verplicht mijn bagage in het oog te houden. 'Si', zei de ambtenaar. 'Si?' Meneer Salas was ongeïnteresseerd, groette niet en keek me niet aan. Dit ging heel goed.
Meneer Salas had me feitelijk al afgewezen toen hij door de wachtruimte naar het kantoor liep. Voor de vorm verzamelde hij nog enkele officiële argumenten (geen baan, geruime tijd niet in Nederland geweest), deed niets met tegenargumenten en verraadde zichzelf door véél te vroeg zijn favoriete zinnetje in de strijd te gooien: 'Je hebt jezelf al zó gediskwalificeerd!' Hij zou me matsen, zei hij. Als ik een visum zou regelen (wat Nederlanders niet nodig hebben) dan was hij bereid opnieuw naar mijn zaak te kijken. Ik had een beter idee. Als Amerika diep zou buigen en mijn kont zou kussen, dan was ik bereid een nieuw bezoek te overwegen.
Bij een bank pinde ik opnieuw Mexicaanse pesos. Daarna reed ik Mexicali uit. Ik voelde me opgewonden want ik ging plan B uitvoeren. Jammer van alle voorbereidingen, de dromen, al dat fraais dat ik nu niet ging zien en meemaken, maar... was plan B eigenlijk niet nóg mooier?
Eerder schreef ik dat ik de intentie had om in de herfst terug te keren naar Zuid-Amerika. Eerlijk gezegd kon ik er bij nader inzien geen goed plan meer van maken. Ik had twee regio's die ik nog wilde zien, Colombia en Suriname/Frans-Guyana. Ik had op z'n minst Venezuela (momenteel te gevaarlijk) of een stuk Brazilië (te nat) nodig om een echte route te kunnen samenstellen. Met andere woorden: na de VS zou ik gewoon begin oktober naar huis gevlogen zijn. Maar wat is nu het geval? In tegenstelling tot onze herfst is onze zomer bij uitstek de periode om de Amazone te doorkruisen. Klinkt dat niet interessant? Als ik naar Cuzco in Peru of het Boliviaanse La Paz vloog, twee plaatsen op mijn route uit 2015, kon ik van daaruit afdalen vanuit de Andes, het groen in, naar het Amazonegebied. Dit was een droom die al lang leefde, en nu had ik dé kans om hem uit te voeren. Thank you Trump, thank you Salas!
Vliegen vanaf Tijuana was het meest praktisch, daarom reed ik nu in die richting. Er lag een gebergte voor me en dat bewaarde ik voor de volgende dag, vervroegd nam ik een hotelkamer want er moest veel geregeld worden. Ik moest mijn plan B nu definitief uitwerken. Ik vulde de details in en liet ze bezinken. Cuzco was praktischer en financieel gunstiger dan La Paz. In de ochtend kocht ik een ticket naar Lima; de vervolgvlucht naar Cuzco zou ik later boeken. Er was al een lange nachtelijke tussenstop in Mexico-Stad, ik wist niet of een tweede lange nachtelijke tussenstop in Lima verstandig was; misschien kon ik beter voor een korte periode een hotel nemen in Lima. In dat geval wist ik precies welk hotel; zouden ze me nog herkennen in hostal Oro Negro na twee eerdere verblijven in maart/april?
Op weg naar het gebergte brak er een spaak. Dat baarde me een beetje zorgen, dat was niet de eerste sinds het wiel opnieuw gespaakt was bij het vervangen van de naaf. In de volle zon, bij 45°C, ging ik aan de slag, maar ik was volkomen gewend geraakt aan deze hitte. Daar ging ik later nog de keerzijde van ontdekken. Tot mijn ongenoegen was bij het invetten van de lagers de tandwielcassette muurvast gedraaid en ik verboog mijn gereedschap erop. (Ik realiseer me nu pas dat, omdat de achternaaf relatief nieuw was, deze lagers nog helemaal geen smeerbeurt nodig hadden, alleen die in mijn voorwiel.) Ik had er een probleem bij, dit moest opgelost zijn voor ik het regenwoud in ging. Voor nu had ik het geluk dat de gebroken spaak links zat dus was verwijdering van de cassette niet noodzakelijk, je moet alleen wel je spaak een paar keer vouwen.
Er volgde een pittige klim met prachtige uitzichten over het woestijnlandschap. Ik dacht de dag te eindigen in een dorp dat ik links van de weg zag liggen, maar toen ik de afslag nam naar het viaduct boven mijn oorspronkelijke weg zag ik rechts een pad de natuur in lopen. Ik volgde het en kwam bij een hek. Hier was een archeologisch park. Twee mannen zaten buiten een gebouw en ik vroeg of ik hier kon slapen. Ik kon in het park kamperen als ik een kaartje van twee euro kocht. En zo zat ik goed voor de nacht, een rustige, veilige stek, die door de grote stenen om me heen ook nog bijzonder was. De klim van vandaag had in de tent zijn weerslag op mijn fysieke gestel: iedere keer dreigden mijn benen en voeten in een kramp te schieten. Ik moest heel voorzichtig mijn bewegingen plannen. Mijn tassen waren er nog erger aan toe. Gelijktijdig, alsof ze zo geprogrammeerd waren, begaven de sluitingen van drie tassen het. Ik zal dus elastieken moeten gaan kopen om de boel bijeen te houden.
In de ochtend liet ik de bezichtiging van het park schieten, er wachtten me nog 100 kms naar Tijuana en ter plaatse moest ik nog op kamerjacht. Door een agent werd ik iets later van de tolweg gestuurd. Op de alternatieve route had ik geen eigen strook meer, de weg golfde meer en er waren veel honden. Het beviel me niets en toen ik even later weer dichtbij de tolweg reed wurmde ik mij tussen een viaduct en het prikkeldraad door weer de tolweg op. In de middag was er een fascinerend verschijnsel: de Amerikaanse muur. Als een lange donkere slang kronkelde er een muur over het kale gebergte, de plaatselijke variant van het IJzeren Gordijn of de Chinese Muur. Tijuana kent veel reliëf, het ligt over bergwanden heen gedrapeerd en dat betekende dat ik extra inspanning moest leveren om er doorheen te navigeren. Ik was er halverwege de middag al en had dus ruim de tijd om onderdak te vinden. Ik had een soort b&b op het oog in een buitenwijk maar daar mankeerde van alles aan. Er waren nog wat motels maar die waren te duur en suggesties van de mensen op straat onvindbaar. Ik besloot naar het centrum te rijden en daar verder te zoeken. Eenmaal daar dacht ik steeds iets gevonden te hebben, maar steeds werd ik teleurgesteld. Vol, dichte deur, geen ruimte voor de fiets, alleen reserveringen, geen ventilator in de kamer of gewoon veel te duur. Om half negen 's avonds, dus na vijfenhalf uur zoeken, accepteerde ik een kamer van 600 pesos (€27), meer dan het dubbele van wat ooit mijn maximumprijs was in Mexico, en viel halfdood neer. Ik probeerde te accepteren dat ik even financieel moest bloeden, net als ooit in Hongkong voordat ik het goedkope China in kon. Maar toen de volgende dag de wifiverbinding voor langere tijd wegviel en ik die toch echt nog even nodig had, besloot ik een goedkoper hotel te zoeken. Het werd een drama. Ik was nog langer bezig dan de vorige dag en mocht heel blij zijn dat ik op deze zaterdagnamiddag uiteindelijk na 38 km dwalen nog terecht kon voor ongeveer dezelfde prijs als de vorige nacht, nota bene in een hotel op 50 meter van mijn vorige verblijf.
In de avond ging ik wat sfeer opsnuiven. Het was hier tammer dan in Bangkok. Een sportcafé, een bar met live-muziek, een grand café, bar met terras, nog wat overige etablissementen, mobiele eetkraampjes op straat... Het zijn de avonden waarop je je vrienden mist. Eigenlijk had ik hier in Mexico zullen verblijven bij Kris, bij wie ik ook in Pattaya en Boekarest verbleef. Hij was een nieuw avontuur begonnen en had een appartement gehuurd in Mexico, maar gezondheidsproblemen en de gewaarwording dat Mexico net even duurder was dan gepland hebben zijn verblijf verkort en hij zit weer in Boekarest.
Mijn ventilator was zo'n zinloos ding aan het plafond dat weigerde lucht te verplaatsen bij het wieken. Wie produceert ze, wie koopt ze en waarom? Ik ging het niet onderzoeken. In plaats daarvan wisselde ik mijn overtollige pesos om in dollars en reed naar de luchthaven. Ik pakte de fiets en bagage en checkte in. Wéér werd gevraagd om een return ticket, weer had ik er één 'gehuurd' (ironisch genoeg van Lima naar Atlanta, USA). En de geldigheid werd ook echt gecontroleerd. Ik had geen gelegenheid gehad te checken hoe zwaar mijn bagage was en ik zwijnde, zij woog ongeveer 23 kg en werd geaccepteerd. Voor vervoer van de fiets moest ik betalen in pesos. In heel Tijuana kun je met dollars betalen, behalve hier. Ik wisselde dollars om in pesos en betaalde.
Ik bracht een hele lange nacht door op de luchthaven van Mexico-Stad en landde om 16.20 in Lima. En toen had ik een uitdaging. Eigenlijk wilde ik voor het donker werd, rond zessen, een rijtje bezigheden achter de rug hebben: douane, bagage in ontvangst nemen, fiets rijklaar maken, geld pinnen, hotel vinden en boodschappen doen. De eerste vijf punten lukten, en verrast werd ik ontvangen in Oro Negro. Ik kreeg ongeveer dezelfde kamer, exact boven mijn oude kamer. In het donker deed ik boodschappen en dook een restaurant in. Dat kon weer want eten was betaalbaar. En mijn hotelkamer was niet 27 maar 7 euro. Mijn portemonnee glimlachte. Op mijn kamer at ik nog wat fruit: een mango en een 'pepino dulce', een zoete komkommer. Hij leek op een appel, maar smaakte inderdaad naar licht zoete komkommer en had geen klokhuis.
Ik had het gevoel weer thuis te zijn. Weg uit de gekte, de hitte. Terug in mijn kamer waar je geen ventilator nodig had. Terug in mijn geliefde Peru (dat ik dat nog eens op zou schrijven), terug in mijn element. Mijn geluk was weer terug, de naargeestigheid weg. Mijn reddende engel waar ik op kon vertrouwen was zoek geweest, ik kon geen goedkope accommodatie vinden in Mexicali en Tijuana en werd geweigerd aan de Amerikaanse grens, maar nu was alles weer goed. Ik keek naar Frankrijk-België en deed een 'nieuwe' ontdekking: de podcast. In Baku vertelde Wayne me al dat hij vooral podcasts gebruikte om saaie ritten interessant te houden. Ik had een te beperkte voorstelling van de mogelijkheden en bleef zweren bij mijn muziekcollectie, maar nu ik er dieper indook zag ik toch de meerwaarde: ik kon cursussen volgen, documentaires en concerten beluisteren, of cabaretvoorstellingen. Ik legde een voorraadje aan, dat kon ik wel eens nodig hebben op de zware momenten in de rimboe.
Ik wilde mijn tandwielcassette los laten draaien en ging terug naar de plek in Lima waar ik eerder een band kocht. Na tien km lang gesneden te zijn door busjes en overig tuig kwam ik aan bij de 40-fietszaakjes-in-één. Er hing een gesloten rolluik voor. Dit was eigenlijk mijn enige optie. Dit ging 'm dus niet worden in Lima. Ik reed terug, kocht een appeltaart en drinkyoghurt en noemde dat lunch en zette de tv aan voor Kroatië-Engeland. Later zou ik het meisje van dit hostal weer ontmoeten, het meisje van de staf dat altijd dermate opfleurt zodra ze me ziet, dat ze hevig zou gaan kwispelen als ze een staart had gehad. Ze had de fietspompen bewaard die ik achtergelaten had voor ik naar Mexico vloog, die Beto voetpompen met die waardeloze, onvervangbare ringetjes. Ik zei dat ze 'roto' waren, kapot.
Ik was klaar, ik was weer mens, ik kon weer verder. Ik boekte een ticket naar Cuzco. Op de luchthaven mocht ik deze keer wel mijn fiets binnen in de terminal verpakken. Maar tot mijn grote schrik werd hij bij de incheckbalie geweigerd! Hij moest in een doos. Wat was dat nu? Twee keer eerder had ik bijna met Latam gevlogen vanwege de gunstige voorwaarden wat betreft vliegen met fiets, maar twee maal had ik uiteindelijk de voorkeur gegeven aan een ander. Had ik hier in deze terminal in april niet een hele vriendelijke man van Latam gesproken die me vertelde dat een fietsdoos niet nodig was? Ik wist zo gauw de details niet meer maar ging gewoon nu hier roepen dat het niet zo kon zijn dat er ja werd gezegd in het kantoor en nee werd gezegd aan de balie. Ik moest er niet aan denken dat ze volhardden in hun standpunt. Wat dan? Geld weg, fiets en bagage weer uitpakken en over twee dagen met een ander vliegen? Ik kon weinig anders doen dan blijven staan en voet bij stuk houden. En toen veranderde de situatie. Er kwamen aanvullende vragen, er werd achter de schermen geïnformeerd en gediscussieerd, en uiteindelijk ging de sticker op de fiets. Pfew. Maar er was nog een zorg. Ik had me gerealiseerd dat ik de laatste kleding die nog rondslingerde vanochtend met mijn suffe harses in de ruimbagage had gedaan in plaats van de handbagage. De verdeling klopte nu niet. Maar mijn engel was écht terug, de digitale weegschaal gaf 23,0 kg aan, ook bij Latam de limiet. Voor de derde keer op drie vluchten had ik een stoel met de letter B (de kans dat je drie maal links en rechts buren hebt bij stoelindeling abc-def is zonder stoelreservering slechts 3,7%, die engel van mij is nog niet permanent aanwezig).
Het was een vlucht van een uur, ook wel eens leuk. Over de schouder van mijn buurvrouw zag ik de prachtige bergmassieven en de plateaus ertussen en ik wenste dat ik er al fietste. Ik nam de tijd om de fiets weer volledig fietsklaar te maken voor mijn nieuwe avontuur en alles ging vlot en soepel. Ik had een kamer geboekt vlakbij de luchthaven en was er in een mum van tijd. Ik deponeerde mijn bagage en zocht en vond een restaurant. Ik nam het dagmenu, soep vooraf, rijst, vlees en wat groente, limonade erbij, en betaalde vijf sol (€1,25). Vijf sol zou de standaardprijs blijven de komende dagen. Op mijn kamer kreeg ik hoofdpijn. Hoe hoog zat ik eigenlijk? Mijn fietscomputer zei 2200m, maar was dat zo? Nee, Cuzco ligt op 3300m. Ik hoopte dat dit niet erger ging worden, anders moest ik hier eerst acclimatiseren. Ik ging eens kijken wat me te wachten stond. Ik ontdekte dat ik 170 km noordoostwaarts moest fietsen en daar zou ik afdalen naar warmere oorden. Die 170 km waren niet vlak. Ik schrok toen ik zag dat er vlak voor de afdaling een piek op 4825m lag. Goeiemorgen, ik kreeg de jungle niet cadeau. Eerst drie dagen in een frisse omgeving, waarvan twee zware dagen, dan pas werd het weer echt tropisch.
De hoofdpijn was weg in de ochtend, dus ik kon ook weg. Ik bevoorraadde me, ging naar de doehetzelver voor elastieken voor om de tassen en een nieuwe slaapmat. Bij gebrek aan beter werd het een onopblaasbare, maar die kunnen niet lek dus dat is een voordeel. In een fietsenwinkel haalde de fietsenmaker een grote kettingzweep tevoorschijn en legde een grote metalen huls om mijn cassetteafnemer. Even aanduwen en jawel, mijn cassette was weer los. 'En nu?', vroeg hij. Ik draaide 'm weer vast en zei: 'Dat was het'. Ik kocht reservespaken en een nieuwe bidonhouder, de oude was net daarvoor geknapt, en ging op pad. Ik ging eerst terug naar het Plaza de Armas, als symbolisch beginpunt. Hier baalde ik drie jaar geleden zo van het toeristisch gehalte van de stad dat ik een beoogd vierdaags verblijf schrapte en vlot doorreed. Ik reed rond het monument op het plein en ging nu echt van start, door de verkeersdrukte de stad uit, door voorstedelijk Cuzco, en ik herkende ineens de omgeving. Hier moest ik destijds overnacht hebben in een hotel met een snood plan. Ik zocht het op en jawel. Op 14 augustus 2015 lag ik in een hotel op tien km voor Cuzco en ik had het na negen dagen Peru al helemaal gehad met dit land. Ik ging hier onderzoeken of het mogelijk was om te ontsnappen aan mijn route door af te dalen naar de Amazone in Brazilië. Ik zocht informatie over de route door het regenwoud en zag foto's van de 'wegen' en schrok van de dikke lagen bagger, en ik las dat er 600 km lang geen dorpen waren en dat wildkamperen niet mogelijk was vanwege de dichtheid van de jungle. Ik verwierp het plan en schikte me in mijn lot en ploeterde nog 46 dagen voort in Peru. Pas later las ik dat andere fietsers deze route gereden hadden, dat juli-september de droge tijd was en dat dan de weg begaanbaar was en ik dacht: 'Verdomme, het kon dus toch!' Ik had spijt dat mijn research niet grondiger was geweest, maar had niet kunnen bevroeden dat er zo'n mooie herkansing zou volgen. In Pucutu vond ik deze dag een hospedaje, met een heel mooi kamertje met een dik pak dekens op het bed. En nu ga ik terugkomen op de opmerking dat ik nog de keerzijde ging ontdekken van gewenning aan 45°C, bij het vervangen van mijn spaak in de volle zon. Als 45°C aanvoelt als 28°C, voelt 17°C aan als 0°C. Ik had het steenkoud. Gekleed dook ik onder de dekens en deed zo de administratie en het avondlijk vertier (logische puzzels).
Vier km na Urcos was er een afslag naar de Interoceánico, de weg die door Peru en Brazilië loopt en twee oceanen verbindt, de weg die ik deels ga volgen. Dit was het einde van pakweg 60 km overlapping met mijn oude route, vanaf nu ging ik een nieuwe richting in. Ik moest 1000m omhoog en dat was geen probleem want ik zat vol energie. Boven de 4000m werd het echter een ander verhaal want dan vraagt het fietsen meer van je, vooral van je hart. Op deze hoogte zat ik weer helemaal in de wereld van hoeden, vlechten en plooirokken. Vrouwen daarentegen dragen vaak mutsen met lange flappen langs de oren. Zei ik vrouwen? Mannen. Landbouwgebied werd afgewisseld met een rit door een kloof langs een rivier en dat was een welkome afwisseling. Ik eindigde de dag in Ocongate, in weer zo'n alleraardigste kamer met een oud bed, frisse lakens en een groot pak dekens. Hier kan het nog gebeuren dat het net is alsof je weer bij je grootouders gaat logeren, in de bedstee, op de zolder of op de logeerkamer vol relikwieën. Met een metalen bed met een wonderlijk matras met springveren, of één waar je in diep wegzakt, met vier dekens en daarbovenop ook nog het eerste type dekbed dat op de markt verscheen. Ik nam een warme douche, at een welkome pastamaaltijd in een restaurant en bekeek daar op een groot scherm de eerste helft van troostfinale België-Engeland. Langzaam werd ik verkouden. Ik zat op 3590m, moest ik de volgende dag echt naar 4825m in deze verslechterende toestand?
Zo aangenaam als ik ging slapen, tevreden met deze nacht in het 'verleden', zo beroerd werd ik wakker. Pijnlijke strot, zwaar verkouden, licht grieperig, vermoeid. Het lukte me om tijdig weer mens te worden en ik vertrok om tien uur maar had geen idee waar en hoe deze rit ging eindigen. De omstandigheden waren in ieder geval gunstig: de helling was mild, de zon scheen volop en de kleurrijkheid van de kleding van de mensen om me heen was een genot voor het oog. Vroeg in de middag was ik op 4100m en hier was het laatste dorp vóór de top. Ik hikte er flink tegenaan, maar hier al stoppen zinde me ook niet. Theoretisch was het haalbaar binnen de beschikbare tijd. Ik ging het proberen, ik kon altijd terugrollen. Ik klom nog enkele honderden meters maar het ging erg moeizaam. En toen had ik een ingeving. Als ik nu eens ging lopen? Dat gaat bijna even snel en het is minder inspannend. Dat werkte inderdaad goed, maar ik merkte op een zeker moment wel dat ik een rekenfout had gemaakt. Want plots becijferde ik dat ik pas rond zessen op de top zou zijn. Kamperen op 4825m zou niet alleen een erg koude aangelegenheid zijn, ik zou ook zeker niet kunnen slapen vanwege de zuurstofarme omgeving. Wat nu, mijn verlies nemen en terugrollen, en morgen dit stuk opnieuw doen? Of doorrijden met licht aan vanaf de top en in het donker afdalen naar warmere delen? Die afdaling in de kou baarde me ook zorgen. Ik had niet eens handschoenen. Ik keek nog eens op de kaart en zag dat het eigenlijk helemaal niet zo ver meer was. De top kon nooit op 4825m liggen. Ik zette door, duwde de fiets door de laatste haarspeldbochten, over het laatste rechte stuk en ik was er. Foutje van Osmand, het was 4725m, en ik had nog een uur licht. Ik deed een dik pak kleren aan en sokken over mijn handen, en in 1,7°C daalde ik af, net toen het begon te hagelen. Ik zag mos, vennetjes, grijze bergwanden, maar ook bewoning en vreemd genoeg veel honden in de berm, die over het algemeen gemanierd waren. De hagel was ik snel kwijt, het viel goed te doen met de kou, en ik rolde en rolde maar, door een fascinerende bergwereld. In het allerlaatste licht bereikte ik Marcapata, gelegen op 3100m, en vond een hospedaje met een oude vrouw vol onbegrijpelijke verhalen. En op mijn kamer was ik blij. Ik was over die vermaledijde top heen en was ook nog eens helemaal afgedaald naar Marcapata! Er was deze dag geen moment geweest dat ik dat gedacht had. Wat ik wel gedacht had was: 'Wat als ik deze top helemaal niet meer op eigen kracht kan halen, vandaag niet, morgen niet, nooit?'.
Na de glorieuze dag was er een waardeloze nacht met veel snot dat een uitgang zocht. In de ochtend bonkte mijn hospita op de deur. Ik deed een broek aan, opende de deur en gaapte haar aan. Er volgde een heel verhaal. Ik keek haar vragend aan. 'Ga maar weer slapen', zei ze. Eigenlijk was het een goed moment om op te staan. Veel energie had ik niet maar er stond niet veel inspannends op het programma, alleen 'verder rollen'. Eerst ging ik nog even kijken op het dorpsplein waar een ceremonie gaande was, met kinderen in uniformpjes, mensen in klederdracht, en toespraken. Daarna zocht ik het asfalt op en in no time was Marcapata een dorp op een bergpunt, hoog boven me. In een imponerend decor reed ik steeds hogere temperaturen tegemoet, bij 1500m werd de 30°C overschreden, maar de kou zat nog in mijn botten en er was een lunchpauze voor nodig om, verlost van de wrijvingswind, definitief af te rekenen met de kou. Halverwege de middag bereikte ik het dorp Quincemil (Vijftienduizend). Ik kon wel verder rijden maar zou het volgende dorp van betekenis niet meer halen en ik kon wel wat rust gebruiken. Ik kwam terecht bij een hostal waar de achtertuin een puinhoop was omdat er graafwerkzaamheden bezig waren en dat ging met een hoop lawaai gepaard. 'Heb je een kamer zonder lawaai', vroeg ik aan het meisje dat op me afkwam. 'Ha, ja ze zijn aan het werk', zei ze. Ik vond dat een schitterende uitleg. Ze had een kamer voor me aan de straatkant. De werkzaamheden hielden sowieso op en zouden niet hervat worden in de ochtend. Het was nu weer zomaar 30°C in de ventilatorloze slaapkamer, maar gelukkig trok het snel bij.
Tussen uitbundig groene heuvels reed ik langs bruine rivieren. Dit was net Noord-Laos, maar dan met uitstekend wegdek en zonder steile hellingen en bewoning langs de weg. Het werd een mooie fietsdag die eindigde in Mazuko. Wat me op begon te vallen is dat ik iedere avond de straat op ging om te eten. De keren dat ik in drie maanden Mexico 's avonds de deur uit ging zijn geloof ik op één hand te tellen. Het heeft te maken met lokale omstandigheden (veiligheid, prijspeil, menu's) en persoonlijke aspecten (stemming, gewoontes). Over menu's gesproken, het kost wel moeite om hier een gerecht te vinden dat geen kip heet. Maar het lukt, steeds weer.
Er was een klim en dat was niet erg want mijn energie was terug. En daarna was er een daling met grote gevolgen voor de omgeving. Nadat ik eerder de bergen was uitgereden reed ik nu de heuvels uit. Wat resteerde was landbouw, links en rechts. Dat was even slikken, ik vond dat rijden in 'Noord-Laos' juist zo interessant. Hier kwam bij dat een oude plaaggeest in volle hevigheid terugkeerde: overal brandden vuren, stukken berm stonden in brand en lappen grond waren zwartgeblakerd. Deze ontwikkelingen waren nogal een domper.
Er was geen dorp op de route deze dag, en wildkamperen was uitgesloten omdat al het land landbouwgrond was, dus moest ik hulp in gaan schakelen. Ik vroeg bij een punt waar bepaalde metingen verricht werden bij vrachtwagens of ik op het gras mocht kamperen. Vanuit het kantoor zei de man: 'Ja hoor, ga daar maar staan', wijzend naar een stuk gras. Maar toen kwam hij naar buiten en zei: 'Weet je wat, voorbij de tolpoort is een gebouw met twee verdiepingen. Daar mag het wel'. Ik reed de tolpoort voorbij, naar het gebouw behorend bij een identiek weegpunt en vroeg het opnieuw. 'Hier kan het niet, maar verderop is een school, daar mag het wel', zei de beambte. Die school heb ik nooit gevonden. Ik berekende dat een tankstation op mijn kaart op 10 km nét haalbaar moest zijn voor donker en zette de vaart erin. Maar ook het tankstation bestond niet. Wel was er een ranch. 'Bienvenidos' stond er, welkom. Het hek stond open. Nou, oké. Ik ging eens vragen of ik daar kon kamperen. Ik kreeg te maken met boer Beto (geen familie van de voetpomp) en zijn vrouw en kind, en twee Venezolaanse arbeiders, Gustavo en Leo. Leo praatte alleen op verzoek en Gustavo alleen met dubbele snelheid. Gustavo toonde me een grote ronde tent op het terrein met houten vloer, een bed met matras en een plafondventilator. Mijn tent kon in de zak blijven. Na me geïnstalleerd te hebben ging ik nog even kijken bij de boerderij. Gustavo en Leo waren bezig met bankdrukken. Na enige tijd deed ik mee en dat ging uitstekend met de dumbells van een kilo of 12, maar toen ik de overstap maakte naar twee bijeengebonden balken met een totaalgewicht van 40 kg haakte ik toch redelijk snel af. En dan te bedenken dat ik op mijn 17e al ruim 60 kg omhoog kreeg, als mijn geheugen me niet belazert. In mijn studentenbijbaan verplaatste ik probleemloos biervaten van 50 liter. Nee dan nu... Maar er is goed nieuws. In diezelfde jonge jaren brak ik een voettocht af binnen een week vanwege een totaal gebrek aan doorzettingsvermogen. Moet je nu eens zien.
Binnen gaf Beto's vrouw me rijst met ei. Ik keek nog even mee naar de spelshow op tv en trok me terug in 'mijn' tent.
In Puerto Maldonado deed ik boodschappen. Vanbuiten leek het een degelijke buurtsuper, vanbinnen was het meer een tentoonstelling. Er waren veel witte planken en daar stonden wat artikelen op uitgestald. Was ik terug in Oezbekistan? Ik besloot om eens een wat betere kamer te nemen nu het kon, want Puerto Maldonado was een stad en had hotels, en zo had ik voor het eerst sinds Cuzco wifi en nam ik voor het eerst sinds lange tijd een douche, iets dat ik tijdens mijn zware verkoudheid niet aangedurfd had uit vrees voor een longontsteking, want de douches waren na 'grootmoeders logeerkamer' zonder uitzondering koud. Verder viel mijn verblijf wat tegen omdat de kamer heet was, de ventilator zwak en de buitenlucht rokerig.
De volgende dag kreeg ik te maken met regen, een echte tropische bui. Mijn in Finland opgelopen regentrauma was blijkbaar verwerkt want ik vond het geen enkel probleem meer. Het was warm genoeg om in uitsluitend een regenpak te rijden, met de kleren die ik aan had verpakt in de tassen, en bovendien dacht ik aan alle vuren die zouden doven, de lucht die gezuiverd zou worden van fijnstof en de natte grond waarop voorlopig geen nieuwe vuren mogelijk zouden zijn. Hoe naïef. Vijf minuten na de bui zag ik de eerste rookpluimen al weer. Het dorp Alegria waar ik die avond sliep stond helemaal blauw. In de accommodatie waar ik overnachtte hing de rook in de gangen, in de kamers. Het was hier minstens zo erg als in Mexico. Ik gaf me gewonnen. Ik zat op de rand van mijn bed en dacht: 'Je kunt twee dingen doen. Naar huis gaan of doorzetten. Je hebt nog geen ernstige klachten. Als je doorgaat kun je stoppen als het ernstig dreigt te worden. Of juist ondervinden dat er niets gebeurt.' En zo accepteerde ik voorlopig dat het altijd naar rook rook, overal, tot in mijn slaapkamer toe. Twee dagen later zou ik tijdens het fietsen een naar gevoel in mijn longen ervaren. Als het in Brazilië even erg gesteld is met de luchtkwaliteit vrees ik dat mijn reis voortijdig afgebroken gaat worden.
Het reliëf kwam terug in het landschap en het werd er mooier op, zeker met de palmen en varens die al eerder in de graslanden te zien waren. De bermen waren netjes gemaaid en waren ook schoon, er lag haast geen afval. Ik brak mijn voorraad podcasts aan en begon Portugees te leren. Dat was nodig want het enige Portugees dat ik kende was mião, en ik voorzie weinig communicatie met katten. De temperatuur was met 33°C bepaald niet extreem en de avonden waren fris.
En toen was er de grens. In het Peruaanse immigratiekantoor aan het begin van het grensdorp Iñapari waren nul wachtenden voor me. Ik gaf mijn laatste vier sol uit in een winkel, reed de brug over en was in Brazilië. Bij de federale politie kreeg ik van een vriendelijke agent die Duits sprak een inreisstempel voor 90 dagen. Ik reed 20 meter terug en daalde de weg af naar de rivier waaraan het dorp Assis Brasil lag. Plots zagen de mensen er anders uit, veel gevarieerder in huidskleur en haardracht. En er waren veel buurtsupers die volle planken leken te hebben. Maar ik kon nog niets kopen. En dat zou zo blijven. De enige geldautomaat in het dorp deed vervelend door niet te willen verklappen wat het maximale opnamebedrag was. En na drie pogingen las ik: 'Daglimiet bereikt'. Geld wisselen leek ook nergens te kunnen, en omdat de accommodatie in Brazilië zeer waarschijnlijk duurder is dan in Peru leek het me een goed idee om even terug te rijden. Je wordt hier toch nergens tegengehouden, je bent zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de juiste stempels. In Peru zou ik volop kunnen wisselen en nog een nacht goedkoop kunnen slapen; de dag erop zou ik in Assis Brasil een nieuwe poging kunnen wagen bij de bank en me kunnen bevoorraden.
En dus heb ik Assis Brasil bereikt en ben ik officieel in Brazilië. Maar voor het gemak ben ik even weer illegaal in het Peruaanse Iñapari. Niet doorvertellen.
P.S. De twee vorige verhalen zijn inmiddels voorzien van foto's. Waaronder die van het glorieuze 100.000 km-moment!
-
23 Mei 2021 - 22:35
Belle:
Kon je niet online een ESTA regelen en zodoende de VS betreden? Jammer hoor. Die muur is imposant in het landschap. -
23 Mei 2021 - 22:35
Belle:
Kon je niet online een ESTA regelen en zodoende de VS betreden? Jammer hoor. Die muur is imposant in het landschap. -
24 Mei 2021 - 16:18
Richard Van Dijke:
Als ik het me juist herinner waren die strikt voor vluchten geldig.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley