Pardoes in Afrika
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
17 September 2018 | Guyana, Georgetown
Omdat mijn longen zo geteisterd waren door berm-, bos- en akkerbranden was ik bij mijn aankomst in Manaus vastbesloten geweest om mijn reis voor een maand of twee in Europa voort te zetten. Maar de klachten namen af en ik ging op een andere manier naar mijn toestand kijken. Ik realiseerde me dat ik van het slechtste scenario uitging, maar er was natuurlijk een heel scala aan aandoeningen mogelijk, ook onschuldige. Ik bracht een fictief bezoek aan mijn huisarts, en probeerde me de Meest Waarschijnlijke Diagnose voor te stellen. Dit kwam eruit: 'Op de foto's zijn geen bijzonderheden aangetroffen, maar ik heb wel gezien dat de luchtwegen inderdaad geïrriteerd zijn, dus dat kan een verklaring zijn van de klachten. Normaal gesproken zouden die binnen een dag of tien weg moeten zijn. Mocht je over twee weken nog last hebben, neem dan nog even contact op'. Ik was gerustgesteld. Een vertrek uit Zuid-Amerika was geen optie meer. Ik nam een maatregel: ik zou ter bescherming niet meer zonder buitentent slapen, dat hield veel rook buiten. Ik vervolgde mijn weg en dat was een juist besluit, want ik zou nog hooguit huis-, tuin- en keukenvuurtjes ruiken. En de klachten zouden verdwijnen.
In meerdere opzichten kende ik een valse start. Ik had mijn ketting verwisseld maar mijn beide kettingen waren bijna versleten, inclusief de gebruikte sluitschakels, en na enkele kilometers brak de ketting. Ik kortte 'm in en reed verder, en pas 's avonds in de tent kreeg ik in de gaten dat mijn GPS-signaal op een hele vreemde positie stond. Ik had bij een vertakking van de weg, ruim 20 km terug, de linkertak moeten nemen en niet de rechter en was nu, na een korte fietsdag van 44 km, dus feitelijk niets opgeschoten want ik moest weer terug naar de rand van Manaus. Maar eigenlijk boeide me dat niet zo want ik had de tijd. En ik had ook een laken. Dat had ik in Manaus gekocht omdat ik niets had om 's nachts over me heen te trekken als de temperatuur te ver daalde. Mijn slaapzak was te warm, maar dit laken was precies goed. Ik dacht de volgende dag slim te zijn door een stukje af te snijden naar de route waar ik eigenlijk hoorde te zijn maar kreeg te maken met de steilste hellingen die ik ooit meemaakte. Met ruim 20% was ik genoodzaakt fiets en vracht omhoog te duwen en dat kostte veel tijd en energie. Op de hoofdroute kwam ik langs zwembaden en een recreatiemeer, en reed daarna de jungle in. Door de hoge luchtvochtigheid reed ik in drijfnatte kleren, en die vochtigheid zou de komende weken een probleem blijven. Toen ik na de tweede dag kortstondig een trainingsbroek droeg bij het zoeken naar een kampeerplek, om beten en schrammen te voorkomen, was de broek in een half uur drijfnat. Ik schreef al eerder dat natte kleding direct uitgehangen moet worden na het dragen. Leg je het een kwartier in de hoek van de tent dan ruikt het vreemd genoeg meteen naar ammoniak. Kleding uthangen betekent niet dat het droogt, tenzij je dat doet in de volle zon. Maar als de zon schijnt fiets ik. De vochtigheid was niet alleen een probleem voor de kleding. Ook mijn papiergeld werd nat. En mijn vingertoppen zweetten altijd, waardoor ik vaak natte vegen maakte over mijn telefoon. Normaal droog je je vingers dan even aan je shirt, maar ja... die lekte ook.
De route werd zwaarder en ging sterk golven. Steeds moest ik zo'n 30m omhoog en weer naar beneden. Maar ik was blij met de jungle om me heen; behalve dichte jungle waren er ook waterrijke stukken omgeven door palmen. Minder blij was ik met de pech die me nu trof, en steeds vaker zou treffen. Dat krijg je als je bijna een jaar onderweg bent. Mijn fiets had een flinke onderhoudsbeurt nodig. En degelijke banden. Na eerdere pech met de ketting en wat lekke banden hoorde ik nu de achterband aanschuren. Ik keek en schrok. De band die ik in Mexicali aangeschaft had was nu bezig uit te scheuren, de binnenband dreigde al naar buiten te komen. Ik plaatste een buitenbandplakker maar die werd na het oppompen van de band doodleuk naar buiten geduwd. Wat nu? Fietsen kon niet meer, liften wilde ik graag voorkomen. Ik kreeg een helder inzicht. Als ijzerdraadjes en glas mijn band kunnen penetreren, kunnen naald en draad dat vermoedelijk ook. En dus ging ik aan de slag om mijn band te hechten. In totaal was ik ruim een uur in touw in de volle zon om weer een werkbare situatie te krijgen. Ondertussen jeukte mijn zitvlees en ik merkte dat ik er volop mieren om me heen liepen, maar toch waren zij niet de daders. Het was dat permanente vocht en zand op mijn huid dat nu en nog vele malen daarna jeuk veroorzaakte, vooral 's avonds in de tent. De hechting lukte, ik verplaatste de band naar het voorwiel om de druk te verlagen, zette de remmen open om een explosie te voorkomen: mocht de binnenband alsnog naar buiten komen dan zou deze niet onmiddellijk door de velgrem opengereten worden. Door mijn eerdere dwaling, de zware route en de pech liep ik veel vertraging op. Zelf was ik nu ook traag want de operatie in de volle zon had mijn batterij bijna volledig leeggetrokken. Bij een tankstation dronk ik koude cola in de schaduw en kreeg van de verkoopster een stuk warme cake aangereikt. In de avond ontwikkelde ik noodgedwongen een nieuwe routine. Vaak droop ik van het zweet na het inrichten van de tent en dat noopte me om eerst drie kwartier plat te gaan liggen om op te drogen. Alleen door op mijn rug te liggen koelde ik af. Van eten ging ik hevig zweten, van schrijven ging ik hevig zweten en van op mijn zij liggen ging ik hevig zweten dus steeds moest ik een opdroogfase inplannen en op mijn rug gaan liggen wilde ik de stroom zweet stoppen. Soms bewaarde ik werkzaamheden tot de nacht, maar vaak was ook de nacht geen garantie voor koelte. De trend was dat het alsmaar warmer zou worden, hoe noordelijker ik kwam. Mijn laken was na enige weken alweer een overbodig attribuut. Een grappig effect was dat het verdampte zweet condenseerde tegen het tentdoek en weer op mijn lichaam lekte, zo kreeg ik mijn zweet in gedistilleerde vorm terug. Ondertussen was ik wel erg van Brazilië aan het genieten. Ik had geen hoge verwachtingen van dit land gehad, foto's op Google Maps spraken me niet aan want ik zag bijna alleen landbouw, maar al met al was dit land veel mooier en gevarieerder dan verwacht.
Ik reed een nationaal park in. Eerst was de omgeving waterrijk en even dacht ik in Zeeland te rijden maar dat stopte toen de weg een jungle in voerde. Er stonden grote borden met wilde dieren, krokodillen en tijgers, met het verzoek de dieren niet te storen. Toen ik stopte langs de kant om te lunchen hoorde ik een enorm konvooi aan vrachtwagens aan komen bulderen. Maar ik zag ze niet werkelijk aankomen. Toen realiseerde ik me dat dit geen konvooi vrachtwagens was. Dit was één dier. Ik kon slechts gissen naar de identiteit. Hier waren niet alleen dieren, maar ook bijzondere mensen. Dit was het reservaat van de Waimiri Atroari, een natuurvolk. Ik zag ze soms lopen langs de weg, soms kwamen ze uit de jungle en doken aan de andere kant van de weg weer de jungle in. Ze waren gekleed in korte broeken en shirts, mannen en vrouwen. Ze liepen met gevangen vis, of verzamelden hout. Hun gezichten waren rauw en uitdrukkingloos. Ze staarden naar me en ik staarde terug. Eenmaal was er contact toen een jongen een duim opstak. Het was een heel aparte ervaring, deze confrontatie met dit volk. En toen brak er een spaak. Ik vond dit niet de omgeving om een spaak te gaan vervangen, er bleef al een man staren toen ik stopte. Maar er gebeurde iets wonderlijks. U moet weten dat mijn banden eigenlijk te groot zijn, mijn achterband past maar net tussen het slot, aan beide zijden heb ik twee mm speling. Het is bijna ondoenlijk om aanschuren te voorkomen, soms investeerde ik tevergeefs een half uur om van het schurend geluid verlost te zijn. Maar nu spande ik met wat snel denkwerk twee spaken wat strakker aan, negeerde de gebroken spaak en ging er vlot weer vandoor en verdomd... ik was van het aanschuren verlost. Die avond kampeerde ik stiekem in het park. Je mag hier de hoofdweg gebruiken en dat was het. Je mag niet stoppen, niet afslaan, niet filmen en niet fotograferen. Maar dit traject door het park was voor mij niet in een dag te doen dus ik moest wat verboden overtreden. Ik hield me gedeisd, werd niet ontdekt en vertrok weer vroeg. Tegen de middag keerde ik terug in de beschaafde wereld. Er waren weer voorzieningen en ik had weer ruimte om me heen. En er was halverwege de middag een bijzonderheid. Ik passeerde voor de derde keer de evenaar. Na Indonesië in 2014 en Ecuador in 2015 verwisselde ik nu in Brazilië van halfrond. Ik maakte foto's bij het monument en vervolgde de tocht. De heuvels waren inmiddels beter te doen en mijn gehechte band hield het nog.
Dat was de volgende dag anders. Er kwam een stukje binnenband ter grootte van een duimtopje naar buiten. Ik gokte erop dat opnieuw hechten niet nodig was voor ik Rorainopolis zou bereiken. Het was een juiste gok, feitelijk hoefde ik niet eens zover meer te rijden want het gehucht Nova Colina had een winkel waar fietsbanden verkocht werden en ik verving mijn band. Rorainopolis kon ik echter ook wel gebruiken, zij het voor een hotelkamer, na zes zweterige nachten in de tent. Er was wederom een trend zichtbaar. Hoe noordelijker ik kwam, hoe minder ik kreeg voor meer geld. De airco was gelukkig wel standaard en zo konden mijn kleding en ik eindelijk opdrogen. Huidklachten verdwenen, evenals de dampen uit mijn kleding. De extreem frisse geur in de kamer had echter een alarmbel moeten doen rinkelen. Deze diende als camouflage voor schimmel- en rioleringsdampen, en in de avond zag ik, liggend op bed, pal boven mijn gezicht een kakkerlak lopen. Vangen was geen optie, gaan slapen met deze wetenschap ook niet. Ik zette mijn tent op op het bed en was beschermd.
Ik had het regenseizoen ingehaald, die reisde trager naar het noorden dan ik. En dat betekende veel buien en veel land dat onder water stond, en dat bemoeilijkte in de dagen die volgden het kamperen. Ik werd weer gestoken door een wesp. Mijn reactie was weer lauw, maar die van mijn huid niet. Mijn rechteronderarm zwol op, daarna de elleboog en ik vroeg me af hoeveel er nog aan lichaam ingepikt ging worden. Zou mijn bovenarm strak gaan staan? Ik had helemaal geen bezwaar tegen stevige biceps, maar rondrijden met één stevige bicep vond ik een beetje raar. Ik hou van symmetrie. Ik ging de totale misvorming niet afwachten en dus zocht ik in Mucajai een ziekenhuis op. Ik kreeg een injectie in mijn bil en heel langzaam zou de zwelling de dagen erna afnemen.
In de stad Boa Vista laadde ik de tassen helemaal vol want misschien was dit wel de laatste kans de komende weken. Of maanden. Hier was ook een bijzondere splitsing. Want wil je Boa Vista voorbij dan zijn er twee opties: Venezuela of Guyana. Het is zelfs zo dat wanneer je van Guyana naar buurland Venezuela wilt, je via deze splitsing bij Boa Vista in Brazilië moet reizen. Stel je eens voor dat je in Nederland alleen via Zwitserland naar Duitsland kunt reizen... Ik koos Guyana en ging rechtsaf. Het restant Brazilië was heel vertrouwd. Grootgrondbezit dus weinig bewoning, land stond onder water, er was prikkeldraad... dit was precies het Argentinië van bij mijn start in november vorig jaar. Maar de cirkel was niet rond; ik reed verder. Motorrijders op een overdekt terras van een restaurant nodigden me uit mee te eten, en snel at ik een hapje spagetti en aardappelpuree mee, snel omdat ik die dag grensplaats Bonfim nog wilde halen. Dat lukte. Het werd mijn laatste nacht in Brazilië, en mijn laatste nacht in luxe. Ik had toen nog geen idee wat voor beproeving Guyana zou worden.
Ik kreeg mijn Braziliaanse exitstempel, reed de Takutubrug over en was in Guyana. Er gebeurde iets vreemds. Via een viaductconstructie reed ik over de baan van de tegenliggers heen. Wat waren dit voor fratsen? Maar toen kreeg ik 'm door. Dit was voormalig Brits Guyana, en dus werd ik aan de linkerkant gedeponeerd. In het douanegebouw gaf een beambte met donkerzwarte huidskleur (tot dusver waren mensen hooguit Obama-bruin geweest) me een formulier dat ik moest invullen. Wat natuurlijk fantastisch was, was dat ik gewoon met deze man kon praten. Eindelijk, na tien maanden, kon ik weer vrijuit communiceren, want de voertaal in Guyana is Engels. En het formulier was ook nog eens tweetalig opgesteld, in het Engels en in het Nederlands. Wel erg oubollig Nederlands, en bepaald niet vrij van fouten. Soms moest ik de Engelse vertaling erbij nemen omdat het Nederlands compleet onbegrijpelijk was. Ik kreeg een stempel voor een maand en reed Lethem binnen. Het was niet de stad die ik verwachtte, het was een uitgestrekt dorp. Eerst moest ik geld hebben. Er waren twee banken, de Republic Bank en de GBTI Bank, wat tot mijn verrassing niet 'Gay Bisexual Transgender Intersekse Bank' betekende. De geldautomaten hadden alleen een Visa-logo dus ik kon het schudden met mijn Maestro-logo. Meer financiële instellingen waren er niet dus het enige dat ik kon doen was de volgende dag terugkeren tijdens kantooruren om dollars te wisselen. Er was nog een paar uur daglicht dus deed ik wat sightseeing. En ik raakte snel gefascineerd. Dit rustige dorp stond vol koloniale gebouwen, en de nieuwere gebouwen hadden mooie kleuren, er waren veel paden, de straatnaamborden toonden Engelse namen en ik zag ook veel Engelse teksten op panden. Dit was precies het Afrika dat ik kende uit mijn backpackerstijd, het was alsof ik midden in Malawi gedropt was, of Kenia of Tanzania. Sterker nog, dit leek wel een uitvergroting van koloniaal Brits Afrika. En dat terwijl ik zo ver van Afrika was. Ik keek mijn ogen uit, ik vond het fantastisch. Wat een verandering ineens! Ondertussen keek ik uit naar onderdak. Het kwam nogal als een schok dat hotels hier zo duur waren. Ik pikte er een hotel uit dat wat minder chic leek, maar zou daar €20 moeten betalen voor een kleine, hete kamer met alleen een ventilator. Dat ging natuurlijk niet gebeuren. Een groot koloniaal gebouw deed dienst als hostel voor locals. Voor een paar euro mocht ik er de nacht doorbrengen en gelukkig kon ik met Braziliaans geld betalen. Ik had een ruime kamer waarin drie bedden stonden. Geen slot, geen noemenswaardig raam, eerder een groot ventilatiegat, en héél veel muggen. Op de plek waar een vierde bed had kunnen staan zette ik de tent op, op een matras van één van de andere bedden. En later lag ik, in dat grote koloniale gebouw, luisterend naar de regen die neerkletterde op het metalen dak. Ik was in een fantastisch nieuw avontuur beland.
Geld, dat had ik nodig. De Republic Bank wisselde geen Braziliaans geld, de LGBT Bank had woekerkoersen. Bij de laatste wisselde ik via een traag, bureaucratisch proces twee tientjes aan Braziliaans geld en bij de ander was inmiddels de wachtrij zo lang en zat er zo weinig beweging in dat deze dag vertrekken er niet meer in zat als ik hierop wachtte. Wat te doen? Met twee tientjes het land in? Ineens kreeg ik een inval. Als ik het nu eens bij zo'n duur hotel probeerde? Een paar minuten later was ik voor $40 aan Guyanese dollars rijker, daar moest ik het even mee uit kunnen zingen. Voedsel had ik voldoende, ik had alleen wat limonade nodig voor onderweg. Er waren echter niet veel levensmiddelenwinkels, en de supermarkten waren een soort Xenos-achtige winkels. Ik vond een paar flessen, lunchte en ging op pad, de bush in. 445 km naar Linden, de eerstvolgende plaats van betekenis, en 105 km verder zou hoofdstad Georgetown liggen. Ik had genoten van dit wonderlijke dorp, met zijn gemengde bevolking, Creolen, Indiërs, indianen en Chinezen, zijn Afrikaanse karakter, en ik was benieuwd naar wat komen ging. Ik mocht direct afscheid nemen van het asfalt, dat zou ik 445 km niet meer zien. Ik kwam door een savanne te rijden, met nauwelijks verkeer of bewoning. De plaats waar ik halthield voor de nacht was drassig, een moeras vol muggen, en ik had veel te stellen met mugjes die de mazen van mijn tent vonden.
De volgende dag werd de omgeving heuvelachtiger en savanne werd boerenland. Er lag een winkel op de route waar ik een 9-pack cassis kon kopen à 2 liter per stuk. Daar kon ik even mee vooruit. Tegen de avond lag er een lodge in de bossen, de Rock View Lodge. Het leek me een goed idee om de hoofdweg te verlaten en daar eens te gaan vragen of ik er mocht kamperen. Zo'n plek kan nog wel eens bijzonder zijn, bijzonderder in ieder geval dan een nacht in een moeras. En ik werd niet teleurgesteld. Het was een sfeervol park met accommodatie in stijl en een prachtig houten restaurant met twee verdiepingen, vol ornamenten, oud meubilair, boeken en kaarten. Het park kon alleen wel wat onderhoud gebruiken. Eigenaar Colin heette me welkom en ik kon mijn tent in het gras zetten tegen een kleine vergoeding. Ik had het momenteel niet in gebruik zijnde restaurant voor mezelf, ik was de enige gast. Van 18.30 tot 22.00 was er stroom en ik zette er koffie en bestudeerde de fraaie ruimtes: de bar die dienstdeed als opslagplaats, de recreatieruimte op de bovenverdieping, het restaurant zelf. Er was echter één factor die me verjoeg: de muggen waren een enorme plaag. Muggenwerende middelen waren zinloos en er werd door textiel heengeprikt en naar hartelust in mouwen en broekspijpen gevlogen. Ik was veroordeeld tot mijn tent. In de ochtend bekeek ik de omgeving en in een bos liep kortstondig over de takken boven me een aap met me mee. Ik nam een douche en het bleek dat de hond van het gezin in de nacht iets in de doucheruimte had gedeponeerd. Ik wees Colin erop bij het verlaten van de ruimte en hij was dermate gegeneerd dat hij mij niets meer in rekening wilde brengen voor het kamperen. Daar voelde ik me op mijn beurt weer ongemakkelijk bij en toen Colin weg was liet ik de vergoeding achter bij de receptioniste die niets wist van de kwijtschelding, en zo vertrok ik dus stiekem zonder niet te betalen.
Ik reed het boerenland uit en het regenwoud in. Dit leek veel meer op een regenwoud dan de regenwouden die ik eerder zag, vanwege de uitbundigheid van het groen en de variatie in plantensoorten. Dat er geen asfalt lag hielp ook. Hier was geen bewoning meer en een dag lang had ik het woud alleen, met wat sporadisch overig verkeer. Bij de afslag naar de Atta Lodge hield ik halt. Zo lang het kon wilde ik zoveel mogelijk sfeervolle kampen meemaken. De Atta Lodge was ook ontworpen door Colin, maar toen het gebied waarin het lag tot nationaal park uitgeroepen werd kwam het onder beheer van locals, en met hen kreeg ik hier te maken. Deze lodge oogde wat moderner, er was ook van alles in aanbouw en dat gaf het geheel een ander aanzien. Ik werd ontvangen door Ryan en zijn collega's en mocht hier gratis kamperen. Eigenlijk was er toestemming nodig van het hoofdkantoor maar een antwoord van die kant bleef uit.
In de ochtend had ik iets bijzonders op de agenda gezet. Hier in het bos was een 'canopy walk', hier kon je over touwbruggen een wandeling tussen de boomtoppen maken. Dat had ik al veel eerder eens willen doen: in 2011 was ik in Maleisië en daar lagen er een stuk of vijf op mijn route maar vanwege uiteenlopende oorzaken (in onbruik geraakt, in onderhoud, net die dag gesloten, etc.) vielen ze één voor één af en kon ik uiteindelijk fluiten naar mijn canopy-ervaring, maar nu lag er gewoon één op tien minuten lopen van mijn kamp en ik had 'm ook nog voor mezelf. En dus liep ik het bos in, klauterde naar grotere hoogten en wandelde korte tijd later wiebelend in de hoogte, op een metalen loopvlak en met netten aan weerszijden tot okselhoogte. Lang was de ervaring niet, het waren vier delen van gemiddeld 50m, van platform naar platform, maar het was zeker een leuke start van de dag. Bij terugkeer wachtte me een volgende verrassing want in het restaurant waar Ryan en consorten een film keken, kwam de kokkin uit de keuken en riep naar me: 'Breakfast'. Nou had ik al wat crackers op voor mijn wandeling, maar het consumeren van een tweede ontbijt kostte me geen moeite. Na de broodjes en de worstjes was ik even later in het sanitaire blok, zag een spiegel boven een wasbak en herinnerde mij een oud advies van zanger Steve Winwood: 'While you see a chance take it', en ik maakte van de gelegenheid gebruik me te scheren. Ik bedankte Ryan en was weer een bijzondere ervaring rijker. En een attribuut armer, want weet u nog dat ik weken eerder mijn spatborden had gedemonteerd omdat de wielen vastliepen in de modder? Welnu, het voorspatbord had ik weer gemonteerd omdat mijn drinkflessen te modderig werden, maar het achterspatbord had eigenlijk geen meerwaarde, was alleen tot last en ik liet 'm hier achter.
Waar ik in zijn algemeenheid erg blij mee was is dat ik er in geslaagd was een mooie, zinvolle invulling aan deze tweede Zuid-Amerikaanse reis te geven. Als vooraf je plannen niet helemaal vaststaan en je gaat eerst enkele maanden fietsen in landen waar je al geweest bent kan het zomaar zijn dat je je gaat afvragen wat de meerwaarde van de reis is als er te weinig nieuwe ervaringen aan toegevoegd worden. Maar deze reis is van begin tot heden waardevol geweest, en het was in het bijzonder een geweldige keuze om na Mexico in de huidige regio te gaan fietsen.
Een dag lang reed ik door de jungle in het nationale park. In de stromende regen kwam ik in de namiddag aan bij het Iwokrama International Centre waar ook gekampeerd kon worden, maar mijn geluk was op. 'Het kamperen doen we niet meer, we verhuren alleen nog bungalows', zo hoorde ik. Ik was genoodzaakt door te rijden. Dat duurde niet lang want er was een oversteek en de ferry ging volgens een dienstregeling. Het was 17.22 uur en om 18.00 uur was de enige resterende afvaart. Ik wachtte, werd overgezet en reed in het donker verder; twee km verderop was nog een zeker 'Nature View Resort' volgens mijn app. Ik kwam aan bij een restaurant en vroeg of ik er kon overnachten. Dat was geen probleem, en ik was opgelucht. Wat wel een probleem was was dat dit een extreem luidruchtige stek was. Muziek, draaiende motoren, luid gepraat. De volgende ochtend werd me duidelijk waar ik was. Dit was geen resort. Dit was een truckstop. In het restaurant ontbeet ik en wist dat het nu uit was met de nachtelijke voorzieningen. Tot Linden werd het nu wildkamperen. Dat zouden veel meer nachten worden dan gepland.
De regen had gevolgen voor het wegdek. Dramatische gevolgen. Ik kreeg te maken met poelen, met grote poelen, met poelen die breder waren dan de weg. Soms was daarom een doorwading noodzakelijk. Eerst ging dat voorzichtig, later crosste ik net als in IJsland overal tamelijk onstuimig doorheen. Soms kreeg ik te maken met taaie hellingen. En het vinden van een slaapplaats werd bemoeilijkt door de dichte jungle. Maar soms was er ruimte vrijgemaakt voor de waterafvoer, dan leidde een vlakke strook naar een gat in de grond met een berg aarde erachter, dit bood mogelijkheden tot overnachten. Een volgende uitdaging was mul zand. Waar fietsen niet meer mogelijk was moest ik lopen en duwen. Er was sinds de rivieroversteek meer verkeer, busjes scheurden langs me heen. Er waren wat pleisterplaatsen onderweg, Mabura en 58 Miles. Ik beperkte de aankoop van limonade tot het hoogstnoodzakelijke want in deze rimboe moest ik €4 per tweeliterfles neertellen en met een verbruik van 7 liter per dag tikt dat aan. Daarom schakelde ik over op een goedkoper alternatief toen ik bij het restaurant waar ik een fles cola gekocht had een grote kunststof waterton zag met een kraantje. Ik vulde mijn drie lege flessen en kon zo weer wat langer vooruit, als het water zuiver was tenminste: de ton werd gevoed door de dakgoot en één stuk papegaaienuitwerpsel kon het verschil uitmaken tussen goed drinkwater en een verontreinigde ton. De dag in de rimboe eindigde met een grote knal. Die knal kende ik, die had ik eerder in China gehoord. Het is het geluid van een binnenband die door de velgrem opengereten wordt en klapt. Het was het scenario waaraan ik kort geleden nog ontsnapte en nu, 12 dagen na aanschaf, is mijn nieuwe band al weer versleten, en meer dan dat, hij is er veel erger aan toe dan de vorige. Daar bleef het niet bij. Ik kreeg te maken met het krankzinnigste probleem dat ik ooit had. Nog steeds heb ik geen verklaring. Ik trok namelijk de snelspanner (die spies waarmee je je wiel klemzet in de achtervork) uit de achteras, haalde het wiel eruit, bekeek de schade, oordeelde dat ik vandaag niet meer verder kon, plaatste het wiel terug en... kreeg de snelspanner niet meer door de as. In de as zat nu iets muurvast, geen idee wat het was, in ieder geval geen afgebroken stuk snelspanner want die was intact. De jungle maakte hier en daar plaats voor bos, en zo ook hier, en dat vereenvoudigde het kamperen. In fases sleepte ik alles het bos in en wist dat gelukkig ongezien te doen. In de ochtend naaide ik mijn band weer maar wist dat de band overal elders uit kon scheuren, vooral op dit zware terrein. En dus ging ik de laatste 84 km naar Linden lopen. Met de eerste 700m zou ik al een uur zoet zijn. Er lag een monsterlijke poel voor me, daar kon ik niet langs lopen, daar moest ik doorheen. Het leek me het beste om dat nog even fietsend te doen. Eerst was ik 20 minuten kwijt aan een probleem met mijn ketting. Toen nam ik een aanloop, oordeelde dat ik het beste langs de zijkant kon rijden, daar was het doorgaans het minst diep, en zag mijzelf en mijn fiets in heel snel tempo naar de diepte verdwijnen. Mijn achtertassen stonden tot over de helft in het roodbruine water. Ik had er een serieus probleem bij. Ik viste een drijvende voortas uit het water, bracht die samen met de stuurtas in veiligheid maar stootte en passant de fietscomputer uit zijn houder die prompt naar een meter diepte zonk. Gelukkig vond ik 'm terug op de bodem. Ik wist de fiets uiteindelijk terug te duwen, decimeter voor decimeter, en had een nieuwe strategie nodig. Ik liep over een ander deel. Drijfzand. Er zat niets anders op dan alles in delen door de rand van de jungle naar de overkant van de poel te dragen. Zoals gezegd stond ik een uur na het aantreffen van de poel aan de overkant. En er zou nog wat werk volgen, want zoals u wellicht weet zijn mijn tassen minder waterdicht dan geclaimd wordt. Bij de lunch kreeg ik al een voorproefje. Uit mijn voedseltas haalde ik een beker. Ik schroefde het deksel eraf en had gratis chocolademelk. Er dreef water in een afgesloten tupperwarebakje. Mijn bakje met koffie heeft een stevig afdichtingsmechanisme. Maar nu ook vocht van binnen. Ik zag ook water in een nog ongeopend zakje toffees. Ik wilde nog even niet weten hoe het met de kleding, elektronica, boeken en kaarten in de achtertassen gesteld was, ik kon er nu toch niets aan doen. Ik kon niets wassen en niets drogen, de zon verstopt zich grote delen van de dag achter wolken en de luchtvochtigheid is onverminderd hoog. Nu mijn tocht verlengd werd omdat ik niet meer kon fietsen moest ik gaan rantsoeneren. Ik had het lang uitgehouden met mijn voorraad uit Boa Vista, maar er waren grenzen. Een maaltijd bestond nu uit een blikje doperwten, of een rol koekjes. De ene regenbui volgde de andere op, als het niet regende was er regendreiging. U moet weten dat dit de droge periode is in Guyana, maar de staart van het regenseizoen was evenzeer vertraagd als ik momenteel. Bijna iedere passant informeerde of alles in orde was, sommigen wilden uitleg. Jungle was nu definitief bos geworden. 's Avonds in de tent kwam er een scheut water uit een achtertas. Het was een voorbode van wat me te wachten stond, maar ik schoof het slechte nieuws nog steeds voor me uit. Het goede nieuws was dat het water uit de ton drinkbaar was. Ik had nog zakjes Zuko en Negrita ('Negerinnetje') poederlimonade uit Peru. Er was mij veel aan gelegen van de zakjes Negrita af te raken, want steeds als ik er één zag hoorde ik Elton John zingen. 'Oh Negrita you will never know, anything about my home. I'll never know how good it feels to hold you, oh hmm. Negrita, I need you so.'
Er volgde nog een dag lopen. Mijn dieet van koekjes en mueslirepen begon langzaam funest te worden voor mijn organen. Ik had een normale maaltijd nodig. Mijn lichaam rook ondertussen naar een dood dier, dat is wat bijna permanent nat zijn met je doet. Maar er was hoop. Na twee dagen lopen bereikte ik de volgende ochtend Linden. Terug in de bewoonde wereld. Linden is duidelijk groter en dichter bebouwd en bevolkt dan Lethem. De mensen waren druk. Mannen riepen naar me. Ik zou gaandeweg ontdekken dat veel mensen hier behulpzaam zijn, maar diverse mensen ook ronduit gestoord. Een Surinaamse mevrouw toonde me een rest house en dat bleek het beste aanbod voor me te zijn. Een airco om spullen te drogen en wifi kon ik vergeten, maar er was stroom voor koffie en een douche. Aan de banken had ik weer niets en ik wisselde geld op de markt. Ik deed boodschappen en begon na een lunch aan een megaklus. Operatie modder. Alles ging de tassen uit. En jongens wat zwijnde ik. Deels dankte ik het aan mezelf dat de schade zo meeviel omdat ik het meeste uit voorzorg in plastic zakken verpakt had. Maar toch, het had zoveel ernstiger kunnen zijn. Uiteindelijk gingen alle plastic zakken de vuilnisbak in, een Spaans woordenboek en een handleiding van de fietscomputer. Het overige was na veel poetsen en uitspreiden weer bruikbaar.
Over de volgende dag kan ik een klein boek schrijven, een soort boekenweekgeschenk. Maar voor nu voert dat te ver. Ik volsta met enkele zinnen. Ik dacht snel een nieuwe band te scoren en daarna de hele dag te fietsen. Uiteindelijk kostte het scoren van de band een hele dag. Ergens halverwege de dag was ik al zo wanhopig geraakt dat ik maar gewoon ging lopen naar Georgetown, maar toen ik na drie km zag in welke staat mijn band verkeerde keerde ik om en onderging mijn lot: blijven zoeken, blijven wachten en eindeloos geduld tonen. Dit was immers Afrika. Een reddende engel bleef me bijstaan en rustte niet voor er een oplossing was. Een uur voor het intreden van de duisternis arriveerde de enige man in Linden die me echt kon redden, hij had de band in mijn maat én een nieuwe as. Toen de fiets rijklaar was hoosde het, en toen het droog was was het donker. Ik keerde terug naar het rest house en wachtte anderhalf uur tot de eigenaar terug was. In de avond maakte ik me zorgen over mijn financiële situatie. Mijn voorraad cash was eindig. Ik was nog niet in nood maar dat kon veranderen als ook in Georgetown geen bank was met Maestro-logo. Terugkeren naar Brazilië was geen optie meer. Ik kon alleen vooruit naar Suriname en als pinnen ook daar onmogelijk was moest ik simpelweg online een ticket kopen en naar huis vliegen. Of er moest iets als een geldtransfer mogelijk zijn. Het leven wordt een stuk lastiger als je niet bij je geld kunt. Voorlopig kookte ik kraanwater om de aanschaf van (steevast dure) limonade te voorkomen.
Ik reed door bossen, langs recreatiekreken, gehuchten en landbouwgebieden. Toen ik Soesdyke bereikte, een prettig ogend plaatsje, veranderde alles. Vanaf hier was er bewoning langs de weg, gehucht na gehucht, met namen als Relief, Support, Supply, Friendship, helemaal tot aan Georgetown. Wildkamperen kon ik vergeten. Drie keer vroeg ik of ik mijn tent op kon zetten, drie maal ontving ik een afwijzing. Het probleem was vaak dat mensen niet de bevoegdheid hadden om mij op het terrein te laten. Zij die dit wel hadden waren afwezig en onbereikbaar. Iedereen hier had een telefoon, maar niemand beltegoed. Maar in New Hope mocht ik bij een tankstation slapen. Mijn laatste tentstokbreuk was verergerd en ik moest nu de stokconstructie uiteen halen om het gebruikte hulsje, die ik Mariska Hulsje had genoemd (naar presentatrice Mariska Hulscher), goed om de stok de kunnen schuiven.
Onderweg was er een Demerara Bank. Die had ik nog niet gehad. Desondanks even nutteloos als de rest. Er was een file. En toen was er Georgetown, een bijzondere stad met straten volgens een rasterpatroon en overal vrijstaande huizen uit koloniale tijden. Je fietst hier zo een andere eeuw in. Mijn laatste hoop wat banken betreft was de Scotiabank, een niet-Guyanese bank. En verdomd, een Cirrus-logo! Dat keurde ik ook goed. Ik deed een poging bij een geldautomaat, alles leek goed te gaan, maar zoals zo vaak gebeurt: als het er echt op aankomt, als het moment daar is.. komt er een melding, en geen geld. In een iets verder gelegen Scotiabank, nu een echte bank en niet alleen een automaat, deed ik nog een poging met een iets lager bedrag en verdomd, het werkte. Ik had geld! Maar ik was er nog niet. De volgende stap was het vinden van een kamer. In een KFC zocht ik op booking.com en schrok me wild van de prijzen. De goedkoopste optie was 17 euro voor een bed in een slaapzaal. Verder was er een éénpersoonskamer voor 26 euro, zonder wifi of badkamer. Het overige aanbod was €30 of duurder. Waarom is dit land zo duur? Ik was 25 dagen op rij actief geweest, had geen enkele rustdag gekend, hooguit wat kortere fietsdagen. Het was zwaar geweest maar dat deerde me niet. Wat wel zwaar is is als bij aankomst op je beoogde rustplaats de beloning uitblijft. Dat had ik eerder in Australië meegemaakt, en tijdens de huidige reis ook in Argentinië. Ik at mijn patat op (éindelijk een degelijke maaltijd) en ging weer naar buiten. Normaal zou ik gewoon weer vertrokken zijn maar het land dat voor me lag, Suriname, was het enige land bezuiden de V.S. waar ik een visum/toeristenkaart voor nodig had, en die moest ik hier halen, in Georgetown, en dat kon op zijn vroegst over drie dagen. Ik moest ook nog een vliegticket kunnen overleggen, geprint in tweevoud, dus dat kostte ook nog enig regelwerk. Ik zat dus even vast. Gelukkig bracht het National Exhibition Centre uitkomst. Ik zag er op mijn app een campinglogo bij staan, ging informeren en ik kon er inderdaad kamperen. Het was een soort compound met veel afgesloten en vervallen gebouwtjes. In enkele gebouwen waren wat secretariaten gevestigd, enkele huizen waren bewoond.
Ik heb hier een overdekte gratis kampeerplaats, er is water en stroom en er is een wc. Overdag is het goed uit te houden, 's avonds stikt het van de brutale minuscule mugjes, waardoor ik gedwongen ben 12 uur in de tent te verblijven waar het heet is, en bovendien is het omgevingslawaai van de bars buiten de compound bijna ondraaglijk. Maar ja, dit is nou eenmaal Afrika. Hoe dan ook, ik loop met het plan om één dag een kamer te nemen om alles wat online geregeld moet worden te regelen (en te douchen!), en dan hoop ik weer snel op pad te zijn, mét Surinaamse toeristenkaart, om na dit verblijf in Afrika weer een klein beetje thuis te komen. Want Suriname is natuurlijk nog steeds een klein beetje Nederland.
-
26 Mei 2021 - 10:15
Belle:
Wát. een. verhaal!!!
1) Ik wil aandacht besteden aan jouw blog op kampeerwijzer.com (als ik ‘m uit heb). Als tip voor de lezers (leest als reisboek van fietser die 7 jaar onderweg was). Zou ik daarvoor enkele foto’s van je blog mogen overnemen ter illustratie?
Indien ja, ontvang ik je toestemming het liefst per e-mail (ik bewaar altijd alle toestemmingen bij elkaar in een mapje).
2) Op welke app zag jij in Guyana dat er een kampeermogelijkheid was? Weet je dat nog?
PS: ik geniet iedere dag van een of meerdere van je verhalen. -
30 Mei 2021 - 10:28
Richard Van Dijke:
Blogs waarop gereageerd wordt lees ik vaak opnieuw. Herinneringen vervagen snel maar als ik mijn verhalen teruglees, in detail, dan realiseer ik me weer ten volle wat een avontuur het is geweest. Wat betreft je vragen:
1) Zie pb.
2) De twee apps die ik aldoor gebruikt heb zijn Osmand en Maps.me dus één van die twee moet het zijn, mijn dagboek geeft geen uitsluitsel.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley