Die invloedrijke zomer van '88
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
18 September 2019 | Zuid-Afrika, Upington
Ik was tweeduizend dagen op reis, en twee dagen eerder had ik Maun verlaten, een woestijnstadje in Botswana met links en rechts van de weg verspreid staande huizen in het zand, en een klein centrum. Mijn verblijf was kort geweest want de omstandigheden waren niet goed. Ten eerste hing er de geur van verbrand plastic en ten tweede ontbrak het er aan de rust die ik zocht door een Afrikaanse eigenaardigheid. In Australië, op vergelijkbare woestijncampings, is er één man aanwezig die de boel een beetje schoon houdt, vaak een rondreizende eenling met een busje en een hond. In Afrikaanse lodges echter zijn er tientallen locals op het terrein aanwezig voor het onderhoud, en de werkzaamheden worden uitgesmeerd over de hele dag. Ze maken gebruik van dezelfde faciliteiten als de gasten en hebben vaak onderling veel te bespreken. Timing en aard van de werkzaamheden zijn vaak onpraktisch en onlogisch: toiletten schoonmaken om acht uur 's morgens tijdens de spits, eindeloos hetzelfde stukje grond vegen en harken terwijl vuilnisbakken ongeleegd blijven... Ook was er een omroepinstallatie ergens buiten het kamp, met veel voordrachten en muziek. Het was al met al goed om weer op pad te zijn. Ik reed de rust en de schone lucht weer tegemoet maar Botswana is niet een land waar je de natuur voor jezelf hebt. Veel land is afgezet met prikkeldraad en er is meer bewoning dan ik op voorhand dacht. En dus kon ik wildkamperen de eerste dagen na vertrek vergeten. Eerst sliep ik bij een omheind terreintje, de bewoner zei dat er wel een olifant rondliep maar dat die voor weinig onrust zorgde en de volgende nacht kampeerde ik in 'El Fari Bush Camp', een eenvoudige natuurcamping. De eigenaar was gecharmeerd van mijn tocht en berekende niets voor de overnachting. In de avond keek ik naar de sterren en realiseerde me hoe vaak ik dat deed in Marokko, en hoe weinig in dit zuidelijke deel van Afrika. Er zijn steeds redenen om na zonsondergang snel de tent in te gaan: muggen, kou, luchtvervuiling, of omdat je simpelweg niet gespot wilt worden of omdat er teveel mensen zijn om te kunnen mijmeren.
Ik passeerde een belangrijke kruising, het was de afslag naar Windhoek in Namibië, de stad waar ik in april gestart was. Het lag op 450 km afstand en met de wind in de rug zou ik er in drie dagen zijn, maar omdat ik er pas in januari terugverwacht word reed ik nog even door. Ik liet de zichtbare bewoning achter me, slechts het vee en hun poep in de berm wezen op de aanwezigheid van boerderijen ver in het land. De aanwezigheid van vee stelde me gerust, als er al gevaarlijk wild was zouden sappige koeien altijd eerder het slachtoffer worden dan zo'n mager fietsertje. Maar meer wild dan zwijnen en struisvogels zag ik niet.
In Kang maakte ik een korte tussenstop op een interessante camping. Het was een bonte verzameling faciliteiten bestaande uit een tankstation, een shop, een restaurant, een klein kampeerterrein, een recreatiezaal, een zwembad en een reeks bungalows. Ik had er de beste kampeerstek ooit, met een eigen picknickplek én een eigen sanitair gebouwtje met één wc en één douche. Ik was de enige kampeerder maar moest het terrein wel weer delen met enkele tientallen stafleden.
Ik wilde bewijzen dat je met een Schwalbe Marathon Green Guard van 25 euro om je achterwiel even ver kon komen als met een Schwalbe Marathon Mondial van 50 euro, namelijk 10.000 km, maar ik begon me af te vragen in hoeverre ik dat bewees met een band die zover is doorgesleten dat er al maanden geen profiel meer op zit en ik iedere dag één of meer lekke banden heb. Toen ik bij 9993 km exclusief boodschappenritjes weer een lek had was ik het zat en legde de nieuwe buitenband erom die ik eerder in Francistown gekocht had. Dat bleek de slechtste band te zijn die ik ooit gekocht had want al na 25 km klonk er een explosie, net zo één als ooit in China. Ik stopte en keek. De buitenband was uitgescheurd, de binnenband was ongetwijfeld ontsnapt en in de buitenwereld direct uiteengereten. Het was goed dat ik mijn versleten Schwalbe-band bewaard had. Het was nog ruim 800 km naar de volgende stad op mijn route, met mogelijk nog stukken gravel. Ik had niet veel opties meer. Wat ik nog kon doen was de halfversleten voorband om het achterwiel leggen en de versleten band om het voorwiel, want op de voorband staat veel minder druk en zo had ik meer kans om die afstand te halen. Dat idee voerde ik uit, met moeite want er stond een zware wind met veel opstuivend zand. Mijn voormalige voorband was smaller dan de achterband, en dat betekende minder stabiel fietsen.
Aan het eind van de dag kreeg ik twijfels. En in de ochtend nam ik een ander besluit. Niet alleen mijn buitenbanden waren slecht, ook mijn binnenbanden. En ik had nog maar tien plakkers (eigenlijk 5 maar ik rantsoeneerde en knipte ze in tweeën). Zelfs mijn bandenlichters waren versleten, die waren door het vele gebruik kaarsrecht gebogen. En dan waren ook nog mijn in Dakhla (Westelijke Sahara) op de rommelmarkt aangeschafte schoenen versleten. Ik kon niet verder zo, ik ging geheid stranden. En dus verlegde ik tijdelijk mijn koers naar het zuidoosten van Botswana. Op enkele honderden kilometers lagen de steden Letlhkeng en Molepolole, hadden ze daar niets dan was er nog hoofdstad Gaborone. Die omweg had voordelen. Ten eerste leek dit een leukere route want het prikkeldraad verdween en er was beduidend minder verkeer. Ten tweede zat ik nogal ruim in mijn tijd. Ik had sowieso al ruim een maand aan speling opgenomen in de reis en tegenover de vervallen landen Rwanda, Uganda, Kenia en de ingekorte verblijven in Tanzania en Mozambique stond alleen een ongepland verblijf in Malawi, en al die vrijgekomen tijd moest opgevuld worden.
Het eerste voordeel was een tijdelijk voordeel. Ik zag hier hetzelfde effect als in Zimbabwe; ik ging oostwaarts en kwam in toenemende drukte terecht. En ook het prikkeldraad keerde terug. Achter het prikkeldraad zit een zee van ruimte maar toch lijkt het vee een voorkeur te hebben voor berm en weg, en dat pakt niet altijd goed uit. Zeven ezels raakten in paniek toen ik naderde en bleven kilometers voor me uit rennen tot ze de bush in konden vluchten, en verderop lag een naakte koe langs de weg. Drie mannen met een ezelkar hadden het dier ontdaan van de huid. Aan de overkant stond een vrachtwagen half op de weg. Voorkom bederf, smeed het ijzer als het heet is.
Letlhkeng beviel me wel. Niet dat ze er een fietsenwinkel hadden maar er was wat reliëf in het landschap en met die huizen in de zandbak leek het net of ik weer in Noord-Chili was. Twaalf kilometer voor Molepolole werd mijn situatie kritiek. De scheuren in mijn binnenbanden scheurden verder uit en er waren diverse onvindbare kleine lekken. Met bijplakken en bijpompen zwabberde ik verder en haalde Molepolole met nog anderhalve plakker. Ik bezocht zo'n twintig zaken: doehetzelfzaken, brommerzaken, winkels met Chinese snuisterijen. Mijn prioriteiten wijzigden. Met buitenbanden kon ik beter wachten tot ik in Gaborone was en binnenbanden met Presta-ventiel waren hier niet verkrijgbaar, maar omdat Gaborone nog maar 50 km fietsen was moest een nieuwe voorraad plakkers volstaan en die vond ik. Wat ik tussen de bedrijven ook zomaar vond was een geschikt paar nieuwe schoenen. Niet ontevreden verliet ik in de namiddag Molepolole. Tot dusver had ik vooral gewildkampeerd, dat was steeds net te doen maar het was nooit in het isolement waarop ik hoopte, maar nu was er simpelweg teveel bewoning om me heen. Ik sloeg een zijpad in en vroeg aan een bewoner of ik mijn tent in de buurt van zijn woning kon opzetten. Ik kreeg geen ja als antwoord, maar een hoop onduidelijkheid, gedraai, herhalingen van mijn eigen woorden, ongewenste aanwijzingen ("Verderop is een dorp"), en ik zei dat ik het wel ergens anders ging vragen. De buren waren niet thuis maar bij de derde woning waren twee mannen, de bewoner en een man die daar juist met de auto gearriveerd was. De bewoner leek geen bezwaar te hebben maar de bezoeker wel, die zei dat er verderop een politiepost was, ik moest het daar maar gaan vragen. Dit was nogal een verandering in gastvrijheid. Ik keerde om en wilde terugrijden naar de weg maar twee jongens zeiden dat ze wel iets voor me wisten. Ze namen me mee naar dat huis waar niemand was en toonden me een kamer waar ik kon slapen. Ik zei dat een stukje grond voor de tent voldoende was. Dat was ook geen probleem en zo had ik mijn slaapplaats. Of...? Er kwam een man aan, hij was de bewoner. Hij vond het allemaal best wat er gebeurde, maar was duidelijk niet helemaal standaard uitgerust in de bovenkamer. Hij was slecht snik. Maar het was inmiddels donker, ik had geen keus meer en voltooide het opzetten van de tent. De jongens vroegen om een kleine vergoeding en omdat ik niet kleiner had dan het dubbele van wat ze vroegen hadden ze geluk. Ze verlieten het terrein. Toen ik in mijn tent lag kreeg ik een beter begrip van de situatie. Deze bewoners leken me mentaal gehandicapten, die bezoeker was vast hun begeleider en die jongens sloegen mogelijk een slaatje uit de situatie. Ik hoopte dat die begeleider niet terug zou keren en me alsnog weg zou sturen, en dat mijn gastheer niet ging blaffen naar de maan deze nacht. Maar alles kwam goed. Wel keerde een van de jongens terug in de ochtend en vroeg om nog wat geld. Ik had het geld aan de ander gegeven en die was ermee vandoor gegaan, zei hij. Nu had hij pech, mijn kleingeld was op.
Gaborone is niet zoals veel mensen denken vernoemd naar Gabber Ronnie, de man van de hit 'Hakkuh met een haring', en van zijn zoetsappige duet 'Trek eens aan mijn vinger' met Treesje Schepman, die zo'n enorm succes had in de zomer van '88 met 'Snelle bak'. Nee, Gaborone draagt de naam van een historisch leider van de Tlokwa, Kgosi ("chief") Gaborone, die leefde van ongeveer 1825 tot 1931. Ik vind het behalen van een leeftijd van pakweg 106 jaar in die tijd, in Afrika, best een prestatie.
Accommodatie vinden in Gaborone was lastig. Er waren veel hostels maar die leken allemaal bestemd te zijn voor studenten, en ik had sowieso geen trek in een slaapzaal. Ook was er een camping maar ook die leek op papier niet bestemd voor toeristen. Liever dan daar dwars door de stad 7 km naartoe te rijden reed ik direct 17 km naar een camping ten zuiden van Gaborone. Niet dat dat een standaardcamping was. Het was het Lion Park Resort en volgens mijn app niet alleen een camping maar ook een dierentuin. Over een perfecte autoweg door een glooiend landschap met dorre begroeiing, alsof ik in Spanje was, reed ik er naartoe. Ik werd verrast. Dit was een pretpark met een een soort Australische camping erachter: een plak zand waar de zon op brandde, een sanitair gebouw, en overdekt beton met stroompunten voor camperpluggen en barbecuevoorzieningen. Omdat mijn haringen het beton niet in gaan kwam de tent bij een (reguliere) stroompaal in het hete zand te staan. Het pretpark was open maar niets draaide en er waren geen bezoekers. Ik hoorde oerklanken achter de camping. Enerzijds verwachtte ik leeuwen vanwege de naam van het park, maar ik meende dat leeuwen grommen en dit was een afschuwelijk geloei waarbij het net leek of het achteruit afgespeeld werd. Via een loopbrug liep ik over een droogstaande rivier en kwam bij een kooi uit en inderdaad, daar lagen leeuwen. Kleine leeuwen, maar dat wisten ze prima te compenseren met hun volume. Op een ingelaste vrije dag reed ik naar de fietsenwinkels in Gaborone die ik gevonden had op Google Maps. De eerste bestond niet, de tweede had een te beperkte collectie banden maar met de derde stelde ik me tevreden, temeer omdat de vierde en laatste op grote afstand lag. Het werd geen topmerk, dan had ik moeten kiezen voor een 'tubeless' band van Continental die drie keer zoveel kostte als mijn Schwalbe, maar met de band die ik vond zou ik de eerste Zuid-Afrikaanse stad op mijn route moeten kunnen halen, en ik nam aan dat Zuid-Afrika het walhalla zou zijn op het gebied van fietsbanden. Ik legde de voorband weer op zijn plek en de nieuwe band om het achterwiel en reed weg, en het was heerlijk om weer stabiel te fietsen. In de avond sprak ik op de camping met de man van de security. Het parkmysterie werd opgelost. Bezoekers waren er vooral in weekends en op feestdagen. Voor degenen die op andere dagen komen is er een beperkt aantal attracties open. De man vroeg of ik de leeuwen al gezien had. Ooit was er een man geweest die niet door de ingang naar binnen kwam maar over het hek aan de achterkant. Daar was nou net het leeuwenverblijf. Die dag kwamen zijn ingewanden voor het eerst in contact met het zonlicht. Wel entreegeld uitgespaard.
Ergens in juli maakte ik met moeite mijn Malawische kwacha's op aan alles wat ik meende te kunnen gebruiken. Daar zaten ook drie platvinken brandy bij. Voor het eerst sinds de laatste biertjes aan Lake Malawi waren de omstandigheden weer eens geschikt voor een alcoholische versnapering, aan een tafel bij mijn tent, met muziek op mijn hoofd. De muggen waren goeddeels uit beeld verdwenen, de lucht was deze avond schoon en de sterrenhemel mooi. Eén platvink hoefde ik niet langer mee te slepen.
Er was ook muziek in de ochtend. Toen ik in het park was zag ik een groep mensen die bezig was met een kruising tussen dans en gymnastiek, heet dat nog steeds aerobics? Het treintje en de achtbaan maakten proefrondes. Mijn alleenheerschappij was ten einde, tijd voor actie. Dit verblijf was een onverwacht leuk intermezzo en ik zette mijn fietstocht voort. Terug naar de route die ik noodgedwongen verliet, nu via een andere weg, en alsnog op naar Zuid-Afrika. Ik kon ook hier al Zuid-Afrika in maar deze hoek in Zuid-Afrika sprak me niet aan, ik verwachtte er meer criminaliteit dan in westelijker gelegen gebieden. Ik bevoorraadde me opnieuw voor de rit tot aan Tsabong, de laatste Botswaanse stad voordat ik een lege hoek van Zuid-Afrika zou betreden. In dit deel van de wereld staan in de supermarkt altijd zulke absurde rijen bij de deli-afdeling, dat ik de bereide worsten en varkenslappen aan me voorbij laat gaan; die van vandaag was een meter of twintig lang. Het lukte me deze dag bijna om honderd kilometer verderop bij Kanye de A2 weer te bereiken, de hoofdweg waarop ik eerder reed vanaf de kruising met de route naar Namibië. Van daaruit zou het nog ruim 160 km zijn over de A2 naar de afslag naar Zuid-Afrika. Bij een woning vroeg ik aan een echtpaar of ik ergens mijn tent op kon zetten. Ik werd eerst doorverwezen naar de chief, en bij nader inzien naar de politie. Het politiebureau zou niet ver meer zijn, zei de vrouw. Ik reed in het donker nog enkele kilometers, moest daarna stevig klimmen en was het zat. Ik vond een zeldzame mogelijkheid om een stuk natuur in te duiken, greep die kans en zette de tent op. Halverwege de beoogde levensduur van mijn tent zijn de ritsen aan de ene kant zo'n beetje op en feitelijk onbruikbaar, als de ritsen aan de andere kant even lang meegaan kom ik goed uit. In de ochtend liet ik Kanye links liggen en sloeg rechtsaf de A2 op. In Kanye-West schijnt de beroemdste rapper van Botswana te wonen, ene Atlanta Georgia. Met die informatie deed ik nu niets, later zou ik het uiteindelijk vermelden in mijn blog, zodat anderen er iets aan zouden kunnen hebben. Door een stofstorm reed ik terug de leegte in. Het prikkeldraad bleef, maar toen het tijd was om weer te kamperen was er zoveel natuur tussen weg en draad dat ik me eenvoudig verstoppen kon en voor het eerst sinds lange tijd kampeerde ik zonder bewoning in mijn buurt en ik genoot van mijn isolement. Ik kon licht gebruiken zoveel ik wilde, en geluid maken zonder dat er honden aansloegen.
Ik bereikte Sekoma. Een week eerder had ik zo'n honderd km noordelijker de A2 verlaten voor mijn bandenjacht, nu nam ik de afslag naar het zuiden. Die bandenjacht was minder succesvol dan ik gehoopt had want ik had nu toch weer geregeld een lekke band en ik zag dat het profiel van de nieuwe band snel sleet én dat het materiaal in de band los begon te raken. Deze band was zwakker dan mijn voorband en opnieuw verhuisde mijn voorband naar achteren. Ik zag nu de kleine letters op mijn nieuwe band en hoefde me niet meer te verbazen over de kwaliteit: 'Made in China'.
Geen prikkeldraad meer op mijn nieuwe route, ik was één met de natuur. Mét prikkeldraad is de beleving toch anders, alsof je tv kijkt, of in een dierentuin loopt. Je lijkt niet echt door de natuur te rijden. Nu had ik zand om me heen, bomen en struiken, soms een dorpje, soms huizen in de bush. In Tsabong moest ik mijn laatste pula's uitgeven want ik naderde de grens. Ik kwam er aan in de namiddag en moest stressen om er op tijd weer uit te zijn om nog een slaapplaats in de natuur te kunnen vinden. Daartoe moest ik alle interviews afhouden, interviews die eigenlijk altijd op dezelfde manier verlopen. Where do you come from, where do you go, where do you come from, Cotton Eye Joe. Ik slaagde in mijn opzet maar stuitte in mijn zoektocht naar een kampeerplek op een woning en een roedel blaffende honden net toen ik dacht ver genoeg van de weg verwijderd te zijn. Ik zocht niet verder en vroeg maar direct aan de bewoner of ik mijn tent ergens op kon zetten. Wederom geen duidelijk antwoord. Ik kreeg genoeg van dat ontwijkende gedoe. Tijd voor wat meer assertiviteit. Ik deelde mee dat ik mijn tent verderop bij een boom ging opzetten en voerde dat plan uit. Ik hield alleen geen rekening met de onnozelheid van de honden. Wat in de vroege avond geen bedreiging meer voor ze is kan dat plots 's nachts wel weer zijn en zo gebeurde het dat één hond een uur bij mijn tent stond te blaffen en daarna zelfs assistentie kreeg. Je kunt niets doen. Iedere actie is olie op het vuur. Besluit je alsnog te vertrekken omdat je bijkans gek wordt dan staat de complete familie hond dichtbij je enkels te blaffen bij het inpakken. Lijdzaam wachten is het verstandigst, en ook nu was dat het geval. In één seconde eindigde het offensief, mogelijk op aanwijzing van hun baas, en het was, en bleef, stil.
Ik reed 16 km naar McCarthy's Rest Border Control. Wat kon ik bij de grens verwachten, en wat daarna? Nette gebouwen, zo bleek, en afzonderlijke toiletgebouwen, aan beide kanten van de grens. Eén exitformulier, en geen entreeformulier. Geen anderen voor me, dit was één van de soepelste grensovergangen die ik meemaakte buiten Europa. En wat daarna kwam vreesde ik al en het werd ook aangekondigd door een Botswaanse douanier: er lagen 110 km gravel voor me. En eigenlijk klonk dat nog beter dan wat ik aantrof. Dit was een zandbak. Ik duwde, trok en sleurde mijn fiets er doorheen. 'Push it', brulde ik, geïnspireerd door een enorme hit van Salt N Pepa uit de zomer van '88. Was het überhaupt zinnig om hieraan te beginnen? Direct weer teruggaan was ook zo drastisch, en weinig aantrekkelijk. Daarom ging ik voort, en er was een extra aspect wat het er niet leuker op maakte: zelfs in deze godvergeten uithoek van het land was de natuur volledig afgeschermd met hekken. Daar kwam bij dat ik die krachtige wind van de voorbije periode achter me gelaten had, en met die toegenomen inspanningen zweette ik weer serieus. Gelukkig vielen sommige delen te fietsen. Ik was nu echt in Zuid-Afrika en in mijn hoofd draaide nu het onvermijdelijke 'South Africa' van Revelation Time & Ruud Gullit, dat succesnummer uit de zomer van '88, en, daar is-ie weer, 'Gimme hope Jo'anna' van Eddy Grant, die enorme anti-apartheidhit uit de (voor)zomer van '88. Langs dit gravelpad overnachten ging me te ver, over een hek klimmen ook, maar de tent opzetten langs een zijpad durfde ik wel aan. En zo kwam de tent achter een aantal struiken te staan tussen hek en pad, in het boerenlandschap. En het was doodstil. Dit was zo slecht nog niet. De volgende dag legde ik de tweede helft van de gravelweg af. In de namiddag werd ik in een pauze aangesproken door het echtpaar dat het land om me heen bezat. Ik kon wel op hun erf kamperen maar dan moest ik twee kilometer terug. Ik kon ook bij de schuur van een medewerker kamperen, dan moest ik twee kilometer vooruit. Ik koos voor het laatste, en zo kwam ik uit bij Vincent en zijn negen honden. Gelukkig bleven ze rustig in de nacht.
Asfalt. En het eerste dorp, een paar kilometer van de weg, maar dat liet ik liggen en ik reed door naar het grotere Hotazel. Dat vond ik een wat curieuze naam, totdat ik het iemand hoorde uitspreken: 'Hot as hell'. Het was een keurig, rustig dorpje, ik was weer in de westerse wereld beland. Ik vulde de voorraad vocht aan en reed verder. Ik zag weer picknickplaatsen maar nu intact, en zelfs weer met overkapping, net als in Namibië. Ik reed door een mijnbouwgebied en sliep langs een viaduct. In Olifantshoek had ik een nieuwe ervaring. Dit was wederom een heel net plaatsje, met mooie huizen en goede voorzieningen langs de route... totdat ik in het centrum kwam. Daar zag het er net zo verzorgd uit, maar hier was het anders. Overal hing hier het zwarte deel van de bevolking rond, voor de winkels, langs de straat. Feitelijk niet anders dan in Tanzania of Malawi, maar de wanorde contrasteerde hier zo sterk met de achtergrond. Ik zag eerder aboriginals in Australische plaatsen, maar niet in deze hoeveelheden, en aboriginals vond ik eigenlijk vooral aandoenlijk, ik had niet het idee dat ik echt op mijn hoede moest zijn, en dat was hier anders.
Na Olifantshoek was er anderhalve dag niets. Niet meer althans dan prikkeldraad en dor land dat in gebruik was om vee te houden. De spanning kwam voor de verandering uit de statistieken. Na 3 uur en 52 minuten bereikte ik een bijzondere mijlpaal, op een in meerdere opzichten bijzondere dag. Want op deze vrijdag de 13e, nota bene reisdag nummer 2019, voltooide ik de 10.000 uur fietsen. Ik stapte af, imiteerde het geluid van een leeuw en beloonde mezelf met prikloze limonade en verbrokkelde koekjes. Na nog ongeveer 3 uur en 52 minuten vond ik langs een zijpad een groepje bomen en struiken en zette er de tent neer. Ik was blij dat ik ondanks al het prikkeldraad toch steeds hoekjes vond waarin ik kon verdwijnen. En dat hier geen mensen liepen, dat hier hooguit boeren naar hun boerderij reden.
Mijn enthousiasme over de picknickplaatsen verminderde. Ze zijn populair en dus ligt er veel afval, zijn de tafels bevlekt en is de pislucht vaak niet te harden. Kon ik niet beter een stoel kopen en voortaan op een schone plek onder een boom pauzeren? Die gedachte bewaarde ik. Door een mooi landschap met laaggebergtes en zelfs kamelen in de vlaktes reed ik verder.
Upington was wederom een nette stad, er werd goed gehoor gegeven aan het verzoek op borden om de stad schoon te houden: 'Moenie rommel strooi nie!'. Maar in het centrum veranderde het beeld weer. Er werd bier gedronken op straat, aan waterpijpen gelurkt en wildgeplast, om de stad toch een beetje een rauw tintje te geven. Ik bekeek de twee campings in de stad en werd er niet blij van, het ontbrak er aan de voorzieningen die ik zocht. Een eind buiten de stad was nog een lodge, die kon ik nog proberen. In het donker bereikte ik een gesloten poort maar gelukkig kwam er een auto van het terrein naar me toe rijden en werd de poort geopend. Ik had geen verwachtingen meer, wilde voor nu alleen de nacht doorkomen en de volgende dag zou ik wel verder zien, maar hier was een alleszins acceptabele en betaalbare camping. Opgelucht zette ik de tent op en schakelde over op de relaxstand. De volgende dag boende ik mijn zwarte armen en benen, het resultaat van zweten op stoffige gravelpaden, en ik volgde Feyenoord - ADO in de koelte van de wasruimte, want in de tent was het 75°C en de vliegen heersten over de buitenwereld; ik was benieuwd naar de zomer die nog ging komen. Toen de wedstrijd wat inzakte richtte ik mijn blik door de deuropening naar buiten, naar twee grote copulerende schildpadden. De volgende dag ging ik op jacht naar nieuwe banden, ik had al gezien dat er een fietsenwinkel was. Wederom zat er niets tussen goedkope Chinese banden en prijzige tubeless banden, maar gelukkig konden er bij Continental banden besteld worden en die kon ik later in de week ophalen. Ik kocht een campingstoel in de supermarkt en keek 's avonds bij mijn tent naar de sterren, en over de zandvlakte naar de lichtreep Upington, en ik zag een feloranje luchtballon achter de horizon vandaan komen. 'Perfect', dacht ik, als in die grote hit van Fairground Attraction uit de zomer van '88.
-
09 Juni 2021 - 23:08
Belle:
Je hebt er nu niks meer aan, maar een tubeless band kan je prima gebruiken in combinatie met een binnenband. Ik rij zelf met veel plezier tubeless (nooit meer een lekke band). Tubeless banden zijn wel wat lastiger omleggen omdat de hiel strakker aansluit op de velg (om luchtdicht af te sluiten). Maar voor de rest ziet het eruit als een normale buitenband. Als er een scheur in de band komt, dan stropt iemand die tubeless rijdt er ook een tire boot en een binnenband in omdat de sealant wel gaten maar niet een scheur kan dichten.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley