Vicky Bliss en Takkie B
Door: Richard van Dijke
Blijf op de hoogte en volg Richard
09 December 2019 | Namibië, Rehoboth
Op mijn kaart zag ik dat er allerlei wandelroutes waren in de omgeving van Aus en op een middag besloot ik eens de omgeving te verkennen. De route naar het gebied met wandeltrajecten voerde naar een lodge. Op een bord stond dat de toegang beperkt was, maar omdat men niet specifieker werd ging ik er gemakshalve vanuit dat ik voldoende geautoriseerd was om verder te lopen. Ik liep langs een receptie, passeerde twee hekken en stond in een natuurgebied in de bergen, en ik hoopte dat dit openbaar gebied was. Ik volgde een aangegeven route naar een uitzichtspunt, het pad werd smaller en later klauterde ik verder over rotsen. Het zijn van die momenten dat je weet dat je op vakantie bent: als je hotel, terras of camping achterlaat om die heuvel in de buurt eens te beklimmen, naar die ruïne of dat uitzichtspunt. Het uitzicht dat ik hier kreeg verraste me totaal. Ik dacht dat het uitzichtpunt bedoeld was om uitzicht te bieden over het berggebied, maar de top openbaarde een ander panorama aan de andere kant: ik keek een prachtige, grote woestijn in waar een spoorlijn doorheen liep. Ik bleek helemaal niet zoveel energie te hebben voor een middagvullende wandeling en keek al weer uit naar thee op de camping. Ik nam een iets andere route terug en passeerde nu een bord waarop stond dat dit het startpunt was van alle wandelroutes en dat er een 'permit' vereist was om dit gebied te betreden. Met een gezicht dat zei 'ik hoor hier, ik heb betaald' liep ik terug, over het terrein van de lodge, terug naar mijn campsite.
Aus werd mijn nieuwe uitvalsbasis, net als Upington eerder. Ik ging een ronde rijden ten zuiden van Aus voor een paar dagen. Daarna zou ik westwaarts rijden naar Lüderitz aan de kust en weer terug. Tussendoor zou ik mijn vochtvoorraad aanvullen in Aus, en achteraf zou ik weer één of twee dagen in Aus verblijven voordat ik verder noordwaarts ging, langzaam in de richting van eindpunt Windhoek.
In het winkeltje in Aus kocht ik vele flessen limonade en vroeg of ik met een pinpas kon betalen. 'I'm a man, I want cash', zei de oude vrouw. Ik keek haar streng aan en met een wandelstok sjokte ze naar haar kantoor om het pinapparaat te halen. Even later was ik klaar voor de eerste tocht. Ik reed die typisch Namibische bergwereld in: geen slingerwegen, geen haarspeldbochten, nauwelijks steile hellingen, maar vrij rechte wegen, vrij vlak en met bergen die geïsoleerd in het landschap liggen. Na een nacht in een rivierbedding verliet ik het asfalt en na het passeren van een veerooster verdwenen zelfs de hekken om me heen en reed ik vrij door de natuur. Ik reed op een gebergte af en kreeg die bergen later echt om me heen en het gravelpad volgde een rivier, in dit seizoen niet meer dan een bedding. Vaak kruiste de bedding de weg, dan gleed ik naar beneden, stuiterde over een stuk wasbordweg en stond stil voor de klim weer aanving. In een pauze ontdekte ik dat er in één van de tassen iets mis was gegaan. Ik had in Upington een flesje goedkope kettingolie gekocht. Goedkope olie volstaat, maar helaas is de verpakking in dat geval vaak ook goedkoop en het flesje was opengetrild. Gelukkig bewaar ik mijn olie in een hersluitbare plastic verpakking, maar ook die was niet volledig oliedicht en ik zag een vette vlek in mijn gereedschapstas. Ik smeerde mijn ketting met de laatste olie uit mijn oude flesje, hevelde de nieuwe olie in het oude flesje en deed het nieuwe flesje met een klein restant in mijn afvalzak. Later zou ik het besmeurde textiel wassen, maar nooit meer zou de olielucht uit de tas verdwijnen. In de avond noteerde ik mijn kilometers en het spreadsheet toonde het nieuwe totaal: 131313.
Langzaam werd de omgeving weer alledaagser. De hekken keerden terug, ik zag veel vee en de vliegen werden met de dag hinderlijker. Aan het eind van mijn ronde werd ik nog eenmaal getrakteerd op een uitzicht met woestijngrond tegen een achtergrond van tafelbergen. Verscholen achter het spoor bracht ik de nacht door en in de ochtend was ik weer in Aus. Ik kocht nieuwe flessen limonade en brood en richtte het vizier op Lüderitz aan de oceaan, te bereiken over een doodlopende weg van 129 km. De nieuwsgierigheid naar de woestijn was sterker dan de weerzin om het traject tweemaal te rijden. Ik reed weer langs dat feeërieke landschap waardoor ik enkele dagen eerder gewandeld had. Ik lunchte op een picknickplaats aan de weg. Je weet dat je de westerse wereld verlaat als voorzieningen voor recreanten langzaam uit beeld verdwijnen en daarom is Namibië wat verwarrend mijn zijn overdekte banken en tafels. Het leek wel of er steeds een schepje bovenop werd gedaan. Eerder zag ik picknickplaatsen met witgeschilderde vrachtwagenbanden als decoratie, één met een toilet en de huidige was niet alleen volledig ontdaan van glasscherven, maar ook nog eens keurig aangeharkt. Ik daalde af vanuit het gebergte en ik kreeg een woestijnvlakte om me heen. Rechts lag het Namib Naukluft Park en wat er links lag was even mooi, maar of het beschermd was was me niet geheel duidelijk. Hekken verdwenen en ik zag wilde paarden, vermoedelijk nazaten van gevluchte Duitse legerpaarden uit koloniale tijden. De picknickplaatsen, steeds rechts gelegen, waren vanaf hier omheind met een solide hekwerk, eerder een kooi zonder dak, en je moest even slalommen om er binnen te komen, dit alles om aan te geven dat dit een vrijhaven was en het gebied eromheen verboden. Ik reed verder, licht dalend naar zeeniveau, door die woestijnvlakte met bergen en links een spoorbaan, en in de avond had ik een klein probleem. Aan de rechterkant mocht ik zeker niet kamperen, en links kon ik me niet verbergen achter het laaggelegen spoor. Maar toen ik bij een spoorwegovergang aankwam zag ik een heuvel in het land liggen op een kilometer afstand. Ik oordeelde dat als het overal verboden was om te kamperen dan kon ik dus overal gaan staan, dan was het overal even strafbaar en stond ik liever onzichtbaar in een mooi gebied. En dus liep ik de woestijn in. En het was fantastisch. Een kilometer verder stond ik in de grootsheid van de woestijn, de atmosfeer dempte het zonlicht en dat had een gunstige uitwerking op het uitzicht. Op een helling zette ik de tent neer in een indrukwekkende wereld die even helemaal voor mij was.
De woestijn werd ruwer. Ik reed door een gebied waar grote voertuigen dagelijks in de weer waren om zand van de weg te schuiven. Ik reed langs imponerende muren van zand langs de weg en ik kwam aan bij 'ghost town' Kolmanskop. Ik wilde er even rondstruinen maar zag overal arbeiders en auto's met toeristen; het was me hier te druk voor een verlaten stad. Ik naderde Lüderitz maar bewaarde het voor de volgende dag, eerst wilde ik het schiereiland verkennen dat ten (zuid)westen van Lüderitz in zee ligt. Ik doorkruiste de zuidgrens van het schiereiland, langs duinen, heuvels, gesteente en lagunes, en reed langs de mooie baaien aan de westkant. Aan de noordzijde zag ik flamingo's, één van hen kwam aanvliegen en dat was prachtig om te zien want deze roze flamingo was rood onder zijn vleugels. Op het noordelijkste punt was er een vuurtoren en een kleine camping, maar liever dan die camping zou ik een klein privéstrandje vinden om de nacht door te brengen en ik fietste verder door. De oostkant van het eiland was echter lang niet zo idyllisch, al had ik wel een mooi zicht op Lüderitz, zeker toen de duisternis inviel en er steeds meer lichtjes aangingen. Het was alsof ik in vanaf een boot naar een Kroatisch kustdorp keek. Ik vergat mijn privébaai en zette de tent op in de heuvels.
Lüderitz is een mooi plaatsje met Duitse gevels en nog meer specifiek Duitse aangelegenheden, zoals een Kegelbahn en een Männer Turn Verein. Om het een Afrikaans karakter te geven was er veel volk op straat en voor het bord 'No vendors' werd fruit verkocht. Lüderitz zelf had ook een minischiereiland en hier was eveneens op de punt een camping. De verhouding tussen prijs en aanbod was me alleen niet naar de zin. Er was in het centrum ook nog een hostel met mogelijkheid tot kamperen, maar hostels pasten niet in deze fase van de reis, ik genoot teveel van het isolement. En dus beperkte ik mijn verblijf tot een sightseeing en reed langs de haven, langs een speeltuin en door alle straten in het centrum. Ik vulde mijn tassen met voedsel want de volgende grote supermarkt lag ver weg op mijn route en na een late lunch begon ik aan de tocht terug naar Aus, terug van zeeniveau naar pakweg 1400m. Er was hier een zeer krachtige wind en op dit slingerende deel van het traject kwam hij geregeld van rechtsvoor en werd ik, linksrijdend, vaak de berm ingeblazen. Uiteindelijk ben ik daar maar blijven rijden en soms ging ik lopen, als de helling te steil werd. Later ging ik recht naar het oosten en draaide de zuidenwind iets naar het westen en zo kon het gebeuren dat ik de wind in de rug kreeg en dat kon ik goed gebruiken. Ik reed zo lang mogelijk door om te profiteren van de wind, denkend aan de volgende dag waarop ik mogelijk weer traag omhoog zou rijden temidden van een wolkje vliegen. Ik had nu ook eindelijk de zon eens pal in mijn rug in plaats van in mijn ogen en dat was wel zo prettig en het uitzicht werd er ook nog eens mooier op. Toen de zon verdwenen was controleerde ik bij een afwateringsruimte of ik me hier achter het spoor zou kunnen verstoppen met mijn tent en dat bleek net te lukken. Ik probeerde nog om een laag van tien cm zand te verwijderen om iets lager te staan maar dat was dom, bij afwateringsruimtes zijn er meer mensen die zich even verstoppen en er lagen verrassingen verborgen onder het zand. Gelukkig droogt poep pijlsnel in de woestijn en had mijn actie niet al te dramatische gevolgen. Toen de tent stond, klapperend in de wind, stond ik ineens in een fel licht. Wat was dat? Was ik nu al betrapt? Deze dag, komend vanuit het westen, had ik wél een bord gezien waarop stond dat beide kanten van de weg even verboden terrein waren, dus ik stond hier illegaal. Gelukkig was het geen politie, het was een trein. Ik had 'm niet horen aankomen in de wind.
Ik was vroeg actief in de ochtend. In het licht was ik zichtbaar en ik wilde snel weg van deze plek. Ik was eerder op dan de zon, dat gebeurde niet vaak, en toen ik eenmaal reed en hij in mijn gezicht scheen vroeg ik me af waarom een laaghangende zon in de ochtend zoveel minder hinderlijk is dan in de namiddag. De resterende 56 km en 850 hoogtemeters terug naar Aus pasten precies in een ochtend, om 11.59 uur nam ik de afslag en reed voor de derde maal het plaatsje binnen. Mijn oude stek was vrij en ik was blij toen ik na een kleine week weer in mijn vertrouwde, beschutte hoekje zat op de Namib Garage Camping. Ik pakte de kaart erbij en plande een nieuwe tocht. Ik controleerde in hoeverre ik met mijn fiets door nationale parken kon rijden en concludeerde dat ik er beter omheen kon rijden om de kans te verkleinen dat ik, net als eerder dit jaar, lange stukken terug moet rijden omdat fietsers geweerd worden. Ik verbleef twee nachten in Aus en had graag nog langer gebleven maar dat voelde toch ook weer niet goed; ik had niet zoveel meer om handen hier en het was maar een week geleden dat ik hier vijf nachten stond. En dus vond ik dat ik weer op pad moest. Hoe lang zou het duren voor ik weer een plek vond waar het zo goed was als hier? Het voelde alsof ik een eiland verliet en ging zwemmen, niet wetend wanneer ik veilig bij een volgend eiland zou aankomen. En dat zou een heel treffende metafoor blijken te zijn.
Mijn plan was om over gravelwegen zo dicht mogelijk langs het Namib Naukluft Park noordwaarts te reizen, ongeveer parallel aan de B1, de hoofdroute naar Windhoek, zo'n 150 km oostelijker. Ik zou dan na zo'n 300 km uitkomen ter hoogte van Sossusvlei/Dead Vlei, de hoofdattractie van Namibië. Al sinds de start van mijn blog staat boven mijn verhalen, en dus ook dit verhaal, een afbeelding uit dit wonderlijke gebied, en wees niet verbaasd als dat een foto is. De kans was wel klein dat ik daar daadwerkelijk zou komen want de afstand is te groot om er heen te fietsen binnen de openingsuren en in andere manieren om er te komen had ik nu geen interesse.
Het werd een onplezierige doorstart, eerst op de C13 en daarna de D707. Zanderig, veel wasbord en ik werd geteisterd door vliegen. Ik had een doorlopende behoefte ze te vermoorden. Ik zong een lied, op de melodie van Karma Chameleon van Culture Club: 'Kom maar, kom maar, kom maar, kom maar, kom maar, kom máár vliegje. 'k Maak je kapot, 'k maak je kapo-ho-ho-hot'. Eén keer sloeg ik en maaide mijn kompasbel van het stuur. Einde verhaal. Voor de bel. Niet de vlieg. Om me heen had ik weer hekken, en tussen hek en pad lagen struikjes die niet hoger dan 30 cm waren. Die avond lag ik achter de slechtste beschutting ooit maar het maakte niet uit want hier reed na zessen niemand meer. Op zanderig gravel ging ik de volgende ochtend verder, onophoudelijk gevolgd door mijn schare gevleugelde aanhangers. Nu ik mijn hoofd verpakt had in een net en mijn armen in mouwen wisten ze moeiteloos mijn onbedekte vingerkootjes onder het stuur te vinden en ik trok sokken aan over mijn fietshandschoenen. De mens is op de maan geweest, bestudeert zwarte gaten met supertelescopen, weet het menselijk dna volledig te ontrafelen, maar heeft nog geen middeltje tegen vliegen kunnen ontwikkelen anders dan een netje voor over het hoofd of een hoed met bengelende kurken. Een groep oryxen vluchtte voor me en ik pikte hun boom met schaduw in voor een lunch. Het werd een lange lunch omdat ik aanhikte tegen de middag. De middagen werden simpelweg te lang voor zwaar fietsen door zand bij 40 à 45°C. In de ochtend had ik nog gravel, dat was al weer enige uren geleden. Ik ging verder, steeds minder fietsend en steeds vaker duwend. Ik wilde niet opgeven, de investering om zover te komen als ik was gekomen was groot geweest. Maar deze weg was nog 70 km lang, en dan was ik niet in een dorp, nee, dan was ik op een kruising, en volgde er weer een nieuwe gravelweg. Ik bleef maar doorduwen. En toen zag ik dat er al twee uur verstreken waren sinds de lunch. En ik was vier km verder gekomen. Ik moest stoppen en omkeren, dit was een heilloze missie. Ik moest die zwaarbevochten 48 km terugzwoegen naar de C13. Mijn besluit om te keren bracht geen opluchting. Ik had veel energie verbruikt en de terugtocht was alleen maar zwaarder. Mijn batterij raakte leeg maar er was geen gelegenheid om vroegtijdig te stoppen, er was geen beschutting. Even ging ik op de weg liggen in de schaduw van mijn fiets en luisterde wat muziek. En ik verwonderde me nog eens over de toiletgewoontes van mijn medemens. Ik had het al op zoveel plaatsen gezien, over heel de wereld, en hier in de berm weer. Mensen deponeren een drol, scheuren een meter papier af, vegen één keer en duwen dan het gebruikte uiteinde van het papier in de drol. Negentig cm ongebruikt papier wappert in de wind. Geen idee waar dit gebruik vandaan komt. (Misschien denkt 90% van mijn lezers nu: 'Ja, en? Hoe doe jij het dan?'). Ik ging verder, zo goed en zo kwaad als het ging, en om 18.30 uur vond ik het genoeg en zette de tent op. In fases voltooide ik mijn avondroutine bij 30°C, steeds met rust tussendoor. Zou ik de volgende dag weer genoeg energie hebben om de resterende 29 km terug te rijden naar de C13 en 50 km noordwaarts te rijden naar Helmeringhausen?
Ik werd gedwongen lang rust te nemen want de storm die opkwam in de nacht bleef in de ochtend voortrazen. Alles lag onder het zand en steeds werden nieuwe zandvlagen onder de rand van de buitentent door geblazen en uitgestrooid over de binnentent. Ik ontbeet, luisterde naar podcasts en lunchte, en toen was ik het wachten zat. Ik had een manier uitgedacht om de tent schadevrij af te breken in de krachtige wind en die ging ik ten uitvoer brengen. Ik liet alle haringen staan, haakte de binnentent los van de stokken en poogde de stokken onder de buitentent vandaan te trekken. Mijn plan lukte. Twee Italianen reden langs in hun huurauto en deden een royale geste, ze gaven me een vijfliterfles water. Dat gaf me meer speelruimte om mijn doel te bereiken, al was dat inmiddels een bijgesteld doel: 29 km terug naar de afslag en dan 7 km naar een camping. Dat leek me ambitieus genoeg. Nu ik weer fietste was de krachtige wind een probaat middel tegen de vliegen. Ze streden hard om me mijn gezicht te bereiken, maar ik lachte ze vierkant uit. Het lachen verging me toen ik merkte dat mijn energie wel weer erg snel opraakte. Ik bleef doorzwoegen bij gebrek aan een geschikte plek om even te liggen. De wind verzwakte en de zon brandde. Na 23 km zag ik een plek waar ik me een beetje kon verstoppen. Het was vier uur. Ging ik drie uur smoren in de tent? Of ging ik met een lege batterij verder? Ik twijfelde een tijd. En ik besloot te stoppen. Liever gaarstoven dan volledig instorten. Ik zette rudimentair mijn tent op. Twee Duitse vrouwen passeerden en reden even later terug. 'Gaat het wel goed?', vroegen ze. Ik gaf een eerlijk antwoord maar bedankte voor het aanbod om me naar de camping te rijden. Ik vertrouwde erop dat ik die 13 km morgen kon rijden. Het was hard gegaan met mijn water en ze hevelden twee liter water over in één van mijn lege flessen. Ik kon nauwelijks meer staan en ging zitten op de weg, en wachtte tot ik de fles overhandigd kreeg. Ik ging in mijn tent liggen, met een deels geopende rits die klapperend de vliegen op afstand hield. Ik lag en wachtte tot het later werd. Na drie uur verdween de zon. Ik zette alsnog de tent fatsoenlijk op. Met kaarsvet en een tang kreeg ik een gare tentrits weer sluitend. Het zweet in mijn kussen was afgekoeld en dat voelde goed, ik ging verder met liggen. Later at ik wat, in fases, en alleen voedsel dat vloeibaar genoeg was zoals fruit in blik. Verder deed ik niets meer, tot ik rond elven echt in slaap viel. Derde nacht op hetzelfde stuk weg van 48 km.
Ik werd met meer energie wakker dan verwacht, misschien was er meer mogelijk dan het halen van die camping op 13 km. De weg ging flink op en neer, dit had ik de vorige dag zeker niet meer gekund. Na de afslag ging de weg alleen nog maar omhoog. Het was weer een flinke aanslag op mijn energiepeil, en ik beperkte mijn ambities. De camping lag een kilometer van de weg af, althans, dat dacht ik. Toen ik bij de bewuste boerderij aankwam kreeg ik te horen dat hier slechts de receptie was en dat de eigenlijke camping aan de andere kant van de hoofdweg lag. Ik vroeg of er stroom was maar dat was niet het geval. Ik zei dat ik stroom nodig had om thee te zetten, koffie, en om noodles te bereiden. De Duitse mevrouw wilde me wel een thermoskan met heet water meegeven maar daar voelde ik niets voor, dat zette geen zoden aan de dijk. En toen zei ze dat er verderop op het terrein een keuken was met een fornuis, en een sanitair blok erbij, daar kon ik ook kamperen. Dat klonk al een stuk beter. Ik nam mijn intrek in het keukentje, de tent liet ik fijn in de zak. Ik waste mijn handen en daarmee was het water op, meer zat er niet in de leidingen. Op mijn verzoek werd elders mijn vijfliterfles gevuld. En ik ging water koken. Ik dronk een mok koffie. Droog, taai slijm kwam los in alle hoeken van mijn mond en keel. En toen zag ik dat ik een bericht had op mijn telefoon. Ik was als een kind zo blij. Zondag had mijn vader mij de uitslag van Groningen - Feyenoord ge-sms't, en nu, op woensdag, was dit bericht net voor mijn aankomst alsnog binnengesijpeld. Een bericht uit de buitenwereld! Geen bevredigende uitslag, maar ik was weer op de hoogte. Ik dronk nog een koffie, en nog één. Drie thee volgden, en twee soep, en nog weer drie thee. Dat was vast een begin, 3,3 liter, en ik spreidde mijn mat en ging even liggen. Vocht en rust, dat had de hoogste prioriteit. Later volgde er voedsel, in fases want eten ging erg moeizaam. Er was me veel aan gelegen in één dag grotendeels te herstellen want ik wilde hier niet nog een dag in deze bloedhete ruimte doorbrengen. Buiten was het nauwelijks koeler en daar waren ook nog eens vliegen. En rook, want het boerderijpersoneel woonde in de buurt van mijn keuken. De langdurige hitte en het gebrek aan afkoeling begonnen me ernstig parten te spelen. Later op de avond probeerde ik te slapen met een open raam. Van alles begon om me heen te zoemen. Toen een nachtvlinder tegen me aan blééf botsen was ik het zat, zette alsnog buiten de binnentent op en sliep daar.
Ik was een stuk opgeknapt en zou deze dag de 43 km naar Helmeringhausen moeten kunnen rijden, daar was een echte camping, zo leek het, en daar zou ik een dagje aanvullend kunnen herstellen. Er was weer stromend water en ik greep de kans aan om een douche te nemen, je weet immers nooit zeker wanneer de volgende mogelijkheid zich voordoet, dat had ik inmiddels wel geleerd. Vertrouw nooit op wat komen gaat. Ik ging weer op pad en reed aanzienlijk sneller dan die 5 à 7 km/u van de vorige dagen. Mede omdat er een flinke daling in de route zat haalde ik Helmeringhausen zonder veel pijn en moeite. Helmeringhausen was weinig meer dan een hotel met kampeertuin en een winkel. Bijna kwijlend stond ik voor de koeling van de winkel. Een pak sap? Drinkyoghurt? Ineens bedacht ik dat als die kampeertuin niet aan mijn minimale wensen voldeed ik weer verder moest, en dan kon ik beter een shot cafeïne hebben. En dus ging ik toch eerst daar kijken. 'Sorry, no wifi', stond er op een schoolbord voor het hotel. Ze probeerden er nog een positieve draai aan te geven, met een tekst als: 'Vergeet de buitenwereld even en geniet van ons aanbod'. Aan het personeel voor de deur vroeg ik naar het aanbod. 'Er is geen wifi en geen stroom', zei een van de bediendes. Dit was een goede verkoper. De prijs was nog hoger dan de al vrij hoge prijs die ik de vorige nacht betaalde. Ik kon het niet laten: 'Dus je hebt bijna niets te bieden, en vraagt daar een hoge prijs voor. Waarom is dat?'. 'Het water moet van ver komen, en dat maakt het duur', was het antwoord. Het was duidelijk, ik moest verder. Ik dacht aan mijn eilandmetafoor. Ik zwom en was vermoeid maar al wat ik tegenkwam waren rotsen waar ik me even aan vast kon klampen. Ik nam alsnog een cola uit de koeling van de buurtsuper, een cola die eigenlijk helemaal niet zo koud was als ik hoopte. Ik spreidde mijn kaart uit, er moest een vervolgplan komen. Ik dronk cola en dacht meermaals dat ik verzadigd was, maar steeds had ik na vijf minuten weer dorst en zo gingen er toch twee liters naar binnen. Ik besloot mijn oorspronkelijke plan te hervatten, ik ging weer koers zetten naar de oostrand van het Namib Naukluft Park. En dat ging met een groter gemak dan ik gedacht had. Ten eerste had ik de middag gebroken door halverwege twee uur wat anders te doen dan fietsen, ten tweede had ik twee liter cola in mijn mik en ten derde was er bewolking gekomen en dat had de wereld afgekoeld. Ik had voldoende energie om lang door te fietsen en een start te maken met een klim die ik de volgende ochtend voltooide. Ik daalde af in een vallei en zag verderop een nieuw gebergte en de weg die er tegenop liep en erin verdween. Tijdens de lunch was er zowaar een piepklein beetje regen. De nieuwe klim viel mee en in de loop van de middag was er een voor mij betekenisvolle kruising: links lag die vermaledijde D707, ik was nu op de kruising die eerder 70 km voor me lag toen ik besloot om te keren. Na nog eens 24 km was ik in Betta, een pleisterplaats in de woestijn, in Australië zou het een roadhouse heten. Dit was een tankstation met restaurant en een campsite. Er was geen noodzaak meer om hier te overnachten maar ik keek er rond en dit was een mooie camping met prima faciliteiten en een goede prijs. Er waren vier kampeerplaatsen, vrij dicht bij elkaar in ruitformatie, en iedere plaats had een ommuurde en overdekte ruimte met een tafel en banken, met daarnaast een ruimte met een wasbak en barbecue. Erachter was een overdekte eigen parkeerplaats, met een trap naar het dak waarop een reling was aangebracht. Je kon er naar de zonsondergang kijken of onder de sterren slapen, maar dat was voor de romantici; ik zou verblind raken en 's nachts van het dak waaien. Verder waren er meerdere chalets. Alles was met veel oog voor sfeer gebouwd en met genoegen nam ik een plaats in. Er was één gezin, en de getatoeëerde vader kwam vragen of ik meeat. Een vriendelijke geste maar ik bedankte, en vroeg me af waar ik hem van kende. Plots wist ik het. Dit was de Nederlandse presentator Dennis Weening. Nou ja, bijna dan. Het brood dat ik in Helmeringhausen kocht was droger dan gedacht en moest op. Ik brak een blik corned meat (gemaisd vlees) aan en werkte een set boterhammen weg en voor, tijdens en na de maaltijd gingen er in totaal weer negen mokken thee doorheen. Mijn drankgebruik begon groteske vormen aan te nemen. Zo'n bakkie thee gaat er toch goed in. Wist u dat ik graag medeklinkers verwissel? Dat doe ik om de klaverhap. Een bakkie thee noem ik daarom Takkie B. Goede naam ook voor een rapper. My name is Takkie B, the all-time great. I bust the most rhymes in New York state.
Ik besloot te blijven. Een dagje rust kon geen kwaad. Vlak na het ontbijt zag ik een oryx op het terrein lopen. Ik liep er naartoe en hield halt op korte afstand. Het beest kwam zowaar op me af en likte aan mijn been. Ik pakte de bucket list erbij en vinkte 'Gelikt worden door een oryx' aan. Ik vulde de dag met wat klussen. In de vroege avond, na mijn maaltijd van droëwors en sperziebonen, begaf mijn stoel het, net even een maandje te vroeg. En toch had ik geen goedkope rommel gekocht. Ze waren er van 10, 11 en 12 euro en ik kocht die van 12 euro. Ik had nieuwe buren. In de middag hadden ze me al bier aangeboden maar dat leek me wat vroeg. Later op de avond richtte ik de blik vast op de volgende dag en gaf ik de voorkeur aan een vertrek met een fris lijf en hoofd, zeker na wat ik doorstaan had, en dus bleef ik op mijn eigen terrein. Dat betekende wel dat ik enig rumoer moest overstemmen met oordoppen met muziek, maar omdat ik mijn collectie pas ververst had had ik het nog best naar mijn zin. Om half twee was het rustig. Ik ging mijn tanden poetsen. Ik zag dat er nu nóg een plek bezet was, er stond een lege fles wijn op tafel. Ik deed het licht uit, ik ben altijd de laatste, en keek naar de sterren.
Ik ging de uitdaging aan. Ik ging 202 km rijden naar de volgende pleisterplaats, Bullsport. Halverwege lag de afslag naar Sesriem, de uitvalsbasis voor trips naar de rode duinen en de dode bomen op witte vlaktes van Sossusvlei en Dead Vlei, maar hier zou ik vanaf zien. Met 16 liter Fanta in de varianten Grape, Pineapple en Orange, 3 liter cola en 5 liter water ging ik op weg. Mijn tocht duurde niet lang. Na 7 km begon ik mijn fiets door het zand te sleuren en na een halve kilometer hield ik daarmee op. Afgelopen met die flauwekul: 202 km en er was nu al niet door te komen. Klaar. Kortste weg terug naar het asfalt. En dat betekende 7,5 km terug en 101 km door naar Maltahöhe. Ik was vol energie begonnen, maar dorstig en vermoeid kwam ik weer aan in Betta. Goed moment om te lunchen. Twee liter nog koude cola verdwenen tijdens deze lunch, er was geen noodzaak meer zuinig aan te doen. Over een degelijke gravelweg reed ik die middag verder en de volgende dag werd de weg zelfs schoongeveegd. Mijn bierburen passeerden me en gaven me een flesje ijsthee. Bij nader inzien was het een ijstheeflesje gevuld met water. Omdat het van onbekende herkomst was en ik al teveel water had gaf ik het aan de eerste de beste aardige plant, één zonder slag- of steekwapens.
Maltahöhe had onder andere een kunstinstelling met backpackerfaciliteiten, een grote moderne Nederduitse kerk en een supermarkt. Ik was mentaal een beetje in een leegte beland. Moest ik hier iets? Mijn oude plan ging niet door maar er was nog niet echt een nieuw plan, niets anders dan het asfalt bereiken en dat had ik nu bereikt. Ik ging maar gewoon op dat asfalt rijden, door naar Mariëntal. Dat reed op zich al een stuk vlotter maar ik had ook nog eens een stevige wind mee. Ik was veel te vroeg bij de laatste afslag die ik kon nemen deze dag om mijn tent op te zetten, het zou nog twee uur licht zijn en ik wilde verder vliegen. En dus nam ik het risico dat ik zou stranden tussen de hekken langs deze relatief drukke asfaltweg. Ik kreeg het wat benauwder toen het daadwerkelijk begon te schemeren en de eerstvolgende afslag toch echt nog 40 km voor me lag, maar ik werd gered. Ik ontdekte een afwateringsruimte onder de weg, eigenlijk drie ruimtes naast elkaar, ieder ter grootte van een vrachtcontainer. Dat was voldoende om een tent kwijt te kunnen. Ik zette vanwege de hitte alleen de binnentent op en nog was het binnen 32°C. Met die hitte kon ik niets uitvoeren en ik draaide nachtrust en avondroutine om. Uitgerekend op een zeldzame avond dat ik zonder buitentent slaap gaat het regenen en ik stond net niet ver genoeg binnen om helemaal gevrijwaard te zijn van vocht. Ik bracht alsnog de buitentent aan, ook omdat de wind vrij stevig werd.
Op een zwaarbewolkte dag begon reisdag 2100, de dag waarop ik voor de 1400e keer in een tent zou liggen na 1234 uur fietsen in zuidelijk Afrika. De wind was gekeerd, het vertraagde mijn tempo maar het was goed tegen de vliegen. Omdat ik weer op asfalt reed waren de picknickplaatsen terug in beeld en dat was een welkome ontwikkeling nu ik geen stoel meer had bij de lunch. Ik at een 'sweet curry vegetable mix' en, zoals zo vaak, een blikkie vis, of, in mijn eigen terminologie, Vicky Bliss.
Mariëntal is vergeleken met het gebied dat achter me lag uitbundig groen. Er liep water door betonnen geulen en ik zag rijen overvloedig bevloeide naaldbomen. Ik was nu bij de B1 aangekomen, de hoofdroute naar Windhoek. Ten noorden van Windhoek, in april, had ik nog ruimte op de weg maar hier ontbrak de vluchtstrook en al heel snel reed ik over een pad parallel aan de weg. Toen dat ophield pakte ik de kaart erbij en ging maar direct een andere route rijden, want deze te nauwe weg beviel me niks. Ik koos ervoor een route over gravel te nemen die ten oosten van deze hoofdweg lag. Toen ik daar eenmaal reed was ik blij met de rust maar vond ik het jammer dat ik ook hier weer tussen hekken reed. Zo goed als al het land, alle natuur, is bestemd voor vee. In gedachten verplaatste ik het Namibische bestemmingsplan naar Nederland. Alle duinen aan de Noordzeekust, de Veluwe en alle Brabantse bossen worden omheinde privégrond en er komen koeien en schapen te grazen. In polders komen tussen sloot en weg hekken te staan. Mensen die de natuur in willen en dieren willen zien worden verwezen naar de Beekse Bergen.
De weg werd slechter. Wasbord en gruis, fietsen en duwen. Nu ging ik me zeker niet laten weerhouden. Deze weg was nog 'maar' 40 km lang en ik had zeker geen zin om terug te gaan en alsnog over de B1 noordwaarts te gaan. Gelukkig werd het nergens echt dramatisch.
In de ochtend had ik regen op mijn tent. Daar had ik weinig bezwaar tegen, nu had ik de kans langer te slapen. En daarna vond ik het niet eens erg om er doorheen te fietsen, het was lang genoeg heet geweest. Ik keerde nog niet terug naar de hoofdweg maar pakte een nieuw stuk parallelweg naar het noorden. Na een halve dag mocht de regen wel ophouden van mij. De route beviel me ook niet met al die gesnoeide en verbrande struiken in de berm; het betekende een rommelige omgeving, stank en een gebrek aan plekken om me achter te verstoppen. Gelukkig was er aan het eind van de dag een stuk natuur intact en kon ik me verschuilen achter een grote struik. Het was vreemd om de tent op te zetten op modderige grond en natte tassen naar binnen te dragen.
In de nacht was er nog steeds regen. Dat vond ik niet erg. Maar toen het licht was hoorde ik nog steeds regen. Dit begon serieuze vormen aan te nemen. Rare zomers hier. Ik was gewend om mijn zweetsokken 's morgens droog terug te vinden in mijn schoenen, en ook weer een droge zakdoek te hebben. Nu was alles wat textiel was en wat aan de lucht blootgesteld was klam. Ik ging de regen weer in en mijn route boog langzaam in de richting van de stad Rehoboth aan de B1. Zo'n 15 km voor Rehoboth was er plots weer asfalt. Ik reed de stad door en liet de boodschappen even achterwege, die waren niet heel urgent. Buiten Rehoboth lag een stuwmeer met een resort en daar had ik mijn zinnen op gezet voor een meerdaagse stop; ik wilde er zo snel mogelijk naartoe om aan de regen te ontsnappen. Ik had onderweg nog wel oog voor een opvallend bord in een tuin: 'TE KOOP: KANKERBOS'. Merkwaardige taal toch, dat Afrikaans. Ik klom naar het stuwmeer en moest tot mijn verbazing entree betalen om het gebied te betreden. Ik waagde de investering van twee euro en hoefde geen spijt te hebben. Lake Oanob Resort werd mijn nieuwe eiland. Dit was weer zo'n plek die alles had, en de duurste plaatsen, overdekt, aan het water en met eigen sanitair, kostten een tientje. Ik nam plaats op mijn ruime, overdekte privéterras boven het stuwmeer, een meer dat zich overal vertakte en vele inhammen had. En na 34 uur gemiezer brak de zon door.
Ik mag nog even. Ik kan nog één lijn trekken op de kaart van een week of drieënhalf, en dan moet ik me zo langzaamaan gaan melden in Windhoek. Onbewust perfect getimed in maart vorig jaar, de lengte van mijn Afrikareis is precies goed zo. Nog ruim drie weken fietsen, nog ruim drie weken mijn plannen voor 2020 aanscherpen. En dan... dan lonkt Nederland. Ik kan de boerenkool al bijna ruiken.
En ik zong een grote hit van Joan Jett & The Blackhearts: 'I love boerenkool. Dus doe nog maar een schep op mijn bordje, baby'.
-
09 December 2019 - 13:33
Ben:
Bewondering voor je doorzettingsvermogen en nog een paar mooie weken mvrg
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley